29 mei 2012

Ofwel zeg je iets, ofwel communiceer je (vpmc)

.
Luc Rademakers –hij kwam hier al eens ter sprake, maar mocht die naam u niets zeggen lezer: dat is de hoofdredacteur van de VRT-nieuwsdienst– welnu, deze Rademakers rest nog één zekerheid. Hij zal niet de geschiedenis ingaan als ‘the great communicator’. Die titel blijft veilig bij Reagan.
Het is zelfs een beetje onrechtvaardig om uit de massa voorbeelden van ‘communicatie’, nu juist dat voorbeeld van Rademakers te nemen, maar de actualiteit heeft haar rechten. Hoe dan ook, zodra het woord communicatie nog maar ergens valt, weet iedereen dat er iets niet pluis is, dat er een reukje hangt of dat er stront aan de knikker is.
Rademakers had een uitvoerig gesprek met Kathleen Cools in Terzake, maar om u niet nodeloos te vervelen met het voorgekauwde gecommuniceer dat de man daar ten beste gaf, heb ik hun gesprek wat ingekort. Cools was goed op dreef, en als u enig medeleven met Luc voelt opkomen, lezer, dan mag dat. In eerste instantie toch.



Vergissingen, verduidelijkingen, aanvullingen, het zijn allemaal zaken die bij ‘communicatie’ horen. Zelfs huichelarij en leugens kunnen eventueel. Bij dat laatste zou men kunnen denken aan de liefdevolle bescherming die hoofdredacteur Luc aan zijn journalisten biedt, want die bescherming maakte pas deel uit van een eerste correctie op de oorspronkelijke communicatie. Dat beoordeelt elk voor zich.


In 1967 of ’68 kocht ik een LP van Tom Lehrer uit 1963. Lehrer was hoogleraar wiskunde aan Harvard, maar in zijn vrije tijd ook entertainer, liedjesschrijver, pianist, en zoals hijzelf zegt: ‘perhaps the most glorious baritone voice to be heard on an American stage since the memorable concert debut in 1835 of Millard Fillmore’. 
Vóór elk van zijn liederen gaf Lehrer een gesproken inleiding, want hij trad vrijwel uitsluitend op voor ‘college audiences’ en als professor wist hij dat studenten hem soms niet begrepen. Hier gaat zijn inleiding over ‘communication’, en over moderne toneelstukken en boeken, waarin mensen zich beklagen dat zij daartoe niet meer in staat zijn, hoe liefdevol en beschermend ook zij alles bedoelen.


.
Speaking of love, one problem that recurs more and more frequently these days, in books and plays and movies, is the inability of people to communicate with the people they love: husbands and wives who can't communicate, children who can't communicate with their parents, and so on. And the characters in these books and plays and so on, and in real life, I might add, spend hours bemoaning the fact that they can't communicate. I feel that if a person can't communicate, the very least he can do is to shut up!
.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

27 mei 2012

De vraag is al pijnlijk genoeg (vpmc)

.
Zaterdag zaten bij Alain Finkielkraut, in zijn uitzending Répliques, Elisabeth Lévy, chef van het magazine Causeur, en Laurent Joffrin van de Nouvel Observateur. Hieronder een uittrekseltje, enkel een vraag van Finkielkraut, met twee kleine tussenwerpseltjes van de nieuwe observator.


Je reprends d’abord le titre d'Elisabeth Lévy: «La Gauche contre le Réel». Alors je vais vous donner un exemple, peut-être ridicule, et vous allez me ramener dans les cordes, mais voilà, j’ai vu quelque chose le soir de l’élection, à la Bastille. J’ai vu beaucoup de drapeaux étrangers, et même, des témoins m’ont dit qu’il n’y avait pratiquement que des drapeaux étrangers, et c’était (Alors voilà, on va parler de ça) l’élection nationale. Moi je ne sais pas ce qu’il faut en penser. J’aurais aimé que les journalistes (Mais vous savez bien que factuellement…), de quelque bord qu’ils soient, le notent, s’interrogent, réfléchissent, demandent. Peut-être que c’est anodin, peut-être que ça ne l’est pas. Je, je dis simplement que précisément on s’est plus ou moins arrangé pour ne pas voir ce qu’on voit, car on ne veut pas faire le jeu du Front National. Il y a des réalités qui ne sont pas nécessairement bonnes à dire. En tout cas, moi je vous pose la question.


.

Ik haal eerst de titel aan van [het boek van] Elisabeth Lévy: “Links tegen de werkelijkheid in”. Ik zal u daar een voorbeeld van geven, belachelijk misschien, en dan slaat u me de touwen in, maar kijk, ik heb iets gezien op de verkiezingsavond, bij de Bastille. Veel vreemde vlaggen heb ik gezien, en zelfs zegden getuigen mij dat er zo goed als alleen vreemde vlaggen waren, en dat was (Ja kijk, daar zullen we het over hebben) de nationale [presidents-]verkiezing. Wat je daarvan moet denken weet ik niet. Wat ik graag had gezien was dat de journalisten (Maar u weet heel goed dat feitelijk…), van welke kant ook, dit hadden opgemerkt, bij zichzelf hadden overlegd, bedenkingen gemaakt, vragen gesteld. Misschien stelt dit niets voor, maar misschien toch wel. Ik, ik zeg eenvoudigweg dat men min of meer overeen is gekomen, om niet datgene te zien wat er te zien was, want men wil het Front National niet in de kaart spelen. Er zijn feiten die niet noodzakelijk geschikt zijn om verteld te worden. In elk geval, ik stel u de vraag.
.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

26 mei 2012

Dáár komt die uitdrukking vandaan ! (vpmc)

.
Een boek beoordelen dat je nog maar voor een derde uit hebt, is gevaarlijk want verderop staan er misschien dingen in die je weer liever niet had gelezen, of er ontbreken zaken die er in hadden gemoeten. Ik zou me aan zoiets niet graag wagen, ook al zou ik in zekere zin mij dan beschermd mogen weten door het voorbeeld van Luc Rademakers. Om deze heer even voor te stellen: hij is het die op een wat mysterieuze manier aan het hoofd van de VRT-redactie werd geplaatst. En inderdaad, misschien hebben toen bij zijn benoeming een paar politieke of andere invloeden gespeeld, al is het evengoed denkbaar dat men enkel ‘s mans bekwaamheid en zijn staat van dienst in aanmerking heeft genomen, wie zal het zeggen.
.
Maar citeren uit een niet eens halfgelezen boek kan natuurlijk wél, en dat zal ik nu doen.
Misschien lezer, hebt u zich wel eens afgevraagd hoe redacties van kranten, radio of tv werken, en hoe zij tot hun eensgezindheid komen, althans voor de buitenwereld.
Van de Franse filosoof Alain de Benoist is in maart een boek verschenen onder de titel Mémoire vive (Éditions de Fallois, €22, 331 pp.). Het is een lang gesprek met François Bousquet, Frans journalist en schrijver. Beiden, de Benoist en Bousquet hebben het etiket nouvelle droite.
Of de Benoist een verklaring geeft voor het fenomeen van die eensgezindheid weet ik nog niet, maar alleszins heeft hij een halve eeuw geleden een nuttige term bedacht voor het verschijnsel:
.
« C’est aussi à cette époque [1963] que j’ai publié plusieurs articles dénonçant les «techniques d’ahurissement», c’est-à-dire les méthodes employées par les médias pour sidérer l’opinion et désarmer l’esprit critique. Ces techniques n’ont cessé de se développer depuis, aboutissant à ce que j’ai été le premier à appeler la «pensée unique», formule reprise ensuite dans Le Monde diplomatique et qui s’est répandue rapidement. » (p.75)
[Het is ook in die periode dat ik meerdere artikelen heb gepubliceerd waarin ik de “verbijsteringstechnieken” aan de kaak stelde, te weten de methodes die de media aanwenden om de publieke opinie met stomheid te slaan, en kritische opmerkingen geen kans te geven. Die technieken hebben zich sindsdien gestaag verder ontwikkeld, tot ze uitmondden in wat ik als eerste “la pensée unique”, het eenheidsdenken heb genoemd, een formule die daarna in Le Monde diplomatique werd overgenomen, en al snel de ronde deed.]
.
Voor zijn formule zijn er vanzelfsprekend alternatieven of benaderingen te bedenken. Politically correct is er zo een, maar ook dat blijft enkel een etiket. Het achterliggende mechanisme wordt er niet duidelijker door.
Hoe men tot een goed eenheidsdenken komt, hoe dat ongeveer in zijn werk gaat, leren we wél bij de genoemde Rademakers:
.
“Het is voor mij duidelijk dat diepgravende onderzoeksjournalistiek van VRT-journalisten het best gedijt binnen de schoot van de VRT-nieuwsdienst. Alleen dan zijn in alle fasen van het onderzoeksproces de juiste checks-and-balances en omkadering beschikbaar


Nu had ik hem zijn checks-and-balances liever in het Nederlands horen omschrijven. Het is een term uit de Amerikaanse politieke theorie, waar hij een precieze betekenis heeft, maar die hier niet veel te zoeken heeft. “Stevige inkapseling” zou ik als vertaling aan Luc willen voorstellen, maar we begrijpen allemaal dat een man die met de angst in zijn ogen allerlei verklaringen moet verzinnen, liever enige vaagheid laat bestaan.
.

Labels: , , , , , ,

Read more...

23 mei 2012

De fundamenten van de Duitse Flamenpolitik


De verwoede belgicist Bruno Yammine heeft in 2010 een doctoraat in de Geschiedenis gehaald. Van de KUL naar het Davidsfonds is een kleine en veel gemaakte stap, dus nu is zijn onderzoek in boekvorm verkrijgbaar. Zij schetst een stuk geschiedenis vrij adequaat, maar bereikt niet het doel dat men aan zijn werk toeschrijft: de criminalisering van de Vlaamse beweging.

Het standpunt van Yammine is geen geheim, en is bij Belgische doctoraatsjury’s ook allerminst taboe. Zo omschrijft hij Henri Pirenne als “belgicistisch” met aanhalingstekens (p.13), alsof Pirennes belgicisme slechts een flamingatische mythe was. Hij heeft evenzo zijn twijfels bij de “hereniging” van Vlaanderen en Nederland (p.91), alsof de eenheid van die twee tijdens de laat-Boergondische, vroeg-Spaanse en Nederlandse periode niet gewoon een feit was. Charles Rogier heet hier een “Fransman” (p.176), terwijl de Vlaamse beweging zich gewoon op een feit beriep toen ze België’s vierde en veelvoudigste premier (en meer algemeen de aanstokers van het separatisme van 1830) een Fransman noemde. “Zogezegd” vonden er vanaf 1830 onafgebroken transfers van Vlaanderen naar Wallonië plaats, zoals niet alleen recent wetenschappelijk bewezen is maar ook al betoogd werd door Julius Vuylsteke in 1868 (p.61).

Maar eens de mening van de auteur gekend, kunnen we wel wat van dit boek opsteken. De auteur rekent zich tot de school van KUL-prof. Lode Wils (Flamenpolitik en aktivisme, Leuven 1974, hier p.16), die beweerde dat de anti-Belgische stroming de vrucht is van de Flamenpolitik van de Duitse bezetter in WO 1. Maar uit de feiten die uitgerekend door deze rabiate belgicist gepresenteerd worden, leren we dat dit niet het geval is. Zo schreef August Vermeylen in 1895 dat “de flaminganten in se volstrekt niet Belgischgezind” zijn. (p.18) Vuylsteke stelde in 1861 dat “de meerderheid van de Vlamingen ‘1830’ betreurde”. (p.61) Maar vooral: reeds in 1830 was er een omvangrijke beweging van zogenaamde orangisten die de hereniging met Nederland nastreefde. Men vergeet soms dat België de vrucht is van een separatisme, en dat niet iedereen dit separatisme aanvaardde. Het beginnende België kreeg de orangisten slechts met bedreigingen en geweld klein. Er worden in België natuurlijk geen doctoraten aan gewijd, maar het belgicisme heeft zich schuldig gemaakt aan terreur.

Het is dus gewoon niet waar dat “de eerste ideeën over splitsing van België (…) door Duitsers hetzij door Vlamingen die in nauw contact stonden met Duitse nationalisten, geopperd werden”. (p.62) Er waren bijvoorbeeld onderhandelingen tussen de grootmachten over de splitsing van België toen dat pas gesticht was, naast de omvangrijke orangistische stroming die het hele land terug bij Nederland wilde.

De auteur verwerpt terecht het onderscheid tussen en liberale Duitsers, die tot 1848 de boventoon voerden en die bij Vlaamse liberale “germanofielen” inbegrepen de leiders van de Antwerpse Meetingpartij bewondering wekten (p.55), en Duitse autoritairgezinden die na 1871 de macht steeds meer naar zich trokken. In brede Duitse kring bestond immers de opvatting dat de Nederlanden bij Duitsland behoorden (of dat een “Vlaams koninkrijk” lid van de Groot-Duitse Bond moest worden, p.91) en dat het Nederlands op gelijke voet met het Nederduits een Duits dialect was. Ene Hippoliet Bauduin wordt geciteerd, die in 1859 in een Brussels liberaal-flamingantisch ‘Jaarboekje’ schreef dat de Germaanse volkeren door God uitverkoren waren (een echo van de Duitse nationalist Paul de Lagarde, die “in Duitsland de opvolger van Israël gezien” had, p.71) wegens hun “’schranderheid, moed en vrijheidsliefde’” terwijl de Latijnse invloed “‘bezoedeling van de geesten’ door despotisme” bevorderde. (p.53) Er bestond dus een pro-germanisme dat vrijheidslievend en anti-autoritair was, evengoed als het autoritaire en anti-democratische Geschwärm van de pro-Duitse stroming in de Vlaamse beweging van de jaren 1930 en ’40.

De Duitse Flamenpolitik had weliswaar zeer diepe wortels, lang vóór 1914: “Kortom, de Flamenpolitik was geen ideologische improvisatie en werd (daarom) mede gedragen door figuren die zich in de periode 1890-1914 beziggehouden hadden met de Nederlanden in het raamwerk van een vergroot Duitsland.” (p.324) Maar de enigen die de auteur weet op te sommen, zijn natuurlijk Duitse figuren. Zij deden er trouwens hun beklag over dat bij het enige initiatief waarbij zij daadwerkelijk enkele Vlamingen betrokken, het tijdschrift Germania (1898-1905), de Vlaamse redacteuren louter over cultuur schreven en niet in het politieke verhaal van annexatie van de Nederlanden door Duitsland meegingen. Tijdens de jaren 1840 waren er al Duits-Vlaamse zangfeesten waar de Duitsers eveneens teleurgesteld waren door de geringe Vlaamse politieke invulling. (p.46)

Het zal zeker wel zo zijn dat er al een Duits imperialisme bestond vóór 1871, toen het Tweede Rijk gesticht werd. Sommige Duitse imperialisten hadden dus een beleid gericht op de Noordzeehavens voor hun uitdijende vloot, met als deel daarvan de aanhechting van Vlaanderen: “Wij kunnen nu stellen dat de Duitse Flamenpolitik – of beter gezegd Niederlandepolitik – een continuïteit betekende in de vooroorlogse Duitse politiek in de brede zin des woords.” (p.350) Weliswaar waren de Duitse nationalisten, zelfs na 1871, radicaler dan een door verdragen ingesnoerde Duitse regering, en ”probeerde de regering zich te distantiëren van de Alduitsers die op buitenlands vlak een meer compromisloze politiek wilden voeren”. (p.350) Vandaar bv. dat het Alduitse tijdschrift Germania wegens geldgebrek ten gronde kon gaan, terwijl de Duitse staat toch geld genoeg had voor zijn propaganda.

Maar geleidelijk wonnen de imperialisten aan invloed binnen de regering in Berlijn. Daarom waren ideeën als Lebensraum in de Duitse bestuursklasse volledig ingeburgerd tegen 1914, en de inschakeling van Vlaanderen in een Groot-Duitsland of minstens een Duitse invloedssfeer ook: “Was de Duitse regering in de zomer van 1914 niet voorbereid op een Flamenpolitik, dan waren de Alduitsers dat beslist wel. (…) Er was geen enkel idee dat in de Flamenpolitik zou uitgewerkt worden dat niet al twee decennia eerder bestond of bekend was bij de Duitse nationalisten.” (p.351)

Bij de Duitse, ja, maar niet bij de Vlaamse nationalisten. Er was een germanofiele opiniestroming in de Vlaamse beweging, maar zelfs met een vergrootglas vindt men geen Vlaamse collaboratie vóór 1914. Zoals de auteur zelf aangeeft, wijdde de historicus José Gotovitch een onderzoek aan de bemoeienissen van de Duitse ambassade met de Vlaamse beweging vóór 1914 en vond hij niets. (p.15) Duitse nationalisten droomden en de geleidelijk door hen ingepalmde Duitse regering observeerde de Vlaamse beweging, maar zelf namen de Vlamingen geen pro-Duitse initiatieven. Het Activisme van na 1914 was dan ook de vrucht van een wisselwerking tussen goed voorbereide Duitsers die wisten wat ze wilden, en politiek naïeve Vlamingen die weliswaar wisten wat zij wilden, namelijk zelfbestuur, maar die de wereld niet kenden.

Wat er onder de abnormale omstandigheden van de eerste Duitse bezetting gebeurde, zegt dus weinig over de Vlaamse beweging, die toen al een lange geschiedenis had. Nog minder zegt dat stuk geschiedenis over de juistheid van haar argumenten. De transfers bijvoorbeeld, hoewel toen nog zéér marginaal als thema, waren al lang bezig. En wat de belgicisten vanaf 1970 met de instellingen zouden doen, kon niemand in 1918 voorzien.

Wat Wils de rehabilitatie van het Koninkrijk der Nederlanden noemt stemt overeen met de Duits-nationalistische geschiedschrijving. (p.95) Goed, maar dan had die geschiedschrijving op dit ene punt in ieder geval gelijk. Vlaanderen zou beter af geweest zijn met het voortduren van het orangistisch bewind (inbegrepen de zeitgemässe liberale hervorming daarin van 1848, kwestie van het belgicistisch argument van de liberale Belgische grondwet te beantwoorden). En dan was vóór 1914 alles nog mogelijk; de geschiedenis van die periode heeft helaas niets te maken met het België van na 1932, met zijn taalgrens, en het totaal onwerkbare België van nu, met zijn grendels en grondwetsherzieningen.

Het boek gaat zijdelings over de Vlaamse beweging, en dat rechtvaardigt zijn publicatie door het Davidsfonds enigermate. Hoewel, is het Davidsfonds vergeten waarvoor het ooit opgericht was? Het zou nu goed passen in de reeks waarmee Joost Ballegeer zijn boek Vlamingen, volk zonder bovenlaag (2005) begon: flamingantische idealisten en hun belgicistische kleinzonen. Bijvoorbeeld, ten tijde van de tweehonderdste verjaardag van de Boerenkrijg sprak ik met één van de tenoren van het Davidsfonds, die mij zei: “Die honderdste verjaardag was bij uitstek een hoogtepunt voor het Davidsfonds, maar eigenlijk, wat was de Boerenkrijg tenslotte? Vlaamse jongens die geen soldaat wilden worden!” Wel, niet in een ver land willen gaan sneuvelen in een oorlog die de onze niet is, lijkt mij een meer dan voldoende reden om in opstand te komen. Misschien dat uitgevers en auteurs van het Davidsfonds wel op de barre Russische vlakten willen gaan sterven, maar ik vind het best eerbaar als Vlaamse boerenjongens dat niet wilden. Het Davidsfonds is uit opportunisme niet alleen anti-Vlaams geworden, maar ook asociaal: het wil niet begrijpen wat volksmensen drijft. Nu het een belgicistisch paradepaardje uitgegeven heeft, valt nog te bezien of het zich nog aan een gelijkaardig flamingantisch boek zou wagen.



Bruno Yammine: Drang nach Westen. De fundamenten van de Duitse Flamenpolitik (1870-1914), Davidsfonds, Leuven 2011. 424 pp., ISBN: 978-90-5826-804-4.



Labels: , , ,

Read more...

18 mei 2012

Imamschandaal in Zweden (Hoegin)

Een under-coverreportage van de Zweedse openbare omroep SVT resulteerde woensdag in een schandaal van dimensies in het Scandinavische land. Uit de reportage bleek namelijk dat de imams aan enkele van de grootste moskeeën van het land zich weinig aantrekken van de Zweedse wetten wanneer ze hun gelovigen raad geven, en vrouwen aanmaanden tot volledige onderwerping aan hun man. Bovendien verschilde in sommige gevallen de raad die ze gaven als dag en nacht van mekaar naargelang ze wel of niet wisten of er een camera draaide.

Het TV-programma Uppdrag Granskning van de Zweedse openbare omroep SVT zond twee vrouwen in nikab naar de tien grootste moskeeën van het land voor een persoonlijk gesprek met de imams. Eén van hen vertelde in het onderhoud dat haar man haar sloeg, getrouwd was met een tweede vrouw, en dat ze niet meer met hem naar bed wou gaan. In zes van de moskeeën werd haar aangeraden toch met haar man naar bed te gaan, wanneer hij maar wilde. Slechts in twee moskeeën raadde men haar aan de zaak bij de politie te gaan aangeven, terwijl dat haar in zes moskeeën ten stelligste afgeraden werd. Slechts twee imams vertelden dat polygamie in strijd is met de Zweedse wetgeving.

In een moskee in Malmö werd het geweld van de man afgewimpeld als een bagatel, en toonde de imam zelf op welke manier het geoorloofd was een vrouw te slaan. «Denk er niet aan –nooit, nooit, nooit– om naar de politie te stappen,» aldus de imam.

Overigens waren de twee vrouwen zelf gelovige moslims. Zij dekten zich toe met een nikab, en verborgen de camera onder hun sluier. «Ik deed dit voor de islam,» zei één van hen in een interview met het Zweedse dagblad Aftonbladet achteraf. «Mijn religie staat geen geweld tegenover vrouwen toe, ook al zei de imam in de reportage dat als een vrouw door haar man geslagen wordt, zij hem om vergiffenis moet vragen. Dat is onrechtvaardig, en het stemt me droevig. Niemand kan mijn geloof in God veranderen, en religie is een privé-zaak. Maar iedereen moet van de vrijheid en zijn mensenrechten kunnen genieten, ongeacht zijn religie.» Tegelijkertijd gaf de vrouw toe dat ze doodsbang was tijdens de opnamen, en uit angst zelfs spontaan een bloedneus kreeg.

Nog voor de reportage op TV getoond werden zonden Islamiska Förbundet, de vereniging voor moslims in Zweden, en Sveriges Imamråd, de Zweedse imamenraad, een persmededeling uit waarin ze afstand namen van de betrokken imams en hun raadgevingen. Volgens Omar Mustafa, woordvoerder van Islamiska Förbundet, kan men geweld tegen vrouwen nooit legitimeren. «Er zijn geen verzachtende omstandigheden, en het gaat hier niet alleen om een inbreuk op de Zweedse wetgeving, maar ook de basiswaarden van de islam.»

Het is nu wachten op een diepgravende reportage van onze openbare omroep om te onderzoeken of de toestand in Vlaanderen zoveel beter is, maar ik heb daar eerder mijn twijfels over. Van een reactie van mensenrechtenspecialist Eva Brems heb ik voorlopig nog geen weet, maar misschien heeft ze het op dit ogenblik te druk met het universele en fundamentele vrouwenrecht van het dragen van een boerka?

Labels: , , , , ,

Read more...

17 mei 2012

Een peiling waar niemand tevreden mee kan zijn (Hoegin)

Vrijdagavond werden de resultaten bekendgemaakt van een nieuwe peiling van La Libre Belgique. Met de resultaten ervan kan vrijwel niemand tevreden zijn. In Vlaanderen verliezen alle partijen, behalve de N-VA. Die partij zweeft dan weer op zo'n grote hoogte dat ze in oktober vrijwel zeker op een psychologische nederlaag afstevent. Ook in Wallonië verliezen alle partijen, met uitzondering van extreem-links en extreem-rechts. Front National is waarschijnlijk de enige partij die deze keer echt tevreden kan zijn, tenzij ze het daar nog steeds te druk hebben met zich van mekaar af te scheuren.

Vergeleken met de verkiezingen van 2010 staan in Vlaanderen alle partijen op verlies, behalve de N-VA. Die partij blijft torenhoog boven de andere partijen zweven, met een score die groter is dan die van de drie traditionele partijen samen. De score van 38,6% is overigens de op één na beste ooit: alleen in de peiling van La Libre Belgique van december verleden jaar scoorde de partij ooit beter. De vraag is echter of men bij N-VA wel zo tevreden kan zijn met zulke scores. «Ieder nadeel heb zijn voordeel» zei ooit Johan Cruijff, maar het omgekeerde gaat natuurlijk ook op. De partij blijft in de peilingen op zo'n hoog niveau scoren dat het straks in de media al als een zware nederlaag uitgelegd zal worden als de partij niet tot in de kleinste gemeente van Vlaanderen een volstrekte meerderheid achter zich krijgt.

Natuurlijk, vergeleken met de andere partijen zit de N-VA alleen maar met een luxeprobleem. Neem bijvoorbeeld de CD&V, dat het met een score van 13,6% slecht blijft doen bij deze peiler. De partij zakt daarmee meteen ook naar de derde plaats, na de sp.a. Voor die laatste is het meteen de kleine strohalm waaraan de partij zich deze keer kan vastklampen, maar verder is het resultaat van de socialisten in Vlaanderen ook niet bepaald denderend te noemen. Significant kunnen we het verschil trouwens niet noemen, en CD&V en sp.a spelen al langer haasje-over met mekaar. Erger voor de CD&V is misschien dat in deze peiling ook Vlaams Belang komt opzetten, en dat dus stilaan zelfs de vierde plaats begint te lonken.

Een partij waarvoor in deze peiling zelfs de vierde plaats niet meer weggelegd was, is de Open Vld. En het is natuurlijk maar de vraag of de zogenaamde visiedag van zaterdag veel aan deze situatie zal veranderen. De partij klokt af op 10,0%, een evenaring van het absolute diepterecord van precies twee maanden geleden bij Le Soir. De verdediging van Alexander de Croo dat hij geen partij wil leiden die van peiling tot peiling leeft en daarop haar politiek afstemt klinkt nogal krampachtig. Ook zijn stelling dat deze regering nog maar vijf maanden bezig is, en het daarom nog wachten is op resultaten klinkt hol, omdat de Open Vld per slot van rekening al sedert 1999 onafgebroken in de federale regering zit. Ik vrees dan ook niet veel verbetering voor de Open Vld zolang de partij de indruk blijft geven niet te weten van welk hout pijlen te maken.

Vlaams Belang staat tegenover de verkiezingen nog steeds op verlies, maar kan zich misschien optrekken aan het feit dat het stilaan terug uit het dal lijkt te klimmen. Een half jaar geleden zat de partij nog een stuk onder de tien procent, maar deze keer steekt ze zelfs de Open Vld voorbij. Gecombineerd met de hoge score van de N-VA geeft dit trouwens uitzicht op een stevige V-meerderheid in 2014, nog een punt waarover men zich kon verheugen. Blijft echter dat de partij nog niet helemaal uit de rode zone wegraakt, en dat het afwachten wordt wat de andere peilers volgende maand zullen rapporten. Over de gemeenteraadsverkiezingen van oktober hebben we het dan nog niet gehad.

Groen blijft stabiel op koers tegenover de laatste verkiezingen, maar vermoedelijk lagen de verwachtingen ondertussen toch al wat hoger dankzij de betere scores in de andere peilingen. Het blijft merkwaardig dat deze partij, net zoals de sp.a overigens, niet beter weet te profiteren van de financiële crisis.

Over LDD kunnen we eigenlijk kort zijn: als we deze peiling mogen geloven, is dit geen aflopend verhaal meer, maar een afgelopen verhaal. Zelfs de PVDA haalt nu een score die een veelvoud is van de 0,8% die LDD nog achter zich kan krijgen. Het wordt dan ook uiterst twijfelachtig of de partij in 2014 zelfs in West-Vlaanderen nog een zetel in de wacht zal weten te slepen, als de partij tegen die tijd nog bestaan.

Deze peiling is de eerste waarin N-VA en Vlaams Belang samen meer dan vijftig procent van de kiezers achter zich krijgen. De trouwe lezer zal het dan wel niet verbazen dat een simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement deze keer een ruime V-meerderheid oplevert. Maar die simulatie toont vooral ook aan hoe dominant de N-VA is geworden in het Vlaamse partijlandschap. Enkele getallen ter vergelijking: de regering–Peeters II beschikt vandaag in het Vlaams Parlement over 66 zetels, maar zou uitgroeien naar 90 zetels. N-VA en Vlaams Belang samen zouden 70 zetels halen. Een afspiegeling van de federale regering–Di Rupo I raakt niet verder dan 46 zetels, en zelfs met Groen erbij raakt men niet verder dan 53 zetels, nog steeds twee zetels minder dan N-VA alleen.

Ook aan Franstalige zijde was er naar aanleiding van deze peiling weinig reden om de champagnekurken te laten knallen. De PS gaat achteruit, en zit daarmee al vijf procent onder haar resultaat van de laatste verkiezingen. Grootste concurrent MR herstelt lichtjes, maar zit ook nog altijd onder haar laatste verkiezingsresultaat. CdH gaat lichtjes achteruit tegenover de vorige peiling, maar blijft stabiel tegenover de verkiezingen. Ook Ecolo blijft stabiel tegenover de verkiezingen, zij het misschien met een lichtjes negatieve trend.

Welke partij of partijen gaan dan met de winst lopen? In Wallonië blijken volgens deze peiling zowel extreem-links als extreem-rechts te profiteren van de achteruitgang van de traditionele partijen. In het bijzonder Front National kan tevreden zijn met opnieuw een resultaat dat boven de kiesdrempel uitstijgt. Als de partij er niet in slaagt enkele mandaten binnen te rijven bij de komende verkiezingen, dan zal dat in de eerste plaats aan interne twisten liggen, en niet aan een onbestaand kiespubliek in Franstalig België.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en Wallonië sedert 2006 (PDF).

Labels: , , ,

Read more...

Beledigen moet kunnen (vpmc)

.
Dat ze in het Verenigd Koninkrijk een achterlijke wet hebben die publieke beledigingen verbiedt, mag niemand verbazen. Journalisten doen daar nu wel lacherig over, maar dat is hypocriet want ongeveer elk Europees land heeft zulke wetten. Vaak zelfs hebben landen een speciale ambtenarij ingericht, die naar eigen inzicht en appreciatie, en zelfs met een soort initiatiefrecht, mag toezien op de naleving ervan. 

Praktisch gesproken levert dat een parallel tribunaal op, van morele en sentimentele aard, naast de gewone, civiele, democratische rechtspraak. 
Je zou, wat de schadelijkheid betreft, misschien kunnen denken aan het effect van een tv-programma, dat bij wijze van spreken de vriendin van een vriendin iets kwalijks zou laten vertellen over een derde, aan wie helemaal niets gevraagd wordt. Voor de civiele rechter kan zoiets gelukkig niet, maar we hebben hier met een soort veralgemeend Sondertribunal te maken, en daar is weinig tegen te beginnen.

Wat anderzijds wél mag verbazen, en ook toegejuicht mag worden, is dat de Engelsen (Britten om precies te zijn) van die wet af willen. Dat is een goede zaak, al was het maar omdat in vele werken van P.G. Wodehouse de publieke belediging, van bijvoorbeeld een politieagent, een grote rol speelt. Bij het voortbestaan van die speciale wet, zouden zijn plots voor de jonge generaties langzamerhand onbegrijpelijk worden. Die beledigingen werden toen ook wel vervolgd, maar zonder speciale wet. 


Goed, eens die wet van de baan zou je in Engeland dan weer onbekommerd kunnen uitroepen dat een bepaalde politieman een mogelijk homoseksueel paard berijdt, of dat Mohammed volgens de canonieke teksten een roverhoofdman en moordenaar was.


Maar de afschaffing van die wet is niet voor morgen, hoor ik op de radio. Het Lagerhuis heeft dringender zaken te doen. Dat is erg voor de Engelsen, maar misschien kunnen wij intussen wel werk maken van iets dergelijks? Dat moet dan wel een beetje beargumenteerd worden, want bij onze medemens, en zeker bij journalisten is de morele verontwaardiging sneller gereed en meestal ook beter ontwikkeld dan het wat abstractere rechtsgevoel. 
Ik wil graag een handje helpen, en stel volgende werktekst voor:


Dat mensen goden en profeten willen aanbidden, al dan niet met gebruik van afgodsbeelden, is hun zaak. Maar anderen moeten de volle vrijheid hebben om daar smalende en lasterlijke opmerkingen over te maken. Natuurlijk is het onaardig om voortdurend gelovigen te pesten, en het is redelijk om iemands lichtgeraaktheid te ontzien, of het nu zijn gedichten, zijn moeder, zijn god, zijn inkomen of zijn oorlogsverleden betreft – maar je mening moet je kunnen zeggen, ook op smalende toon, lichtgeraaktheid of niet.

Karel van het Reve
De Ondergang van het Morgenland
G.A. van Oorschot, Amsterdam 1990, p.198
.

Labels: , , , , , ,

Read more...

15 mei 2012

Beschaving, en de zichtbaarheid van de vrouw (vpmc)

.
Voor vertalen was er even geen tijd, maar een transcriptie maakt onderstaande Franse tekst alvast citeerbaar. Dat is nuttig, want het intellectuele debat, zoals dat bij Finkielkraut elke zaterdagmorgen plaatsheeft, ontbreekt bij ons, tenzij onder mensen die het met elkaar eens zijn. In andere landen is dat niet noodzakelijk zo. Op de site van France Culture is de volledige uitzending beschikbaar (Les livres pour patrie), want er kwamen behalve de uittrekseltjes hieronder nog wel meer interessante thema's aan bod.
Grappig was dat Finkielkraut, die gewoonlijk geen woorden te kort komt, plots twijfelde hoe je de naam van Mme de Staël uitspreekt. Herkenbaar probleem, en echte radio. Eerst dat grapje en dan serieus:



Jan Leyers definieerde Europa ooit heel goed, namelijk als die beschaafde plek op de wereld waar ook vrouwen op café kunnen gaan. Hun zichtbaarheid is er geen halsmisdaad. Finkielkrauts genodigde zaterdag, de filosofe Mona Ozouf, plaatste die definitie in een historisch perspectief, en zij zag de oorsprong van deze loffelijke beschavingsvorm in Frankrijk. Daar heb ik nog een kleine kanttekening bij.



Alain Finkielkraut: ...ces écrivains venus d’ailleurs, de Hume à Henry James, en passant par Henri Heine, pour lesquels la France est femme, une terre que le long commerce entre les sexes a façonnée, et polie. France donc, patrie littéraire et patrie féminine.
Mona Ozouf: Oui, mais ce que je veux dire c’est qu’il est vrai que lorsqu’on lit les récits des voyageurs étrangers en France, à partir du dix-septième siècle, dix-huitième, dix-neuvième, chaque fois, ce qui frappe les voyageurs étrangers en France c’est la visibilité féminine. Les femmes sont partout, elles sont partout, elles sont dans les occupations, elles attèlent les carrioles, elles vendent des violettes dans la rue, enfin que sais-je. Visibles partout et d’autre part, c’est la mixité des activités qui frappe tous les étrangers. Donc je pense qu’on peut dire en effet que la France est un pays féminin.



Mona Ozouf: Mais, mais cela étant dit, je pense que depuis fort longtemps, s’était établi en France un commerce entre les sexes plus plus aimable, plus heureux, plus civilisé que dans beaucoup d’autres pays. Et ce n’est pas un thème que j’invente, c’est le thème de Mme de Staël, tout au long de son œuvre. Mais effectivement pourquoi est-ce que c’est un mauvais cas? Parce que ça semble, comment dire, protester contre l’idée que l’indifférenciation entre les sexes est un bien. Or c’est à cette extrémité-là que mon féminisme n’est pas du tout prêt d’aller, car je ne crois nullement l’indifférenciation souhaitable. Je crois, pour tout vous dire, que ce qui fait le prix de l’existence des femmes en France, c’est de pouvoir jouer sur deux tableaux, très différents. Le tableau de leur féminité, c'est-à-dire qu’une femme peut parfaitement être attentive à son apparence, et désirer plaire, sans pour autant se penser comme une femme-objet, comme une serine, et par ailleurs parce que c’est un calcul très rationnel. Condorcet l’a très bien dit. Condorcet a dit que quand le destin des femmes dépend de leur apparence, il est tout à fait rationnel pour les femmes de s’en préoccuper.*
Bien. Donc les femmes peuvent cultiver en France cette féminité-là. Mais par ailleurs, dans la France républicaine, l’individu est un individu qui a ses droits parce qu’il est dénué de ses qualités personnelles. Par conséquent la femme peut aussi se penser comme un sujet neutre du droit. Et c’est la possibilité me semble-t-il pour les femmes de, selon les contextes et selon les situations, de jouer sur la différence précieuse, sur la différence féminine précieuse, qui, si elle n’existait pas, tout le romanesque de l’existence se volatilise d’un coup, et en même temps se penser comme un, comme le sujet du droit, dénué de qualités.
____________________

* Marie Jean Antoine Nicolas de Caritat, marquis de Condorcet (1743-1794) zal deze uitspraak gedaan hebben nadat hij, zoals elke Europese intellectueel toen, Ferdinando Galiani's Della Moneta had gelezen. Daarin staat net hetzelfde, en toen dat boek verscheen was Condorcet amper zeven jaar oud. Pas onlangs werd Della Moneta in het Frans vertaald, zoals hieronder te zien, en hier heb ik die passage weer naar het Nederlands omgezet:

Passion des femmes pour la beauté
et combien celle-ci est raisonnable
Toutefois, si chez l'homme le désir de paraître crée de l'attirance pour les productions les plus belles et les plus rares de la nature, chez les femmes et chez les enfants, la très ardente passion de paraître beaux fait apprécier ces objets au plus haut point. Les femmes, qui constituent la moitié de l'espèce humaine, et qui sont destinées, ou entièrement ou en très grande partie, à la propagation de l'espèce ainsi qu'à notre éducation, n'ont d'autre prix et mérite que l'amour qu'elles éveillent chez l'homme. Et comme celui-ci dépend presque entièrement de leur beauté, leur plus grand souci est d'apparaître belles aux yeux des hommes. Combien les ornements y contribuent est un fait reconnu unanimement; donc, si la valeur chez les femmes tire son origine de leur charme et celui-ci de leur beauté, cette valeur s'accroît avec les ornements, et alors il est par trop évident que nécessairement la valeur de ces objets est très grande dans l'idée qu'elles s'en font.
Ferdinando Galiani
De la Monnaie/Della Moneta
Édité et traduit sous la direction de André Tiran
Traduction coordonnée par Anne Machet
Éd. Economica, Paris, 2005, p.75
.

Labels: , , , ,

Read more...

11 mei 2012

Die Bibel hat recht! (vpmc)

.
Kathleen Cools (@CoolsKat) stelde op Twitter een moeilijke vraag: “Quo vadis OpenVld?”
Ze wees op de barslechte peiling in de Libre Belgique, waar de liberalen nog een tiende van de stemmen halen, en we weten allemaal hoe onrechtvaardig de Tienden zijn.
Maar CoolsKat wees tegelijk ook op een lichtende horizont, want zij eindigde met : “…en morgen visiedag”.
Dit toont aan dat zij Johannes 13:36 aandachtig heeft gelezen, en in heur hart bewaard: “Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen; maar gij zult Mij namaals volgen.
Dus ook voor Alexander is alle hoop nog niet verzwonden. Ook voor hem komt ooit de Visiedag!
Maar Jezus was hier nog niet uitgebabbeld: 16:7 "Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden."
Wie zou Hij met die Trooster toch bedoeld kunnen hebben? Dat is natuurlijk de vederlichte Duif, de Parakleet, en die verstaat beter Latijn, dus laten wij de goddelijke vertaler Hiëronymus nu zeggen, 13:36: dicit ei Simon Petrus Domine quo vadis respondit Iesus quo ego vado non potes me modo sequi sequeris autem postea 16:7 sed ego veritatem dico vobis expedit vobis ut ego vadam si enim non abiero paracletus non veniet ad vos si autem abiero mittam eum ad vos
.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

10 mei 2012

Een les politieke filosofie (niet te verwarren met 'politicologie') vpmc

.
Anne Van Lancker, voormalig Europarlementslid voor SP-a, en Thierry Baudet van de universiteit van Leiden, hadden op Radio1 een gesprekje naar aanleiding van de EU-feestdag gisteren. Schuman day zoals men wel zegt. Dat gesprekje verliep wat ongelijk. De twee partners kwamen uit sterk verschillende gewichtsklassen.
Baudet hanteerde meteen moeilijke begrippen als democratie, unie, natie enzovoort, en hij had ook hoorbaar nogal wat politieke filosofie achter de kiezen. Anne Van Lancker gebruikte diezelfde termen ook, maar uit haar mond komend leken ze niet naar een specifieke theoretische achtergrond te verwijzen. Bij haar hadden ze een, om zo te zeggen meer volkse inslag.
Misschien daardoor eindigde het gesprekje wat onbeholpen en lacherig:



Baudet: We moeten toe, naar wat ik noem een Commonwealth model, waarin we vrijhandel hebben, waarin dus ook een land als Turkije d’er gewoon bij kan, vrij handelt, geen vrij verkeer van personen, en geen gedeelde munt, en dus ook geen politiek unie. Het woord samenwerking impliceert onafhankelijkheid, het impliceert de mogelijkheid om zelf te kunnen beslissen: ik wil wel of niet meedoen. De Europese Unie realiseert geen samenwerking, maar maakt samenwerking juist onmogelijk omdat het landen de zeggenschap ontneemt over hun eigen beleid. Dus de Europese Unie legt aan landen beleid op, en laat ze juist niet creatief samenwerken.
Radio1: Maar dan wordt het toch zéér ontransparant want dan krijg bijvoorbeeld voor landbouw elf landen die gaan samenwerken, voor een militaire eenmaking ga je negen landen hebben die samenwerken. Dat wordt toch een kluwen waar niemand wijst uit geraakt?
Baudet: Juist wel. Want op deze manier blijft de centrale beslissingsmacht bij de nationale parlementen liggen, waar dus ook de beslissingen uiteindelijk genomen worden. Betekent dat hun electoraat zeggenschap heeft over het beleid. Kijk, als die nationale parlementen niet meer kunnen beslissen over de thema’s die de nationale publieke debatten bepalen, zoals immigratie, zoals hoe gaan we om met CO2-problematiek, hoe gaan we om met onze buitenlandse politiek, dan ontneem je mensen niet alleen maar hun economische bloei, want dat zien we nu, maar je ontneemt hun ook hun recht om hun identiteit vorm te geven.
Radio1: Mevrouw Van Lancker, u mag daar nog kort op reageren.
Van Lancker: Ja, de voorbeelden die mijn tegenhanger hier naar voren brengt, CO2-problematiek, migratie, buitenlands beleid… ik zie de Nederlanders dat allemaal in hun eigen sopje al gaarkoken. Mijnheer doet het uitschijnen alsof Europa zo’n soort van anoniem monster is, dat boven onze hoofden hangt, en allerlei dingen beslist. Ik wil alleen maar herinneren dat Europa geleid wordt door de Europese Commissie, door de Raad van Ministers, alle landen hebben daar hun vertegenwoordigers in, en door 754 leden van het Europees Parlement, die allemaal democratisch verkozen zijn, in hun eigen land.
Baudet: Het is natuurlijk heel grappig wat mevrouw nu zegt. Kijk, democratisch, en dan 754 leden in het Europees Parlement die door onafhankelijke, die in andere landen gekozen zijn! Het kan dus per definitie niet democratisch zijn.
Radio1: Waarom niet?
Baudet: Je kan geen multinationale democratie hebben, want democratie veronderstelt, impliceert dat er een collectief geheel is, dat als geheel ook kan worden vertegenwoordigd. Je kan geen democratie hebben zonder een demos, zonder een volk. Europees volk bestaat niet (AvL lacht), dus Europese democratie bestaat niet.
Radio1: Maar dat is wat iedereen toch hoopt en anders ziet natuurlijk.
Van Lancker: Dat is toch belachelijk allez, dan heeft België ook geen democratie!
Baudet: Daar is ook heel wat voor te zeggen. (AvL lacht)
Radio1: Ik denk dat jullie agree to disagree. Eh, 9 mei, feest van Europa, voor de één toch, voor de ander verre ván. Ik wil jullie graag allebei bedanken, mevrouw Van Lancker, mijnheer Baudet.
Baudet: Graag gedaan, dank u wel.
Van Lancker: Daag.
.

Labels: , , , , ,

Read more...

6 mei 2012

Een tienjarenplan voor geloofwaardigheid (vpmc)

.
Wat de geloofwaardigheid van de media maar matig bevordert, is gekeuvel over de geloofwaardigheid van de media. Dat bleek deze middag weer in de Zevende Dag. Zelfs een zinnetje dat je nu gedurig hoort en leest, en dat daar aan tafel ook viel, namelijk dat journalistiek mensenwerk blijft, heeft voorlopig niet het gewenste effect.
En als er bij dat mensenwerk een foutje gebeurt, dan willen excuses achteraf ook niet goed helpen. Nu zijn excuses, journalistieke of politieke, altijd te belachelijk om dood te doen, vijgen na Pasen en mosterd na de maaltijd als het kalf verdronken is. Denken we maar aan de excuses die Verhofstadt destijds ging aanbieden in Rwanda. Of aan de excuses die wij binnen enkele jaren in Libië zullen zien aanbieden door onze voltallige Kamer.
Excuses zijn flauwekul. Misschien ligt het journalistieke probleem ook niet bij een enkel incidentje, een slechte inschatting of zelfs bij een reeks van stupiditeiten? Misschien ligt de oorzaak bij de geestesgesteldheid zelf van redacties?
Bekijken we even de sereniteit waarmee vandaag de tiende verjaardag van de dood van Pim Fortuyn wordt herdacht. In De Standaard lezen we: “Zelfs op links is het dezer dagen ver zoeken naar iemand die nog iets slechts wil zeggen over Fortuyn.
Dat geldt voor journalisten en politici, en het is niet goed voor hun geloofwaardigheid, want toen de man nog in leven was, klonken zij totaal anders. De haat en de verachting droop van de pagina’s toen, en dat was in die tijd heel respectabel. Iemand als bijvoorbeeld de hondenliefhebber Chris Dusauchoit mocht toen  over die moord nog verklaren: “…ik had er toch geen slecht gevoel bij. Ik dacht: erger kwaad is voorkomen. One down, twenty to go. Het heeft mij verwonderd dat de zaak zo lekker snel geïmplodeerd is.

Nu is het nog maar de vraag óf erger kwaad ook voorkomen werd, want we hebben nu Wilders, en die leeft nog, helaas volgens velen, en mede natuurlijk omdat hij beschermd wordt tegen bijvoorbeeld dierenliefhebbers.
Maar in dezelfde krant deze week las ik, aan Wilders’ adres, een lezersbriefje van 280 woorden van de journalist Lucas Vanclooster. Vanclooster antwoordde op een genuanceerd stuk van Geert van Istendael. Dat stuk moet hem bijzonder hebben gestoord.
Laten we even kijken wat Lucas schrijft, en wat De Standaard dus publiceerbaar acht. Ook Lucas zal binnen tien jaar vanzelfsprekend anders schrijven, als de wind gedraaid is, maar tot zolang behoort zijn stijl en zijn grote zedelijke verontwaardiging tot de gewone journalistiek, terwijl die nochtans probeert geloofwaardig te zijn. Ik geef hieronder 47 van zijn woorden, dat is een op de zes. Stilistische beoordeling laat ik aan de lezer over:

Hitler en zijn trawanten – onversneden racistisch fascisme – simplistische anti-elitaire kretologie, waarvan de echo's bij Geert Wilders nog helder doorklinken. Overigens, 'De rattenvanger van Hamelen' is een Duits verhaal. – Wilders is een volbloed populist – Zijn pseudo-proletarisch discours – typisch voor een poujadistische populist – ziekelijke aandacht voor iemand als Wilders.
.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>