28 juni 2010

Het «schitterende» resultaat van Yves Leterme in West-Vlaanderen (Hoegin)

Dat de CD&V op 13 juni in Vlaanderen een historisch slecht resultaat neerzette, daar twijfelt niemand aan. Maar onder de journalisten schijnt er wel een consensus te bestaan dat Yves Leterme in West-Vlaanderen een goed, ja zelfs een «schitterend» resultaat zou behaald hebben. Maar was dat resultaat dan werkelijk zo goed?

Bart Brinckman schreef afgelopen zaterdag nog in De Standaard het volgende ter verdediging van Yves Leterme: «Zijn West-Vlaamse uitslag was schitterend. Mocht elke christendemocraat het even goed hebben gedaan, CD&V keek niet aan tegen de grootste nederlaag uit de geschiedenis.» Voor zichzelf had Yves Leterme de dag vóór de verkiezingen de lat nog op 23% gelegd, met een eerste plaats voor de partij. Die lat kwam er overigens als reactie op de verwachtingen voor de CD&V op Vlaams niveau – niet het West-Vlaamse niveau dus. Daarmee hielp hij zelf, al dan niet bewust, de verwarring over het resultaat van zijn partij in zijn eigen kieskring in de wereld.

Vandaag weten we dat de CD&V op 13 juni 2010 in West-Vlaanderen 23,01% van de stemmen haalde. Op een totaal van 785.221 stemmen spreken we daarmee over een overschot van welgeteld 102 stemmen boven het eerste deel van de zelfopgelegde lat van Yves Leterme. Wat het tweede deel betreft, moeten we vaststellen dat de N-VA ook in West-Vlaanderen de grootste partij werd, met bijna één procent stemmen meer dan de CD&V. Als we dus naar de zelfopgelegde lat kijken, moet Yves Leterme al heel mild voor zichzelf zijn – en dat is hij natuurlijk ook – om tevreden te kunnen zijn over zijn resultaat van 13 juni. Maar misschien past het toch even het resultaat in een locale en historische context te plaatsen, kwestie van na te gaan of Yves Leterme de lat voor zichzelf überhaupt wel bóven de grond had gelegd…

Vergelijken we de score van deze maand immers eens met de verkiezingen van verleden jaar voor het Vlaams Parlement, dan betekent 23% in West-Vlaanderen voor CD&V wel degelijk een stevige… achteruitgang. De partij haalde er in 2009 nog meer dan 28%, een vijfde meer dus. Bovendien was ze toen tweemaal zo groot als haar eerste achtervolger, de sp.a. Zich kunnen handhaven als de grootste partij had in West-Vlaanderen dus eigenlijk een makkie moeten zijn, maar toch lukte het niet. Vergeleken met 2009 kan het resultaat van Yves Leterme in West-Vlaanderen dus moeilijk als «schitterend» omschreven worden. De achteruitgang is er misschien minder groot dan in de rest van Vlaanderen, maar het is en blijft een stevige aderlating. Over de invloed van Yves Leterme op de uitslag van de partij buiten West-Vlaanderen hebben we het dan nog niet eens gehad.

Maar gaan we nog verder terug in de tijd, dan blijkt dat CD&V en N-VA in kartel in 2007 voor de Kamerverkiezingen nog 34,2% haalden in West-Vlaanderen. In 2004 waren ze voor de Vlaamse verkiezingen nog goed voor 33% van de stemmen. In 2003 stemde iets minder dan 27% van de West-Vlamingen voor CD&V. In 1999 haalde de CVP in West-Vlaanderen nog 28% van de stemmen; vier jaar eerder zat ze nog boven de 31%. Bij elk van die verkiezingen was CVP/CD&V, al dan niet in kartel met de N-VA, met afstand de grootste partij in de provincie. Kijken we dus meer dan één jaartje terug in de geschiedenis, blijkt alweer dat het resultaat van 13 juni 2010 in West-Vlaanderen helemaal geen goed resultaat was voor de CD&V. Ook historisch gezien kan het resultaat niet anders dan slecht genoemd worden.

Blijft nog de vraag waarom zoveel journalisten denken dat Yves Leterme eerder deze maand in West-Vlaanderen een goed resultaat zou behaald hebben. Vergeleken met de Vlaamse uitslag – 17,58% – lijkt 23,01% misschien een relatief goede resultaat. Maar het West-Vlaamse resultaat dient niet vergeleken te worden met het Vlaamse resultaat, wel met de locale historische uitslagen van de partij in West-Vlaanderen. Appelen en citroenen, het blijft duidelijk een moeilijke oefening is voor onze Vlaamse journalisten…

Labels: , , ,

Read more...

27 juni 2010

Doorgeprikt staat netjes, ook bij Evita Neefs

Evita Neefs schaart zich in De Standaard aan de kant van Barack Obama die zijn Europese collega’s waarschuwde tegen het te snel stopzetten van de economische stimulus. Neefs wil dat er een halt wordt toegeroepen aan de besparingsdrift van de Europese leiders. Die besparingsdrift dreigt ons sociaal zekerheidssysteem in gevaar te brengen. Nonsens.

Enkele maanden geleden nog lanceerde Jean-Pierre Van Rossem zijn eigen stimulusplan. Zijn voorstel bestond erin dat de overheid gedurende een periode van vijf jaar een deel van het spaargeld van de burgers in beslag zou nemen. Ze kregen het uiteindelijk terug, met rente, maar kwijt waren ze in die periode van vijf jaar wel degelijk. Een dwangmaatregel dus.

Met dat geld - tientallen miljarden euro’s - zou dan een mastodont van een staatsbedrijf worden opgericht, dat onmiddellijk honderdduizenden werkzoekenden aan een jobs zou helpen. Dit bedrijf zou dan geleid worden door CEO’s van private ondernemingen en door economisten zoals Paul De Grauwe en Geert Noels. Die CEO’s en economisten moesten dan op zoek gaan naar investeringsprojecten. Het resultaat was een onmiddelijke injectie van koopkracht, een verminderde overproductie en een economisch herstel.

Maar wat als al die extra koopkracht opnieuw zou worden gespaard? Dan wordt het een pure vestzak-broekzakoperatie. Het in beslag genomen spaargeld komt via een omweg terug terecht bij de banken. Zo zijn er nog andere gaten in het idee, maar de belangrijkste hinderpaal is toch wel het planmatig karakter van het ...plan. De planeconomie is bij het voorstel van Van Rossem volledig terug. De overheid die beslist wat met het spaargeld van de burgers wordt gedaan, de overheid die honderduizenden werklozen tewerk stelt, de overheid die de investeringsprojecten kiest. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de overheid zo’n taak tot een goed einde kan brengen, met of zonder hulp van private CEO’s en economisten.

Punt is dat de Europese besparingsdrift helemaal niet tegengesteld hoeft te zijn aan het stimuleren van de economie. Het voorstel van Van Rossem had vooral de verdienste dat er geen geld werd bijgecreëerd en dat het overheidstekort en bijgevolg de rente niet steeg.

Maar er zijn betere alternatieven.

Waarom verlagen we niet massaal de personenbelasting alsook de werkgeversbijdragen? De verlaging van de personenbelasting vertaalt zich direct in een verhoging van de private koopkracht. En een verlaging van de werkgeversbijdragen zet de bedrijven ertoe aan extra mensen in dienst te nemen. Ook dat stimuleert de economie. Het is dus niet nodig om spaargeld van de mensen in beslag te gaan nemen en een nieuw overheidsbedrijf op te richten.

Maar lopen hierdoor de overheidstekorten niet op, en daardoor de rente? Deels wel en deels niet. Er zijn uiteraard terugverdieneffecten, waarvan we kunnen aannemen dat die in tijden van crisis en overproductie, groter zijn dan anders.

Daarop volledig vertrouwen zou echter verkeerd zijn. Net daarom is die besparingsdrift zo belangrijk. Om deze vrij simpele maar effectieve stimulus voor de economie mogelijk te maken en zelfs te versterken, moet de overheid de tering naar de nering zetten. Hierdoor worden de tekorten gedrukt en stijgt de rente niet. Bovendien kan de burger erop vertrouwen dat de overheid in de toekomst de belastingen niet opnieuw moet verhogen om het tekort te dichten. Dit vertrouwen vertaalt zich doorgaans in meer consumptieuitgaven. Besparen bij de overheid is dus stimuleren van de private consumptie.

Bewijzen stapelen zich bovendien op dat het terugdringen van de overheidsuitgaven geen negatieve impact heeft op de economische groei, geen noemenswaardige gevolgen heeft inzake inkomensongelijkheid, en net de redding van de sociale zekerheid kan betekenen.

Dat is het Europa dat we willen uitbouwen, Evita!

Labels: , , ,

Read more...

Het Kerkelijk Rookgordijn

Op 24 Juni 2010 viel het gerecht binnen in het Aartsbisschoppelijk paleis en Sint-Romboutskathedraal. 475 dossiers van de Commissie ‘Adriaenssens‘ werden meegenomen, archiefstukken werden in beslag genomen voor verder onderzoek omtrent Pedofiliezaken. Tijdens die ‘huiszoeking’ werd ook een crypte opengebroken nadat een plaatselijke medewerker gewezen had op recente werken die er plaatsvonden. De media springt eveneens iets te gretig op het verhaal, een smeuïg schandaal die de Belgische Kerk op haar grondvesten doet daveren met bovenop een verkiezingsnederlaag voor de CD&V (‘De Katholieke Partij’ van Vlaanderen)…times are changing?

In een eerste reactie sprak men over een schending van de privacy en vertrouwensband tussen slachtoffers & de Commissie Adriaenssens. De privacy van de meegenomen dossiers is niet in gevaar, een onderzoeksrechter mag deze niet zomaar openbaren.

Uiteindelijk is de Commissie Adriaenssens een intern Kerkelijk systeem om klachten inzake pedofilie te behandelen & af te handelen, een soort intern verwerkingsapparaat. Daarnaast bestaat het Statelijke Gerechtelijk apparaat om strafbare feiten te onderzoeken, de schuldigen te vinden & bestraffen. Eigenlijk had de Commissie Adriaenssens meteen moeten samenwerken met het Gerecht. Professor Adriaenssens verklaarde in de pers dat de Commissie goed samenwerkte met het Gerecht, alleen vergat hij te verduidelijken wat die samenwerking inhield. Wat hield het akkoord tussen de Commissie Adriaenssens (de Kerk) en Justitie – onder voogdij van Minister De Clerck – juist in? Dat blijft onduidelijk.

Ik sluit me eigenlijk aan bij de uitspraken van de Luikse procureur-generaal Cédric Visart de Bocarmé geuit in Het Nieuwsblad (27 Juni 2010) : ” ‘Het parket en de commissie hebben niets met elkaar te maken en werken absoluut niet samen in verband met individuele dossiers. Maar we kunnen die commissie niet verbieden te bestaan en dossiers te verzamelen. Ze mag verzamelen wat ze wil. En het is de verantwoordelijkheid van de commissie om te beslissen wat ze doet met die verzamelde dossiers. Maar als ze beslist dat ze sommige van die dossiers niet aan het gerecht geeft, dan loopt ze het risico dat een onderzoeksrechter zal beslissen dat ze opgehaald moeten worden. Het was te verwachten dat het zou gebeuren, en dat is nu ook gebeurd.’”

Het onderzoek lijkt mij eveneens een logisch gevolg rond de pedofiliezaak Van Gheluwe, daarin was er sprake dat de Kerkelijke autoriteiten – lees Kardinaal Danneels – op de hoogte waren van de misbruiken. Hoe is die pedofiliezaak aan het licht gekomen? Door het gedwongen ontslag van Bisschop Van Gheluwe omdat het slachtoffer niet met zich liet sollen en geen doofpotoperatie duldde. Sindsdien zijn er meer dan 400 dossiers bijgekomen! Bijgevolg lijkt het mij logisch dat de Staat verder onderzoek voert naar mogelijke doofpotoperaties binnen de Kerk en verder misbruik door geestelijken. Kindermisbruik is zowat één van de zwaarste en meest inhumane vergrijpen ten aanzien van kinderen, ten aanzien van minderjarigen…daar kunnen we geen medelijden voor hebben. Het wegmoffelen van zulke zaken evenmin.

De Kerk kloeg over imagoschade…het Gerecht heeft gewoon een huiszoeking uitgevoerd in het kader van een strafonderzoek. Het imago van de Kerk was al geschonden, dat heeft de Kerk aan zichzelf te danken in de moderne mediatieke wereld. Sinds die huiszoeking is de Kerk begonnen met het aanleggen van een rookgordijn onder de noemer ‘Kerkelijk diplomatiek incident. Nu spreekt men over een gebrek aan respect voor het Kerkelijk Instituut, grafschennis en disproportionele onderzoeksverrichtingen. De realiteit is dat we spreken over een onderzoek naar Pedofilie in de Kerk, daar gaat het om. Het gaat niet om de Heilige Onschendbaarheid van de Kerk.

De pogingen van de Kerk om de discussie af te wenden naar een ‘diplomatiek incident’ vind ik eigenlijk grotesk. De Kerk zou beter wat meer nederigheid en respect hebben voor de slachtoffers van pedofiele geestelijken. De Kerk heeft er baat bij om die interne rotzooi op te ruimen.

Als de Kerk deze zaak wil laten escaleren tot een diplomatiek incident waarbij ze een gebrek aan respect verwijt van de Staat dan is het tijd hen erop te wijzen op het gebrek aan respect van de Kerk aan de Staat…zoals het ondersteunen & onderdak verlenen aan illegale asielzoekers die met hongerstakingen, chantagepraktijken, trachten hun regularisering af te dwingen. De enige reden waarom de Kerk momenteel zo hoog van de toren kan blazen is omdat er tot dusver ‘niets gevonden’ werd. Er is geen ’smoking gun’, niets om de kritiek van de Kerk in de kiem te smoren. Anderzijds kan men de reactie van de Kerk ook interpreteren als een intimidatiepoging. Een donderpreek om te voorkomen dat het Gerecht nog dieper zou graven of verdere huiszoekingen zou verrichten, hetgeen de huidige crisis zou laten verder escaleren.

Labels: , , , ,

Read more...

23 juni 2010

Lessen voor de verliezers

Er is nog rechtvaardigheid in deze wereld. Terwijl Bart De Wever zijn informateursopdracht doorworstelt, bekijken wij hier eens rustig hoe zijn verkiezingszege enkele andere politieke actoren hun eerlijk verdiende loon bezorgd heeft.



Tinne Van Der Straeten, Groen!-parlementslid voor Brussel, verloor door het systeem van de apparentering haar zetel aan Eva Brems, Groen!-kandidate te Leuven. Wat een onrecht, zul je zeggen, zo’n doorgewinterde trouwe partijmilitante die baan moet ruimen voor een wit konijn dat nooit iets aan de partij of de Groene zaak bijgedragen heeft. Wel, er is ook een andere kant aan. Alleen in Brabant bestaat het systeem van de apparentering nog, elders is het door de invoering van provinciale kieskringen verdwenen. De uitzonderingspositie van Brabant is een gevolg van de niet-splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. En wie stal ook weer het hart van het FDF en de Coburgs door zich tijdens de BHV-stemming van de Vlaamse consensus te desolidariseren en niet voor de toepassing van de Grondwet (d.w.z. de splitsing) te stemmen? Groene Tinne toch wel zeker. Zij heeft haar uitstoting uit het parlement hartsgrondig verdiend. Hopelijk put zij nog lang troost uit de schouderklopjes die ze destijds in Le Soir gekregen heeft.

De Lijst Dedecker, ooit gelanceerd als de “partij van het gezond verstand”, kan over gezond verstand wat leren bij de N-VA. De partij had zich in enkele jaren kunnen profileren als het écht liberale alternatief voor de verworden Open VLD. Daartoe hoefde ze niet eens een programma te schrijven, ze had kunnen beginnen met de oude Burgermanifesten van Guy Verhofstadt. Er is daar een breed liberaal publiek voor, dat teleurgesteld is in het feitelijke gedrag van de Open VLD en rijp voor een alternatief. Nu is het omgekeerde gebeurd: een aantal van die teleurgestelden vonden hun ideologische gading niet in de LDD, die alleen negatief het nieuws haalde, en gaven hun oude partij onder de geïnspireerde leiding van Alexander De Croo een nieuwe kans. Maar vooral, zowat een derde van de LDD-kiezers heeft de beschaafde N-VA als een beter voertuig voor een beleid van het gezond verstand herkend.

Iets dergelijks geldt ook voor het VB. Een groot deel van het kiespubliek wil wel voor een uitgesproken Vlaamse en verklaard conservatieve partij stemmen, maar nooit voor het VB. (Om die reden was al het gepraat over een “Forza Flandria” bij voorbaat kansloos: in verspreide slagorde trekken de V-partijen meer kiezers dan als een ééngemaakte “partij van Filip Dewinter”.) De “vuile” stijl en de formeel afgestoten maar nooit echt volledig uitgewiste nazi-connotaties blijven een hindernis. Zelfs kiezers die vorige keer dat bezwaar doorgeslikt hebben, vonden deze keer in Bart De Wever een voldoende geloofwaardig alternatief. Hij brengt de fatsoenlijk conservatieve partij waar E.H. Johan Leman vijftien jaar geleden al om vroeg.

De partij die meer dan alle andere een ernstige les te trekken heeft uit haar nederlaag, is echter CD&V. Zij is niet alleen het meeste zetels verloren, maar ook haar statuut van Vlaanderens natuurlijke volkspartij. Doorheen de decennia hebben de Vlaamse kiezers heel veel verraad van haar op de koop toe genomen, trouw als zij waren aan hun zuil, aanhankelijk aan de typische CVP-vaderfiguren. Omdat de partij zich, net als talloze kiezers, in het centrum positioneerde, groeide de indruk dat haar ruggengraatloosheid nu eenmaal de onvermijdelijke prijs is die je voor een christendemocratische politiek moet betalen.

Maar dat is natuurlijk niet zo. Terwijl hier de CVP altijd naar de kiezer moest met een reeks leugens en uitvluchten om een regeringsbeleid te verdedigen dat niet haar eigen programma verwezenlijkt had maar wel dat van de PS, zien we in Duitsland dat de CDU-CSU wel degelijk een eigen programma nastreeft en uitvoert, en daar in coalitiebesprekingen een breekpunt van kan maken. De Duitse christendemocraten hebben ook weinig last van de ontkerkelijking die CD&V gestadig doet afkalven: zij hebben een duidelijk politiek profiel als gematigd conservatieve partij, die ook voor rand- en ex-christenen aantrekkelijk blijft. CD&V daarentegen teert nog op historische banden met de zuil, bij gebrek aan een overtuigend politiek-ideologisch palmares.

Toch kan zelfs CD&V al eens de rug rechten: bij het veto tegen de opname van Jean-Marie Dedecker in kartelpartner N-VA werd geen enkele toegeving gedaan. Toen kon zij wel vijf minuten politieke moed opbrengen. Dat zij dit zelfs lang kon volhouden, bleek bij het tragikomische mandement van de zuilverwante vakbondsleiders om vooral niet voor de N-VA te stemmen. Voorzitster Marianne Thyssen toont ook veel lef in het feitelijk verwerpen van de vijf Vlaamse resoluties en de grondwettelijke regeling inzake BHV. CD&V-ers met lef, wat gaan we nog meemaken?

De bezadigde centrumkiezer zou dat graag wat vaker zien, maar dan bij andere controverses: een partij die zijn eigen opvattingen uitdraagt en daarin kan volharden, één die niet bij de minste tegenwind door de knieën gaat. En kijk, niemand zag het aankomen, maar nu is er blijkbaar zo’n partij. Uit zijn geliefde Beieren heeft Bart De Wever een politiek model meegebracht dat mutatis mutandis tot de natuurlijke volkspartij van Vlaanderen kan worden. We weten nog niet of de indruk die hij persoonlijk van zijn overtuiging geeft, en die goed bij la Flandre profonde aansluit, ook het politiek profiel van de partij is, maar voorlopig is de kiezer bereid om dat aan te nemen. Als CD&V nog een toekomst wil, dan moet ze zichzelf tot Vlaamse CSU omvormen. Anders valt die rol voor lang aan N-VA toe.

Labels: , , ,

Read more...

21 juni 2010

We are NOT all socialists now! (Nick Roskams)

Een persbericht van het Liberaal Vlaams Studentenverbond

Het Liberaal Vlaams Studentenverbond (LVSV) waarschuwt voor ‘Griekse toestanden’ als men nog langer wacht met het voeren van een strikt budgettair beleid. Als liberale studenten zijn we vooral bezorgd om de gevaarlijke houding van de Franstalige socialisten naar aanleiding van de regeringsvorming. Het is duidelijk dat de PS geen voorstander is van de broodnodige budgettaire discipline, men komt zelfs met nieuwe belastingen en nieuwe uitgaven op de proppen. De verkiezingen van 13 juni hebben de PS wel een overwinning bezorgd, maar dat betekent niet dat de economische logica van de socialisten geloofwaardig is geworden, integendeel!

Met een hoge belastingsdruk, uitgaven die men niet onder controle krijgt en een stijgende rentelast vormt de huidige budgettaire situatie een gevaar voor de toekomstige generaties. Besparingen en de afslanking van het overheidsbeslag zijn essentieel als we willen vermijden dat België het Griekenland aan de Noordzee wordt. Alle internationale rankings geven aan dat het slecht gesteld is met de efficiëntie van de Belgische overheden en wijzen op een betere besteding van de middelen als beste oplossing. België zit bovendien aan zijn limiet van fiscale druk. De lage economische groei en een grote zwarte economie zijn hier het beste bewijs van. Het probleem van de ontsporende begroting ligt dus niet aan de inkomsten maar aan de uitgaven.

Ondanks deze feiten blijven sommige politieke partijen, met de PS op kop, nog steeds blind voor de noodzakelijke hervormingen. Zij weigeren de zuinigheid te tonen die de modale Belg al jaren noodgedwongen toepast. Ze vragen zelfs dat wij allemaal nog meer van ons geld op tafel leggen om deze inefficiëntie te blijven bekostigen. In deze economisch onzekere tijden is er niets asocialer dan de mensen te laten betalen voor de eigen inefficiëntie van de overheid en de schulden door te schuiven naar de toekomst. De liberale studenten waarschuwen: “Alle verspilling die men vandaag gedoogd, zal door de jonge generatie dubbel worden betaald.”

De liberale studenten roepen alle partijen op om de ernst van deze situatie in te zien en niet mee te stappen in de socialistische retoriek van de PS. Beleidskeuzes moeten gebaseerd worden op feiten en rationaliteit, niet op de sentimentele houding van sommige politici. Besparen heeft immers niets te maken met harde maatregelen maar met verantwoordelijkheid jegens de bevolking. Met besparen raakt men niet de modale Belg maar wel de inefficiënte werking van de overheid waar de modale Belg onder lijdt. Het is de socialistische laksheid die de huidige begrotingssituatie heeft gecreëerd. De oplossing voor dit probleem is niet meer van hetzelfde maar minder!


Voor meer informatie:
Franc M.J. Bogovic, voorzitter LVSV Nationaal
Nick Roskams, politiek secretaris LVSV Nationaal


Het LVSV is een onafhankelijke studentenvereniging die al sinds 1930 de liberale studenten aan de Vlaamse universiteitssteden verenigt en ideologische bewogenheid verzoent met studentikoziteit. Vanuit een overtuiging van individuele vrijheid pleit het LVSV boven partijen heen voor een consequente liberale koers binnen het politieke landschap.

Read more...

20 juni 2010

Wat zal er eerst veranderen: België, of de N-VA? (Hoegin)

De N-VA van Bart de Wever won overtuigend de verkiezingen van verleden week. De vraag die de komende dagen en weken opgelost dient te worden is echter wat Bart de Wever voor die overwinning koopt: zal hij Vlaanderen na jarenlange stilstand vooruit kunnen helpen, of zal blijken dat zijn ergste vijand – het Vlaams Belang – toch gelijk heeft en dat met de Franstaligen in België eenvoudigweg niet meer samen te werken valt?

Dat de overwinning van N-VA verleden week enorm was, staat buiten kijf. De partij werd de grootste in de federale Kamer, waardoor koning Albert II genoodzaakt was Bart de Wever uit te nodigen voor een gesprek over hoe het nu verder moest. Sindsdien werd Bart de Wever aangesteld tot informateur om een regering op te bouwen rond de as N-VAPS, vermoedelijk onder leiding van huidig PS-voorzitter Elio di Rupo. Wie zou het enkele jaren geleden hebben durven voorspellen? Noch Bart de Wever, noch Elio di Rupo zouden zulke voorspelling ernstig hebben willen nemen.

Ondertussen wordt met de dag duidelijker hoezeer de N-VA met haar eigen succes worstelt. De problemen begonnen eigenlijk verleden jaar al, toen de partij onverhoopt goed scoorde in de regionale verkiezingen, en warempel op eigen kracht in de Vlaamse regering verzeild raakte. Vóór de verkiezingen klonk het nog dat de partij voorstander was van het toepassen van de Maddens-doctrine in de Vlaamse regering, maar eenmaal de partij deel uitmaakte van die regering, kwam er van die Maddens-doctrine niet veel meer in huis. Blijkbaar was de partij te groot geworden en had ze door haar toetreding tot de Vlaamse regering teveel verantwoordelijkheid op zich genomen om op die harde Vlaamse lijn te blijven staan. Van belangenconflicten was er bijvoorbeeld geen sprake meer – op die enkele dreiging na – ook al trad de federale regering naar slechte oude gewoonte meermaals buiten haar bevoegdheden. Merkwaardig genoeg werd dit kiezersbedrog tijdens de recente verkiezingscampagne de partij niet één keer voor de voeten geworpen, noch door haar politieke tegenstanders, noch door de pers. Men kan zich afvragen hoe dat toch zou komen…

Tijdens die verkiezingscampagne kwam de partij trouwens opnieuw in de problemen. Hoewel het partijprogramma van de N-VA weinig ruimte voor twijfel overlaat, ontkende boegbeeld en nieuwkomer Siegfried Bracke herhaaldelijk en nadrukkelijk dat de partij separatistisch zou zijn. Door de partijleiding werd hij daarover overigens niet één keer teruggefloten. Meer zelfs, hoe verder de peilingen de partij omhoog stuwden, hoe minder ze nog vandoen wou hebben met welk separatistisch discours dan ook, uit schrik middenkiezers af te stoten. Na de Maddens-doctrine moest door het succes van de partij ook het separatisme eraan geloven ten voordele van het confederalisme en de zelfverdamping van België in de Europese Unie.

Toen vervolgens op de verkiezingsavond zelf tot ieders verbazing bleek dat de peilingen het succes van de N-VA niet over- maar onderschat hadden, kwam de partij voor een derde keer met zichzelf in de problemen. Dat partijvoorzitter Bart de Wever inging op de uitnodiging van het Paleis hoefde niet te verbazen, maar dat hij zich als republikein hield aan het zogenaamde colloque singulier was toch wel opmerkelijk. Als er in België één ding in aanmerking komt voor wat verandering – «Nu durven veranderen», nietwaar? – dan toch wel de koninklijke poppenkast in Laken en de manier waarop de politici daarin meespelen. Dat Bart de Wever zich vervolgens laat benoemen tot informateur hoefde ook niet te verbazen, maar ik zal wel niet de enige zijn die toch wat gemengde gevoelens heeft rond het feit dat hij voor rekening van Elio di Rupo rijdt. En dus ook Joëlle Milquet, want de enige andere partij naast de N-VA en de PS die al zeker lijkt te zijn van een toegangsticketje tot de volgende federale regering is inderdaad… de cdH.

In dat verband is de reactie van de Franstalige pers op het eentalige «schoonheidsfoutje» van Bart de Wever best wel interessant. Niet alleen vergat hij op zijn eerste persconferentie als informateur een hele reeks Franstalige journalisten uit te nodigen, bovendien was er van zijn mededeling geen Franse tekst beschikbaar. Je zou verwachten dat de voltallige Franstalige pers moord en brand zouden schreeuwen, maar blijkbaar beseft men ten Zuiden van de taalgrens maar al te goed hoe de zaken in mekaar zitten, en was men bereid het zaakje door de vingers te zien. Want inderdaad, het is niet in Wallonië of Bruxelles dat Bart de Wever zijn taaiste klanten zal vinden om de regering-Di Rupo I aan te verkopen. En kan men dan Bart de Wever afkraken omwille van een taalformaliteit, op hetzelfde moment dat hij in Vlaanderen het bedje probeert te spreiden voor een zo goed als Nederlandsonkundig Franstalig politicus? Wanneer de Franstalige pers mild of vergevingsgezind is tegenover een Vlaams politicus, is het altijd opletten geblazen. Wanneer het over een Vlaams-nationalist gaat, kan dat alleen maar a fortiori gelden.

Want het lijkt er inderdaad sterk op dat na de Maddens-doctrine en het separatisme, nu ook het confederalisme en de verandering in de vuilnisbak van de N-VA zijn beland. De partij kende een te groot succes, en van zodra bleek dat meer dan een kwart van het Vlaamse kiezerskorps wel pap lustte van de verandering die de N-VA beloofd had, werd de verandering onmogelijk. Nederlandsonkundige Franstaligen in de federale regering – ziet iemand daar een grote verandering in? De enige verandering die daar te noteren valt, is dat men tot voor kort aan Franstalige zijde toch nog de schroom had om te willen begrijpen dat op z'n minst de eerste minister een woordje Nederlands zou moeten kennen, maar voor Bart de Wever hoeft dat dus blijkbaar niet. Vermoedelijk vraagt meer dan één N-VA-kiezer zich af of dat nu werkelijk de verandering was waar hij of zij voor gestemd heeft. Als de partij op die ingeslagen weg verder blijft rijden, zou het wel eens kunnen dat de volgende verkiezingscampagne voor het Vlaams Belang net iets gemakkelijker zal lopen dan de vorige.

Labels: , , , ,

Read more...

18 juni 2010

Waarom Bart De Wever superieur is aan de journalistjes die hem proberen te "duiden"

Gisteren heeft de Kwaliteitstabloid een loffelijke poging ondernomen om grappig uit de hoek komen, maar die doelstelling hebben ze niet goed weten te implementeren. Ik zal u zeggen waarom ik dat vind. Zoals de meeste mensen beseffen: bij een geslaagde grap hangt veel ervan af wáár je ze vertelt, in welk gezelschap, hoe laat op de avond.

Bij het geval dat wij hier bespreken, lag de mislukking alvast niet aan de plek waar ze de grap verkochten, want op hun pagina's Opinie&Analyse worden vaker goede moppen getapt. Ze kunnen daar rekenen op enkele vaste waarden, hun Huyses, Hooghes, Sinardets et aliis*, die destijds –ik spreek van lang geleden– elk op hun beurt en met veel succes konden aantonen dat de kiezers van Leterme eigenlijk niet nationalistisch gezind waren.
Voor ernstige, zij het soms ironische journalistieke mededelingen, hebben ze bij De Standaard een andere en veel kleinere rubriek, namelijk Kreten&Gefluister.
Het moet voor de medewerkers van die rubriek dan ook een lichte ontgoocheling zijn geweest, dat gisteren in Terzake de Marketeer hen als clowns wegzette:Euh, enfin, in ons geval es het opgepikt in, euh, meer in een rubriek van heu, kijkt eens hoe dwaas heu of welke dwaze onderzoeken er nu wel allemaal euh gebeuren, mar je moe natuurlijk vastellen, ja dit ding, euh, het ziet er goed uit… dat is professioneel gemaakt he… Datadriven, onderzoeksbureau euh… 

Hij had het vanzelfsprekend over de manier waarop De Standaard in de val van Woestijnvis (en Belga) was getrapt, en over die voortdurend en goed coïterende VLD-ers. Bijzonder moedig was hij misschien niet, maar we begrijpen dat Peter het feit moest maskeren dat zijn kwaliteitstabloid het heel soms moet afleggen tegen het Belang van Limburg en de Gazet van Antwerpen.
En vaak gelooft de Marketeer ook echt dat hij iets te vertellen heeft. Bijvoorbeeld als het gaat over de tatoeage van een (vermoed ik) Engelse voetballer, die het Latijn wellicht niet uitstekend beheerst, en die in Chinese inkt "vini" op zijn arm had laten prikken, in plaats van "veni".
Om zoiets te melden jaagt Peter graag twee van zijn journalisten in touw, in dit geval Bernard Bulcke en Wouter Woussen, en hij laat hen veiligheidshalve zelfs bijstaan door een latinist, want een fout tegen het Latijn is rap gebeurd.
Bij de foto van die voetballer laat hij drukken: Zoek de (intussen verbeterde) fout op de arm van Jonathan Legear. En rond die foto staan dan een hoop Latijnse lapidaire zinnen (Peter zelf meent dat het over citaten gaat), die een kwaliteitslabel meekrijgen ...dat ons behoedde voor flaters zoals die van de voetballer Jonathan Legear (zie foto).
En dan schrijft hij:
‘Verba volent, scripta manent.’
Vertaling: ‘Woorden vervliegen, geschriften
blijven.’
Toepasselijk op: Al wie soms de aanvechting
voelt gespierde taal aan het papier,
een journalist of een camera toe te vertrouwen.


Het spreekt dat ik Peter in een mail, en op de site van DS, erop heb gewezen dat het "volant" was, net zoals die voetballer "veni" had moeten laten graveren.
Een figuur als marketeer Vandermeersch antwoordt dan niet, misschien omdat een prætor zich niet met kleinigheden bezighoudt, en mijn reactie online verscheen evenmin... maar Petertje liet die kemel wel snél rechtzetten op de site, en vandaag stond er zelfs een klein mea culpa'tje in de krant, zij het zonder enige verwijzing naar het artikel met dat kwaliteitslabel (en de gedrukte versie van zijn gazet kon zelfs Hij niet meer stilletjes verbeteren, aangezien scripta manent).
Hoe anders reageerde niet Bart De Wever, op een blog die ik jaren geleden aan hem wijdde? En die u nu eerst moet lezen lezer...
De Wever schreef mij toen onmiddellijk: "... dat zal mij leren van te spreken over zaken waar ik niets van afweet." . Punt.

Er blijft toch een verschil in stijl, tussen een rurale évolué en een stadsmens.
_____________
* hier mag geloof ik de verbogen vorm

Labels: , , , ,

Read more...

17 juni 2010

Waarheidsvinding door vrij onderzoek

De Nederlandse verkiezingswinnaar Mark Rutte uitte in mei 2009 het voornemen om een wetsartikel te schrappen dat door een rechter (in een vonnis ten nadele van de Vlaamse uitgever Siegfried Verbeke) opgevat werd als een verbod op holocaustontkenning. Rutte legde uit: “Als je er vrij over kan discussiëren, kan je die mensen van hun ongelijk overtuigen.” Hij ziet de mens als een waarheidszoekend subject, dat via vrij gedachtenverkeer de waarheid kan vinden. Premier Balkenende had daar toen verontwaardigd op gereageerd: hij gelooft immers in bevoogding, niet in vrijheid. Zo ook alle Belgische volksvertegenwoordigers (op één na) die in 1995 de holocaustwet goedkeurden. Deze verenigde vijanden van de democratie hadden ongelijk, en de praktijk toont waarom.



David Irving is in Vlaanderen geweest. Op zaterdag 5 juni gaf de omstreden historicus een lezing in een hotel aan de Vlaamse kust, binnen rijafstand van zijn woonplaats in Windsor, over de impact van nieuwe gegevens op ons beeld van WO2. In het VK kan hij nog steeds schrijven wat hij wil, en de evolutie in zijn opvattingen bewijst juist hoe waarheidsgetrouwe geschiedenis niets te vrezen heeft van vrij historisch onderzoek.

Hoewel zijn eerste tegenstander niet het jodendom was maar de Britse regering (die zijn telling van de slachtoffers van het bombardement op Dresden niet op prijs stelde), kan Irving geredelijk van anti-joodse animositeit verdacht worden. Evenzeer trouwens als Erasmus, Voltaire en andere pijlers van de Europese beschaving. Laat ons net als bij Erasmus en Voltaire maar een onderscheid hanteren tussen de verschillende componenten van zijn oeuvre, het onwenselijke daarlaten en het verdienstelijke onthouden. Hij is alleszins officieel als antisemiet gebrandmerkt: in 2000 verloor hij zijn proces wegens smaad tegen de joods-Amerikaanse professor Deborah Lipstadt, die hem zo genoemd had.

Bij die gelegenheid veroordeelde Lipstadt de Europese muilkorfwetten: “Irving moet het recht hebben om zichzelf belachelijk te maken.” Een andere Irving-bestrijder, wijlen Chaim Bermant, wees er in zijn blad Jewish Chronicle al op dat de joden hun emancipatie in Europa te danken hebben aan het liberalisme en niets te winnen hebben bij bevoogdende censuurwetten. Mede onder zijn invloed zag Tony Blair af van een voorgenomen invoering van een dergelijke wet in het VK. Jawel, verstandige joden spreken zich uit tégen deze uitzonderingswetten die een joodse ervaring buiten de geschiedenis plaatsen. Men moet dus niet de vermeende joodse gevoeligheden inroepen om zulke censuur, een democratie onwaardig, te rechtvaardigen.

Het was een gojse, Oostenrijkse rechtbank die Irving in 2006 voor een jaar de gevangenis in draaide wegens een lezing in 1989. Irving beseft dat zijn reputatie als historicus onherstelbaar beschadigd is en dat hij bij leven een paria zal blijven, maar hij neemt het filosofisch op: “Over honderd jaar zal mijn versie de algemeen aanvaarde zijn.”

De evolutie van Irvings opvattingen over de holocaust volgt vrij nauw de feitelijke gegevens die onder zijn aandacht komen. Aandacht kan selectief zijn, en collega’s merken bij hem een “consistente partijdigheid die de bewijzen vervormt” op; Irving vindt trouwens hetzelfde over de “conformistische” WW2-historici, en ook in andere dossiers staan maar weinig geleerden boven deze kleinmenselijke neiging. Doorgaans gaat er tijd over eer men alle feiten in een voldoende breed perspectief kan plaatsen, en constructieve interactie met vakgenoten. Dat proces zou bespoedigd zijn als Irving zelf niet zulke gezworen individualist geweest was en het academisch bestel niet zulk taboe in acht genomen had jegens alle gegevens die door Irvings hand “besmet” zijn. Zo zijn er nogal wat, want zijn forte is juist het verkennen van archieven op oorspronkelijke documenten, liever dan de ontdekkingen van anderen te herkauwen.

Zijn huidig onderzoek, ondermeer in de biografie van Heinrich Himmler, graaft vooral in de gecodeerde intern Duitse communicatie gedecodeerd door de Britse experts in Bletchley Park. Dat is een nog weinig ontgonnen goudmijn aan eerstehands getuigenis over de Duitse besluitvorming tijdens de oorlog.

Men heeft Irving niet zonder reden verweten dat hij “authenticiteit met objectiviteit verwart”, d.w.z. dat hij zijn primaire nazi-bronnen te veel op hun woord gelooft. Tijdens deze lezing scheen hij dat gebrek toch ontgroeid te zijn. Zo toonde hij zich skeptisch tegenover enkele uitspraken van Himmler die door andere revisionisten graag te diens onlaste aangehaald worden. Hij herneemt nu de orthodoxe stelling dat Himmler codewoorden gebruikte om het ergste te verhullen, bv. Sonderbehandlung, “speciale behandeling”, voor het doden van joden. Zo citeert hij een vraag van een SS-generaal om een bepaald type machinegeweer “voor onze Sonderaktionen”. Overigens kreeg die generaal een uitbrander van Himmler omdat hij herfst 1941 in Riga met massamoorden op uit Duitsland overgebrachte joden begonnen was toen daartoe nog geen bevel gegeven was. Maar “Himmler had tasted blood”, hij begon in te zien dat de door plaatselijke ondergeschikten geïmproviseerde methode om het “jodenvraagstuk op te lossen” minstens zo efficiënt was als eerdere omslachtige plannen om hen in buitengebieden te hervestigen.

Voor twee derde gaat Irving nu mee in de “conformistische” opvatting van de holocaust. Hij erkent de uitroeiing van honderdduizenden Sovjet-joden door de Einsatzgruppen in bezet Sovjetgebied in 1941-42. Hij erkent ook de uitroeiing van de Duitse en Poolse joden (volgens een door hem onder de aandacht gebracht intern SS-rapport 1,24 miljoen) in Sobibor, Belzec en Treblinka in 1942-43. Hij weerlegt in detail de revisionistische stelling dat het hier om “doorgangskampen” op weg naar een joodse hervestiging in Wit-Rusland ging, al was die hervestiging eerst wel de algemeen bekende bedoeling geweest zodat zij als camouflage kon dienen. Hij documenteert hoe Himmler tegen 1942 wel degelijk op een uitroeiingsplan overgeschakeld was, waarover hij zo min mogelijk mensen inlichtte, “zelfs Hitler niet”. Dit laatste is een gewaagde hypothese, maar maakt uiteindelijk geen verschil voor de feitelijkheid van de jodenuitroeiing.

Alleen inzake Auschwitz, het “werkkamp met hoge dodentol”, en de uitmoording aldaar van vooral de West-Europese joden, ligt het ingewikkelder. Maar ook orthodoxe historici hebben recent betoogd dat Auschwitz disproportioneel veel aandacht gekregen heeft juist omdat er zoveel overlevenden waren, terwijl de TSB-kampen veel grondiger gemoord hadden en precies daardoor geen getuigen nagelaten hebben. Zo heeft Anne Frank Auschwitz overleefd om nadien in Bergen-Belsen aan tyfus te bezwijken; Irving spot met de drammende revisionisten die Annes dagboek als een vervalsing afdoen terwijl haar verhaal juist in hun kraam zou passen. Gaskamers zijn daarbij volgens Irving niet zo massaal ingezet als men meestal zegt, maar hij documenteert een betrouwbaar SS-getuigenis van het gebruik van twee kleine gaskamers voor arbeidsongeschikte gevangenen. Revisionisten van de harde lijn zien hem daarom als een afvallige, terwijl hij gewoon gaat waar het bewijsmateriaal hem leidt.

Irving zal blijven shockeren en naar eerherstel mag hij fluiten, maar eigenlijk is hij erg ver naar de mainstream-opvatting geëvolueerd. En dat niet door wettelijke opiniedwang maar door vrij historisch onderzoek.

Labels: , , , ,

Read more...

14 juni 2010

N-VA de boot in?

Nog nooit heb ik zoveel Latijnse citaten gelezen in de dagbladpers als vandaag. Veni vidi, vici, – Nil volentibus arduum – het kon niet op. Ik heb altijd wat moeten lachen met dat potjeslatijn van Bart De Wever, het roept toch altijd weer archetypes op van nonkel pastoor of van de Vlaamse boerenzoon die zich tot klerk heeft opgewerkt en die zijn eruditie op de communiefeestjes wil bewijzen. Maar alle respect: N-VA heeft zijn slag thuis gehaald, en wordt met voorsprong de grootste Vlaamse partij. Met een goede basiswerking en een stevige sociale verankering, vooral in de centrumsteden en het platteland, zeker ook bij de jeugd, maar ook via een ijzeren partijdiscipline, heeft deze flamingante partij met een rechts-conservatieve inslag de door de media aangestuurde BDW-bonus electoraal weten te verzilveren. De Franstaligen zien alle kleuren van de regenboog. Maar men moet hun strategisch inzicht, waarin ze de meerdere van de Vlamingen blijven, niet onderschatten.

Eerst iets over de balans voor de Vlaamse beweging als geheel. Voor het Vlaams-republikeins project, zoals wij dat verdedigen, is deze verkiezingsuitslag uiterst ambigu. Door de teloorgang van LDD en de verdere afkalving van Vlaams Belang (die er verkeerdelijk een Filip De Winter-campagne van maakte), ligt het electorale zwaartepunt nu helemaal bij de Nieuw-Vlaamse Alliantie. De Forza Flandria is dood en begraven. Bart De Wever houdt meer dan ooit, zoals hij altijd al deed, zorgvuldig afstand van het Vlaams Belang, om zelf niet in het cordon terecht te komen. Hij richt zich nu openlijk tot de traditioneel-Belgische (“staatsdragende”) partijen, zijnde CD&V, VLD en S.PA, om met hen naar de onderhandelingstafel te gaan. Dat wordt uiteraard biechten bij de duivel. Zonder twijfel haten ze hem heimelijk, alle drie, en worden er in de strategische keuken nu al scenario’s bedacht om deze spelbederver te verdrinken in de Belgische beerput. Caroline Gennez kon zich nog het minst inhouden, en maakte hem zondagavond op de VRT uit voor Boer Charel. Hilariteit alom, De Wever keek naar de tippen van zijn zondagse schoenen, en zweeg. Dat belooft.
Het vooruitzicht op een karaktermoord op zijn Belgisch is reëel. Mee de boot in gaan en ingekapseld worden in de compromislogica, om tenslotte door de basis gedesavoueerd te worden, het klinkt bekend in de oren: het Schiltz/VU-scenario. Ofwel het been stijf houden en in de oppositie gaan: daar wenkt dan het cordon en de trage afkalving door het politieke (én eventueel sociale) isolement, ook dat verhaal kennen we.
Anders gezegd: boer, let op je ganzen. Het Vlaams Belang had niet helemaal ongelijk om de Belgische logica te weigeren. Men is, binnen de Belgische onderhandelingscontext, hoe dan ook verplicht om spelregels te volgen die op de maat zijn gesneden van de Latijns-francofone tekstexegese, de kleine lettertjes, de dubbele betekenissen, de valse bodems, de voetangels. Daar zijn Di Rupo, Reynders, Maingain, Onckelinckx e.a. heer en meester in. Ik heb het ooit eens vergeleken met de Amerikaanse indianenstammen die voor enige kisten whisky hun land verkochten aan de “pioniers”, terwijl ze voor landeigendom zelfs geen woord hadden. Deze syntactische kloof wordt al te veel onderschat: we zijn niet alleen twee volkeren en twee culturen, door een historisch fatum aan elkaar geklonken,- we spreken ook in alle opzichten een verschillende taal. Aan de Belgische diplomatieke conferentie (met dank aan K. De Gucht) deelnemen, is dus op voorhand al met een handicap spelen, en een surrealistische logica accepteren die ons ten gronde vreemd is. Of om nog even in de antieke oudheid te blijven: soms is het beter om de toverzang van de Sirenen niet te willen aanhoren en de oren dicht te stoppen met was, zoals Odysseus deed. Rien ne va plus.

Een ongemakkelijke waarheid

Zo zijn we terug bij het thema van Vlaamse onafhankelijkheid, die hoe dan ook meta-politiek moet worden gezien. Met onderhandelingstechnieken, Latijnse citaten, en al dan niet-verborgen- agenda’s komen we er nooit. Zelfs niet met een eclatante verkiezingszege. Als ik goed kan tellen komen de drie V-partijen (die wellicht binnenkort maar met z’n twee zullen zijn) met moeite aan 45% van de Vlaamse kiezers. Dat is niet echt om te juichen. Veel essentiëler dan de komende uitputtingsslag met de PS, is dan ook een focus op de modale Vlaming zelf, die er nog van moet overtuigd worden dat een autonome Vlaamse republiek als Europese lidstaat een betere optie is dan de zoveelste institutionele hervorming op zijn Belgisch.
Deze wil om te overtuigen zie ik te weinig, zeker bij marktleider N-VA. Haar voorman haat het woord “revolutie” en krijgt het woord “republiek” niet over de lippen. Het flamingantisme –en a fortiori het separatisme- is nog steeds een minderheid in Vlaanderen. Er is dus werk aan de winkel qua publieke sensibilisering die de partijgrenzen overstijgt. Nog altijd gaapt de kloof tussen flamingante rechterzijde en Belgicistisch-links. Daarbij komt nog dat de N-VA-monsterscore beslist mee te danken is aan een pak antipolitieke protest- en foertstemmen,- die, voor alle duidelijkheid, in het verleden naar LDD en VB gingen. De Vlaamse electorale coup-de-foudre, het spectaculair opduiken van een neen-beweging die even snel weer oplost, is trouwens een traditie die tot in de 19de eeuw teruggaat, zie bijvoorbeeld de kortstondige boom van de Meetingpartij. Traditioneel zijn het de katholieken die met hun absorptievermogen dan de rol spelen van grote dweil,- het welbekende tsjeven-verhaal dus.
Afgezien van de vraag, wat Bart De Wever met zijn overwinning eigenlijk gaat kopen in het Belgische kraam, moet de vraag dus gesteld worden wat de Vlamingen willen. En hoe ze, niet alleen met rede maar ook emotioneel, een Vlaamse staatsvorming kunnen omarmen. Als men er niet in slaagt, een begeesterend republikeins project uit te tekenen, iets dat alle Vlamingen kan charmeren, dan mogen we het wel vergeten. Een ontmanteling voorstellen van het sociale vangnet, tegen de “doppers-profiteurs”, vind ik bijvoorbeeld nu niet echt een bewijs van republikeins denken. Misschien is dat wel een nieuwe uitdaging voor de verliezer van gisteren, het Vlaams Belang: de boer opgaan, het middenveld veroveren, mensen warm maken voor een maatschappelijk project. Het sex-appeal ontwikkelen van de onafhankelijkheidsgedachte. De problematiek van migratie en de islamisering vormen beslist politieke kernthema’s, maar ik mankeer een positief, “warm” gevoel rond een nieuwe civil society, made in Flanders. Zowel bij N-VA als bij Vlaams Belang. Hier ligt een groot sociocultureel terrein braak: benieuwd wie er iets mee doet.
Voor de rest zou ik er nog een citaatje uit de Ilias van Vergilius aan toevoegen: “Timeo Danaos, et dona ferentes”. Vrij vertaald: “Opgepast voor de Franstaligen, zeker als ze redelijk worden”. Nog niet zolang geleden wilden ze Bart De Wever op een boot zetten en in het midden van de Atlantische Oceaan tot zinken brengen. Nu zal hij als de onderkoning van Vlaanderen, wellicht geflankeerd door alle “democratische partijen”, het zoenoffer brengen aan een oppermachtige PS, die door de Waalse kiezer is gemandateerd om de operatie “Red België” tot een goed einde te brengen. Undercover klinkt dat: “Hoe krijgen we De Wever en zijn separatistische club de boot in?”. Daar staan de drie grote politieke families al klaar om het beslissende duwtje te geven, l’union fait la force.
Spannende, hilarische dagen, weken en maanden staan ons nog te wachten. Ben ik blij dat ik dit mag meemaken. We hebben onze stem gegeven, we hebben niets meer te zeggen. Het doek gaat nu open voor een portie pantomime en spraakverwarring waar Vlaanderen, let op mijn woorden, bekaaid zal uitkomen. Het is nu al uitkijken naar de volgende verkiezingen: die van de kater en de ontgoocheling. Kiest de Vlaming dàn niet voor de breuk, dan is het feest definitief voorbij en haalt België probleemloos de 22ste eeuw. Waarna het Noorden door de opwarming van de aarde sowieso onder water komt te staan en we allemaal beleefd asiel moeten vragen in het Zuiden. Wie er dan de boot in moet, dat laat zich raden.

Johan Sanctorum

De auteur is kernlid van de denkgroep Res Publica, en auteur/samensteller van “De Vlaamse republiek – Van utopie tot project” (uitg. Van Halewyck).

Read more...

10 juni 2010

Verkiezingswedstrijd: scepsis tegenover peilingen (Hoegin)

Als de verkiezingswedstrijd van Politiek.Net maar één ding duidelijk aantoont, dan wel dat er onder de deelnemers een gezonde scepsis bestaat tegenover de peilingen. Zo blijkt dat minder dan de helft gelooft dat N-VA komende zondag meer dan twintig procent zal halen, terwijl de laatste peilingen die partij nog minstens vijf procent hoger plaatsen. Kijken we meer in detail naar de resultaten van de verkiezingswedstrijd, dan valt op dat voor sommige partijen de verwachtingen toch wel bijzonder ver uit mekaar liggen.

De traditionele verkiezingswedstrijd van Politiek.Net peilt niet naar de partijpolitieke voorkeuren van de deelnemers, maar wel naar hun verwachtingen over de uitslag van de verkiezingen. Bijkomend wordt er ook gevraagd naar de verwachtingen rond de nieuwe coalitie, welke partij de eerste minister zal mogen leveren, en welke peiler het dichtst bij de uiteindelijke uitslag zal zitten.

Er zijn gevallen bekend waarbij zulke wedstrijden de uitslag van de verkiezingen nauwkeuriger konden voorspellen dan de peilingen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk wanneer kiezers van een bepaalde partij om één of andere reden systematisch ondervertegenwoordigd zijn in de peilingen, en als het ware «onpeilbaar» worden. Een verkiezingswedstrijd kan zo'n probleem opvangen als – áls – de deelnemers erin slagen beter aan te voelen wat er werkelijk leeft in de bevolking. Onder meer het bekende boek The Wisdom of Crowds van James Surowiecki beschrijft dit fenomeen en de mechanismen erachter uitvoeriger. Of er veel wisdom te verzamelen valt onder de deelnemers van de verkiezingswedstrijd valt natuurlijk moeilijk in te schatten, en omwille van de voorgeschiedenis van Politiek.Net kan aangenomen worden dat de ene strekking al wat beter vertegenwoordigd is dan de andere. Met de meer dan zeshonderd deelnemers kan er anderzijds wel al gesproken worden van een aanzienlijke crowd.

Laten we die analyse beginnen met een blik op de prognoses voor de scores van de politieke partijen in Vlaanderen. Gemiddeld zien de deelnemers CD&V dalen tot net onder de twintig procent. Vrijwel niemand ziet de partij winst boeken tegenover verleden jaar, maar slechts enkelen durven zo diep te gaan dat ze partij onder de vijftien procent plaatsen. De meesten zien de partij eindigen tussen de 18% en 21%.

Slechts een kwart van de deelnemers meent dat Vlaams Belang zal stijgen tegenover verleden jaar. Sommigen geven de partij echter een winst van zes procent! De meesten houden het op een resultaat tussen 13% en 15%, maar sommigen zien de partij toch wegzakken tot onder de tien procent. Voor sp.a geldt nagenoeg hetzelfde, al denkt niemand dat die partij boven de 17% zal uitstijgen. Van Open Vld denkt de helft dat de partij winst zal maken, terwijl de andere helft denkt dat ze verlies zal lijden. Niemand denkt echter dat de partij een erg grote winst of een erg groot verlies zal opstrijken, want in beide richtingen gaat het over niet meer dan vier procent totaal.

Over de N-VA zijn de meningen duidelijk het meest verdeeld. Weliswaar ziet niemand de partij verlies lijden, maar op dé vraag van deze verkiezingscampagne – hoeveel winst zal de N-VA maken – is ook bij onze deelnemers de onzekerheid groot. Slechts een kwart denkt dat het minder dan vier procent zal worden. De meesten houden het bij een resultaat tussen 16% en 21%, met een gemiddelde van 19,3%. Sommigen zien de partij echter stijgen tot maar liefst 28%!

Vergelijken we de prognoses voor N-VA met die van CD&V, dan blijkt dat de meeste deelnemers nog steeds denken dat CD&V de grootste partij van Vlaanderen zal blijven. Opmerkelijk is wel dat het verschil tussen de gemiddelden voor de twee partijen veertien dagen geleden nog bijna twee procent bedroeg: bijna 20% voor CD&V tegen ongeveer 18% voor N-VA. Op een paar dagen van de verkiezingen staan de twee partijen echter virtueel gelijk, maar met een flinterdunne voorsprong voor CD&V.

De meeste deelnemers denken dat Lijst Dedecker terrein prijs zal moeten geven, en ergens tussen 5% en 7% zal uitkomen. Sommigen zien de partij stijgen tot bijna 10%; een fractie denkt dan weer dat de partij onder de kiesdrempel zal eindigen. Ook Groen! haalt volgens sommigen de kiesdrempel niet, maar drie kwart van de deelnemers denkt toch dat de partij meer dan 6% zal halen. Niemand denkt echter dat Groen! de psychologische drempel van 10% zal kunnen halen.

Welke partij zal de volgende eerste minister mogen leveren? Eerste opmerkelijke vaststelling: bijna de helft van de deelnemers denkt dat er vóór 1 september geen nieuwe coalitie met een nieuwe eerste minister op de been gebracht zal kunnen. Degenen die denken dat er vóór 1 september wel een nieuwe eerste minister zal zijn, lijken het dan weer eens te zijn met de bookmakers van Unibet: iets meer dan de helft van hen gokt op de PSElio di Rupo dus. Een vijfde denkt dat CD&V opnieuw de eerste minister zal mogen leveren, en iets minder dan een tiende kruiste N-VA aan. Elk van de andere partijen haalde minder dan 5%.

Wat de coalitie betreft, gokte ongeveer een kwart van diegenen die denken dat er vóór 1 september een nieuwe coalitie de eed zal kunnen afleggen, op een olijfboomcoalitie, al dan niet aangevuld met N-VA. Dat zovelen een olijfboomcoalitie zonder N-VA verwachten is echter opmerkelijk. Zo'n regering zou immers aan Vlaamse zijde hoogstwaarschijnlijk niet over een meerderheid kunnen beschikken. Slechts veel verderop volgen een tripartite met of zonder N-VA, een regering van Nationale Eenheid of rooms-rood met of zonder N-VA.

Kijken we hoe vaak de verschillende partijen aangekruist werden, dan zien we dat CD&V en PS duidelijk op kop liggen, op de voet gevolgd door cdH en sp.a. Daarna volgen Ecolo en Groen!, vervolgens N-VA, en dan pas Open Vld. Slechts een kwart denkt dat MR zitting zal hebben in de volgende regering. Voor de deelnemers lijkt het dus een uitgemaakte zaak dat de christen-democratische en de socialistische partijen deel zullen uitmaken van de volgende regering, en dat de ecologische partijen vervolgens de grootste kans maken om mee aan het roer van het land te mogen staan. Over de deelname van de N-VA heerst enige onzekerheid, en ook Open Vld lijkt een twijfelgeval. Het verschil tussen Open Vld en MR is wel opvallend, en blijkbaar vermoeden een aantal deelnemers dat de regeringsonderhandelingen wel eens zouden kunnen uitmonden in een nieuwe asymmetrische regering, namelijk met Open Vld maar zonder MR.

Hoe zit het tot slot met het vertrouwen in de peilers en de peilingen van de afgelopen weken? De deelnemers van de verkiezingswedstrijd schijnen als crowd duidelijk te geloven in hun eigen wisdom, want meer dan een derde denkt dat de gemiddelde prognose het dichtst de uiteindelijke verkiezingsuitslag zal benaderen. Minder dan een vijfde denken dat de laatste peilingen van De Standaard en VRT of La Libre Belgique er het dichtst bij zal zitten, op enige afstand gevolgd door de peiling van Vers l'Avenir. Slechts weinigen geloven in de peiling van Le Soir en RTBf, of de uitgelekte geheime peiling van TNS Dimarso. Zo goed als niemand denkt dat de verkiezingsuitslagen van 2009 de peilers zullen weten te verslaan.

Wie dat wil kan nog tot de dag vóór de verkiezingen meedoen aan de verkiezingswedstrijd van Politiek.Net en er zijn eigen prognoses registreren.

Labels: , , , , , , , , ,

Read more...

8 juni 2010

Een geval van tolerantie

Een dossier waarin progressiviteit en multiculturalisme kletterend met elkaar botsen, is dat van de homorechten. In de vroegere homohoofdstad Amsterdam gaan trendy homo’s nu op de loop voor Marokkaanse potenrammers. Stiekem trotseren zij de afkeuring van hun linkse vrienden door voor “islamofobe” partijen te stemmen.



Het progressieve axioma van een onverbiddelijke vooruitgang in één richting, namelijk naar meer vrijheid en gelijkheid, wordt zwaar op de proef gesteld. In Europese wetgevingen winnen de homo’s nieuwe rechten, ondermeer het recht om te trouwen, zelfs om kinderen te adopteren, en om tegen discriminatie beschermd te worden. Maar in de straten van Europa moeten zij voor hun hachje vrezen. En in meer en meer gebedshuizen, namelijk in moskeeën, moeten zij dulden van uitgekreten te worden voor “erger dan honden en varkens”. Homohaat behoort immers tot de cultuur van sommige nieuwe medelanders, dus moet hij in het kader van de heilige diversiteit geëerbiedigd worden.

Buiten Europa zijn de homorechten ook in de wetgeving op hun retour. Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen waar de islam of het christendom sterk staat, verharden de bestaande discriminaties tegen en zelfs bestraffing van homoseksuelen. Drie van de vier soennitische rechtsscholen leggen aan homo’s de doodstraf op, en nogal wat moslimstaten voeren ze ook uit. Donorlanden van adoptiekinderen laten ongegeneerd weten dat zij vies zijn van het idee dat hun kinderen in een gezin met twee moekes of, erger nog, met twee vakes zouden terechtkomen. Progressisten juichen het toe dat zwarten leidinggevende functies bekleden in de Anglicaanse Kerk, maar moeten het beleven dat deze raciaal uitverkorenen juist de conservatiefste standpunten innemen in ethische dossiers, en ondermeer de normalisering van homoseksualiteit blokkeren. De antiracistische held Robert Mugabe rechtvaardigt zijn bestraffing van gays (homo’s, maar letterlijk “vrolijk”) aldus: “They may be gay in America, but they will be sad people in Zimbabwe.”

Tegen die tendens in stelt men van "Verlichte" zijde de gelijkheid en erkenning van de homoseksuele optie voor als een onvervreemdbaar deel van de Europese waarden en identiteit. Pim Fortuyn belichaamde dit discours, Ayaan Hirsi Ali wilde het in een volgende islamfilm tot uitdrukking brengen, en een Nederlandse voorlichtingsfilm over de eigen cultuur ten behoeve van kandidaat-immigranten bevat een scène van kussende homo’s op straat. Dat zou hier zo tot de oer-Europese zeden behoren.

Critici van de “islamofobie” stellen echter dat Europa tot voor kort weinig verschilde van de islamwereld inzake de afkeuring van de homoseksualiteit. Enerzijds is de golf van terechtstellingen van homo’s in landen als Iran en Afghanistan een erg recente verharding die contrasteert met een vroegere “hypocrisie”, d.w.z. formeel veroordelen maar oogluikend tolereren. Of zelfs openlijke tolerantie: ondermeer in de genoemde twee landen behoorde de knapenliefde sterk tot de feitelijke nationale traditie, en werd zij veelvuldig en openlijk bezongen in de poëzie. In Lahore, Pakistan, staat een monument voor de soefi-dichter Sjah Hoessain en zijn lustknaap Madho Lal.

Anderzijds bestrafte de wetgeving in Europese landen tot voor kort evenzeer homoseksuele handelingen, bv. bij Oscar Wilde. Het Nieuwe Testament schrijft geen specifieke bestraffing voor (anders dan de islam is het christendom immers geen wetstelsel) maar bij monde van Paulus veroordeelt het hen wel, wat maatschappelijke discriminatie in de hand werkte. De hedendaagse linkerzijde wil het graag vergeten, maar het Sovjetsysteem duldde de “bourgeois-decadente afwijking” evenmin. Ook in periodes van grotere tolerantie, met name in het Romeinse rijk, was er volstrekt geen erkenning van homoseksualiteit als gelijkwaardige relatievorm. Die gelijkheid in haar moderne vorm heeft trouwens nergens bestaan: ook waar de homoseksuele geaardheid maatschappelijke erkenning genoot, zoals bij de Indianen, was zij gekoppeld aan scherp onderscheiden maatschappelijke functies.

Zelfs de moderne tolerantie jegens homoseksualiteit veronderstelt niet dat men haar als gelijkwaardig goedkeurt. Freudianen zijn altijd voorvechters geweest van de “seksuele revolutie”, maar hun goeroe Sigmund Freud beschouwde de gelijkslachtige liefde wel als een afwijking. Vandaag zien vele christelijke en andere pleitbezorgers van een ethisch réveil in dat de vroeger gebruikelijke repressie tegen homo’s eigenlijk een gevaar vormde voor de gezinswaarden. Zij leidde ertoe dat menige homo, als hij al geen priester werd, voor de façade met een vrouw trouwde, haar ongelukkig maakte, en uiteindelijk haar en hun kinderen toch nog in de steek liet. Dan is het beter om homoseksueel partnerschap een wettelijke plaats te geven. Dat is precies wat men “tolerantie” noemt: iets afkeuren maar het bij wijze van minste kwaad toch een plek onder de zon gunnen.

Meningen zijn vrij, en men hoeft niet positief over homoseksualiteit te denken om tot de Europese beschaving te behoren. Bescherming tegen agressie en een welbegrepen tolerantie zijn als concrete gedragsnorm echter Europese verworvenheden die tegen de multiculturele verdwazing verdedigd moeten worden. Homo’s mislopen een heleboel plezier, maar dat is nog geen reden om hen te stenigen.

Labels: , , , ,

Read more...

Confederalisme voor dummies en de logische seconde van onafhankelijkheid daarin

Nu de jongste dagen door sommigen een retorische veldslag word geleverd rond het begrip confederalisme (1) zou ik graag als jurist-comparatist enkele verduidelijkingen willen aanbrengen in dat debat. Zoals steeds wanneer het over staatsvormen en constitutionele modellen gaat bestaan er in de realiteit nauwelijks "zuivere" gevallen, maar dat maakt het nog niet onmogelijk om een aantal zaken toch alvast begrippelijk uit elkaar te houden. Weliswaar hebben deze begrippen in de loop der geschiedenis niet altijd dezelfde betekenis gehad (2), maar vandaag bestaat er onder rechtswetenschappers een relatief grote consensus over hun betekenis. Confederalisme heeft m.i. enerzijds een vrij precieze betekenis, die men goed kan onderscheiden van andere beginselen, maar houdt anderzijds nog geen stellingname in over verschillende andere aanverwante vragen.

1. Het wezenlijke kenmerk van confederalisme, waardoor dit zich onderscheidt van federalisme, betreft de "Kompetenzkompetenz" zoals juristen dat in het Duits noemen. Het betreft de vraag welk niveau juridisch de bevoegdheid heeft om de bevoegdheidsverdeling tussen de niveaus te bepalen.
In een federale staat is het de federale grondwetgever (of zo er geen bijzondere meerderheid nodig is voor een grondwetswijziging, zoals in het Verenigd Koninkrijk, de wetgever) die de bevoegdheden verdeelt tussen het federale niveau en het deelstaatniveau. In een confederatie bepalen de lidstaten welke bevoegdheden de federale overheid heeft. Zo is de Europese Unie een confederatie, want de Unie heeft slechts bevoegdheden voor zover de lidstaten die hebben overgedragen aan de Unie en zolang ze die bevoegdheden daar laten (3). In een confederatie kunnen de leden die federale bevoegdheden ook eenzijdig intrekken. De regels volgens dewelke dat kan gebeuren zullen wel telkens verschillen. Zo kunnen de lidstaten van de EU in beginsel geen afzonderlijke bevoegdheden terug aan zich trekken, maar enkel de Unie als geheel opzeggen. In andere gevallen kan dit wel voor bepaalde bevoegdheden apart gebeuren. Ook kunnen er regels zijn die opzegtermijnen en overgangsmaatregelen opleggen.

2. Een confederatie verschilt anderzijds ook van een intergouvernementele conferentie, en in die zin is een confederatie wel degelijk meer dan een louter verdrag. Een confederatie heeft immers gemeenschappelijke (federale) instellingen die wel degelijk bevoegdheden hebben die ze in beginsel zelfstandig kunnen uitoefenen, zonder dat er daarbij unanimiteit nodig is. Omgekeerd zijn er historische voorbeelden van een unanimiteitsvereiste in unitaire of federale staat (de Poolse Landdag bv. met zijn liberum veto) en stellen we vast dat in België alvast de Franstalige Gemeenschap over een vetorecht beschikt.

3. De Kompetenzkompetenz is niet hetzelfde als de residuaire bevoegdheid of restbevoegdheid. De residuaire bevoegdheid betreft de vraag wie de bevoegdheden heeft die niet uitdrukkelijk zijn toegewezen. Het andere niveau heeft dan enkel "toegewezen" bevoegdheden, zij het dat die bevoegdheid heel specifiek of heel algemeen kan zijn. In een confederatie hebben de leden de restbevoegdheid, maar dit geldt ook in de meeste federale staten. In België is dit niet het geval, omdat de bepaling van art. 35 Grondwet, die dit zou invoeren, nog steeds niet is uitgevoerd. Maar restbevoegdheid is dus wel iets heel anders dan confederalisme.

4. De begrippen federaal en confederaal zeggen op zichzelf niets over de omvang van de respectieve bevoegdheden. Men kan een federale staat hebben met zeer beperkte bevoegdheden en een confederatie met zeer veel bevoegdheden.

5. De begrippen federaal en confederaal zeggen ook niets over de hiërarchie der normen, over de vraag of de wetten van een niveau hoger zijn in rang dan die van een ander niveau. Een hiërarchie der normen bestaat immers enkel waar meerdere niveaus bevoegd zijn voor dezelfde materie en niet voor materies waar er maar één niveau bevoegd is. Een hiërarchie bestaan dus in beginsel enkel bij zogenaamd concurrerende bevoegdheden. Er zijn federaties zonder hiërarchie, zoals België, omdat er geen concurrerende bevoegdheden zijn, en er zijn confederaties met zo'n hiërarchie, zoals de EU. Of er concurrerende bevoegdheden zijn of niet is in zeer grote mate bepaald door de historische dynamiek, nl. of het federalisme centrifugaal is of centripetaal, d.i. uiteengroeiend of samengroeiend. In het tweede geval kan een concurrerende bevoegdheid en normenhiërarchie immers niet werken, omdat men niet tegelijk bevoegdheden kan overdragen aan een deelstaat en zeggen dat de bestaande zowel als nieuwe federale wetten toch altijd voorrang zullen hebben; dat zou pas "de mensen bedriegen" zijn (4).

6. Het is een politiek correcte mythe dat er in de geschiedenis geen "succesvolle" confederaties zijn geweest. Wel is het juist dat de meeste confederatie die enige duur hebben gekend ontstaan zijn vanuit onafhankelijke staten en niet vanuit een unitaire of federale staat. Denken we maar opnieuw aan de EU. Maar er zijn wel degelijk andere voorbeelden. Zo bv. de Duitse Bond. Of, nog een stuk relevanter: de Verenigde Provinciën. Na de afschaffing van de centraliserende Habsburgse monarchie met het Plakkaat van Verlatinghe (afzetting van Filips II) (5) hebben de Nederlanden zich omgevormd tot een zeer succesvolle confederatie, die zowat 200 jaar lang een wereldmacht is geweest. De soevereiniteit berustte toen bij de afzonderlijke Provinciën, die enkele centrale instellingen hebben ingericht (zoals de vloot) (6), en samen de "Unie van Utrecht" vormden (7).

7. Tenslotte wil ik ingaan op de modieuze stelling dat een confederatie separatisme veronderstelt. De tegenstanders van het confederalisme, die dit proberen af te doen als omfloerst separatisme, schilderen daarbij voortdurend een trompe-l'oeuil. De correcte vraag is namelijk of de overgang naar een confederatie noodzakelijk een tussenstap veronderstelt, nl. separatisme en onafhankelijke staten, dan wel of ze ook in één stap kan gebeuren.

De overgang van een federatie naar een confederatie kan zowel gebeuren in twee stappen, met tussenin de volledige afschaffing van de Belgische staat, als in één stap, waarbij België op geen enkel moment heeft opgehouden te bestaan maar enkel is omgevormd (weliswaar vrij fundamenteel). Het is namelijk perfect mogelijk om een confederatie overeen te komen vooraleer de federatie ontbonden wordt, en de ontbinding van de federatie te koppelen aan de omvorming in een confederatie. Het is perfect mogelijk om te bepalen dat elke deelstaat in beginsel soeverein is en alle bevoegdheden aan zich kan trekken en tegelijkertijd overeen te komen bepaalde bevoegdheden aan gemeenschappelijke instellingen toevertrouwd te laten.

Een voorbeeld: het is perfect mogelijk het land om te vormen tot een confederatie en daarbij overeen te komen dat het leger een gezamenlijk leger blijft; het is helemaal niet nodig om daarvoor het Belgisch leger af te schaffen, vervolgens twee aparte legers op te richten, en die vervolgens terug samen te voegen. Dat is nochtans mut.mut. wat mensen beweren die zeggen dat confederalisme niet mogelijk is zonder dat er voorafgaandelijk volledig onafhankelijke staten zijn.

In zo'n proces is er onafhankelijkheid van de deelstaten gedurende datgene wat juristen een "logische seconde" noemen (8): iets dat deel uitmaakt van het denkproces, maar zich niet reëel voordoet omdat de "logisch" volgende stap tegelijk wordt gezet met de vorige. Nu heb ik zelf geen enkele moeite met het etiket separatisme, maar wie beweert dat de overgang naar een confederatie de totale splitsing van het land veronderstelt is een handelaar in angst.

(1) Bv. M. REYNEBEAU, "‘Je moet de mensen niet bedriegen' Wat is in 's hemelsnaam confederalisme", de Standaard 5 juni 2010, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=V12R3DPV; B. EECKHOUT, "Tussenstand: De charlatans van het confederalisme", De Morgen 5 juni 2010, http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1114557/2010/06/05/Tussenstand-De-charlatans-van-het-confederalisme.dhtml
(2) De term confederaal is een Middeleeuwse term, de term federaal duikt voor het eerst op in Engeland halfweg de 17e eeuw met dezelfde betekenis. Het is pas rond het einde van de 18e eeuw dat de 2 termen stilaan onderscheiden werden (statenbond tgo. bondsstaat).
(3) Volgens de klassiek uitdrukking zijn de lidstaten de "meesters der Verdragen".
(4) Ik heb dit al eerder nader uitgewerkt in mijn bijdragen "Waarom Bundesrecht bricht Landesrecht het monster van Loch Ness is van het belgische staatsrecht" De Tijd 15 oktober 2004 = http://storme.be/bundesrecht.html, en "Martens haalt het Loch-Ness-monster van de Belgicisten weer boven ", Vlaamseconservatieven 30 juni 2007, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/06/martens-haalt-het-loch-ness-monster-van.html
(5) Tekst op http://www.storme.be/verlating.html
(6) Zie B. Bouckaert, "Institutions matter: Explaining successes of the Dutch Republic (1568-1795)", Harvard U. 2005, ook op http://www.law.ugent.be/grond/Organisatie/profesoren/ het bestand Dutch Republic.doc.
(7) Tekst op http://www.storme.be/unievanutrecht.html
(8) „eine spezifisch rechtliche Denkform für die Zeit, durch die der zeitliche Anfang, der zeitliche Wechsel, und das zeitliche Ende der Zurechnung von dauerhaften Rechten und Pflichten und ebensolchen Rechtsverhältnissen zu verschiedenen Rechtssubjekten durch die Fiktion eines bloß gedachten, auf einen minimalen Zeitpunkt reduzierten Zeitraum voneinander unterschieden werden.“ (Günther Winkler: Zeit und Recht. Kritische Anmerkungen zur Zeitgebundenheit des Rechts und des Rechtsdenkens, Springer, 1995, p. 318 v.)
Read more...

Vlaanderen geeft

Het Franstalige vijandbeeld van de Vlamingen zet, naast onze rechtse en foute oriëntatie, vooral onze vermeende gierigheid in de verf. Wij nieuwe rijken, ondankbaar voor wat wij in betere tijden van de Walen allemaal zouden gekregen hebben, weigeren om van onze overvloed te delen met onze minder ondernemende landgenoten. Wie temidden de Vlaamse werkelijkheid leeft, krijgt nochtans een andere indruk.



In het spectrum van de omgang met bezit staat tegenover gierigheid de extreme vrijgevigheid die beoefend werd door de Indianen van de Noord-Amerikaanse westkust tijdens de potlatch. Dat was een feest waarin een familie of stam de weggeverij van een andere stam tijdens een vorige potlatch zocht te overtreffen door overvleodig levens- en genotmiddelen, kunstvoorwerpen en ondermeer ook slaven aan de talrijke gasten ten geschenke te geven. Je kan het bekijken als een vrijwillige herverdeling van de rijkdom. Het gebeurde niet onder dwang, wel onder grote sociale druk: je prestige hing af van hoeveel je weggaf. De overdrijvingen leidden tot sociale ontwrichting en in 1885 tot een verbod om bestwil door de Canadese regering.

Het beginsel van status door weggeven vinden we in minder extreme mate in vele samenlevingen. Liefdadigheid en mecenaat zijn statussymbolen die welstand en bredere verantwoordelijkheidszin moeten bewijzen. In België wordt de bereidheid tot geven uitgeput door gedwongen “solidariteit” via de belastingen, maar in de VS patroneren kapitalisten uit eigen middelen de cultuur en de goede werken als onmisbaar deel van hun publiek profiel. Omdat zij door kritische aandeelhouders in toom gehouden worden, kunnen zij de genereuze gekte niet zover drijven dat ze zichzelf daarmee ruïneren, zoals Indianenfamilies wel eens deden.

Maar we hoeven de oceaan niet over om getuige te zijn van een potlatch. Het Vlaamse politieke bedrijf, en debat, is één grote oefening in wedijverende vrijgevigheid.

Om te beginnen is de Vlaamse geschiedenis er voortdurend één geweest van geven en toegeven zonder ooit te nemen. Een deel van het Franse, Waalse en Nederlandse grondgebied, en een nog groter percentage van hun bevolking, is hun door Vlaanderen afgestaan of aangeleverd. Anders dan sommige buurlanden en dan de Coburgs heeft Vlaanderen nooit verre landen leeggeroofd. Maar het heeft wel uit eigen middelen de Europese cultuur aanzienlijk verrijkt.

In de communautaire verhoudingen komt er geen eind aan de Vlaamse vrijgevigheid. Nadat Vlaanderen in de tijd van de talentellingen ettelijke morzels grond naar Wallonië heeft laten overhevelen of bij de erkenning van Brussel als derde gewest voorgoed buiten zijn eigen bevoegdheid geplaatst heeft, gaan er nu onder academici en politici alweer stemmen op om de ontvlaamste gemeenten van Vlaams-Brabant af te staan.

Inmiddels vertrekken jaarlijks miljarden euro’s als transfer naar Wallonië met voelbare gevolgen voor de Vlaamse welvaart. Tal van zwakkeren ondervinden hoe hun uitkering of hun voorzieningen net niet toereikend zijn om menswaardig te leven: de Vlaamse economie brengt de benodigde geldmiddelen wel op, maar ziet ze dan weggegeven worden. Gearriveerde academici en mediacraten voelen de gevolgen daarvan niet aan den lijve, en hun minachting voor communautair “gehakketak” demonstreert hun superioriteit tegenover de kleine luiden voor wie het gat in de begroting wél een beslissend verschil maakt.

Vandaag neemt Vlaanderen bovendien deel, zo ongeveer als koploper, aan een nieuwe Europese wedstrijd in vrijgevigheid. De begunstigden zijn de zogenaamde asielzoekers en andere niet-rechthebbenden op inwijking die hier toch verblijven. Het wordt heel erg fout gevonden om op de voorzieningen voor deze arrogante en allesbehalve dankbare groep te beknibbelen. Toch hebben andere Europese regeringen maatregelen genomen om de ergste excessen van het asielmisbruik in te dijken. Vlaanderen daarentegen is machteloos overgeleverd aan een beleid van gedogen en regularisatie, dat alvast financieel een reusachtige aderlating betekent. Daarnaast is er de onbecijferbare sociale kost, de schade aan “het kostbare weefsel” (want het gaat heus niet alleen om “úw centen”, zoals een aan de toog bedachte verkiezingsleuze ons vandaag voorhoudt).

Dat beleid wordt opgedrongen door de Franstaligen, in het kader van hun streven om Vlaanderen op alle mogelijke manieren schade te berokkenen, maar ook door de eigen bovenklasse. Zij ziet steun aan een verspillend beleid als graadmeter van haar eigen morele superioriteit tegenover de onderklasse die ouderwets “als een goede huisvader” de nationale welzijnsmiddelen wil beheren.

Het jongste ijkpunt in deze voortschrijdende beschadiging van onze samenleving is de uitsluiting van Vlaamse kinderen uit Antwerpse scholen ten gunste van “achterstandskinderen”. Dat zijn kinderen uit families die in hun thuisland doorgaans niet tot een achtergestelde groep behoren, anders hadden ze de middelen niet gehad om hier te geraken. Hier eisen ze in scholen bekostigd door Vlaamse ouders de plaats op van Vlaamse kinderen. Deze worden slechts in beperkte aantallen toegelaten, en dan nog vooral om als leeromgeving te dienen voor de niet-Nederlandstalige kinderen, als “taalbad”. Flandre, terre d’accueil!

Vlaanderen geeft de toekomst van zijn kinderen weg. Is dat niet genereus? Maakt dat ons niet tot betere mensen? Le Soir mag ons dan wereldwijd als onverdraagzame egoïsten afschilderen, maar wij baden toch maar fijn in de zekerheid dat geen enkele prijs ons te hoog is om in onze eigen ogen moreel superieur te zijn.

Labels: , ,

Read more...

7 juni 2010

Twaalf seconden

Twaalf seconden. Dat is de gemiddelde quote van een politicus op de televisie vandaag, zo blijkt uit een studie van Magda Michielsens, Katrien Lefever en Walter Angioletti (die ik hier dus in veertien woorden samenvat) (1). Wat mocht ik me vanmorgen gelukkig achten dat er nog - althans nog even - een radioprogramma als Rondas bestaat. Vijftig minuten krijg je daar. Dat is drieduizend seconden. Evenveel seconden als ik tekens krijg voor deze column in Doorbraak. Ook dat was vroeger meer. Niet dat die vijftig minuten Rondas een monoloog zijn, natuurlijk. Daar zorgt de interviewer wel voor. Meestal is het programma op voorhand opgenomen, maar soms zoals vandaag wordt het 'levend' uitgezonden (2). Dan moet je natuurlijk beter op je woorden letten, proberen het dadelijk correct te zeggen. Maar het klopt natuurlijk dat een redenering kan worden opgebouwd, en dat vergt nu eenmaal meer woorden dan een oneliner die precies evenveel zegt als zijn tegendeel. Dat is namelijk het kenmerk van de meeste oneliners: het omgekeerde is ongeveer precies evenveel waar.

En die oneliners zijn dan natuurlijk vaak weggeknipt uit een meer genuanceerde context. Herinnert U zich nog het eerste bezoek van die bisschop aan New York, die bij zijn aankomst van een persmuskiet de vraag kreeg "gaat U ook een nachtclub bezoeken in New York" en zijn jezuïetenopvoeding indachtig met een vraag antwoordde: "Zijn er nachtclubs in New York ?" De voorpagina van de krant meldde: 'Eerste vraag van de bisschop bij zijn aankomst in Amerika: "Zijn er nachtclubs in New York ?" ' (3).

Van Jos de Saeger wordt verteld dat hij bij een interview altijd eerst moest weten hoeveel ervan effectief zou worden uitgezonden. 'Drie minuten, mijnheer de Minister'. 'Ok, begin maar met de eerste vraag'. En na klokslag drie minuten zei de Minister: 'Dank U, het interview is beëindigd'. 'Maar ...'. 'Geen maren, U zendt toch maar drie minuten uit'. Gij zult niet knippen.

Die drie minuten zijn intussen gereduceerd tot twaalf seconden. Korte zinnen, korte gedachten. En dan maar beweren dat directe democratie gebaseerd is op simplisme, want op een referendum zou enkel maar met ja of neen kunnen worden geantwoord. Die ja of neen gaan dan wel over één enkele concrete vraag. Onze politicus moet héél zijn programma in twaalf woorden kunnen brengen. Er zijn er allicht wel enkele die toch niet meer te vertellen hebben. Of die enkel te vertellen hebben dat we moeten dialogeren. En er zijn er wellicht andere die na uren nog niet meer gezegd hebben. Bij die mensen ben ik blij als ze maar twaalf seconden krijgen. En inderdaad, het antwoord op concrete vragen kan meestal in twaalf seconden worden uitgesproken, vaak zelfs in één woord. Maar mogen we misschien toch ook nog de argumenten en motieven horen ? Mogen we nog eens verplicht worden of althans de kans krijgen om mee te denken ?

Ik zal U het verdere antwoord schuldig moeten blijven, beste lezer, want mijn drieduizend tekens zijn hiermee bereikt.

(Deze column verscheen in Doorbraak juni 2010)

(1) Zie Verkiezingen 7 juni 2009 - De campagne op televisie, http://www.moh.be/Verkiezingen09.htm
(2) U kan de uitzending van 16 mei 2010 herbeluisteren via de link op mijn stek http://storme.be
(3) Anekodte afkomstig van bisschop Peter Henrici, zie http://www.catholiceducation.org/articles/media/me0005.html
Read more...

“Sharia4Belgium” heeft totaaloplossing voor alles

Het probleem van de islamisering mag niet van de politieke agenda

Al een paar weken circuleert er op internet een youtube-filmpje waarin een drietal baardige kerels door Mechelen wandelt en rustig uiteenzet hoe ze de Belgische Islamitische Staat gaan oprichten. We herkennen onder meer Abu Imran, alias Fouad Belkacem, het grappig mannetje-met-bril dat ook al te zien was tussen de heibelmakers op de verstoorde lezing van Benno Barnard. Een en ander situeert zich binnen het obscure sharia4Belgium, een online opererende neventak van Al Qaida.

De broeders op het filmpje laten hun fantasie de vrije loop. Op alle kerktorens zal de heilige zwarte vlag wapperen en onze vrouwen-in-boerka zullen doeltreffend afgeschermd zijn van onzedige blikken. Een kring van godgeleerden zal alle facetten van het maatschappelijke leven regelen, zonder gezever of inspraak. Problemen zoals BHV worden als absolute non-issues gezien: in een islamitische staat kan niemand gaan stemmen, dus is ook dat soort verwikkelingen van de baan.

Klinkt het allemaal nogal vermakelijk, het laatste is toch een doordenker. Het Belgische lijdensverhaal zal na 13 juni niet afgelopen zijn, integendeel, we beginnen terug van vooraf aan, met een grote onderhandelingsronde, nachtelijke vergaderingen en schimmige deals,- een bad waarin ook de door de peilingen voortgestuwde N-VA zich zal moeten begeven. In heel dit imbroglio wordt onze liefde voor de democratie enorm op de proef gesteld. Juridische spitstechnologen verklaren deze verkiezingen bij voorbaat ongeldig. Burgemeesters in de Vlaamse Rand kondigen een boycot aan, maar prijken tegelijk toch op een verkiesbare plaats. Wie gelooft die mensen nog? De afkeer van de politiek zal alleen maar toenemen, temeer omdat de cultureel-historische wortels die ons naar het stemhokje zouden moeten drijven (de Atheense oer-democratie, het christelijke gelijkheidsbeginsel, de individualiserende renaissancecultuur, de Verlichtingsfilosofie, de strijd om het algemeen stemrecht… ) allang uit het collectief geheugen verdwenen zijn. De modale burger verkeert dus in een toestand van de slaapwandelaar/toeschouwer, functionerend op automatismen in een louter formeel politiek schaakspel.

Traditioneel wordt aan extreem-rechts de eer toegekend om van het apolitisme, volgend uit deze democratische karikatuur, te profiteren. Mensen zouden het systeem beu worden en hun heil zien in “’extreme” oplossingen, zoals de chaotische Weimarrepubliek in de jaren ’20 van vorige eeuw het nazi-tijdperk aankondigde. Sharia4Belgium, ten onrechte geminimaliseerd als religieuze folklore, toont dat het ook anders kan. Terwijl de Vlaamse partij, die de islamisering hoog op de agenda zette, nog altijd door de media wordt gemarginaliseerd en gedemoniseerd als “racistisch”, komt het religieuze fundamentalisme van Saudi-Arabische makelij hier rustig de gebouwen opmeten (de Mechelse St. Romboutstoren kan naar verluidt vrij snel getransformeerd worden tot minaret). Want 9/11 is gepasseerd: de fase van de Boeings die zich in torengebouwen boren is voorbij, nu wordt de infrastructuur geïnspecteerd op haar toegevoegde waarde in het islamiseringsproces.

Uiteraard is het architecturale aspect maar bijzaak,- de islam is trouwens niet geïnteresseerd in architectuur op zich, dat is een Westers-decadent verschijnsel. Men mikt ook niet alleen meer op de pure jihad, de heilige oorlog, de zichtbare grote clash der beschavingen. Veeleer speculeren de mannen van de sharia – en dat was in het filmpje eigenlijk vrij duidelijk – op de toenemende desintegratie van onze cultuur en het algemene gevoel van verlatenheid dat de publieke opinie kenmerkt. In één moeite schaft Sharia4Belgium de democratie, de vrijemeningsuiting, de lekenstaat en de rechtstaat af. De media geven geen krimp.

De echte inzet is ons spiritueel erfgoed

Dit maar om te zeggen dat we ons eens te meer, dankzij de massamedia en de politieke bewustzijnsvernauwing, op de voorgrond aan het verkijken zijn. Er is iets anders aan de gang, namelijk het ontbindingsproces van een door de multicultuur verzwakte samenleving. De persconferentie van Sharia4Belgium in het Borgerhoutse “ontmoetingshuis” De Shelter was er een treffende illustratie van. De plannen om op Ground Zero, in naam van de breeddenkendheid, een moskee (!) op te richten, is zo mogelijk nog frappanter: de aantasting van ons eigen waardenbesef is volop aan de gang.

Ondertussen blijkt, volgens een recent gerechtelijk communiqué, België dé draaischijf te zijn van het internationale terrorisme, met de locale criminele netwerken als doorgeefluik en de moskeeën als meeting points. Dat is geen fantaisistische complottheorie, de staatsveiligheid zelf komt er mee naar buiten. De link tussen moslimfundamentalisme, terrorisme, criminaliteit en een grote subcultuur van niet-integreerbare migranten is dus reëel, we hoeven ze niet uit te vinden. Maar de islamisering is géén verkiezingsthema. Màg het niet zijn. In de eerste plaats omdat het de politiek-correcte consensus zou verstoren. En anderzijds, fundamenteler nog, omdat het thema onrechtstreeks verwijst naar het mentale bankroet van de politieke klasse zelf, terend op publieke onmondigheid en apathie.

De multiculturele doctrine is daarin decennia lang het sluipend gif geweest. Het spiritueel erfgoed dat we gedurende millenia hebben opgebouwd, wordt probleemloos te grabbel gegooid. In de eerste plaats het kritisch bewustzijn van de mondige enkeling die we al bij Protagoras en Socrates aantreffen, en zich steeds weer heeft gereïncarneerd en verrijkt via het humanisme, de Verlichtingsfilosofie, Camus, Popper, Sloterdijk, de hedendaagse anti-establishmentstromingen, de burgerjournalistiek. De vervlakking van het maatschappelijke debat en de verkleutering van de media, de neiging ook om tegenstellingen te verbloemen, spelen dus objectief in de kaart van de mannen-met-ringbaarden. Zij zetten in op verrotting en apathie. Eens komt het grote walggevoel toch, en zal de roep om een sterke morele en politieke autoriteit elk kleindemocratisch geneuzel wegblazen.

Politiek en mediagewijs is het dus een blunder van formaat om de islamisering van de agenda af te voeren, omwille van Woestijnvisverkiezingen en het bijbehorende peilingencircus (in de Standaard-Stemtest komt bv. geen enkele verwijzing naar de islamisering of het moslimfundamentalisme voor…). Sinds de moord op Theo van Gogh weten we dat spreken schadelijk kan zijn, maar dat zwijgen zelfmoord betekent en de sprekers nog kwetsbaarder maakt. De provocatie van Sharia4Belgium moet dus wel degelijk beantwoord worden. Een confederaal België of een onafhankelijk Vlaanderen,- ons interesseert ondertussen vooral wat de visie is van de partijen op die baardige mannen met hun ambitieuze religieuze kolonisatieprojecten die onze eigen cultuurwaarden definitief willen ontmantelen. En daaraan gekoppeld: hoe die politici het toenemende cultuurvacuüm denken te counteren op pedagogisch vlak, in het onderwijs, de media, het socio-culturele circuit.

Voor ons, verontruste intellectuelen, is de boodschap duidelijk. De politiek moet eindelijk het probleem onder ogen durven zien. Maar de impact van de baardige mannen reikt maar zover als onze eigen zwakte. Het onderwijs moet zich dringend opnieuw gaan toespitsen op “Bildung”, doorleefde en actieve kennis, en niet alleen op vaardigheden of passief-geassimileerde eindtermen. Deze culturele heralfabetisering moet mentale weerbaarheid opleveren, kritische intelligentie, die het sharia-verhaal als tegenstrijdig met onze grondwaarden ontmaskert.

Het is niet nodig om Filip De Winter een profeet te noemen, zoals dat onlangs in het vuur van de discussie gebeurde. Toch moet een partij, die de islamisering van Europa als kernthema op de agenda heeft gezet, volwaardig aan de maatschappelijke discussie kunnen deelnemen. Politiek moet ook gaan over langetermijnbewegingen en socioculturele processen, niet alleen over witte konijnen, TV-hypes en oneliners. De euforie rond de Slimste Mens huist maar een boogscheut ver van de dictatuur van Mohammed. Iets om over na te denken in het stemhokje.

Guido Celen, voorzitter Pro Flandria

Guido Naets, Europees publicist

Johan Sanctorum, Res Publica

Jan van Malderen, Pro Flandria

Erwin Vanmol, cartoonist

Wim van Rooy, publicist
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>