27 februari 2011

Tricolore blinde vlek: wapenexportvergunningen (Hoegin)

De afgelopen week was er nogal wat te doen rond FN-wapens in Libië. Er kwam zelfs een Waalse minister-president aan te pas, die met de tranen in de ogen kwam vertellen hoe geschokt hij toch was dat een Arabisch dictator zomaar zijn voeten geveegd had aan een waterdicht contract. Meest verbazingwekkend is ondertussen dat nog niemand de herfederalisering van de wapenexportvergunningen op de communautaire onderhandelingstafel heeft gelegd: noch de sp.a, noch Groen!, noch één van de Franstalige partijen.

Of de Waalse minister-president Rudy Demotte in Vlaanderen veel punten gescoord heeft met eerst een naïvistische en vervolgens een gespeeld geschokte uitleg, durf ik toch sterk te betwijfelen. Denkt die man soms echt dat wij zulke aartsdomme uilskuikens zijn, dat wij inderdaad verwachten dat Arabische (of andere) dictators hun beste wapens netjes in de kazerne zouden laten staan wanneer ze het vege lijf moeten redden? En dat we vervolgens zouden willen geloven dat de Waalse minister-president ook echt geschokt is wanneer hij met ontegensprekelijke bewijzen geconfronteerd wordt, en ontkennen niet meer kan?

Voor Marc Reynebeau was het dan ook een koud kunstje om een stukje te schrijven dat ferm de draak stak met de hypocrisie van de verenigde Waalse politici. Hij is zelfs zo flink tussendoor te vermelden dat FN Herstal eigendom is van het Waalse gewest – voor een goed begrip: geen meerderheidsparticipatie, maar de volle honderd procent – al was het wel om in één moeite door ook een sneer te geven naar de Vlaamse wapenproductie. Die Vlaamse wapenproductie is overigens niet voor de volle honderd procent in handen van het Vlaamse gewest, verre van, maar een ietwat onoplettende lezer zou al snel met een andere indruk kunnen achterblijven. Ik neem aan dat het een klein schoonheidsfoutje van Marc Reynebeau was – het beste paard kan al eens struikelen –, want hem ervan verdenken opzettelijk een addertje onder zijn gras te steken durf ik niet.

Op één punt heb ik het echter behoorlijk lastig met het stukje van Marc Reynebeau. Waar hij er anders altijd als de kippen bij is om elk Vlaams splitsingsdiscours neer te sabelen als achterhaald, achterlijk of stompzinnig, lees ik nergens een pleidooi of zelfs nog maar een suggestie om de geregionaliseerde bevoegdheid voor wapenexportvergunningen terug naar het federale niveau te brengen. Of dat eventueel toch maar eens te overwegen. En wat historicus Marc Reynebeau ook al verzuimt te doen, is nog eens oprakelen hoe en door wie die bevoegdheid ook al weer geregionaliseerd werd.

Voor de lezers die het zich misschien niet meer zo goed herinneren: de bevoegdheid om wapenexportvergunningen af te leveren werd in 1991 in zeven haasten naar de gewesten overgeheveld, nadat vice-premier Philippe Moureaux van de PS met de institutionele atoombom had gedreigd. Daar waren, zoals voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, dus geen zeven jaren voor nodig, ook geen zeven maanden of zeven weken. Enkele dagen, eigenlijk zelfs maar een paar uurtjes, volstonden ruimschoots om de hele zaak te regionaliseren. Een splitsing «pur et dur» trouwens, met als enige compensatie voor de Vlamingen… dat de Volksunie de eer aan zichzelf mocht houden, met het einde van de regering-Martens VIII tot gevolg. Dat was nog eens andere koek dan de «vijf minuten politieke moed» of het «onverwijld» waarmee de Vlamingen al zo lang aan het lijntje worden gehouden. Over werkgroepen, synoptische tabellen, of kettingbelangenconflicten willen we het nog niet eens hebben.

Laat er echter geen twijfel over bestaan: als er één bevoegdheid in aanmerking komt om opnieuw naar het federale niveau gehaald te worden, dan wel die voor het afleveren van wapenexportvergunningen. Ook al ondervindt ze sterke concurrentie van de wet op de geluidsnormen, die in Brussel door de Franstaligen gebruikt worden om de luchthaven van Zaventem te nekken, en tegelijkertijd door het Waalse gewest soepel toegepast worden in Bierset. Maar dat die wapenexportvergunningen ooit al geregionaliseerd werden is te gek voor woorden, helemaal krankzinnig wordt het als men dan nog eens beseft dat de Waalse regering wat FN Herstal betreft zowel rechter als partij is. Voor de volle honderd procent. Het moet al een order uit Noord-Korea zijn, met daarin de expliciete vraag of de FN-wapens ook efficiënt ingezet kunnen worden om zoveel mogelijk uitgemergelde betogers neer te kunnen schieten in een betoging op het platteland, wil ze door de Waalse PS-regering niet goedgekeurd worden. En zelfs dan nog durf ik er mijn hand niet voor in het vuur steken dat de Waalse jobs en de Waalse belangen uiteindelijk toch niet zwaarder zouden doorwegen. «Anders zal iemand anders toch de wapens leveren,» weet je wel.

De vraag is dan ook: waar zijn nu die principieel pacifistische en communautair zo moedige partijen sp.a en Groen! om de herfederalisering van deze bevoegdheid op de federale onderhandelingstafel te leggen? Misschien kan Groen! er wel een punt van maken om die eis samen met Ecolo op tafel te leggen? Wat houdt de door Marc Reynebeau geviseerde cdH-voorzitster Joëlle Milquet tegen om dit communautaire taboe te doorbreken, en het zelf op tafel leggen? Kan ze meteen aantonen wat een onmens N-VA-voorzitter Bart de Wever wel is, die desnoods over lijken wil gaan om toch maar alles in België gesplitst te houden. Makkelijk zat dus, en het verschaft de CD&V meteen hét excuus om vast te stellen dat de N-VA echt niet in een federale regering wil stappen, waardoor de partij de handen vrij krijgt om een regering-Leterme III op de been te brengen.

Het zijn echter de politici alleen niet die hier massaal in de fout gaan. Waar zijn bijvoorbeeld de revolutionaire volkshelden – in het diepst van hun gedachten toch – van de KVS om nog eens een avond «Niet in mijn naam» te organiseren? Deze keer misschien wel samen met nog meer Franstalige collega's! Of moet het initiatief ook deze keer eerst van de Facebook-generatie komen? Naar een naam voor een nieuwe betoging zullen ze alvast niet langen hoeven zoeken. Kan die immers een betere naam meekrijgen dan SHAME, of het zou HONTE moeten zijn?

Labels: , , , , , , ,

Read more...

Negers met stropdas

De ingebeelde vijand van de Vlaamse cultuursector

In zijn column “Erfgenamen van Uilenspiegel” (De Standaard van 22/2) legt Bart De Wever nog eens de vinger op de wonde, waar ik het ook al ettelijke keren deed: de Vlaamse cultuursector is niet in staat om het Vlaamse emancipatiedenken te omarmen, en verstart in een neo-Belgicistische kramp, gebaseerd op een uitermate cliché-achtige voorstelling van het provincialistische, xenofobe en intellectueel armtierige Vlaanderen. Terecht bespeurt De Wever hier navelstaarderij en intellectuele zelfbevrediging bij de culturo’s,- ik zou er nog aan toevoegen: een witwascomplex van lieden die zich schamen voor hun afkomst, vergelijkbaar met de evolués en parvenus, de tussenklasse van negers-in-stropdas in het koloniale Congo.

In dezelfde krant van 25 februari j.l. slaat de Vlaamse culturele elite bij monde van Geert Van Istendael terug, en hoe. Met het betogend proza van de heer Van Istendael heb ik het altijd moeilijk, gewoonweg omdat er van enige gedachtestructuur of argumentatie geen sprake is.
En eigenlijk hoeft dat in zijn geval ook niet. Door zich onopvallend in het rijtje te plaatsen van Ovidius, Bach, Baudelaire en Lorca, tooit men zich met een enorme dosis legitimiteit. Wie zou zo iemand durven tegenspreken?
Toch lees ik in heel de repliek alleen maar een bevestiging van wat De Wever naar voor bracht: de Vlaamse “cultuurdragers” gedragen zich als een wereldvreemde superkaste, die peroreert zoals Kadafi in zijn recente toespraak: hooghartig, rancuneus, doordrongen van een militant superioriteitscomplex. Via een petitie in De Morgen (19/10/10) bevestigde deze kosmopolitisch-solidaire elite nog eens dat ze met dat zootje slijkflaminganten, stinkend naar “egoïsme, hebzucht en onverdraagzaamheid” niets wilden te maken hebben. Weliswaar tussen negen en vijf, zoals de heer Van Istendael zelf aangeeft, is de Vlaamse kunstenaar met een grootse missie bezig, namelijk Vlaanderen redden uit de klauwen van de barbarij der racistische vendelzwaaiers.
De morele hoogdravendheid, die onder dit discours schuilgaat, is zonder meer farizeïsch, en wijst op een zelfoverschatting van een clubje dat nauwelijks nog meer dan zichzelf vertegenwoordigt. Wie ligt er wakker van de opinie van Will Ferdy, Kristien Hemmerechts, of Marijke Pinoy, of een van de 197 andere ondertekenaars? In wiens naam spreken zij?

Onbewust maken deze dames en heren dezelfde fout als deze van het Franstalige cultuursuprematisme in het oude België, waar de francofonie zich, in de status van numerieke minderheid, kon opwerpen als een cultureel-dominante factor. Ook die ballon heeft het Vlaams-nationalisme doorprikt, en elke ware democraat zou dat een overwinning moeten vinden.
Met die KVS-slogan “Niet in onze naam” is uiteraard iets niet pluis. Moeten, in een democratische samenleving, verkiezingsuitslagen niet gerespecteerd worden? Voorheen slaagde men erin, een cordon aan te leggen rond een partij die op haar hoogtepunt een kwart van de Vlaamse kiezers wist aan te spreken. Nu lijkt het weerom, alsof die massa N-VA-kiezers die De Wever brachten waar hij nu staat, op een of andere manier buiten de normale democratie vallen. Waardoor een minderheid zou kunnen uitroepen: “Niet in onze naam!” Neen, natuurlijk niet in uw naam, mijnheer Van Istendael. Links betekent in Vlaanderen vrijwel niets meer, en het zou goed zijn dat het zich daarover eens bezint.

De grondstroom loopt anders, mensen pikken dit soort verwaandheid niet meer. In een minimum van tijd is de term “KVS-Vlaming” een scheldwoord geworden, en dan bedoel ik niet alleen in Pallieterke en rechts-nationalistische middens. Men bedoelt er de kosmopolitische, salonrebel mee zoals Van Istendael zichzelf schwärmend portretteert, gehuld in een warme vacht van political correctness. De Belgofiele kunstenaar die schampert op het Vlaamse provincialisme, maar wel dankbaar de Vlaamse subsidies in ontvangst neemt.
In essentie, en dat is het pijnlijke, gaat het om intellectuelen die de afspraak met de geschiedenis missen, en zich scharen achter een ancien régime. Ze vechten tegen een ingebeelde vijand, molenwiekend zoals Don Quichotte, en drijven steeds meer af naar een staatkundig en politiek karkas zonder vlees aan, met dank aan Ensor. Ze verheerlijken het Belgische surrealisme, de vrolijke gekte, waarachter zich een bestuurkundige knoeiboel verschanst. Ze rateren compleet het Catalaans moment waar Vlaanderen voorstaat: het zich losweken uit de centrale 19de eeuwse bufferstaat, resultaat van een diplomatieke koehandel, om cultureel en politiek een eigen weg te gaan, als een volwaardige 21ste eeuwse democratie en cultuurnatie.

Gelukkig bevat Vlaanderen denkers en opiniemakers die met dat proces wél bezig zijn, en die zich zelfs flamingant en nationalist noemen, zonder daarvoor een lidmaatschap van Blood and Honour aangesmeerd te krijgen. Ik vernoem er een paar en sla mezelf alvast over: Ludo Abicht, Peter De Graeve, J.P. Rondas, Filip van Laenen, Peter De Roover, Brecht Arnaert, Julien Borremans, Bart Maddens, Eric Defoort. Voor het merendeel gaat het hier zelfs om figuren die niet eens met rechts, laat staan met extreemrechts, willen geassocieerd worden. Dat geldt dan weer wel voor iemand als Matthias Storme, Frans Crols of Koenraad Elst. Wat ze evenwel allemaal gemeen hebben, is iets waar Geert Van Istendael een blinde vlek voor heeft: een vorm van republikeins idealisme dat onvermijdelijk de Belgische constructie overstijgt, en Vlaanderen als een laboratorium ziet voor een nieuw maatschappelijk project dat in de democratisch zwaar deficitaire Belgische monarchie geen kans op slagen zou maken.
Met een gebrek aan solidariteit heeft dat niets te maken: in Europees verband mag de Waalse medemens bij mij altijd komen aankloppen als de nood hoog is. Grenzen zijn geen versperringen, of hoeven het niet te zijn. Ze bakenen gewoon een ruimte af waarin een gemeenschap haar zelfbeschikking opeist.

Dat de Vlaamse cultuursector hier achterna hinkt, irriteert me mateloos: zogezegde nonconformisten die aanschurken tegen de 19de eeuwse operettemonarchie, de immer vrolijke bier- en frietnatie, Brussel koesteren als een tricolore fata morgana uit de Belle Epoque,- en dat alles wellicht meer uit opportunisme dan uit ideologische overtuiging. Tuymans en Fabre hebben zich ondertussen als hofschilder al waargemaakt, het heeft hen geen windeieren gelegd. Waarom hebben die “anarchisten” niet bedankt voor de eer?

Neen, mijnheer Van Istendael, u maakt me niet kwaad, u doet me eerder glimlachen. U klinkt als een krassende plaat van Will Ferdy, vertederend, maar vooral ook muf en grijs.
Graag een nieuwe lente en een nieuw geluid: moge een generatie van jonge Van Ostaijens, getalenteerde dichters die ook de smaak van de politieke radicaliteit ontdekt hebben, snel opstaan.

Johan Sanctorum
Read more...

25 februari 2011

De kracht van onwetendheid

Drie Hollanders en een “Belg” samen op de trein. Eén Hollander vertelt een Belgenmop. De twee andere Hollanders lachen, de Belg niet. “Hee, waarom lach jij niet?” -- “Ge moet begrijpen, ik ben zelf Belg.” – “O, dan zal ik ‘m voor jou wat langzamer vertellen.”

Belgenmoppen en blagues belges gaan niet over “Belgen” in het algemeen, maar over de Vlamingen, de dommere broertjes van de Walen. Er is inderdaad iets heel doms aan Vlamingen, ze kunnen er niets aan doen, ze zijn gewoon zo. Toch wordt dit niet nog eens een tirade tegen de domheid van de flaminganten. Voor écht dom moet je immers bij een anders segment van de Vlaamse bevolking zijn: de belgicisten.



Die heb je in twee soorten. Je hebt de elite, de gesubsidieerde kunstenaars, DS/DM-volschrijvers en KKK-aangehorigen. Die zijn een beetje slim in deze zin dat ze voor hun eigen profijt kiezen. Voor je loopbaan en public relations is het immers voordeliger om voor België en tegen Vlaanderen aan te treden. Toch zijn zij dom, eigenlijk dommer dan de gewone Vlaming, omdat zij de onwetendheid moedwillig cultiveren. Hoor hen tekeer gaan in het België-debat en je merkt dat zij het dossier niet kennen en de argumentatie van hun pro-Vlaamse tegenstanders volstrekt niet begrijpen. Zonder uitzondering richten zij hun beste pijlen dan op stropoppen en windmolens. Hoewel intellectueel wel toegerust om het bezwarenbundel tegen België te vatten, houden zij zich resoluut van de domme. Dat laat hen toe om zich superieur te voelen tegen hun vijandbeeld van de flaminganten als boerenkinkels die geen argumenten hebben maar alleen emoties en slechtheid. Hoe meer zij de feitenbasis van het hele Belgiëdebat buiten hun bewustzijnshorizon houden, des te zelfzekerder zijn zij. Met George Orwell: ignorance is strength.

En dan heb je de meelopers. Hen heb je in groten getale aan het woord gehoord tijdens de uitgebreide tv-verslaggeving over de Shame-betoging en het frietprotest. Zij zijn de gedachteloze luidsprekers van de slagzinnen die de eerste groep hen voorgezegd heeft. Zij vinden zich progressief maar dienen als voetvolk in de anti-Vlaamse strategie van hof en grootkapitaal. Wie de intra-Belgische betrekkingen “solidariteit” noemt knijpt wel heel hard zijn ogen toe voor de ononderbroken dieverij ten nadele van de Vlamingen sinds 1830,-- of heeft zich de “mythe van de omgekeerde transfers” door de eerste soort laten aanpraten.

Terwijl linksen van de oude stempel zouden gezegd hebben dat de Vlamingen die in Waalse bedrijven (in Charleroi of zelfs in Antwerpen) werkten, door hun arbeid de Waalse kapitaalbezitters rijk maakten, laten deze progressieve jongelui zich de neoliberale zienswijze aanpraten dat de Waalse patroons “solidair” waren met de Vlamingen door hen werk te “geven”. Typisch Vlaams ook om diefstal ten nadele van jezelf te ontkennen, want voor je eigen belang opkomen levert je geen “brave jongen”-schouderklopjes op. Zelfrespect geldt hier als zware zonde. En jongeren die zo plots hun liefde verklaren aan de “Belgische compromiscultuur”, beseffen duidelijk niet dat die compromissen ons een torenhoge staatsschuld opgeleverd hebben die hun eigen welvaartskansen steeds erger gaat bezwaren.

Zopas kreeg ik op facebook te maken met zo’n belgiciste op het forum van een gemeenschappelijke vriend. Die had de spot gedreven met een dom Vlaams protest tegen het beleid van de randgemeente Steenokkerzeel om in de openbare bibliotheek ook Le Soir ter lezing aan te bieden. Terecht, want als flaminganten niet zo dom waren, zouden ze het lezen van Le Soir promoten om te laten zien welke haat de Franstalige heersende klasse tegen de Vlamingen cultiveert. Deze miss België trad het standpunt bij dat de N-VA haat tegen de Franstaligen propageert en wierp mij de vraag voor de voeten: “Al eens ’t Pallieterke gelezen?” En nog: “Waarom kijkt u naar de splinter in het oog van een ander, en merkt u de balk niet op in uw eigen oog?”

Wel, merkte ik op, de vergelijking van Le Soir met ’t Pallieterke illustreert uitstekend het verschil tussen Vlaamse en Franstalige opinie. Ten eerste kan je in Le Soir en andere Franstalige media nogal wat haatuitingen tegenkomen die geen enkel Vlaams-nationalistisch blad ooit op de de Walen loslaat. De splinter in het Vlaamse oog is niets tegen de balk in het Franstalige. Maar laat ons voor het debat even aannemen dat de twee genoemde bladen qua communautaire haat aan mekaar gewaagd zijn. Dan valt op dat ’t Pallieterke, een armlastig weekblaadje met beperkt verkoopbereik, duidelijk één uithoek van het ideologisch spectrum vertegenwoordigt en door de rest als vijand gemeden wordt. Het prestigieuze dagblad Le Soir daarentegen is zo mainstream als wat, het vertolkt de dominante stroming onder de Franstaligen. Vlaanderen kent een aparte nationalistische stroming, Franstalig België niet omdat daar alle partijen en media nationalistisch en anti-Vlaams zijn zonder zich zo te hoeven noemen. Je zou denken dat goede Belgen dat weten, aangezien zij (anders dan de bekrompen flaminganten onder hun ééntalige kerktoren) idealiter toch voeling houden met beide zijden van de taalgrens; maar nee, zij cultiveren de onwetendheid.

Vervolgens haalde ze het groot geschut uit de kast: twee youtube-filmpjes, één met Hugo Schiltz die in 2002 aan Siegfried Bracke verklaart dat de N-VA met “de erfzonde van het vooroorlogse nationalisme” behept is, namelijk “het totalitarisme”; en een Franstalige propagandamontage waarin achtereenvolgens een Oostfronter en Bart De Wever voor een KVHV-publiek spreekt, wat geacht wordt te bewijzen dat De Wever met de genoemde erfzonde belast is. Dat dat vulgaire leugenprocédé (waarvoor aan Vlaamse kant tegenover de Franstaligen geen equivalent bestaat) bij de Franstalige tv-kijkers niet op protest stuit, is het gevolg van het zorgvuldig communautair verdraaide beeld van de collaboratie dat zij al sinds 1944 cultiveren. Collabo’s Hergé en Georges Simenon behoren ongestoord tot het Franstalig-Belgische pantheon. Dat de Jules Destrée naar wie de studiedienst van de grootste Franstalige partij genoemd is, een racist en antisemiet was, daar kraait geen Waalse haan naar, en de huidige generatie is daarover onwetend gehouden. Aan dat soort onwetendheid ontlenen Franstaligen hun moreel meerderwaardheidsgevoel en een deel van hun rechtvaardiging om de Vlamingen te haten. “Wij zijn wit en zij zijn zwart” klinkt als reden voor haat immers beter dan “wij staan bij hen in de schuld”.

Maar soit, laat ons, goedwillig als wij Vlamingen nu eenmaal zijn, even aannemen dat de N-VA een neo-VNV is. Dan verandert dat natuurlijk nog niets aan de feiten over België. De achterstelling van de Vlamingen is in 1830 begonnen en zit ook vandaag nog ze in de Belgische structuren gebetonneerd. Dat België vierkant draait, is een objectieve vaststelling die ook buitenlandse waarnemers en mensen zonder collaboratiebesmetting kunnen doen. Het oorlogsverleden van grootvader De Wever verandert daar niets aan, net zo min als dat van Belgisch icoon Hergé of dat van de Coburgs. De oorlog oprakelen is een verstrooiingstactiek die de aandacht van het voorliggende België-dossier moet afleiden om het publiek hierover onwetend te houden.

Miss België besloot, verwijzend naar een facebook-optie om de berichten van een geviseerde persoon van je eigen pagina te weren, met de mededeling dat ze “ervoor zal zorgen dat ik geen enkel bericht van u nog kan lezen”. Blik op nul, zelfgenoegzaamheid op oneindig: ziedaar dan beknopt de houding van de hele belgicistische falanx tegenover Belgiëkritische standpunten.

Labels: , ,

Read more...

21 februari 2011

Blauw mistgordijn

De kans dat informateur Didier Reynders in zijn opdracht slaagt, is vrijwel nihil. Dat betekent echter niet dat zijn opdracht maar schijn zou zijn, om te bewijzen dat de liberalen het ook niet zouden kunnen. Zijn opdracht lijkt immers in de eerste plaats een mistgordijn te zijn, dat het échte spel moet verbergen. En dat échte spel, dat speelt zich af in de Wetstraat 16.

Naar verluidt zou zelfs Didier Reynders ondertussen al ingezien hebben dat hij eigenlijk geen kans maakt om zijn informatieopdracht tot een goed einde te brengen. Inderdaad, PS-voorzitter Elio di Rupo bestrijdt waarschijnlijk nog liever zelf de twee pijlers waarop zijn partij in Wallonië rust – de corruptie en de werkloosheid – dan Didier Reynders de eer te gunnen te mogen slagen waar hij zelf zo pijnlijk mislukte. Dat betekent echter niet dat er voor Didier Reynders niets uit de brand te slepen valt. Misschien slaagt hij er wel in de N-VA eraf te rijden, zonder dat ook de CD&V afvalt? In dat geval zou het kunnen dat Elio di Rupo hem een derde ambtstermijn als minister van Financiën zou willen gunnen, als ook MR-voorzitter Charles Michel mee wil. Was ik Didier Reynders, dan zou ik eerder daar mijn energie insteken, in plaats van de sp.a of de groenen op de zenuwen te werken.

Als de informatieopdracht van Didier Reynders slechts een mistgordijn is, waar speelt zich dan het échte spel af, dat dat mistgordijn moet proberen te verbergen? Het antwoord is de Wetstraat 16 natuurlijk, waar een ontslagnemende eerste minister zit die de tijd van zijn leven beleeft. Kreeg Yves Leterme niet, nog voor Didier Reynders zijn informatieopdracht kreeg, ook een opdracht toegespeeld van koning Albert II? Hem werd inderdaad gevraagd een begroting voor 2011 op te stellen, en bovendien maatregelen te nemen om te beantwoorden aan alle eisen van de Europese Unie wat betreft het begrotingsbeleid en de structurele hervormingen. Een waar kolfje naar zijn hand dus. Enkele dagen later kwam daar nog eens het Interprofessioneel Akkoord (IPA) bovenop, om over zijn «ruzie» met Angela Merkel over het indexeringsmechanisme nog maar te zwijgen.

Had Yves Leterme zijn eigen droomjob mogen schetsen, hij had het waarschijnlijk nooit beter kunnen doen dan de job die hij nu heeft. Stel je voor zeg, al die cijfertjes bij mekaar optellen, en daarna op TV of internationaal de grote jan mogen uithangen, terwijl hij in het Parlement lastige vragen altijd kan pareren met een zwijgen «in het belang van het land en de bevolking». Ondertussen dient hij zijn ware heren, niet zijn kiezers of zijn eigen partij, maar wel de PS, in de hoop dat hij er straks nog enkele jaartjes bij zou mogen doen. Of zou het echt toeval geweest zijn dat hij in verband met het IPA tegen zijn eigen partij en een meerderheid in de Kamer in aan het onderhandelen sloeg met de PS, zogezegd omdat er binnen de federale regering toch eensgezindheid moest zijn? In een ontslagnemende regering is dat nergens voor nodig, tenzij er andere belangen op het spel staan natuurlijk.

Aan de geruchten over een samenwerking tussen Yves Leterme en Elio di Rupo hecht ik ondertussen weinig geloof. Zo'n samenwerking achter de schermen valt natuurlijk niet uit te sluiten, maar lijkt me toch onwaarschijnlijk. En bovendien, van de kant van Elio di Rupo bekeken totaal onnodig. Yves Leterme heeft hij immers al lang in zijn zak – waarom zou hij dan met hem moeten samenwerking? Bovendien valt zo'n samenwerking niet helemaal consistent te noemen met de uitvallen van Elio di Rupo naar de CD&V, al kan de samenwerking natuurlijk van recentere datum zijn. Maar dan nog blijft het merkwaardig dat bijvoorbeeld ook Laurette Onkelinx zich onlangs nog liet opmerken met een bitsige aanval op de CD&V. Of zou de samenwerking zo geheim zijn dat ze achter haar rug om zou gebeuren?

Wat er ook van zij, de informatie-opdracht van Didier Reynders heeft voor de PS vooral één functie: de tijd verder laten werken, tot de CD&V bereid is de N-VA te laten vallen. Tegelijkertijd kreeg Yves Leterme van de PS een extra injectie van zijn favoriete drug toegediend: macht. Of misschien correcter, en nog gevaarlijker: schijn van macht. De signalen die de PS ondertussen teruggestuurd krijgt van de CD&V geven in ieder geval aan dat deze tactiek op termijn misschien dan toch zijn vruchten zou kunnen afwerpen. Was daar niet Yves Leterme, die al eens liet verstaan verkiezingen «tegen elke prijs» te willen vermijden? Ik hoef daar voor de lezer waarschijnlijk verder geen cynische opmerking bij te maken. Maar belangrijker was het nieuwe signaal van CD&V-voorzitter Wouter Beke, dat ondertussen al gretig opgepikt werd door Rik Torfs: de CD&V stapt niet zonder de N-VA in een nieuwe federale regering, tenzij de N-VA zelf niet meer zou willen. En daarmee werd de onvoorwaardelijke onverzettelijkheid van de CD&V meteen omgebogen in een voorwaardelijke onverzettelijkheid. Als N-VA-voorzitter Bart de Wever morgen het verlossende woord laat vallen, zal de CD&V de handen vrij hebben om toch in een federale regering te stappen zonder de N-VA. En desnoods – liefst? – ook zonder staatshervorming. De CD&V-bocht is dus ingezet.

En er zal nog bochtenwerk aan te pas komen. Misschien hoopt men nu binnen de CD&V wel in stilte dat de N-VA er eerder vroeg dan laat er toch zelf zou uittrekken, maar ik acht die kans eerder klein. De N-VA definieert zich immers als partij in functie van haar grootste concurrent, het Vlaams Belang, met als groot verschil dat de N-VA in tegenstelling tot het Vlaams Belang wél bereid is compromissen te sluiten en deel te nemen aan de macht. Het is niet meer of niet minder dan de bestaansreden van de N-VA. Sommige waarnemers verbazen er zich al maanden over dat de N-VA de onderhandelingstafel niet wil verlaten, en verklaren dat als een angst om de zwart piet toegespeeld te krijgen, maar het probleem van de N-VA is dus groter dan dat. Als de partij de federale regeringsonderhandelingen verlaat, toont zij immers impliciet aan dat niet zij, maar wel het Vlaams Belang al de hele tijd gelijk heeft gehad over de Belgische constructie. Federaal in de oppositie belanden is voor de N-VA op zich geen probleem, als zij aan haar kiezers maar kan vertellen dat zij in die oppositie geduwd werd, en er niet zelf voor gekozen heeft. Het verlossende woord van Bart de Wever voor de CD&V (en sp.a, Groen! en Open Vld) zal daarom ongetwijfeld nog enige tijd op zich laten wachten.

Zijn de Franstaligen gefrustreerd over de houding van de CD&V, die de N-VA maar niet wil laten vallen, dan is men bij de CD&V weer gefrustreerd over de houding van de N-VA, die de onderhandelingstafel maar niet uit eigen beweging wil verlaten. De scherpe uitval van Rik Torfs aan het adres van Bart de Wever moet wellicht ook in dat licht gezien worden, en niet alleen in dat van de recente peiling die de CD&V naar een historisch dieptepunt zond.

Welke mogelijkheden heeft de CD&V dan nog om alsnog een regering-Leterme III op de benen te brengen? Áls Bart de Wever bereid is de onderhandelingstafel zelf te verlaten, heeft de CD&V meteen de handen vrij, en kan ze bovendien de staatshervorming zonder veel problemen in één of andere werkgroep stoppen. Als Bart de Wever niet zo vriendelijk wil zijn voor de CD&V, vermoed ik dat de CD&V op een gegeven ogenblik zal willen vaststellen dat de N-VA de facto niet meer in een federale regering wil stappen, ook al zegt die partij iets anders. Dat de CD&V, naar het schijnt met de C van christelijk, niet te beroerd is om platte leugens te gebruiken, weten we reeds langer. De regering-Leterme II had volgens haar wel degelijk een meerderheid aan Vlaamse zijde, omdat haar regeerakkoord ooit mee goedgekeurd werd door de N-VA. En als die regering misschien dan toch geen meerderheid aan Vlaamse zijde had, en de N-VA daar problemen rond maakte, dan lag de schuld daarvoor natuurlijk volledig bij de N-VA zelf, die de regering-Leterme II dan maar moest steunen. Met nu bovendien ook Rik Torfs in huis, kan het voor de CD&V dan toch geen probleem zijn op een bepaald ogenblik vaststellingen te doen, die weliswaar kant noch wal raken, maar die haar wel toelaten om eindelijk weer de benoemingsmachines in gang te zetten. Zou bijvoorbeeld Steven Vanackere die klus niet kunnen klaren in een informatieopdracht, zodat Yves Leterme eindelijk aan zijn formatieopdracht zou kunnen beginnen? Laat de boel ondertussen rustig nog een paar weekjes sudderen, misschien is er dan wel iets mogelijk…

Labels: , , , , , , , , , ,

Read more...

17 februari 2011

Democratie in Egypte?

Tom Naegels werpt de handschoen. In zijn column “Waar zitten ze?” (De Standaard, 1 februari 2011) daagt hij ons uit: “Waar zijn ze nu? Al die intellectuelen die ons normaal iedere dag minstens één keer donderend voorhouden dat ‘de islam' nooit democratie zal aanvaarden.”



In Naegels’ eigen De Standaard zal je ze inderdaad niet tegenkomen, want die krant duldt alleen geruststellende meningsuitingen over de islam. Daarom is er iets van kwade trouw in zijn uitdaging: hij doet triomfantelijk over een wedstrijd waar de tegenstander van deelname uitgesloten wordt.

Wat dan de inhoud betreft, “donderen” doe ik niet zo vaak, maar het genoemde standpunt wil ik tegen Toms skepsis wel hooghouden. Een Meyrem Almaci (Groen!) zal de democratie wel aanvaarden, maar de islam zal dat nooit. Zoals destijds KPB-voorzitter Louis Van Geyt wel het democratische spel meespeelde, maar het marxisme-leninisme de “bourgeois-democratie” per definitie nooit kan aanvaarden.

De columnist geeft het islamkritische standpunt aldus weer: “Omdat de ‘psychoculturele software van de islamiet' dat nu eenmaal afwijst. En dat het daarom normaal is dat al die Arabische landen dictaturen zijn. De Profeet zélf was immers een dictator!” Met die “software” bedoelt hij allicht de programmering van de gelovigen door hun geloof. Natuurlijk zijn mensen niet identiek met de doctrine die zij zeggen te belijden, dat is het verschil tussen moslims en islam. Sommigen trekken zich weinig aan van de leer waaraan zij lippendienst bewijzen. Anderen hadden al een onverdraagzame aanleg zelfs vóór ze van de islam gehoord hadden. Maar tussen die twee uitersten geldt wel degelijk dat de belijdenis van de islam mensen tot een geslotener en onverdraagzamer gedrag brengt. Ter vergelijking, sommigen bedrinken zich en rijden desondanks veilig naar huis, anderen zijn zelfs broodnuchter een gevaar op de weg; maar die twee uitersten nemen niet weg dat alcohol gemiddeld wel tot gevaarlijker rijgedrag leidt. Conditionering door de antidemocratische islam maakt het voor zijn aanhangers gemiddeld een stuk moeilijker om een democratische samenleving op te bouwen.

Naegels denkt dat de protestbeweging op ondermeer het Tahrîr-plein in Kaïro de geponeerde tegenstelling tussen islam en democratie ontkracht: “Waar zitten ze, nu er in Tunesië, Algerije, Jordanië, Jemen en Egypte de grootste democratiseringsgolf sinds de val van de Berlijnse Muur plaatsvindt?” Wel, “ze” zitten zich vooral af te vragen in hoeverre dat straatprotest en de personeelswissels aan de top inderdaad op democratisering gericht zijn.

Wat de top betreft, de generaals die de macht overgenomen hebben, weten allicht dat een elite binnen een parlementair systeem met zijn wisselende regeringscoalities zeer wel haar eigen belangen kan veilig stellen terwijl de verkozenen uit het plebs over minder essentiële zaken palaveren. In die zin zullen zij geen onoverkomelijk bezwaar hebben tegen parlementaire instellingen naar westers model. Maar verder dan dat gaat het niet, een echte motor van democratisering zijn zij zeker niet.

De demonstranten uit de nu veelbezongen facebook-generatie zullen het wel eerlijk menen met hun roep om democratie. De mondigsten onder hen, die gretig voor de camera gehaald werden, zullen inderdaad een seculiere rechtsstaat wensen. Van een doordacht politiek programma heb ik echter weinig vernomen. En talloze schreeuwerige betogers schenen alleen een negatief programma te hebben: weg met Moebarak! Die prille democratie zal zeker kinderziekten kennen, maar het is slechts al doende dat men leert.

Het is op zich niet erg dat beginnende democraten nog niet goed weten waar ze naartoe willen, maar het wordt wel een probleem wanneer zij moeten wedijveren met en groep die dat wel weet. En dan kijkt iedereen naar de Ichwân, de (Moslim-)Broeders. Hoe groot is hun greep op het kiezerskorps, dat bij vrije verkiezingen een regeringsmeerderheid zal kiezen? Aan de op het Tahrîr-plein veelgehoorde islamkreet “Allah akbar!” moeten we niet te zwaar tillen (wie “Godver…” zegt, doet daarmee ook geen geloofsbelijdenis), wel aan de recente onderzoeksbevinding dat de meeste Egyptische moslims de doodstraf willen voor ontucht en voor geloofsafval. De scènes van moslim-koptische verbroedering op het plein zijn mooi voor even, maar zullen een machtsgreep van de Ichwân niet overleven. Voor dezen is de democratisering slechts een tussenstap naar een islamstaat.

Maar dat is geen reden om hen de democratie te ontzeggen. Kiezen de Egyptenaren democratisch voor een ondemocratische islamstaat, dan is dat maar zo. Je bent voor de democratie of je bent ertegen, en dat is nu eenmaal het risico. In dat geval weerleggen zij ook enkele populaire islamsmoezen, bv. dat het “islamisme” iets van een kleine minderheid is. Leve de duidelijkheid. Boerka’s in de straten, minaretten die boven de stad uitsteken, Sharia4Belgium dat nog eens natrapt tegen Marie-Rose Morel op haar weg naar “een eeuwigheid in de hel”, of een islambewind in Kaïro: het heeft allemaal het voordeel dat het sprookjes doorprikt.

Omgekeerd blijft het mogelijk dat een campagne voor de eerste vrije verkiezingen een bewustvormingsproces op gang brengt dat de Egyptenaren van de islam verwijdert en echt voor de moderne vrijheden doet kiezen. Er is niets genetisch en onherroepelijk aan hun moslimidentiteit. Die is slechts een eierschaal die zij op weg naar de vrijheid kunnen openhakken en achter zich laten. Laat de moslims zich bevrijden uit de islam. Dát is pas tahrîr, “bevrijding”.

Labels: , , ,

Read more...

12 februari 2011

Peiling Vers l'Avenir: Zwaar verlies voor CD&V (Hoegin)

Gisterenavond publiceerde de krant Vers l'Avenir de resultaten van een nieuwe internetpeiling. Het meest opvallende resultaat aan Vlaamse zijde is ongetwijfeld de sterke achteruitgang voor CD&V, terwijl N-VA stabiel boven de dertig procent blijft scoren. Aan Franstalige kant blijft de PS afgetekend de marktleider, maar ze lijkt wel een beetje over een hoogtepunt heen..

Oppervlakkig bekeken komen de resultaten van deze peiling bijzonder goed overeen met de resultaten van een ander onderzoek dat eerder deze week gepubliceerd werd. Een telefonisch onderzoek, uitgevoerd door het marktonderzoeksbureau Profacts, had uitgewezen dat een derde van de CD&V-kiezers vandaag ontevreden was over zijn keuze van acht maanden geleden. De kiezers van de N-VA daarentegen waren wel nog tevreden, en het hoeft dan ook niet te verbazen dat die partij haar aanhang van 13 juni 2010 weet te behouden, ja zelfs een beetje kan uitbreiden. Want inderdaad, vergeleken met de verkiezingen gaat de N-VA erop vooruit (al moet die uitspraak enigszins gematigd worden wanneer we vergelijken met de verkiezingsuitslag voor de Senaat), terwijl CD&V zo ongeveer een kwart van haar aanhang verliest.

De achteruitgang van de CD&V kan men overigens ronduit dramatisch noemen. Het was verleden jaar al een sensatie dat de partij onder de psychologische drempel van de twintig procent uitkwam, maar vandaag zou de partij dus zelfs onder de vijftien procent zakken. Vergelijken we met de verkiezingen van daarvoor, die voor het Vlaams Parlement van 2009, dan spreken we stilaan al van een halvering op minder dan twee jaar tijd. Of de kiezers die CD&V verliest overlopen naar N-VA, is echter een open vraag waar de peiling van Vers l'Avenir jammer genoeg geen antwoord op geeft. Het is immers best mogelijk dat de ex-CD&V-kiezers eerder hun toevlucht bij partijen als sp.a en Groen! zoeken. Daarom is het ook de vraag of deze zwakke uitslag voor de CD&V eerder het kamp van Kris Peeters en Wouter Beke verzwakt, dan wel dat van Yves Leterme van Steven Vanackere.

Bij de drie andere middelgrote partijen valt eigenlijk weinig beweging te noteren. Bij sp.a blijft alles stabiel rond de laatste verkiezingsuitslag hangen, net zoals bij het Vlaams Belang, ook al lijkt de tendens daar eerder negatief dan neutraal of positief. Ook bij Open Vld is de trend eerder negatief, al kan het verschil met de laatste verkiezingen voorlopig nog niet significant genoemd worden. In verband met de Open Vld is het misschien wel het vermelden waard dat de partij dus wel nog altijd boven de tien procent blijft scoren, dit in tegenstelling tot de geruchten over een geheim peiling enkele weken geleden, waarin het tegendeel het geval zou geweest zijn.

Bij Groen! is de trend voorlopig eerder positief, maar ook voor deze partij is het verschil met de laatste verkiezingen voorlopig nog niet significant te noemen. Voor die partij is het echter wel belangrijk dat het lopende gemiddelde van de peilingsresultaten stilaan de acht procent nadert, een absoluut hoogtepunt voor de laatste zeven jaren. Het betekent immers dat de lichtjes positieve trend in alle peilingen aanwezig is. Acht procent plaatst de partij bovendien op een niveau dat comfortabel hoog boven de kiesdrempel ligt. De simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement geeft de partij in alle kieskringen zonder veel problemen minstens een zetel.

Een partij waar het niet zo goed mee gaat, is LDD. Noteer dat de internetpeiling uitgevoerd werd na de naamswijziging (en de bekendmaking van de «nieuwe» voorzitter). Het lijkt erop dat die naamswijziging voorlopig nog niet veel effect heeft gehad op het Vlaamse kiespubliek, want de partij blijft ver onder de kiesdrempel zweven. Vermoedelijk zou de partij alleen in West-Vlaanderen nog steeds een zetel kunnen wegkapen.

Een simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement leert dat N-VA en CD&V er niet langer zouden kunnen beschikken over een absolute meerderheid. De enige coalitie met twee partij die nog mogelijk zou zijn, is er één van N-VA en… sp.a. Ik laat het aan de lezer over om te oordelen of dit ook politiek realistisch zou zijn.

Over coalities gesproken: daar waar de regering–Peeters II nog steeds over een ruime meerderheid zou beschikken, zit de steun voor de regering–Leterme II aan Vlaamse zijde op een historisch dieptepunt. Samen vertegenwoordigen CD&V en Open Vld immers geen kwart van de Vlaamse kiezers meer.

Aan Franstalige zijde valt de blijvende dominantie van de PS op, al moet daar ook aan toegevoegd worden dat die partij over een hoogtepunt heen lijkt te zijn. Het was de peiling van Vers l'Avenir van 17 september 2010 die de partij voor het eerst weer boven de veertig procent tilde, maar nu staat de partij weer op het niveau van de verkiezingsuitslag van 13 juni 2010.

De andere Franstalige partijen blijven min of meer ter plaatse trappelen. De MR stabiliseert zich een fractie onder het laatste verkiezingsresultaat, net zoals de cdH. Ecolo blijft dan weer zweven rond haar laatste verkiezingsresultaat. Voor de PP en het Front National is het armoe troef, want beide partijen zitten nog steeds ver onder de kiesdrempel, en lijken daarom geen kans te maken om bij de volgende verkiezingen een zetel te kunnen binnenhalen.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en alle peilingen in Wallonië sedert 2006 (PDF).

Labels: , , , , , ,

Read more...

11 februari 2011

Een snoepje voor de professor

Prof. Em. Etienne Vermeersch gehuldigd door het Humanistisch Verbond

Zopas maakte de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging bekend dat ze haar tweejaarlijkse prijs uitreikt aan moraalfilosoof Etienne Vermeersch. Dat kan nauwelijks een verrassing genoemd worden: de professor-op-emeritaat (zoals het luxepensioen genoemd wordt, voorbehouden aan hoogleraren) is al decennia lang een boegbeeld van de Vlaamse vrijzinnigheid. In 2008 organiseerde Knack een poll onder “honderd prominente Vlamingen”, die Etienne Vermeersch tot “de meest invloedrijke Vlaamse intellectueel” uitriepen. Dat kan kloppen, het wijst er vooral op dat de professor veel vrienden heeft, maar voor een filosoof is het misschien wel een bedenkelijke onderscheiding: het zou Voltaire wel nooit overkomen zijn. Voor mij blijft Vermeersch dan ook vooral de intellectueel die zich koestert in de warmte van de schijnwerpers, en steeds weer bereid was om als excuusmoralist de politiek te depanneren en het maatschappelijk debat te draineren naar schimmige, besloten commissies. Euthanasie, abortus, hoofddoeken van moslima’s, hoeveel geweld er mag gebruikt worden tijdens een repatriëring,- dus hoe lang een rijkswachter zo’n kussen in iemands gezicht mag duwen voor hij/zij stikt: de expert-ethicus, stevig geruggesteund door een krans van vakgenoten, weet het allemaal en formuleert ijverig adviezen.

In menig opzicht is zo’n moralist in de schaduw van de macht een anachronisme. Wij hebben vandaag intellectuelen nodig die zich uiterst kritisch en met afstand opstellen tegenover de bovenbouw, het Belgische regime, maar ook de nieuwe Vlaamse zelfgenoegzaamheid, de media, het politiek en cultureel establishment. De generatie van Etienne Vermeersch mankeert dit Diogenisch instinct compleet. Hij is als filosoof gedateerd, hoewel hij, juist daardoor, als opiniemaker en staatsintellectueel, zichzelf overleeft en schittert. Zelfs zijn islamcriticisme is salonfähig, zijn flamingantisme (als lid van de Gravensteengroep) soft en academisch-abstract. Wim Van Rooy, zelf in ongenade gevallen bij de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging wegens te radicaal, karakteriseert hem daarom als “gematigd en braaf”, een toonbeeld van middelmatigheid in een middelmatig cultureel landschap.
Een ander interessant dissident geluid i.v.m. prof. Vermeersch kwam overgewaaid uit Nederland, via de blog www.catholica.nl van Erik Van Goor. In de tekst “De genade van Etienne en zijn vrienden” linkt hij het rabiate atheïsme van de ex-Jezuïet Etienne Vermeersch aan het recent weer opgedoken DeMorgen-artikel uit 1979, waarin de professor zich zeer welwillend uitlaat over pedofilie, “als er geen dwang bij is”. In datzelfde jaar was Etienne Vermeersch betrokken bij de organisatie van de pedomusical “Snoepjes” van het gezelschap “de Rooie Vlinder”.

Zelf een rechts-katholieke fundamentalist, gaat Van Goor er dan in galop vandoor om het atheïsme van Vermeersch als decadent en immoreel te kwalificeren,- t.t.z. gericht tegen de ethische normen van de Joods-Christelijke cultuur die kindermisbruik niet gedoogt. Die normen hebben onze katholieke pastores in het nabije verleden dan wel feestelijk aan hun laars gelapt,- dacht ik zo bij me zelf.
Toch wil ik even op dit spoor verder gaan, maar dan meer in psychoanalytische zin. De hyperrationalistische papenvreterij van de ex-Jezuïet Etienne Vermeersch is namelijk zo extreem dat men hier een permanente afrekening met het verleden,- zijn eigen (katholiek) verleden, vermoedt. Dat werpt dan een enigszins ander licht op de zo zelfzekere en zijn tegenstanders immer overbulderende professor: de vrijzinnige humanist gaat op een neurotische manier om met zijn voorgeschiedenis. Hij lijkt me een typisch voorbeeld van het Paulus-syndroom, genoemd naar de vervolger van Jezus die op weg naar Damascus door een bliksem werd getroffen en meteen de strafste apostel werd: wat men eerst hevig aanhing, wordt nadien even extreem en met even weinig zin voor nuance verguisd. En omgekeerd. De bekering gaat gepaard met een streven naar macht en status (op de univ was Vermeersch’ bijnaam ‘de dictator’). Het syndroom is kenschetsend voor een zwakke persoonlijkheid die, dikwijls onder een autoritaire ‘schelp’, het ene fanatisme door het andere vervangt, wanhopig op zoek naar zekerheid. We kennen zo een aantal gevallen: extreem-linksen die bij extreem-rechts belanden zoals N-SA voorman Eddy Hermy, ooit begonnen als Amada-militant; of het geval van de Trotzkistische atheïst prof. Herman De Ley die nu de sharia in België wil invoeren; of die andere seminarist, Paul Goossens, die in 1968 ineens als “linkse studentenleider” opduikt.

Mei ’68, of het sexfeest na de vadermoord
De bekeerling overdrijft altijd, hij zet zijn fanatisme voort in het andere kamp en wil het verleden uitwissen. Zo komt prof. Vermeersch ertoe, in zijn boek “Atheïsme” (2010) een aantal godsbewijzen uit de middeleeuwen te weerleggen. Maar wie zit daar nu in de 21ste eeuw op te wachten? Iedereen die ook maar enigszins bekend is met de scholastieke filosofie, weet dat die godsbewijzen met veel kunst- en vliegwerk in elkaar geschoten prietpraat zijn, daterend uit de tijd dat men ezels voor de rechtbank daagde omdat ze met de duivel zouden complotteren. In dezelfde zin is Etienne Vermeersch ook een militant lid en onvermoeibare tekstenleverancier van SKEPP (Studiekring voor Kritische Evaluatie van Pseudo-wetenschap en het Paranormale), een genootschap van vrijzinnige duiveluitdrijvers die een permanente klopjacht beoefenen op gelovigen van allerlei strekking, creationisten, telepatici, astrologen, mediums, kaartlezers, de homeopathie, en verder alles wat niet strookt met het enge wetenschappelijk positivisme, dat ook al uit de 19 de eeuw dateert. Vermeersch, SKEPP en C° bedrijven het atheïsme als een omgekeerde religie, met een bezetenheid en geborneerdheid die veeleer doet denken aan, jawel, een religieuze sekte.

Maar hoe houdt dat Paulussyndroom van de overijverige bekeerling verband met die vrolijke “Snoepjes”-musical en de pedofiele gedoogmoraal van onze expert-ethicus? Daartoe dienen we het betekenisvolle jaartal 1968 in herinnering brengen, en verwijs ik naar mijn lezing uit het jubileumjaar 2008 over deze beweging. De sterke libertijnse en erotomane ondertoon van de anti-autoritaire vloedgolf in Mei ’68 zou namelijk in een Freudiaanse zin kunnen verklaard worden, als een zelfbeloning voor de vadermoord. Het Alziend Oog is verdwenen, de seminaristen met kriebels in hun broek vieren de dood van God met een potje rampetampen. Voor meer details over deze link tussen vadermoord en groepssex, zie het baanbrekende werk van Siegmund Freud ““Totem und Tabu” (1913).
Het machtsvacuüm dat na de vadermoord ontstaat wordt inderdaad niet onmiddellijk ingenomen (dat gebeurt pas later, in de “mars door de instellingen”), maar gaat in eerste instantie gepaard met een sterke hedonistische consumptiedrang, wetenschappelijk vermomd als een wat-niet-weet-niet-deert-rationalisme. De wereld als snoepwinkel, alles is toegelaten, zolang het maar geen ongemak veroorzaakt. Als een kind van vijf niets voelt tijdens de penetratie, bv. door het te verdoven, is er niets aan de hand (zie hiervoor ook: “De betwistbare moraal van Etienne Vermeersch” van Herman De Dijn). Vanzelfsprekend gaf de sexuele frustratie, voortkomend uit de worsteling met het celibaat, voor mensen als Etienne Vermeersch en Paul Goossens een extra impuls aan deze libertijnse zelfbedieningscultuur.

Zo blijkt dat pedofiele nevenverhaal toch verband te houden met een geforceerd en dwangmatig instrumentalisme, volgend uit de leegte na de dood van God. Ik zeg het, zelf als ongelovige heiden: het atheïsme van de georganiseerde vrijzinnigheid deugt niet,- het ruikt teveel naar ressentiment en overcompensatie. Het wordt puur beleefd als feest-na-de-vadermoord, dat nu steeds meer uitdraait op een enorme kater. Elke moraal is hier voorwaardelijk en utilitair, on-Kantiaans. Het actuele Jezuïtische bochtenwerk van de professor, om zijn zogenaamd gewijzigde visie op pedofilie vast te haken aan “nieuwe wetenschappelijke bevindingen”, is des te pijnlijker en ongeloofwaardiger.
De Mei’68-mythe is ondertussen al lang ontmaskerd door denkers als Michel Houellebecq en Bernard-Henri Lévy. De uitwegloosheid van de consumptiemaatschappij en de begeertecultus moet leiden tot een nieuw ascetisme van de rebellerende outsider. Maar professor Vermeersch is, zoals Paul Goossens overigens, op zijn élan doorgegaan, blijft onze "meest invloedrijke intellectueel", en krijgt uit de handen van de paars gekleurde jury, met o.m. Eddy Boutmans (Groen!), Leona Detiège (SP.A) en Dirk Verhofstadt (Open-VLD), dus nu weer die fijne Prijs van het Vrijzinnig Humanisme. De plechtigheid gaat door in de Aula van de Gentse Univ op 21 juni. Dat is op een boogscheut van de plek waar de professor als toenmalig decaan “Snoepjes” liet opvoeren. Helemaal toevallig.

Johan Sanctorum
Read more...

9 februari 2011

Vlamingen in de zoo

Wie de Vlaamse beweging aan het werk ziet, stuntelig en amateuristisch, haar traagheid afgewisseld met grillige uitbarstingen, zal zich weinig aangespoord voelen om haar te vervoegen. Wie echter haar belgicistische tegenstanders leest, kan daardoor wel geprikkeld worden om zich te engageren in de weerlegging van hun zelfgenoegzaam discours.



Een vers voorbeeld vinden we in de Knack-bijlage De Onafhankelijkheidsgedachte, 2-2-2011, namelijk de bijdrage van UA-geschiedenisdocent Maarten Van Ginderachter. Het begint al bij de titel: “Wondermiddel of koortsdroom?” Er bestaat bij mijn weten geen enkel belgicistisch wederwoord op de Vlaamse onafhankelijkheidsgedachte dat niet in karikaturen vervalt. Eén voor één doen ze stoer door heel scherp een stropop de grond in te argumenteren, met zorgvuldig vermijden van wat in Vlaamsgezinde kringen echt leeft. Daar zegt immers niemand dat de Vlaamse onafhankelijkheid een “wondermiddel” is. Ze zal de klimaatproblemen niet oplossen, en zelfs met de transferlast van de schouders zal er een enorme staatsschuld uit het verleden te delgen blijven.

De professor beweert: “Wie rationeel de gapende inconsequenties in het Vlaams-nationalisme aanwijst” -- zonder enig voorbeeld -- “krijgt van alles naar het hoofd geslingerd, maar zelden afdoende antwoorden.” Vervang “Vlaams” door “Belgisch”, en het is helemaal juist.

Maar dat zegt hij vlak nadat hij Guy Verhofstadts demonisering van het Vlaams (niet het Belgisch) nationalisme door de reductio ad Hitlerum aangehaald heeft. U weet nog, “l’identité, c’est Auschwitz”. Die keurt hij af, maar ze herinnert er natuurlijk wel aan dat juist wie de onafhankelijkheidsgedachte ernstig neemt, “van alles naar het hoofd geslingerd krijgt”, en wel veel ergere dingen dan de belgicisten ooit hoeven te vrezen. Want inderdaad: “Het grootste verwijt dat je van een Vlaams-nationalist kunt krijgen, is dat je een slechte Vlaming en een nestbevuiler bent.” Och, is het dat maar? Terwijl belgicisten hun tegenstanders wereldwijd als nazi’s belasteren, moeten zijzelf alleen vrezen voor de krachteloze term “slechte Vlaming”. En dan nog, want eerlijk gezegd heb ik in alle communautaire discussies op diverse forums nog nooit die term gehoord, tenzij juist uit de mond van belgicisten die zich met een nep-geuzennaam als het slachtoffer van een vreselijk Vlaams fanatisme willen voordoen.

Zelfs de scheldwoorden worden hier verdraaid: “Critici worden aan de kant gezet als ivorentorenintellectuelen die niet inzien dat de ‘verdamping’ van België een onvermijdelijk historisch proces is.” Het probleem met die intellectuelen is niet dat ze in een ivoren toren leven, verstrooide professoren die zich zodanig in esoterische onderwerpen verdiepen dat ze het contact met de dagdagelijkse werkelijkheid verliezen. Nee, het is inzake zeer eenvoudige dossiers dat zij zeer evidente feiten weigeren te zien, niet de “verdamping van België” (die overigens wel omkeerbaar is, bv. naar het unitaire volledig tweetalige België waarvan de Vlaamse beweging een eeuw geleden droomde), maar bv. de schending van de grondwet inzake BHV. Ik ga ze hier niet verder opsommen, de prof mag zijn eigen huiswerk doen en het gepubliceerde argumentarium tegen België nalezen.

De belangrijkste leugen in de column is de stelselmatige vereenzelviging van de onafhankelijkheidsgedachte met “Vlaams-nationalisme”. Het is net zoals Jos Geysels in zijn recente tv-debat tegen Peter De Roover: toen deze hem totaal gevloerd had met zijn ontleding van het ondemocratische karakter van de Belgische staat, wist hij niets beters te bedenken dan het boewoord “nationalisme”. Ook mensen die niets met nationalisme hebben, ondermeer buitenlandse waarnemers, stellen vast dat België structureel ondemocratisch en een bron van slecht bestuur geworden is.

Maar dat wil de UA-historicus niet geweten hebben, liever psychiatriseert hij de ander: “De Wever heeft het separatisme een rationeel imago aangemeten, maar hoe je het ook draait of keert, de bestaansreden van het Vlaams-nationalisme blijft pure emotie, namelijk wrok tegen België.” Misschien geldt dat wel voor het “Vlaams-nationalisme”, het ligt er maar aan hoe je die boeman definieert, maar het geldt zeker niet voor de onafhankelijkheidsgedachte. Overigens hoeft zogenaamde wrok niet irrationeel te zijn. Is de wrok van een slachtoffer van verkrachting tegen de dader niet gebaseerd op een correcte vaststelling van een reëel onrecht? Het onrecht tegen de Vlamingen zit in de Belgische staat ingebakken, en sommigen hebben hun wrok daarover omgezet in een rationeel gefundeerde onafhankelijkheidsgedachte.

De troefkaart van onze academicus is een brutale drogredenering: “Je kunt toch niet met een uitgestreken gezicht blijven beweren dat Vlaanderen een onderdrukte natie is. Welke maatstaven je ook gebruikt, Vlaanderen duikt voortdurend op in de Top 10 van de welvarendste regio’s ter wereld.” Deze reductie van de mens tot zijn economische dimensie is precies het argument dat ter verdediging van de Apartheid gebruikt werd: je kunt toch niet beweren dat de Zuid-Afrikaanse zwarten onderdrukt zijn? Ze zijn veel welvarender dan de zelfbesturende zwarten in de rest van Afrika!

Er is een verschil tussen economisch welslagen en soevereiniteit. De Vlaming kan niet eens een partij wier beleid hij ondergaat doch afkeurt, zoals de PS, democratisch wegstemmen. Maar waarom over democratie beginnen, jullie hebben toch genoeg te eten? Belgicisten bejegenen Vlamingen als dieren in de zoo.

Labels: , , ,

Read more...

Durven de Vlamingen het aan?

Mia heeft het licht gezien! In een gastcolumn in de vrt-webruimte deredactie.be op 23 januari 2011, “Volksraadpleging kan politieke impasse doorbreken”, pleit Mia De Schamphelaere, oud-CD&V-senatrice, voor een beslissend referendum over de staatkundige toekomst van België.



Zij ziet vier opties waartussen het soevereine kiezerskorps kan kiezen:
1) “terug naar een unitair België”, dus “geen paritaire regering meer, geen bijzondere meerderheden en geen beschermingsmechanismen en het gebruik van de officiële landstalen in alle administraties van Oostende tot Aarlen”;
2) “de huidige grondwet met wijzigingsmogelijkheden behouden”, wat neerkomt op “almaar moeilijker wordende regeringsvormingen”;
3) “een confederatie”, wat betekent “autonomie voor de deelstaten met een Belgische koepel”;
4) “onafhankelijkheid”, wat “het einde van België” impliceert, en “voor Vlaanderen het risico om de band met Brussel te verliezen”.

Het gebeurt zelden dat christendemocratische politici voor het referendum pleiten, evenmin in het tot directe democratie neigende Duitsland als in het ondemocratische België. Ten eerste heeft die politieke familie met haar kerkelijke wortels vanouds een voorkeur voor bevoogding door een hoger gezag, en ten tweede is zij sinds WO2 bijna onafgebroken aan het bewind geweest, een positie waarin men elke volksinspraak als een afknabbeling van de eigen macht ziet. Het is geen toeval dat juist een recent naar huis gestuurde politica (niet herkozen in 2010) nu openlijk met de klassieke partijlijn breekt. Maar de hemel verheugt zich over elke bekeerling.

Er is een tastbare aanleiding voor die toewending tot het democratisch alternatief: “het Belgisch institutioneel kader leidt enkel nog tot wederzijdse blokkeringen”. Wanneer de indirecte democratie vastloopt, “raadpleegt men de eigenlijke opdrachtgevers, de bevolking dus”. In enkele landen is dit een gevestigd gebruik, en met goed gevolg, maar in België? De enige Belgische volksraadpleging, die over de Koningskwestie, dateert van 1950, maar “de uitslag toonde een té grote verdeeldheid tussen beide landsgedeelten en werd om redenen van pacificatie niet gerespecteerd”. Wie met geweld dreigt, overtroeft hier het volksbesluit.

De negatieve lezersreacties op haar voorstel staan dan ook bol van cynisch defaitisme tegenover de antidemocratische krachten in België: als het toen niet kon, waarom het dan nu proberen? Op die retorische vraag bestaan goede niet-retorische antwoorden. Eén is het zelfrespect, dat wij als bevolking onze eigen politieke koers willen bepalen. Maar voor wie geen zelfrespect lust (en dat zijn er nogal wat), is er een dringender reden: “Nu functioneert onze staat zeker niet”, de politieke klasse komt er zelf niet meer uit want de door haarzelf geschapen staatsstructuren blijken onwerkbaar.

Mw. De Schamphelaere geldt als eerder Vlaamsgezind, net als LDD en VLOTT die ook met referendumvoorstellen komen. Maar tegelijk werpen anti-Vlaamse scheldkanonniers als Tom Lanoye de handschoen: durf maar eens een referendum over de splitsing van België te organiseren, je zal zien dat de meerderheid van de Vlamingen (laat staan van de Belgen) daartegen gekant is.

Inderdaad, het is een waagstuk, voor beide partijen. Eerst en vooral voor de Vlamingen. De kiezer in de discretie van het stemhokje heeft misschien meer haar op zijn tanden dan de politicus die niet eens de grondwettelijk reeds vastgelegde splitsing van BHV in feiten weet om te zetten; maar Vlamingen zijn berucht om hun terugkrabbelen in het zicht van de genadestoot. Die slag met de goedendag, dat was in 1302, vergane glorie die de Vlaamse regering in 2002 zelfs weigerde te gedenken. De dolkstoot van aspirant-baron Luc de Bruyckere in de rug van Bart De Wever en van het eigen Voka-programma herinnert eraan hoe zoollikkerij naar hogere machten ten nadele van de Vlamingen diep in de volksaard ingeroest is. Daarnaast zijn er ook eerbare bezwaren, bv. de inschatting dat Brussel dan helemaal verloren gaat.

Anderzijds schept een referendum binnen een samenleving die er geen ervaring mee heeft, onverwachte opiniebewegingen. De antidemocratische kritiek dat referendums altijd in het voordeel zijn van het oppositiestandpunt, heeft een grond van waarheid, namelijk zolang het referendum slechts per uitzondering georganiseerd wordt. Dan kunnen scheeftrekkende kinderziekten optreden, echter slechts totdat de burger ervaart dat hij nu zelf de beslissingen neemt. Vanaf dan hoeft hij geen puberale vuist meer te maken tegen het gezag, omdat hij zelf de gezagspositie bekleedt. In dit geval zou een onverwacht referendum over het voortbestaan van België een lichtjes revolutionaire sfeer scheppen, en die werkt in het voordeel van de Vlaamse eisen, omdat die het oppositionele standpunt vormen. Tussen de aankondiging van een volksstemming en de eigenlijke kiesdag kan er in de geesten veel gebeuren.

Daarom moeten ook de belgicisten niet te zegezeker zijn. De gemiddelde Vlaming van vandaag is een politieke slaapkop, een vijg waarvoor de Coburgs niet bang zijn, en in een gedurfd project volharden ligt niet in zijn aard. Maar in zo’n referendumcampagne kan deze slapende schoothond gewekt worden, en wel door de Vlamingenhaat die de belgicisten in die omstandigheden nog ongebreidelder zullen spuien dan ze de jongste maanden reeds gedaan hebben. Het is allerminst zeker dat hij op de grote dag voor de status-quo zal stemmen.

Labels: , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>