25 juli 2013

Ramadan op de Noordpool (Hoegin)

Op 10 juli ging voor de moslims de ramadan weer van start. Je zal het in onze kwaliteitsmedia niet gelezen hebben, maar boven de poolcirkel zorgt zo'n zomerse ramadan voor nogal wat hoofdbrekens. En traditioneel ook een potje ruzie tussen enerzijds pragmatisch ingestelde moslims, en anderzijds enkele radicalere imams die geen letter willen afwijken van wat de Profeet enkele eeuwen geleden in de Arabische woestijn decreteerde.

Voor christenen is het een probleem dat amper te vatten valt, maar voor moslims is het ernst: wat als je boven de poolcirkel woont, en de ramadan in de zomermaanden valt? Eten, drinken, roken en seks zijn zoals gekend tijdens de ramadan niet toegestaan tussen zonsopgang en zonsondergang.

Maar wat als de zon een paar maanden lang niet op- of ondergaat? Meer zelfs: eigenlijk begint het vasten al van zodra men in het zonlicht een witte draad van een zwarte kan onderscheiden, dat wil zeggen van zodra de schemering doorbreekt. Je hoeft niet eens in de buurt van de poolcirkel te wonen om dat onderscheid zonder veel problemen heel de «nacht» door te kunnen maken.

Is het dan de wil van Allah dat de moslims in Scandinavië of Canada er dit jaar massaal het bijltje bij zullen neerleggen? Of mag men de zaken een beetje pragmatischer bekijken, en bijvoorbeeld de vastentijden van het thuisland of Mekka overnemen?

Een maand lang geen eten?

Misschien zijn er lezers die nu denken dat we weer spijkers op laag water zoeken, maar de discussie over de ramadan boven de poolcirkel is zeker geen lichtzinnige voor de betrokken partijen. De imams die ervoor pleiten dat moslims boven de poolcirkel dit jaar een hele maand niets mogen eten of drinken bestaan echt. En als het dan toch de bedoeling zou zijn dat die moslims deze maand iets mogen eten, dan zal de Almachtige er wel voor zorgen dat de zon in het noorden van Scandinavië tóch ondergaat. Tegen alle astronomische wetmatigheden in, en dat enkel en alleen ten behoeve van een handvol vastende moslims.

De hele discussie is overigens fundamenteel: kan of mag men de Koran en zijn voorschriften pragmatisch bekijken, of dient men vast te houden aan de letterlijke interpretatie ervan. Voorlopig is het nog altijd de laatste strekking die domineert, en ook in onze eigen contreien kan men daar soms de gevolgen van merken. Zo houden de meeste moslims streng vast aan de visuele observatie van de nieuwe maan. Je weet immers nooit of Allah de maan eigenhandig een dagje tegenhoudt. Astronomische berekeningen om het begin en het einde van de ramadan vast te stellen worden daarom ook verworpen, behalve –voorlopig nog– in Turkije. Bij bewolking of mist kan het trouwens gebeuren dat het Suikerfeest een dagje uitgesteld wordt, want je wil toch niet het risico lopen een dagje te vroeg de ramadan afgesloten te hebben.

Moslims in de ruimte

Maar het kan natuurlijk altijd nog een beetje gekker. Zo was er in 2007 Sheikh Muszaphar Shukor, de eerste Maleisische astronaut, die nog voor hij in het internationale ruimtestation ISS aangekomen was al met twee zware problemen geconfronteerd werd.

Ten eerste: hoe bepaal je in een baan om de aarde in welke richting Mekka ligt? In sommige gevallen kan die richting maar liefst 180° draaien in de loop van één enkel gebed, en je wil als gelovige moslim toch je gebed niet eindigen met je kont richting Mekka. Het Maleisische ruimteagentschap ANGKASA had er een conferentie met maar liefst 150 geleerden voor over om er uitsluitsel over te brengen.

Tweede probleem voor de moslim-astronaut: wanneer moet hij bidden? Moslims worden geacht vijf keer per dag te bidden, maar in een baan om de aarde gaat de zon om de haverklap op en onder. Doe het rekensommetje maar: zestien omwentelingen per dag (voor het ISS) levert dan tachtig gebeden op, en veel tijd om ook nog een beetje werk te verrichten blijft er dan niet meer over.

Ramadan op de maan

En dan hebben we het nog niet over de ramadan in het ruimtestation gehad. Of in de ruimte tout court. Stel je voor: een moslimkolonie op de maan, hoe zal de lokale imam dáár de nieuwe maan met eigen ogen kunnen observeren?

Laat ons nog een stapje verder gaan, met een kolonie op Mars. Zouden die de aardse nieuwe maan moeten observeren om de ramadan af te sluiten, of moeten die zich richten op Phobos en Deimos, de manen van Mars? Om over zonsopgang en -ondergang nog maar te zwijgen. Ik durf zelfs niet te vragen wat moslims op weg tussen de aarde en Mars moeten doen.

Ter vergelijking: ik kan me niet voorstellen dat veel christenen er problemen mee zouden hebben om Kerstmis op de aardse 25ste december te vieren, ook al bevinden ze zich in een ander zonnestelsel. Ook voor de rest van het kerkelijk jaar zou waarschijnlijk snel een praktische regeling gevonden kunnen worden, of een etmaal lokaal nu 22 of 26 uren zou tellen. Of wat dan ook. Maar wat met een godsdienst die zelfs duizend kilometer ten zuiden van de noordpoolcirkel al fundamenteel in de problemen met zichzelf komt als de ramadan toevallig in de zomer valt?

In de knoei met de wetenschap

Zoals de lezer begrijpt: de islam is niet alleen in conflict met de economie (intresten!), enkele fundamentele mensenrechten (gelijkwaardigheid van man en vrouw!), en heeft zelfs al problemen met nog maar een beetje mededogen met de dieren (onverdoofd slachten!), ook met de astronomie heeft ze een nogal moeilijke relatie. Zolang de islam zich voornamelijk in de buurt van het Arabische schiereiland ophoudt is er natuurlijk geen probleem. Maar wil die godsdienst ooit de ruimte veroveren, dan zal ze toch nog een sterke transformatie moeten ondergaan.

Onderschat deze kwestie niet, want ze raakt rechtstreeks aan de fundamenten van de islam. De islam houdt zich immers voor contextloos te zijn, en alles wat in de koran staat moet dan ook letterlijk geïnterpreteerd en nagevolgd worden. Maar wat als je de praktijk rond de dagelijkse gebeden en de ramadan een beetje praktisch en pragmatisch mag begrijpen? Dan ook de positie van de vrouw in de islam? Misschien hoeven ze dan toch niet meer van kop tot teen gesluierd rond te lopen?

Moet ET een boerka aan?

Over sluiers gesproken: wat als er morgen aliens ontdekt worden? Hoe gaat men bepalen wie van de aliens een boerka aanmoet, als zij net zoals de mens twee geslachten kennen? En wat als ze tweeslachtig zijn – allemaal dan maar een boerka aan? Of moeten ze dan allemaal hun baard laten groeien?

Hoe dan ook, zolang moslimlanden als Maleisië meer energie steken in het uitvissen van de correcte richting voor het bidden in plaats van ruimtetechnologie zelf, hoeven we niet te vrezen voor een snelle verovering van de ruimte door de islam. We denken dan ook dat de oprichting van een afdeling Sharia4Moon nog niet voor morgen is, of veel leden zal kunnen aantrekken.

Dit artikel verscheen op 17 juli 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , ,

Read more...

24 juli 2013

De zaak–Snowden (Hoegin)

Op 20 mei nam Edward Snowden vanuit Hawaï een vlucht richting Hong Kong. Daar aangekomen «onthulde» hij voor de Britse krant The Guardian het bestaan van PRISM, een programma van de Amerikaanse veiligheidsdienst NSA om de sporen van alle elektronische verkeer in de VS te registreren. Gevolg: grote beroering in een aantal Westerse landen, met linkse politici en media op kop. Maar is PRISM dan echt wel nieuws?

De NSA, kort voor National Security Agency, is één van de vele organisaties die de Verenigde Staten rijk is om de veiligheid van het land bewaren. De meest gekende Amerikaanse veiligheidsdiensten zijn natuurlijk de FBI en de CIA. Traditioneel zijn de CIA de slechteriken, omdat zij vooral op het buitenland gericht zijn en in de media graag geportretteerd worden als aanstichters van militaire staatsgrepen (Chili!) en financiers van rechtse milities (Contra's!). Over de duistere samenzweringen om niet alleen het bestaan maar ook de aanwezigheid van aliens over de hele planeet toe te dekken hebben we het dan nog niet eens gehad. Ook de FBI, in de eerste plaats op het binnenland gericht, had lang een slechte naam, maar dankzij enkele populaire TV-series met sympathieke FBI-agenten is hun reputatie er sterk op verbeterd.

De NSA opereert meer in de schaduw van de CIA en FBI. Als ze al opduiken in een film of een TV-serie, dan vaak als de geheime agenten in duistere kamers vol dikke sigarenrook die de zaak een beetje komen saboteren. Maar in de wereld van de cryptologie is de organisatie ook vermaard om haar cryptanalytisch onderzoek – het kraken van geheime codes en boodschappen.

Hoofddoel van de NSA is het beschermen van de nationale veiligheid, zoals de naam ook zegt. Vergaren, afluisteren en analyseren van communicatie behoort dan ook tot haar kerntaak. Als er dus al iets verwonderlijk was rond de hele zaak, dan toch vooral dat er blijkbaar zoveel mensen verwonderd waren dat de NSA aan een programma als PRISM zou werken.

Niets nieuws onthuld

Heeft Edward Snowden iets onthuld dat we nog niet wisten? Dat bijvoorbeeld al het e-mail-, SMS- en telefoonverkeer –eigenlijk alleen maar afzender, ontvanger en tijdstip– gelogd wordt? Hoegenaamd niet. Want ach, waar is de tijd dat we ons druk maakten over ECHELON, dat andere spionageprogramma van de NSA? Dat deed precies hetzelfde deed, maar mét inhoud.

En voor wie het alweer vergeten was: telecomoperatoren bewaren al die gegevens ook, en niet alleen om je achteraf een rekening te kunnen sturen. Ook in Europa. De Europese richtlijn 2006/24/EC (in de wandelgangen Data Retention Directive genoemd) verplicht die telecomoperatoren er immers toe die gegevens bij te houden voor minstens zes maanden en maximaal twee jaar. Politie en veiligheidsdiensten kunnen toegang krijgen tot de gegevens, mits toelating van een rechter. Het enige verschil is dat de NSA die gegevens graag zelf bijhoudt, om er systematisch verdachte patronen in te kunnen opsporen. Men kan erover discussiëren of de NSA dat wettelijk wel mag, of zou mogen doen, maar verwonderlijk is het niet dat die organisatie het tenminste probeert.

In de cloud

Wat dan te denken van onder meer Facebook, Google, Apple en Microsoft die gegevens zouden afstaan aan de NSA? Zijn ook zij nu slechteriken? Of hadden ze eenvoudigweg geen reële keuze?

Ten eerste wil je als Amerikaans bedrijf natuurlijk geen last met de NSA, zeker als je groot en internationaal bent. Maar belangrijker: je wil vooral niet het grote bedrijf zijn dat ervoor zorgt dat terroristen op een veilige manier met mekaar kunnen communiceren om een aanslag op Amerikaanse bodem te plegen.

Hoe naïef moet je trouwens zijn om gevoelige gegevens op Facebook of in Google Docs te steken, en dan te denken dat de Amerikaanse veiligheidsdiensten niet zouden meelezen? Een beetje terrorist gaat daarvan uit, en vertrouwt zelfs zijn eigen harde schijf amper of niet. Word je niet op voorhand actief afgeluisterd, kan het immers nog altijd gebeuren dat men achteraf je harde schijf doorzoekt.

Aandacht zoeken

Waarom deed Edward Snowden dan zijn onthullingen? Volgens hemzelf omdat hij «niet in een maatschappij wilde leven die zulke dingen [het bespioneren van de eigen burgers] doet.» En nog: «Ik wil niet leven in een wereld waar alles wat ik doe of zeg bijgehouden wordt.»

Men kan daar natuurlijk enige appreciatie voor opbrengen, en in een ideale wereld waar iedereen lief is voor mekaar zou spionage gewoon volkomen overbodig zijn. Maar zoiets vertel je niet als je net van de Verenigde Staten naar China bent gevlucht. Dan heb je een andere agenda, of ze niet allemaal helemaal op een rij.

Doorreizen naar Rusland en asiel aanvragen in landen als Cuba maakte de hypocrisie alleen maar groter. Zelfs voor de Russische president Vladimir Poetin werd het op den duur allemaal een beetje dolletjes, en dat wil al iets zeggen. Hij wou Edward Snowden wel asiel geven, als hij tenminste zou ophouden met de Amerikaanse belangen te schaden. Versta: zoveel onzin verkopen enkel en alleen maar om wat persaandacht te krijgen. Rusland wil per slot van rekening zijn betrekkingen met de Verenigde Staten niet op het spel zetten omwille van een mediageile clown, en is hem dan ook liever kwijt dan rijk. Ook in Hong Kong –lees: Beijing– zullen ze er zo over gedacht hebben.

Nationale veiligheid niet in gevaar

Heeft Edward Snowden niets nieuws onthuld, behalve de naam PRISM zelf, dan zouden de Amerikanen hem uiteraard graag terug willen om hem in «verzekerde bewaring» te plaatsen. Maar dat hij de nationale veiligheid in gevaar zou gebracht hebben is natuurlijk al evenzeer een lachertje.

De enige reden waarom de Verenigde Staten Edward Snowden zo snel mogelijk uitgeleverd willen zien, is het afschrikkingseffect tegenover werknemers van de NSA en andere veiligheidsdiensten. Het is niet omdat Edward Snowden eigenlijk niets nieuws te vertellen had, dat dat bij de volgende klokkenluider ook het geval zal zijn.

Primitief anti-amerikanisme

Van de kant van Edward Snowden gaat het dus vooral om de aandacht in de pers. In de media en bij enkele politici gaat het dan weer om primitief antiamerikanisme. Het is absoluut geen toeval dat Edward Snowden en uitgerekend de Britse krant The Guardian mekaar in Hong Kong vonden. In de Vlaamse media staat The Guardian geboekstaafd als een «kwaliteitskrant», maar dat zegt natuurlijk niets over de echte kwaliteit van die krant.

Het etiket «kwaliteitskrant» wordt door kranten als De Standaard en De Morgen immers uitsluitend gebruikt voor linkserig, anti-Westers en dus hip en politiek correct bedrukt papier. Iet of wat neutrale berichtgeving moet je er met een vergrootglas in zoeken, want zelfs het minste artikeltje moet er in dienst staan van de goede zaak.

Als een krant als The Guardian bericht over PRISM, dan is dat dus vooral om nog maar eens aan te tonen dat de Verenigde Staten de grote satan zijn. Dat de Britten zelf ook een gelijkaardig programma hebben werd al iets minder dik in de verf gezet.

Ook het verhaal over de Amerikaanse spionage in de Europese instellingen in Brussel gaat er bij de journalisten van zo'n krant als zoete koek in. De nuance dat de Britten, Fransen, Duitsers, Russen en Chinezen precies hetzelfde doen, of zouden willen doen, verstoort dan alleen maar het verhaal. De hypocrisie van de Franse president François Hollande, die eens goed van leer trok tegen die stoute Amerikaanse spionnen, werd dan ook uitdrukkelijk niet aan de kaak gesteld.

Frankrijk terughoudend over PRISM

Dat het (af en toe) toch ook anders kan, bewees verleden week echter de Franse krant Le Monde. Niet dat het zo'n groot nieuws is dat ook Frankrijk een PRISM-achtig programma heeft lopen. Maar de krant is tenminste wel zo eerlijk te schrijven dat de Amerikanen heus de enigen niet zijn die het reilen en zeilen van hun eigen burgers systematisch in het oog willen houden. De krant merkte overigens in haar inleiding fijntjes op dat Frankrijk niet bepaald hard geprotesteerd had tegen PRISM. Reden? Ten eerste omdat het al lang op de hoogte was, en ten tweede: omdat het zelf dus precies hetzelfde doet.

Dit artikel verscheen op 10 juli 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

23 juli 2013

De blokjes vallen om (Hoegin)

Heibel vorige week in de kleuterschool De Blokkendoos. Eén van de kleuterjuffen zou zich vergrepen hebben aan een jongetje, en meteen was het kot te klein. Uiteraard. Alleen zullen nogal wat Vlamingen de wenkbrauwen gefronst hebben bij de beelden van de krijsende hoofddoekjes aan de schoolpoort. En waarom viel er in de massa niet één moeder van een ongelovig kleutertje te bespeuren?

Wat was nu precies het vergrijp waarvan de kleuterjuf in kwestie beschuldigd werd? Niemand die het eigenlijk kon zeggen, maar volgens de geruchten had ze bij één van de kleutertjes onder het dekentje getast tijdens een rustmoment. Een dag later heette het echter al dat meerdere kinderen zich thuis bizar gedroegen, en het over intieme spelletjes hadden. Of hoe er nog net niet dagelijks roze balletten opgevoerd werden in één van de kleuterklasjes.

De gemiddelde TV-kijkende Vlaming zal er vermoedelijk wel zijn gedacht van gehad hebben toen hij de beelden van krijsende hoofddoekjes aan de schoolpoort zag. Ik zou ze niet graag allemaal de kost hebben gegeven, de stouteriken die toen dachten dat het vergrijp er misschien wel uit bestond dat die kleuterjuf zelf geen hoofddoekje had gedragen in het bijzijn van een moslimjongetje? Of misschien had één van hen wel per ongeluk een ontblote enkel opgemerkt? Als hij later aan het verkrachten gaat, weten we nu al wie er de volledige schuld voor draagt.

Prinsjes

Opmerkelijk was het feit dat onder de protesterende moeders geen enkel ongelovig wicht te vinden was. Raar toch, dat in een land waar pedofilie nu al twintig jaar lang hét hoofdpunt nummer één vormt van minstens één journaal per week, geen enkele autochtone moeder op straat wil komen als één van haar spruiten overduidelijk blootgesteld was aan een pedofiele kleuterjuf.

Het antwoord laat zich natuurlijk raden. Volgens de geruchten –want je zal als autochtone ouder wel gek zijn om in zo'n situatie je mond open te doen op TV of in de krant– volgens die geruchten dus geven die autochtone ouders een heel ander verhaal weer. Een verhaal waarin het gaat over een onhandelbare kleuter, die, toen de kleuterjuf helemaal aan het eind van haar Latijn was, dan maar op een stoeltje vastgebonden werd om toch maar een beetje rust in de klas te kunnen brengen.

De term «prinsje» komt dan al snel om te hoek kijken: moslimjongetjes die thuis rotverwend worden en op school geen andere behandeling verwachten of zelfs maar tolereren. Vraag het maar aan die zwangere leerkracht uit Ieper. In Vlaanderen zijn die prinsjes immers al even zeldzaam als corruptie in een socialistische partij. Hun zusjes worden ondertussen wel flink onder de knoet gehouden. En onder de hoofddoek natuurlijk, maar dat laatste uiteraard volledig uit vrije wil.

Opgeruimd staat netjes

Voor die zwijgende autochtone ouders kunnen we trouwens alleen maar veel begrip opbrengen. Als je ziet hoe zelfs leraars die met de zaak helemaal niets te maken hadden door de hoofddoekjes aangepakt werden, zou ik ook heel hard mijn mond houden. En bovendien: hopen dat die hoofddoekjes hun dreigement hard maken dat ze hun kinderen uit De Blokkendoos zullen weghalen. Opgeruimd staat netjes, hoevelen van hen zouden dat niet gedacht hebben de afgelopen week?

Het is alleen wel weer bijzonder symptomatisch dat geen enkele «kwaliteitskrant» dit aspect zelfs nog maar zijdelings durfde te vermelden. Inconvenient truths zijn in de pers immers alleen maar convenient als de racistische Vlaming ermee aangepakt kan worden. Geen kwaliteitskrant die er bijvoorbeeld ook maar aan dacht eens een autochtone ouder op te snorren, en die desnoods dan maar eens anoniem aan het woord te laten.

Turkije

Even symptomatisch was dat de hoofddoekjes dan wel weer vrij spel kregen in de media. Zo kwam het citaat «Bij ons in Turkije wordt iemand die zoiets doet, opgepakt en in de gevangenis gestoken» zonder ook maar de minste kanttekening in de krant te staan. Ik vermoed dat zo'n prinsje in Turkije toch wel een heel andere behandeling ter verwerking zou gekregen hebben. En vooral: dat geen hoofddoekje er ginder nog maar aan zou denken om daarover luidkeels haar beklag te gaan doen aan de schoolpoort. Ze komen daar tegenwoordig voor heel andere dingen op straat.

A propos, wat voor vreselijk land is België toch, dat het blijkbaar Turken het recht ontzegd om terug te keren naar hun eigen land? En dan bovendien nog hun kinderen overlevert aan meedogenloze pedofiele kleuterjuffen! Zou men niet best enkele blauwhelmen naar Antwerpen sturen, om zo snel mogelijk een verlossende luchtbrug te organiseren? We stellen alleen maar de vraag.

Anderzijds, hoe goed is zo'n hoofddoekje eigenlijk geplaatst om haar gastland te beschuldigen van laksheid tegenover pedofilie? Misschien bij gelegenheid toch nog maar eens bepaalde passages uit de Koran een beetje nauwkeuriger nalezen, zouden we zeggen, en dan in het bijzonder die over Mohammeds lievelings«vrouw» Aïsja. Om het dan nog niet te hebben over het stuitende racisme dat in die uitspraak vervat zit. Ik vrees echter dat het reeds overbelaste CGKR jammer genoeg ook deze keer alweer geen tijd zal hebben om desnoods dan maar een «wetenschappelijke studie» op te stellen.

Vijfde kolonne

In het vervolg van het citaat –«Wij verwachten dat dat hier ook gebeurt»– komt de aap echter uit de boerkamouw. Die hoofddoekjes verwachten dat in Antwerpen de islamitische wetten, zeden en moraal ingevoerd worden, en dat wie aan hun prinsje raakt zonder dralen achter de tralies gezwierd wordt. Zullen we het schooltje maar meteen omdopen tot Blokarı kutusu, of eventueel de Marokkaanse variant? De hoofddoekjes gedragen zich in ieder geval als de vijfde kolonne van Sharia4Belgium. Of hoe men niet naar Syrië hoeft te trekken om een heilige oorlog te voeren.

Boter op het hoofd

Straffer is echter het verhaal dat Het Nieuwsblad –ere wie ere toekomt– op zaterdag uitbracht. Blijkt immers dat het gezin dat als eerste klacht indiende tegen de kleuterjuf, zélf al twee jaar gevolgd wordt door de Bijzondere Jeugdzorg. Met als aanleiding: een vonnis uitgesproken in Nederland tegen de moeder en haar gezin. De moeder zou met haar beschuldigingen van misbruik tegen een kinderdagverblijf trouwens niet aan haar proefstuk toe zijn, en de voogdij over twee andere kinderen reeds verloren hebben.

Gaat het dus over niet meer dan een afleidingsmanœuvre, waarvoor een toevallige kleuterjuf dan maar moest boeten? Het zal je maar overkomen. Het is in ieder geval een verklaring die al stukken beter past bij wat vooral niet in de krant te lezen viel. Of mocht gelezen worden. De vraag is dan alleen nog maar of het aantal Vlamingen dat al van in het begin zo'n donkerbruin vermoeden in die zin had zeventig, dan wel tachtig procent bedroeg.

Dit artikel verscheen op 26 juni 2013 in 't Pallieterke.

Addendum: Sedert de publicatie van dit artikel weten we dat het gerechtelijk onderzoek tot nog toe geen sporen van kindermisbruik vond, dat de school van naam zal veranderen, en dat de kleuterjuf zo vrijwillig als een boerkamoslima haar overplaatsing naar een andere school gevraagd heeft. Maar zoals Freya Piryns zo raak opmerkte: «Niemand is gebaat bij een verdere polarisering tussen gemeenschappen», dus buigen we voor alle zekerheid toch maar tolerant het hoofd. Bij voorkeur naar Mekka, uiteraard, al is dat voorlopig nog niet hélemaal verplicht…

Labels: , , ,

Read more...

20 juli 2013

Gandhi en Mandela


 

Nu Nelson Mandela het toneel verlaat, maken we de balans op van zijn rol in de geschiedenis. Zijn naam zal verbonden blijven met twee belangrijke ommezwaaien: de bekering van het geweldloze African National Congress (ANC) tot de gewapende strijd in 1961, en de geweldloze overgang van Zuid-Afrika van een blank minderheidsbewind naar een niet-raciaal meerderheidsbewind in 1994. De laatste leidt tot de veelgehoorde vergelijking van Mandela met Mahatma Gandhi, de eerste was echter een bewuste breuk met een beleid dat door diezelfde Gandhi geïnspireerd was.

Toen het ANC in 1912 opgericht werd (toen nog als Native National Congress), woonde Gandhi in Zuid-Afrika en leidde er met een zeker succes de geweldloze strijd van de Indiase gemeenschap voor gelijkere rechten met de Europeanen. Let wel: Gandhi werkte niet voor de kleurlingen of zwarten, en vond het een groot onrecht dat de noeste Indiërs op gelijke voet behandeld werden met de “indolente” en “naakte” zwarten. Hij stelde niet de ongelijkheid tussen blank en zwart in vraag, wel de klassering van de Indiërs als zwart in plaats van als blank. Desalniettemin nam het ANC in het begin de geweldloze strategie van Gandhi over.

Later in India zou hij de strijd leiden voor een zeer ambitieus doel, namelijk het zelfbestuur en tenslotte de onafhankelijkheid van Engelands grootste kolonie. Dat was meer dan de Engelsen hem gunden, en in weerwil van de gebruikelijke mythevorming heeft Gandhi’s massabeweging maar weinig bijgedragen aan de uiteindelijke dekolonisering. Zoals Clement Attlee, premier ten tijde van India’s onafhankelijkheid, later getuigde, was Gandhi’s belang in de beslissing om India los te laten, “minimaal”. In Zuid-Afrika daarentegen ging het maar om het statuut van de kleine Indiase minderheid, zonder veel gevolgen voor het Britse bestuur. Bijvoorbeeld, de overijverige beslissing om alleen christelijke huwelijken te erkennen was een grote bron van ergernis voor de Indiërs maar zonder veel belang voor het koloniale bewind: ze kon dus op Gandhi’s aandringen gemakkelijk teruggedraaid worden.   

De strijd voor de rechten van de Indiërs werd geweldloos gevoerd. De Mahatma (“grote ziel”) wilde de strijd voor een nobele zaak niet met het gebruik van zondige middelen bezoedelen. Nochtans was hij niet geheel geweldloos: hij nam als vrijwillig brancardier deel aan de Boerenoorlog (1899-1902) en de Tweede Zoeloe-oorlog (1906) en recruteerde onder Indiërs voor deelname aan de Eerste Wereldoorlog. Zijn wat naïeve berekening was dat hij in ruil voor zijn loyale medewerking aan de oorlogvoering politieke toegevingen van de Britten zou loskrijgen.

Ook bij Mandela zien we die combinatie van gewapende strijd en geweldloze politieke verwezenlijkingen. In 1961 stelde het ANC vast dat de vreedzame strijd slechts achteruitgang opgeleverd had: de zwarten waren er in het zelfbesturende Zuid-Afrika nog slechter aan toe dan onder Brits koloniaal bewind. Een gandhiaanse analyse zou luiden dat het ANC de methode van het geweldloos protest onvoldoende beheerste, maar het is begrijpelijk dat het ANC deze methode als mislukt beschouwde.

Onder impuls van jongere leiders als Nelson Mandela richtte de organisatie dus een gewapende vleugel op: de Umkhonto we Sizwe, “Speer van de Natie”. Het is niet overdreven om het beleid van het ANC en van Mandela  in de volgende jaren als “terroristisch” te bestempelen. Toen Mandela gevangen gezet werd, was hij in het bezit van een grote hoeveelheid wapens en explosieven. Zopas nog heeft de Vlaamse Hélène Passtoors toegegeven dat zij in 1983 medeplichtig was aan een ANC-aanslag met 19 dodelijke slachtoffers en een 200 gewonden.

Naarmate de herinnering aan dit gezicht van het ANC wegsterft, hebben wij meer aandacht voor de Mandela van 1994 en volgende jaren. Terwijl de gewapende strijd bloedig maar militair gezien vruchteloos was, bereikte het ANC veel meer op een ander front: de mobilisatie van de internationale publieke opinie tegen het Apartheidsbewind. Deze noopte de blanke regering tot onderhandelingen met de vrijgelaten Mandela, die nu een veel verzoeningsgezinder opstelling vertoonde. Het is in grote mate aan hem te danken dat de overdracht van de macht vreedzaam is verlopen. Later zou er toch een golf van geweld tegen de blanken komen, met de frequente plaasmoorde, maar toen had Mandela zich al uit de politiek teruggetrokken.

Net als Gandhi verdient hij een genuanceerde beoordeling. Beiden blijven in de herinnering geassocieerd met een geweldloze machtsoverdracht, maar hebben bij nader toezien ook hun aandeel in de gewapende strijd gehad.


(verder ongepubliceerd, 16 juli 2013)

Labels: , , ,

Read more...

17 juli 2013

Tantra: via seks naar de Verlichting?


 


            Het septembernummer 2003 van Onkruid, tevens jubileumnummer van dit 25 jaar jonge New Age-blad, riep het de lezer toe van op de voorpagina: “Seks als weg tot God”. Het artikel in kwestie bleek gewijd aan het populaire maar nog steeds op fluistertoon uitgesproken toverwoord Tantra. Dit zou een Oosterse doctrine zijn die de spirituele dimensie van seks blootlegt: seks als middel tot Verlichting. Al neukend naar het Nirwâna!

 


 

Kâma Soetra


 

            Vooraleer nader op het onderwerp Tantra in te gaan, moeten we hier eerst een dwaalspoor afsluiten. De Onkruid-redacteur haalt er de Kâma-Soetra bij, en dat had hij beter niet gedaan. Dat veelgeroemde hoewel eigenlijk vrij saaie boek gaat wel over seks maar heeft volstrekt niets met spiritualiteit te maken. De Kâma Soetra (en gelijkaardig, de Koka Sjâstra en Ananga Ranga) wordt niet tot de Tantra-literatuur gerekend. Integendeel, Kâma is gewoon de wereldse erotiek, en het boek beschrijft alle standjes en hulpmiddeltjes die je ook in moderne voorlichtingsboeken behandeld vindt.

Niet alleen de mystieke maar zelfs de ethische dimensie ontbreekt in het Handboek der Erotiek. Een amorele visie op het nut van de erotiek voor het leven vind je bijvoorbeeld in het hoofdstuk over hoe de vrouw van je baas te verleiden. Wegens de risico’s wordt afgeraden om dit te doen omwille van zoiets onnozels als verliefdheid, maar je mag het wel doen als er een flinke kans op persoonlijk voordeel in zit, namelijk als zij via haar invloed op haar man jouw carrière kan vooruithelpen.

Het boek is complexloos seksistisch maar erkent wel de superioriteit van de vrouw in het zuiver seksuele domein, ondermeer omdat zij negen keer zo intens van gemeenschap geniet als de man. Als haar minnaar uitgeput is maar zij heeft zin in nog, dan krijgt ze de raad om de rollen om te draaien en zelf het initiatief te nemen. (Zulke dingen worden niet vermeld in de erg gekuiste versie van de Victoriaanse libertijn Richard Burton, waarop de meeste uitgaven gebaseerd zijn. Voor een volledige versie van de Kâma-Soetra, zie de editie van Alain Daniélou, ook in het Nederlands verkrijgbaar bij uitgeverij Becht.) Moet kunnen, maar met de fameuze spirituele weg heeft het weinig te maken. In contrast met deze werelds-erotische lectuur heeft Tantra wel met spiritualiteit te maken, maar dan weer niet zo veel met seks.

 

 

Tantra zonder nonsens


 

Het woord tantra, meer nog dan de westerse afleiding tantrisme, heeft een waaier aan betekenissen. Laten we vooreerst even de vaak opduikende valse en vergezochte etymologieën van deze term de kop indrukken. De wortel tan betekent “opspannen” (verwant met Latijn tendere, waarvan intens, extensie) en -tra is een instrumenteel achtervoegsel (verwant met Latijn –trum, als in aratrum, “ploeg”), dus: “opspaninstrument”, vandaar specifiek “weefgetouw”. Vandaar dan in figuurlijke zin “meerdimensionaal systeem” (bv. lokatantra, “volkssysteem”, democratie), en vandaar “gestructureerde uitleg van een vak of wetenschap”, “handboek”.

            De term beduidt een type literatuur uit de middeleeuwen, meestal in de vorm van een leergesprek tussen de god Sjiwa en de godin, die kan optreden onder diverse benamingen: Oemâ, Satî, Pârwatî, Doergâ, Kâlî. Een klassieke Tantra heeft vijf vaste bestanddelen: (1) het begin van de wereld, (2) het einde van de wereld, (3) manieren om een godheid te vereren, (4) technieken om occulte krachten te verwerven, (5) technieken om de zelfbevrijding te bereiken.

Daarnaast wordt “tantrisme” vaak gebruikt als synoniem voor “sjaktisme”, zijnde de verering van de godin of Sjakti, “kracht”, die haar goddelijke partner uit een toestand van louter potentialiteit tot leven wekt. In godenparen als Brahma/Saràswatî of Visjnoe/Laksjmî wordt de god opgevat als statisch, de godin als dynamisch, best te vergelijken met de rolverdeling in salondansen, waar de man als stabiele as fungeert die zijn vrouwelijke partner doorheen allerlei draaibewegingen voert.

Het centrale symbool van het sjaktisme, dat men dus ook in alle boeken over Tantra aantreft, is de omgekeerde driehoek met een punt in. In eerste instantie is dit een primitief symbool van het vrouwelijk geslacht en de bevruchting, reeds aangetroffen in voorhistorische rotstekeningen in India. Later heeft men er schema’s uit de hogere wijsbegeerte op geprojecteerd. Als kosmologisch symbool toont het een neutraal (nirgoena) rustpunt temidden van een dynamische driepolige wereld, de mannelijke Sjiwa in de vrouwelijke Sjakti. Drie kwaliteiten (trigoena) vormen de drie polen van dit schema, namelijk (1) sattwa: het witte daglicht, het transparante, lichte, waarheidsgetrouwe, onthechte; (2) radzjas: de rode schemering, het troebele, energieke, hartstochtelijke; en (3) tamas: de zwarte nacht, het zware, donkere, dragende, inerte, onwetende. Als psychologisch schema schetst dit het bewustzijnslandschap, met het drievoud van “geabsorbeerde bewustzijnstoestanden” (waken, dromen, slapen) en de neutrale “vierde toestand” van zelfabsorptie, de meditatieve staat waarbij het bewustzijn in zichzelf rust.

De “vrouwelijke” neerwaartse driehoek wordt vaak gecombineerd met de “mannelijke” opwaartse driehoek, de berg als symbool van Sjiwa, tot een zespuntige ster of Sjrî Tsjakra, “wiel van de welzijnsgodin”. Een andere populaire variant is de verdere uitwerking tot een tekening van vier opwaartse en vijf neerwaartse driehoeken, de Sjrî Jantra, letterlijk “de machine van de welzijnsgodin”, een populair cultusvoorwerp op hindoe-huisaltaartjes.

 

 

Het belang van ritueel


 

Het tantrisme bevat allerlei praktijken die niet alleen door moderne mensen maar ook door de brahmaanse “grote traditie” als kwalijk bijgeloof afgedaan worden, of als een ongezonde manipulatie van duistere krachten. Een “tantrik” is wat wij zouden noemen een “occultist”, bv. iemand die de hand leest of die je een talisman maakt afgestemd op de vermeende invloeden van je geboortegesternte. Binnen het boeddhisme onderscheidt de Tibetaanse variant zich door een grote voorliefde voor occultisme en door een heel repertorium aan rituelen voor allerlei godjes en godinnetjes, inbegrepen voor copulerende goddelijke paartjes. Daarom noemt men hem ook wel het “tantrisch boeddhisme”.

Als spiritueel systeem contrasteert Tantra met systemen van "direct inzicht” als Vedânta of Zen. In plaats van eenvoudige meditatie of stille verinnerlijking als directe weg tot de onpersoonlijke bewustzijnszee (wat in Vedânta het Zelf heet, in Zen de Leegte), gebruikt het tantrisme een veelheid aan vermeende hulpmiddelen, inz. mantra , “mentaal instrument”, in feite een mentaal herhaald geluid, opgevat als vibratielichaam van een godheid; jantra, “machine” of meetkundige vorm ter visualisatie; moedra, “zegel”, een handgebaar of lichaamshouding die energie kanaliseert; en poedzjâ, het devotieritueel voor een afbeelding van de godheid. Tantrisme is altijd theïstisch, gericht op een persoonlijke relatie met een of meer goddelijke personen, daar waar Advaitâ Vedânta en het orthodoxe boeddhisme zich de ultieme werkelijkheid als onpersoonlijk voorstellen.

Quintessentieel tantrisch is de klemtoon op rituelen. Men visualiseert een godheid en voert daarvoor in gedachten of materieel allerlei offerandes uit, men zegt bepaalde mantra’s op en men maakt bijpassende buigingen of handgebaren. Wie dat onzin vindt, of wie zoals de meeste moderne mensen weinig om ritueel geeft, moet dus al zeker niet bij het tantrisme zijn.

 

 

“Tantra en seks”, mythe en werkelijkheid


 

Wat in het tantrisme vooral de aandacht van westerlingen getrokken heeft, is het zogenaamde “linkshandige pad” (wâma-mârga). Zoals in de meeste talen heeft ook hier het woord “links” een negatieve bijklank (vgl. Latijn sinister), zelfs voor de beoefenaars van dit “pad”. Bedoeling is hier namelijk om de neiging tot zwelgen in wereldse genietingen te transcenderen door zich er ritueel aan over te geven. Een vorm van spirituele homeopathie als het ware. Concreet gebruikt men tijdens het ritueel, dus uitdrukkelijk niét als leefgewoonte, de verboden geneugten van vlees, alcohol, en geslachtsgemeenschap. De vermeende spirituele werkzaamheid van deze praktijken ligt er precies in dat zij onrein zijn, niet alleen voor de brave burgerij, maar ook juist voor de beoefenaar zelf. Het tantrische gebruik van seksualiteit behoort dus niet tot een vrolijke tegencultuur die zich afzet tegen de brahmaanse cultuur die in de jongste eeuwen een sterk preuts karakter gekregen had (in tegenstelling met de goede oude tijd van de Kâma-Soetra toen de hindoesamenleving seksueel veel toleranter was); het vooronderstelt juist die preutsheid.

In de vrij schaarse seksueel-gerichte passages van de Tantra’s vinden we als seksuele praktijk iets heel anders dan in de Kâma-Soetra, namelijk de ritualisering van de seksualiteit. Je moet je dan houden aan bepaalde planeetstanden, je voorbereiden met wassingen en vasten en dergelijke, vervolgens je poezeminneke als een godin eer bewijzen zoals men het in tempels voor een beeld van de tijgergodin Doergâ zou doen, en aan het eind van deze lange rit is er dan ook een beetje geslachtsgemeenschap. Kortom, iets waar de westerse New-Ager gewoon het geduld niet voor heeft noch de zin van inziet. Moderne mensen die voor eenvoudige rituelen zoals een gebed vóór het eten al geen tijd meer maken, hebben gewoon niets te zoeken in de uitgebreide ritualistiek van Tantra.

Details over seksuele technieken moet men al helemaal ver gaan zoeken, en ook die kunnen de nieuwsgierige wel eens teleurstellen zelfs als hij ze vindt. Het belangrijkste is immers, de ontlading (dus datgene wat voor de meeste mannen het einddoel van de geslachtsdaad vormt) te manipuleren, uit te stellen of zelfs helemaal te vermijden. Vele hindoes zijn ervan overtuigd dat het opsparen van zaad, door celibaat danwel door ejaculatievrij geslachtsverkeer, een bijzonder charisma verleent. Toen na de dood van de charismatische vrijheidsstrijder Soebhâsj Basoe (Bose) in 1945 uitkwam dat hij ergens een vrouw en kind had zitten, weigerden zijn fans om dit te geloven: het kón gewoon niet dat zo’n superman een ordinaire spermaverspiller geweest was.

Het voordeel van tantrische seksualiteit tegenover gewone onthouding zou erin bestaan dat men de energie die men uiteindelijk opspaart, eerst door de geslachtsdaad nog eens stimuleert en versterkt. De energie die men daardoor opwekt en weigert te verspillen, kan men dan sublimeren tot een energie die allerlei subtiele circuits in en rond het lichaam vitaliseert. Om de verering van de partner compleet te maken, stelt men zich dan een energiecircuit voor dat beide lichamen verbindt en dat men samen mentaal doorloopt, a.h.w. met de opgewekte en gesublimeerde seksuele energie als brandstof. Niet bepaald een lichtzinnig orgietje, dus.

Men kan dit hele gedoe natuurlijk bij voorbaat als onzinnig afwijzen, maar zelfs als men het met veel welwillendheid benadert, stelt men vast dat het toch wel wat minder oplevert dan bepaalde New-Age-goeroes eraan toeschrijven. De gevergde inspanning is groot, de verwachte vruchten onduidelijk. Al neukend naar de Verlichting? Dat wordt moeilijk, en wel om volgende reden.

 

 

De Verlichting


 

De notie van “verlichting” is zelf al problematisch. De term zelf, uiteraard niet te verwarren met de benaming van het 18de-eeuwse enthousiasme voor de postreligieuze rationaliteit, is eigenlijk westers; in India spreekt men van de Bevrijding (moekti, móksja), Ontwaking (bódhi) of Windstilte (nirwâna). Deze term houdt een wijsgerige interpretatie in van de meditatieve ervaring. De meditatiemeester Patàndzjali beschrijft deze ervaring gewoon in technische termen: “Meditatie is het stilleggen van de bewegingen van de geest. Dan rust de waarnemer in zijn eigen vorm.”

Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want de geest is als een aap die zeer moeilijk te disciplineren valt en zich voortdurend weer op wat anders richt. Asceten trokken zich terug in het woud om zich voltijds op deze discipline toe te leggen. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Siddhârtha Gaùtama, die zich op zijn 29ste terugtrok uit de wereldse geneugten om zittend onder een boom de “Ontwaking” (bódhi) te vinden en dan als “de Ontwaakte” (Boeddha) zijn ervaringen te systematiseren en door te geven.

Tegenwoordig kan men elektro-encefalografisch vaststellen dat een diepe meditatietoestand inderdaad “iets” doet met de hersengolven, namelijk een rusttoestand bewerkt vergelijkbaar met de diepe slaap, hoewel waakbewust. Maar wat is er zo waardevol aan die toestand?

Van in de Oepanisjaden is er sprake van het Zelf, d.w.z. het bewustzijn, dat men kan ervaren door alle bewustzijnsinhouden (denkpocessen, zintuigelijke gewaarwordingen, verlangens, herinneringen) tijdelijk uit de aandacht te verwijderen. Bedoeling is dus niet om het bewustzijn uit te schakelen zoals in diepe slaap, maar het bewustzijn op niets anders te richten dan op zichzelf: “het stilleggen van de bewegingen van de geest” zodat “de waarnemer in zichzelf rust”. Hiermee bevrijdt men zich van de toestand van “onwetendheid” (avidjâ), namelijk van het feit dat het bewustzijn doorgaans zichzelf vergeet door zich te vullen met zintuiglijke indrukken, herinneringen, redeneringen en andere bewustzijnsinhouden. Vandaar de notie van “Bevrijding”, namelijk uit de onwetendheid ofte de valse vereenzelviging van het Zelf met de bewustzijnsinhouden.

Het boeddhisme en het post-vedische hindoeïsme gaan nog een stap verder. De meditatieve toestand wordt hier bekleed met een buitengewone betekenis, namelijk als sleutel tot de beëindiging van het wiel van reïncarnaties. Het idee is het volgende: telkens je sterft, zit je nog met een kluwen aan onvervulde verlangens, en die drijven je tot wedergeboorte om in een volgende incarnatie de vervulling van deze verlangens na te streven. Dit noemt men “karma”, eigenlijk een wet van behoud van psychische energie, die maakt dat niet-gebluste verlangens werkzaam blijven. Door in meditatie je aandacht terug te trekken uit alle bewustzijnsinhouden, ook uit je subtielste verlangens, honger je deze als het ware uit totdat zij afsterven. Wanneer je dan doodgaat, is er geen brandstof meer die je reïncarnatiemotor aandrijft, dus je waait uit in de grote Leegte of het kosmische Zelf. Die lage hersengolven die in het labo gemeten worden, zijn in dat geval een signaal van een sinds miljoenen jaren reïncarnerende ziel die het punt nadert waarop zij voorgoed ten hemel vaart.

Niet iedereen die in de waarde van meditatie gelooft, aanvaardt deze verregaande aanspraken. Toen het boeddhisme in China bekend werd, bekritiseerden de inheemse confucianen het “maatschappelijk nihilisme” van de boeddhisten, die als monnik niet werkten en geen gezin stichtten. Maar zij erkenden wel dat meditatie nut kon hebben om je geest te kalmeren en te concentreren, en dus geschikter te maken voor gebruik tijdens de uitoefening van je maatschappelijke plichten. Tegenover de voltijdse meditatiepraktijk van de boeddhistische monniken begonnen zij met dagelijkse meditatiestonden ’s morgens en ’s avonds, “zuiver zitten” (jingzuo), zonder hierover hoogdravende beweringen te doen. Zij geloofden doorgaans niet in reïncarnatie en schreven aan diepe meditatie dus ook niet het vermogen toe om de wedergeboortekringloop te stoppen. Het was voor hen gewoon een verkwikkende oefening om de geest scherp te houden.

Welke betekenis men ook aan de toestand van diepe meditatie geeft, het gaat in ieder geval om een verinnerlijking van de aandacht. Zintuiglijke indrukken en andere mentale inhouden worden buiten de aandacht gehouden. Welnu, de geslachtsdaad is een bij uitstek sensuele, d.w.z. zintuiglijk gerichte bezigheid. Meditatie richt de aandacht naar binnen, seksualiteit richt de aandacht naar buiten. Er is niets verkeerds met het ene noch met het andere, maar de twee zijn nu eenmaal onverenigbaar. Om die zeer eenvoudige reden is het onzin, de geslachtsdaad als een weg naar de Verlichting voor te stellen. Dat is geen reden om hem te laten, natuurlijk, wel om hem te beleven los van “tantrische” mystificaties.

 

 

(oktober 2003, geschreven op verzoek van een inmiddels opgedoekt yogatijdschrift maar vermoedelijk nooit gepubliceerd)

Labels: , , ,

Read more...

14 juli 2013

De falende Fyra (Hoegin)

Het zou een titel van één van die goede oude Suske en Wiskes kunnen zijn: de falende Fyra. Jammer genoeg is het bittere realiteit, vooral voor de reizigers tussen Brussel en Amsterdam, maar ook de belastingbetaler. We leerden deze week wel dat «België» alvast geen monopolie bezit op absurditeiten. Wat moeten we immers denken van een hogesnelheidstrein die bij sneeuw niet meer dan 20 km/h mag rijden? Dan ben je er immers al bijna sneller met de fiets.

Wie het brokkenparcours van de Fyra –soms heel letterlijk op te vatten– een beetje gevolgd heeft, zal waarschijnlijk het aantal verbazingen niet meer op één hand kunnen tellen. Wat ons voorlopig nog het meest verbaast, is dat de Nederlandse NS zich blijkbaar als een klein kind heeft laten rollen door die Italianen. Zozeer zelfs dat vergeleken met hen zelfs de NMBS er nog goed vanaf lijkt te komen! Zijn dat werkelijk diezelfde Nederlanders die ons enkele jaren geleden nog goed liggen hadden in een bepaald bankendossier? Of die al eeuwenlang de ene spitsvondigheid na de andere uit hun hoed toveren om toch maar de Schelde te kunnen blokkeren, zoals Jan Neckers een paar weken geleden aantoonde?

Amsterdam is Parijs niet

Misschien heeft het er iets mee te maken dat de Nederlanders iets meer geïnteresseerd zijn in de spoorlijn Brussel–Amsterdam dan de Belgen? Bij de NMBS ligt het er allang vingerdik op dat ze die verbinding naar Amsterdam hoogst vervelend vinden. Vermoedelijk zouden ze nog het liefst van al die spoorlijn gewoon willen opbreken, om de vrijgekomen treinstellen te kunnen inzetten op de lijn Brussel–Parijs.

Ach, à la limite hadden ze eigenlijk de Thalys over het traject willen laten rijden, een beetje als uitloper voor de enige spoorverbinding die werkelijk van belang is voor Bruxelles. Niet dat we willen zeggen dat dat zo onzinnig zou geweest zijn, maar het zegt toch iets over de mentaliteit die er aan de NMBS-top heerst.

Maar we kunnen trouwens niet voorstellen dat als dezelfde problemen zich zouden voorgedaan hebben op de lijn Brussel–Parijs, het verkeer er meer dan een paar uur stil zou hebben gelegen. Men zou desnoods wel een paar treinen tussen Antwerpen en Brussel opgevorderd hebben om er toch maar voor te zorgen dat geen enkele Franstalige een vergadering in Parijs had moeten missen. Nu was er dagenlang, ja wekenlang zo goed als geen verkeer richting Amsterdam, of we zouden de boemeltrein mee moeten rekenen als spoorverbinding tussen twee Europese hoofdsteden. Zou het echt aan ons slecht karakter liggen dat we denken dat men het in de Brusselse salons allemaal zag en goed vond?

Collectors' items

Ondertussen zijn de Italianen zich van geen kwaad bewust. De problemen met de Fyra waren niet meer dan enkele kinderziektes. En als er al meer aan de hand was, dan zal het wel het dagelijkse onderhoud geweest zijn dat niet correct uitgevoerd werd. Klinkt allemaal erg geloofwaardig, ware het niet dat volgens de NMBS geen twee treinstellen op mekaar leken.

We stellen ons echter wel vragen bij de manier waarop NS (en NMBS) hun controles uitvoerden bij de levering van die treinstellen. Werden die dan niet aan een technische controle onderworpen? In dat geval had men toch al bij het derde of het vierde treinstel enkele pertinente vragen kunnen stellen aan AnsaldoBreda. In mei/juni met die vaststelling op de proppen komen is rijkelijk laat. Anderzijds opent dit natuurlijk wel enige perspectieven voor de Nederlanders. Nu kunnen ze immers proberen de stuk voor stuk unieke Fyra's op eBay te verkopen als collectors' items. Wie weet kunnen ze er zelfs een beetje winst bij opstrijken?

Kinderziektes

Het is overigens niet de eerste keer dat de Italianen zich proberen te bedienen van dat begrip kinderziektes. Toen ze enkele jaren geleden een pak gloednieuwe, handenvol geld kostende glimmende trams aan de stad Oslo leverden, liep er ook één ander mis bij het vallen van de eerste vlokken sneeuw. Komt het bekend voor? Bleek dat er ook met die trams niet in de sneeuw gereden mocht worden. In Oslo!

Bovendien: om de haverklap worden die trams nu uit het verkeer gehaald voor alweer een groot onderhoud. Op het ogenblik dat we dit schrijven wordt grofweg een derde van de tramlijnen verzorgd door… bussen. En zijn ze vooral blij dat de oudere tramstellen, die eigenlijk vervangen hadden moeten worden door de nieuwe, kunnen blijven rijden waar men maar moeilijk bussen kan inzetten. Om maar een idee te geven wat voor track record AnsaldoBreda eigenlijk heeft. Maar misschien had men tussen twee reisjes naar Italië door geen tijd om eens een paar referenties te contacteren?

Vanboven pront, vanonder…

We moeten de Italianen echter één ding meegeven: een opvallend design geven aan hun vehikels, dat kunnen ze. En we schrijven opvallend, omdat smaken nu eenmaal verschillen. We kunnen dan ook rapporteren dat het enthousiasme over het design van de tramstellen in Oslo even goed te controleren viel als het enthousiasme over de befaamde «snuit» van de Fyra. Net als in de Lage Landen was het ook in het Hoge Noorden niet nodig veiligheidshekjes rond de perrons te zetten, kwestie van de massa's fans die op de foto wilden met het achtste wereldwonder op veilige afstand te houden. Maar glinsteren deden de tramstellen wel!

Er ging bij ons wel een belletje rinkelen toen we lazen dat al die reisjes naar Italië nodig waren om het design op te volgen, en dus niet de technische kant van die treinen. We willen daar echter vooral niet smalend over doen. Het is immers van onmetelijk belang dat, als zo'n ding ergens tussen de weilanden in panne valt, het er ook goed uitziet. Ik ben er bijvoorbeeld zeker van dat het ongeluk in Wetteren voor de betrokkenen al een pak draaglijker zou geweest zijn als ze niet dagenlang op zulke loeilelijke wagons hadden moeten zitten staren.

Onderzoeksjournalistiek

We willen echter onze collega's van de kwaliteitspers een tip aan de hand doen. Probeer eens contact op te nemen met enkele ingenieurs die betrokken waren bij de aankoop, de opvolging en de levering van de Fyra. Hén zouden we graag eens uit de biecht horen klappen. Waarschijnlijk hebben ze zelfs genoeg stof om eens een weekendkatern met iets zinnigs te vullen.

Vlucht voouit

Afgevaardigd bestuurder van de NMBS Marc Descheemaeker koos alvast voor de vlucht vooruit. Tactisch was het in ieder geval een meesterzet om nu al die delen van het dossier die niet hem maar zijn voorganger raken aan het parket van Brussel over te dragen. De rest kan later nog altijd volgen. Maar als blauw barbertje moet hangen, zullen er nu toch ook een paar rode barbertjes mee opgeknoopt moeten worden.

En we schrijven hierbij uitdrukkelijk «als», want dat hij zal moeten hangen is nog lang niet zeker. Wie het debat in De Zevende Dag zag, kon alvast voelen uit welke richting de wind waait. Of vooral niet waait. Viel daar trouwens de naam van Johan vande Lanotte, minister van Overheidsbedrijven in de periode 2003–2005?

Het is trouwens opvallend dat het zolang heeft geduurd voor Marc Descheemaeker zelf in het vizier kwam, en dan nog steeds onder zeer bedekte termen. We kennen een gouverneur die op zoveel krediet niet hoefde te rekenen. Anderzijds, sedert het beruchte «punt» dat Open Vld-voorzitster Gwendolyn Rutten enkele maanden geleden wou maken weten we dat blauwe politiek benoemden per definitie competent zijn, op welk postje ze ook maar gedropt worden. Of hoe moest dat punt toen ook al weer begrepen worden?

Dit artikel verscheen op 12 juni 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

13 juli 2013

Protea

 

In het anderhalf jaar dat ik in de senaat werkte, heb ik nogal wat politici persoonlijk leren kennen. Daaronder een N-VA-senator die ik vaagweg eens ontmoet moet hebben in mijn studententijd in Leuven. Hij was naar eigen zeggen destijds ondermeer bedrijvig in Protea, de “Vlaams-Zuid-Afrikaanse contactclub”. Die telde in de jaren 80 heel wat vooraanstaande politici in haar rangen, niet alleen van de Volksunie maar ook van de CVP en de PVV. Op mijn vraag waarom die club zichzelf opgeheven had, zei hij dat weinige Vlamingen zich nog wilden associëren met de Apartheid na de afschaffing daarvan. Aangezien de eerste belanghebbenden, de blanke Zuid-Afrikanen, zelf  ingestemd hadden met de afschaffing van dat stelsel, ging het niet op dat hier nog langer te verdedigen.

Zo ontstond de vreemde situatie dat Vlamingen wel een solidariteitsfonds konden oprichten met een volk dat zichzelf verwende door een wereldwijd gehaat bewind in stand te houden , maar dat volk in de steek liet toen het een gediscrimineerde en bedreigde minderheid werd. Protea wou de Afrikaners steunen tegen de kritiek op het beleid van gescheiden ontwikkeling, maar is er niet meer om hen te steunen tegen de “plaasmoorde”, de afschaffing van het Afrikaans en het beleid van “regstellende aksie” dat veel werkloosheid onder blanken veroorzaakt. Als je dat onbevangen bekijkt en abstractie maakt van de senatoriële uitleg, stemt het wel goed overeen met de Vlaamse mentaliteit: hoera-solidariteit zolang het om een volgevreten machtsgroep gaat, maar de andere kant opkijken zodra het moeilijk wordt.

Met de wijsheid van de terugblik kan je wel stellen dat het broedervolk aan de Kaap zich met het Apartheidsbeleid (1948-94) ernstig vergist heeft. Veel van de weldaden die Protea als verdiensten van het Apartheidsbewind trachtte te verkopen, waren ook mogelijk geweest onder een ander machtsverdeling, waarbij de zwarten dan minder fel anti-blank zouden geworden zijn (“Kill the Boer”). Het was ook een huichelachtig beleid. In het begin namen enkelen het beginsel van “gescheiden ontwikkeling” ernstig en in al zijn consequenties: de zwarten zouden eigen staten krijgen en de blanken zouden hun vuile werk zelf doen (over die idealisten schreef Guy De Maertelaere in wijlen Topics en in TeKoS). In de praktijk echter werd het ondergeschikte werk wel degelijk door zwarten gedaan, die hun staatsburgerschap verloren maar als burger van het hun toegewezen thuisland voor gastarbeid naar rest-Zuid-Afrika kwamen. Bovendien was de gebiedsverdeling, met slechts 13% voor de zwarten, apert onrechtvaardig. Maar goed, dat is nu voorbij, de blanken zelf hebben in hun laatste exclusieve stembusgang democratisch voor het “nieuwe Zuid-Afrika” gestemd.  

De Engelstalige schrijfster en Nobelprijswinnares Nadine Gordimer heeft kort na de overgang in een vraaggesprek getuigenis van haar anti-Apartheidsstrijd afgelegd. De meeste Engelstaligen waren welgesteld en hadden connecties elders in de Anglosfeer, vaak ook een Brits paspoort. Zij bekeken de verhouding tot de zwarten veel ontspannener dan de Afrikaners. Erop vertrouwend dat zij geen formeel minderheidsbewind nodig hadden om toch de facto de overheersende groep te blijven, uitten zij graag hun minachting voor de veel onzekerder Afrikaners, die achter de muur van wettelijke Apartheidsbepalingen veiligheid tegen de zwarte meerderheid zochten. Het verzet tegen de Apartheid was voor de Engelstalige blanken vooral een manier om hun superioriteit tegenover de Afrikaners te bevestigen. Zoals in Vlaanderen de elite haar superioriteit uit door het proletariaat met de immigranten en alle bijbehorende problemen op te zadelen, en het vervolgens voor “racistisch” uit te schelden.

Het is natuurlijk goed en nodig om een modieuze beweging als het antiracisme en destijds de motieven achter de anti-Apartheidsstrijd te doorprikken, maar Gordimers gemeenschap had het uiteindelijk wel juist bekeken. Ook de Afrikaners hadden hun eigen overlevingskansen aanmerkelijk verbeterd door van meet af aan op een toekomst binnen een democratisch en multiraciaal Zuid-Afrika te mikken. Zij zaten in een comfortabele machtspositie en hadden een geleidelijke overgang naar een meerderheidsbewind kunnen uitstippelen met maximale veiligstelling van hun eigen belangen. In plaats van hen daartoe aan te moedigen, verdedigden de Vlamingen van Protea de heilloze Apartheidskoers. Nou goed, ook dat is voorbij. Maar nu zijn de Afrikaners sterk in de verdediging gedrukt. Nu zouden ze wel wat internationale steun kunnen gebruiken. Je zou dus zinvol een Vlaamse solidariteitsbeweging met de Afrikaners kunnen opzetten. Mocht je om een benaming voor dat steunfront verlegen zitten: de naam Protea is ter beschikking.


(Doorbraak online, 12-7-2013)

Labels: , , , ,

Read more...

5 juli 2013

Vlaamse onmacht in België


 
De Vives-economen hebben weer eens een monografie klaar met communautaire relevantie: Het genoom van de geldstroom. Vijf KUL- en Vives-economen behandelen de intra-Belgische en intra-Europese geldstromen tussen de gewesten, ook minder voor de hand liggende, zoals veroorzaakt door de nieuwe Financieringswet en door de fiscaliteit. De linkse pers heeft hierop als antwoord alleen de beproefde methode van de persoonlijke verdachtmakingen en noemt Vives een “N-VA-denktank” of erger; maar de harde cijfers blijven ongemoeid overeind.

Behalve het verder documenteren van de onrechtvaardige transfers van Vlaanderen naar Franstalig België, die nog veel groter blijken dan gedacht, toont dit boek het Vlaams-nationaal engagement van uitgever Pelckmans. Dat is nu veruit het belangrijkste publicatiekanaal van flamingantische boodschappen. Ook een andere nieuwe uitgave getuigt daarvan.

Jean-Pierre Rondas is sedert zijn pensionering bij de VRT uitgegroeid tot één van de scherpste pleitbezorgers van het Vlaamse zelfstandigheidsstreven. Dat betekent vooral: doorprikker van de belgicistische leugens waarmee de meeste media en de politici van de traditionele partijen vele Vlamingen en alleszins zichzelf in slaap wiegen. Hij is stichtend lid van de Gravensteengroep, die vanuit progressief standpunt argumenten aandraagt voor de Vlaamse zaak. Zijn nieuwste boek, De hulpelozen aan de macht, bestaat uit een aantal essays, gebaseerd op gelegenheidstoespraken en columns van de jongste twee jaar, over de collaboratie van de gevestigde partijen met het belgicistische plan.

 

CD&V

De foto op de kaft zegt het al: drie onervaren Vlaamse partijvoorzitters die bedremmeld op de achtergrond staan terwijl hun Franstalige collega’s triomfantelijk de onderhandelingen over de vorming van de regering van Elio di Rupo afsluiten. De “Vlaamse B-partijen” hebben door gebrek aan historische dossierkennis en zwak engagement voor hun gemeenschap de Vlaamse belangen uitverkocht. Aangezien de liberalen, socialisten en ook groenen sowieso voor de Vlaamse zaak verloren zijn, richt Rondas zijn pijlen vooral op CD&V. Dat was tot voor héél kort de Vlaamse volkspartij, niet al te recht in de flamingantische leer maar toch Vlaamsvoelend, geen rots in de branding maar wel een machtsfactor waar de Franstaligen rekening moesten mee houden.

In het verleden gaf CD&V al van weinig ruggengraat blijk, vandaag is ze “weggezakt in de Belgische staatsraison” (p.9). Terwijl Franstalige onderhandelaars aan hun eigen belangen denken, en überhaupt élke onderhandelaar met zekere doelstellingen naar de tafel gaat, hebben de christendemocratische en andere Vlaamse onderhandelaars eerst al weggegeven wat de tegenpartij hun vroeg bij wijze van voorafgaand “vertrouwenwekkend gebaar”. Vervolgens hebben zij in eigen kring bij wijze van “compromisbereidheid” het midden genomen van de vermoede desiderata van de overzijde en wat het doel van de onderhandelingen zou moeten zijn. Deze ruggengraatloosheid werd door de Noord-Belgische media aangemoedigd: sinds 2007 was “het aantal raadgevingen aangaande compromissen niet te tellen” (p.135), zij het dat “dit compromis zich alleen aan Vlaamse kant hoort af te spelen en, in de Vlaamse commentaren dan toch, zelden aan Franstalige kant” (p.137). Tenslotte namen onze akkoordenmakers aan de onderhandelingstafel nog eens het midden tussen dat intern compromis en het onverkorte standpunt van de tegenpartij. Met deze Vlaamse rekenkunde haal je zelfs in het beste geval maar ½³ ofte 1/8 van je wensen binnen, en met een Wouter Beke als onderhandelaar is zelfs dat nog geflatteerd. “Beke wil niet weten wat voor lot Dante hem in het Inferno van zijn Divina Commedia heeft toebedeeld.” (p.42)

In het onderhandelingsjaar 2007 stelde Jo Vandeurzen (CD&V) een agentschap voor dat de gelijke toepassing van de wetten in het hele land zou controleren en waarborgen. Dat is er natuurlijk nooit gekomen, zoals ook Hendrik Bogaerts voorstel om werk te maken van het confederalistisch grondwetsartikel 35 (dat de restbevoegdheden bij de deelregeringen legt) niets opgeleverd heeft. Maar zelfs de journalist in het geciteerde interview stelde hierover geen vragen aan Vandeurzen, en bleek zich niet bewust van het probleem dat de allermeeste belastingen en boetes in dit land door Vlamingen betaald worden. De Vlaamse politici en journalisten zijn zo onnozel dat ze bij hoog en bij laag ontkennen van bestolen te worden. De felheid die volledig afwezig is aan de onderhandelingstafel, is wel dubbel en dik voorhanden wanneer het erop aankomt, de Vlaamse critici te beliegen.

CD&V is de eerste van de “sloren”, de Vlaamse klassieke partijen die door hun Franstalige zusterpartijen in de steek gelaten zijn maar toch hun partner trouw blijven. Het wordt in Vlaanderen onvoldoende beseft (uit eergevoel moet men het verlaten-zijn wel verdringen), maar het separatisme is in België een Franstalig verschijnsel: de taalgrens, de splitsing van de partijen en van sommige vakbonden, de splitsing van de Belgische bevolking in taalrollen, de grendels en alarmbellen, en natuurlijk de separatistische erfzonde van 1830, zijn allemaal Franstalige initiatieven geweest.

Overigens heeft CD&V ook haar ziel verkocht in het financieel schandaal van ACW-Arco, zuilbelangen die zij heeft afgeschermd door een parlementair onderzoek te blokkeren. Rondas beveelt aan om je lidmaatschap van het ACV of de CM meteen op te zeggen en de christelijke zuil maar helemaal op te doeken.

 

Helpen

Na uniek lange regeringsonderhandelingen hadden de Vlaamse B-partijen zich door hun “redelijke” opstelling dermate verbrand, dermate hun eer verloren, dat Elio di Rupo tijdens zijn eerste ministerraad opriep om hen te “helpen” (p.16). Maar de schorpioen was dermate gewoon om gifbeten te geven, dat hij het niet kon laten, de kikker die hem over de stroom bracht, te doden. De Franstaligen waren dermate gewend om Vlamingen te minachten, dat zij voortgingen met de Vlaamse politici in hun hemd te zetten. De maatregelen tegen de Gordel 2012 in Sint-Genesius-Rode en Linkebeek waren volmaakt overbodig, Franstalige burgemeesters die hun Vlaamse vrienden wilden helpen, hadden ze zeker achterwege gelaten; maar nee, zij geneerden zich er niet voor, eens te meer te bewijzen dat de akkoorden in de rand geen pacificatie teweeg gebracht hadden. Daar stonden ze dan, Wouter Beke en Eric Van Rompuy die de Vlamingen in de rand verzekerd hadden dat, nu BHV “gesplitst” was, dit de Franstaligen tot aanvaarding van de Vlaamse gewestgrenzen gebracht had.  

Rondas somt een hele reeks gebeurtenissen op waarmee Franstaligen hun spot en hoon te kennen gaven voor de Vlamingen, Vlaamse onderhandelaars inbegrepen. Francis Delpérée (CDH) bazuinde de waarheid rond, namelijk dat BHV niét gesplitst maar Brussel wel uitgebreid was, dus dat er in plaats van een compromis een Vlaamse nederlaag ter tafel lag. Kamervoorzitter André Flahaut belasterde de Vlamingen als geheel in een Frans onderzoek en kloeg er over hun “oververtegenwoordiging” in het Belgische staatsapparaat. Béatrice Delvaux van Le Soir kloeg dat de Vlamingen van de o zo redelijke Franstaligen de splitsing van BHV cadeau kregen maar dat er hunnerzijds zelfs geen “mer… mer… merci” afkon. (p.57) Enzovoort: niet bepaald schouderklopjes voor de “redelijke” Vlamingen.

De auteur neemt de verdediging op van Magda Michielsens, wier analyse van Mise au Point aantoonde dat dit programma aanzet tot haat. De Noord-Belgische pers wuifde haar besluiten weg als “onwetenschappelijk”, maar wat zij daar vond, is gewoon een feit. Neem bv. de botte leugen “dat de N-VA geen akkoord wil (over de verregaande compromisnota van De Wever wordt zedig gezwegen)” (p.109), of neem “de niet aflatende onderbrekingen; de uitlachtelevisie en de onderbuikverwijzingen; de verdachtmakingen en de vooringenomenheid (…) het venijn en tenslotte misschien wel de haat” (p.107). Hij besluit: “Het meest vooringenomen programma op de VRT is koorknapenwerk in vergelijking met wat Mise au Point klaarspeelt. Commentator Dave Sinardet mag zo vaak als hij wil het afgezaagde argument herhalen dat zulke zaken aan beide kanten van de taalgrens voorkomen; het is gewoon niet waar.” (p.107 )  Wat hem opviel was trouwens dat “de meest haatdragende Franstaligen juist de humoristen waren”. (p.111) Aan de toog zijn de Franstaligen nog veel vijandiger dan in het parlement.

 

Belgicisme

Politici van SP.a en CD&V worden geciteerd als zeggend dat de vier kleurpartijen het over de meeste zaken eens zijn. Zij verschillen nauwelijks nog van elkaar. Figuren van de antipolitiek, zoals muzikanten Koen en Kris Wouters van Clouseau, cabaretier Bert Kruismans of kunstenaar Jan Fabre, maar ook de genoemde eenheidspartijen, vinden in het belgicisme hun “ersatz-ideologie”, hun “troostideologie voor de geknakte idealen”, maar dan “vermomd als morele houding” (p.10).

                De huidige strategie van het belgicisme is er vooral op gericht, de gemeenschappen te fnuiken en hun grondwettelijke bevoegdheden te laten usurperen door de gewesten. Pro-Vlaams zijn de gemeenschappen, de indeling in volkeren, pro-Belgisch de gewesten, de indeling in grondgebieden: “Daarom zijn mensen als Guy Vanhengel en Bart Eeckhaut er ook zo verheugd over dat de Vlamingen in Brussel niet meer over een directe vertegenwoordiging beschikken. ‘Vlaming’ zijn betekent immers tot een ‘gemeenschap’ behoren, en net deze filosofie wordt verworpen door de grote ideologische gelijkmaker, het belgicisme.” (p.55)

                De belgicisten hebben echter niet aan de implicaties gedacht: “Schakel de gemeenschapsidee uit (omdat ze zogezegd België verscheurt en subnationaliteit kweekt etcetera) en stel daarvoor inderdaad de Gewesten in de plaats, dan zal men ontzettend veel grendels moeten verzinnen om deze entiteiten nog bijeen te houden, of om een secessie van een Gewest (dat dan geen belang in of bij België meer zal hebben) te verhinderen.” (p.56) Verban de Vlaamse Gemeenschap uit Brussel en zij heeft geen Brusselse reden meer om België in stand te houden.

                Als de Vlaamse onafhankelijkheid van de Vlamingen moet komen, zal zij nooit verwezenlijkt worden. De paranoia van de Franstaligen die van de Vlaamse beweging alleen hun eigen schrikbeeld kennen, samen met hun inhaligheid, brengt de splitsing echter dichterbij. Ook internationale ontwikkelingen, vooral die in Catalonië, Baskenland en Schotland, scheppen een momentum voor separatisme. Toch bevat dit boek geen bespiegeling over, laat staan een pleidooi voor Vlaamse onafhankelijkheid. De auteur beperkt er zich toe, met zeldzame luciditeit de werkelijke verhouding in het koninkrijk te schetsen en de welig tierende belgicistische leugens te weerleggen. Wat de Vlaamse natie daarmee aanvangt, moet zij zelf weten.

 

 

Jean-Pierre Rondas: De hulpelozen van de macht. Het federale graf van de Vlaamse regeringspartijen, Pelckmans, Kapellen 2012, 151 blz.

Vives-monografie: Het genoom van de geldstroom. Een wetenschappelijke ontrafeling van interregionale transfers en hun economische impact. Pelckmans, Kapellen 2012, 111 blz.

Labels: , , , , , ,

Read more...

De kerstening der Germanen


Wie het Europese erfgoed wil behoeden, bekent zich doorgaans tot een religieuze of tot een etnische loyauteit. Enerzijds het christendom als kern van de Europese eigenheid, anderzijds  de voorouderlijke erfenis, met daarbinnen de klemtoon op ras, of op taal, of op diepere cultuurkenmerken die sinds voorchristelijke tijden doorheen de kerstening en zelfs tot in de postchristelijke tijd stand gehouden hebben. Een belangrijke fase in de geschiedenis van onze Germaanse voorouders is nu het voorwerp van een voortreffelijk boek: De Germanen en het christendom. Een bewogen ontmoeting 5de-7de eeuw. Het telt 240 bladzijden prettig leesbare tekst, maar voorts ook kaarten, genealogische tabellen, een index, zeer veel voetnoten en een uitgebreide bibliografie. 

 

De goede Germanen

Vooraleer het verhaal van die kerstening te doen, schetst de auteur, katholiek theoloog en kerkhistoricus Pierre Trouillez, de voorchristelijke Germaanse samenleving met ondermeer deze parafrase op Tacitus’ Germania: “De Germanen kennen ook een gelede samenleving, met heren en knechten, maar er is geen sprake van autocratie. De gekozen koning moet zijn rang en gezag voortdurend door zijn gedrag legitimeren. Verder beslissen allen over de belangrijkste aangelegenheden van de stam in de volksvergadering of ding. Al laten de mannen het werk op de akkers en het huishoudelijk gezwoeg aan de vrouwen over, deze laatsten worden geenszins als minderwaardige wezens beschouwd. (….) Bovenal worden zij tegen de mannelijke grilligheid beschermd door de strikte eisen van de monogamie en de huwelijkstrouw. Zij spelen ook een grote rol bij het beoefenen van de gastvrijheid, die de Germanen hoog in het vaandel houden. Ten slotte is dat volk wel ruw en vechtlustig, maar ook vrij van achterbaksheid, want ieder zegt zijn mening open en bloot.” (p.17)

Tacitus voerde een kruistocht tegen de Romeinse decadentie, dus zijn contrasterende indrukken over de nobele Germanen kunnen wat geïdealiseerd zijn. Het is echter waarschijnlijk genoeg dat de “wilde” Germanen weinig last hadden van de stadsziekten die Rome teisterden.

Dat Germanendom is door zijn dominantie in laat-Romeins en middeleeuws Europa één van de pijlers van ons werelddeel. Was de niet-erkenning van het de rol van het christendom in de EU-ontwerpgrondwet tenminste nog het voorwerp van controverse, dan was het doodzwijgen van de Germaanse rol in de geschiedenis van Europa iets waar alle betrokkenen het over eens waren. Nochtans zegt Christopher Dawson in The Making of Europe dat naast Rome, Athene en Jeruzalem ook de “barbaren” een wezenlijke rol gespeeld hebben in het ontstaan van Europa. 

In de eeuwen na Tacitus kwamen de Germanen onder invloed van hun Romeinse buren door het toenemend handelsverkeer. Toch behielden Romeinse auteurs vier eeuwen later nog ongeveer dezelfde indruk van de nauwelijks of recent gekerstende Germanen. De nieuwe Germaanse heersers verlichtten de belasting voor de armen en vermeerderde die van de rijken, aldus in de 6de eeuw het getuigenis van Gregorius van Tours. (p.27) Salvianus van Marseille prijst de Germanen, die zich van de decadente Romeinen onderscheiden “door hun solidariteit, vooral met de zwakkeren, door hun kuisheid en afkeer voor de publieke spelen en huwelijksbedrog”. Hij zegt zelfs dat zij “alle provincies zuiveren die de Romeinen met hun ontucht hebben bezoedeld”. (p.41)

 

Wulfila

Dit gunstig getuigenis door een katholieke bisschop is des te opmerkelijker omdat de meeste vroeg gekerstende Germanen tot een rivaliserende christelijke stroming toegetreden waren, namelijk het arianisme. De Goten, die in Midden-Europa buren van het Rijk waren, gedoogden het bekeringswerk van bisschop Wulfila, een volgeling van bisschop Arius. Die leerde een zuiver monotheïsme, tegen de katholieke Drievuldigheid. Geen goddelijke natuur voor Jezus dus, noch voor de Heilige Geest, een soort islam zonder Mohammed.

Hun heidense koning Athanarik zou zich in 368 pas tegen de groeiende christelijke minderheid keren nadat hij de indruk kreeg dat zij een vijfde kolonne van het christelijke Romeinse rijk ging worden, wiens keizer Valens inderdaad ambities tegen de Goten had. Toen hij maatregelen tegen de christenen nam, wekte dat tegenstand op bij zijn medeheidenen, die vonden dat sektaire tegenstellingen de nationale eenheid niet in gevaar mochten brengen (wat overigens juist Athanarik’s eigen bezwaar tegen de kerstening was). De tegenstand kwam onder leiding van hertog Fritigern, die de vorst militair uitdaagde maar op de vlucht gejaagd werd. Als om Athanarik’s vrees te bevestigen, zocht Fritigern toevlucht en steun bij de Romeinen, en nadat hij die gekregen had, bekeerde hijzelf zich ook tot het christendom.  

Onder invloed van het ariaanse christendom werden de Goten en andere Germaanse stammen fanatiek anti-katholiek. Als bekeerlingen bestreden zij de nieuwe Roomse godsdienst veel feller dan zij ooit als heidenen gedaan hadden. De Vandalen zouden in Noordwest-Afrika talloze priesters en bisschoppen folteren, om de bergplaats van de kerkschatten te onthullen maar ook om hun “dwaalleer” op zijn plaats te zetten. De blijvend slechte faam van de Vandalen als vernielers is het gevolg van hun slechte pers bij de katholieke geschiedschrijvers. Alleszins zou de herovering van een deel van Noordwest-Afrika door de Oost-Romeinse keizer Justinianus in 534 voor een herstel van de katholieke suprematie zorgen. Het is dus niet waar dat de gemakkelijke verovering van de Maghreb door de islam het gevolg was van drijverijen tussen katholieken, arianen en de (grotendeels vreedzaam tot de katholieke kerk toegetreden) leden van een andere “ketterij”, het donatisme. Het gebied was nagenoeg homogeen katholiek toen de Arabieren kwamen. In 535 verloren alle niet-katholieken hun burgerrechten, “aangezien het voor hen voldoende was in leven te blijven”. (p.76)

In Italië eerbiedigde de Gotische veroveraar Theoderik de katholieken omdat hij niet in dwangbekeringen geloofde. Hij gebruikte de tegenstelling ariaans-katholiek ook als element om de Goten en de Romeinen uiteen te houden, naast de bestuurlijke apartheid en het verbod op menghuwelijken. Een groot voordeel voor de katholieke Kerk van een ariaan als heerser was ook dat Theoderik zich niet met de formulering van de kerkelijke leer bemoeide, wat onder de katholieke keizers wel anders geweest was. Onder zijn bewind pionierde Cassiodorus de spreekwoordelijke schrijf- en kopieerkust van de abdijen, formuleerde Benedictus van Nursia zijn kloosterregel, en legde Dionysius Exiguus de christelijke jaartelling vast.

Voor de historische taalkunde zou Wulfila’s Bijbelvertaling van onschatbaar belang blijven als oudste tekstcorpus in een Germaanse taal. Maar ook in de godsdienstpolitieke verhoudingen van die tijd speelde ze een grote rol. Katholieken gebruikten de Latijnse Bijbeltekst, die in de geromaniseerde rijksdelen nog begrepen werd (hoewel de spreektaal van het standaard-Latijn weggroeide) maar in nieuwe missiegebieden een vertolking in de volkstaal tijdens de mondelinge prediking behoefde. De arianen lanceerden echter, zoals later de protestanten, de Bijbel in de volkstaal, en Wulfila’s vertaling had een gelijkaardige invloed als later die van Luther: het volk rechtstreeks aan de Bijbel blootstellen. De katholieke bisschoppen zagen dat niet graag, omdat de kerkelijke leer inmiddels een eigen leven had aangenomen en ver van de rauwe Bijbelinhoud weggegroeid was. Het was beter voor het godsvolk als het slechts een kerkelijke selectie van passend geduide Bijbelteksten tot zich nam. Ondermeer de opvallende geestdrift van de barbaarse Goten voor de bloeddorstige krijgspassages uit het Oude Testament bevestigde de kerkleiding in die bekommernis.

 

Godsoordeel

In zijn beschrijving van de zege van christendom op heidendom en van katholicisme op arianisme begaat de auteur , net zoals de meeste katholieken sinds vele generaties, de fout van aan te nemen dat die overwinning organischerwijze uit inhoudelijke superioriteit voortkwam. Niets op tegen dat hij als katholiek het katholicisme superieur vindt, natuurlijk, maar het is gewoon een feit dat superieure doctrines vaak om andere dan inhoudelijke redenen door barbaarse zijn overtroefd. De auteur moet slechts naar het einde van zijn eigen verhaal kijken om te zien hoe katholiek en ketters christendom samen ten onder gingen toen de islam Noordwest-Afrika veroverde: anders dan in Egypte en de Levant (waar trouwens vooral “ketterse” kerken floreerden), wist het er geen stand te houden onder moslimbewind. 

Het idee dat de winnende religie ook de beste moet zijn, is paradoxaal genoeg juist een toepassing van een heidense Germaanse gewoonte, namelijk die van het godsoordeel. Dat betekende dat men in een rechtskundig dispuut een tweegevecht tussen de gedingvoerende partijen over gelijk of ongelijk liet beslissen: wie de ander het zwaard uit de hand kon slaan, of diens hoofd wist af te hakken, die móest wel in zijn recht zijn. Dat de Roomse kerk heidendom en arianisme in Europa vernietigd heeft, vormt geen bewijs van haar gelijk of superioriteit, net zo min als de vernietiging van het christendom in Noordwest-Afrika het gelijk van de islam bewijst.

De auteur geneert zich niet voor zijn status van katholiek theoloog en is onbeschroomd partijdig: “In vergelijking met het Germaanse pantheon bood de christelijke God zekerheid omdat Hij als enige het hele kosmische gebeuren volgens vaste wetten bestuurt en bovendien als ‘onze Vader’ om het welzijn van de mensen bekommerd is. We kunnen daarom aannemen dat de prediking van Wulfila bij de Germaanse toehoorders als een geestelijke bevrijdingsboodschap is overgekomen.” Vandaar dus de “verwonderlijk snelle aanvaarding van het christendom in belangrijke delen van de Germaanse wereld”. (p.37)

Dat moet niet verwonderen als de katholieke geschiedschrijving in het algemeen en zijn boek in het bijzonder zo weinig aandacht besteden aan de weerstand van ondermeer de Saksen tegen de kerstening. Ook het element dwang speelde een rol, bv. in Clovis’ bevel aan zijn soldaten: “Kop af of kop onder”, nl. voor de doop.

 

De katholieken winnen het pleit

Na de dood van Theoderik, die een lang en wijs bestuur beëindigde met een paranoïde angst voor Byzantijnse complotten (reden waarom hij zijn minister, de wijsgeer Boethius, liet terechtstellen), ging het met het Gotische rijk snel bergaf. In de Gotische oorlog (535-553) vernietigde de keizer van Constantinopel de Gotische staat en uiteindelijk het (Ostro-)Gotische volk. In 568 kwamen echter de laatste Germaanse volksverhuizers Italië binnen: de Longobarden. Zij hadden Italië leren kunnen als hulptroepen van de Byzantijnen tegen de Goten, en vonden het er beter dan in hun eigen stamland in Oostenrijk. Eens te meer leed het volk onder oorlogen, maar de roep om een sterke leider werd beantwoord.

Paus Gregorius werd de Grote genoemd omdat hij de katholieke herleving belichaamde. Om hun moed te geven, herinnerde hij de Italianen in zijn vierdelig werk Dialogen aan hun talloze heiligen. In 595 kocht hij enkele Angelse slaven (waaruit we terloops leren dat het christendom de slavernij niet had afgeschaft) om hen in het christendom in te wijden en begon hij de missie naar Groot-Brittannië. Dat was na de inwijking van de Angelen en Saksen verdeeld in christelijk-Keltische staten in het zuidwesten en heidens-Germaanse staten in het grootste deel van het land. De paus instrueerde zijn missionarissen om de heidense tempels niet te verwoesten, wel de beelden daarin, zodat de mensen op dezelfde plaats bijeen konden komen als vóór de kerstening. Dat beleid van continuïteit en “inculturatie” is de Kerk in ondermeer China en India blijven kenmerken. Koning Ethelbert liet zich na enig pramen, en typisch mede onder invloed van zijn vrouw, tot het christendom overhalen. Hij werd geprezen als de Britse Constantijn en gaf de missie alle faciliteiten. Tegen Gregorius’ dood in 604 was de nominale kerstening van het eiland al ver gevorderd.

Ook in het Visigotische Spanje won de katholieke Kerk het pleit tegen de ketterij. Door zijn perifere ligging was het heidendom er veel levenskrachtiger gebleven dan in Italië. Toen Spanje begin 5de eeuw door de Vandalen, Sueven, de Iraanse Alanen en tenslotte door de Romeinse hulptroepen van de Visigoten werd veroverd, bloeide daar (en in Gallië) een nu vergeten beweging, het priscillianisme, beïnvloed door het manicheïsme en gnosticisme. Na zijn tweede veroordeling door het concilie van Braga in 572 doofde dit uit. Het arianisme daarentegen werd de hofreligie van de Visigoten, de nieuwe heersers, en leidde tot anti-katholieke “vervolgingen” onder koning Eurik (466-484). Niet dat hij martelaren maakte of de dwangbekering beoefende, maar hij ontwrichtte de Kerk door bv. de benoeming van bisschoppen te blokkeren. Ondermeer de bekering van hun noorderbuur Clovis tot het katholicisme, en de tijdelijke voogdij door Italiaans-Ostrogotische heersers, bracht zijn opvolgers weer tot een verdraagzamer beleid. Na de moord op de Ostrogotische koning Theudis in 548 verzonk het land echter in een burgeroorlog. Toen in 552 de Byzantijnse troepen in Zuid-Spanje landden, als voltooiing van hun anti-ariaanse kruisvaart, werden zij door de katholieke bevolking geestdriftig ingehaald.

De nieuwe Visigotische heerser Leovigild, die terrein heroverde op de Byzantijnen, had de steun van de katholieke bevolking nodig, en schafte alle integratiebeperkende wetten af. Alleen was het ariaanse geloof onherroepelijk verschillend van het katholieke. Hij koos dus voor een arianisme-light, en na enige wetenswaardigheden hief het Visigotische hof in 589 de ariaanse Kerk; de Visigotische natie werd katholiek. De katholieke inheemse bevolking steunde hen van dan af tegen de Byzantijnen, die, hoewel katholiek, als vreemde bezetters ervaren en tenslotte verdreven werden.  

Bisschop Isidorus van Sevilla, de “laatste Kerkvader”, werd de belichaming van de Visigotische renaissance. Hij werd vooral bekend door zijn vulgarisaties van de klassieke kennis. Toledo, dat door de pleitbezorgers van het latere islamitische Spanje om  zijn vertaalschool geprezen wordt, was reeds een centrum van geleerdheid onder de Visigoten. Spanje vervulde de rol van beschavingscentrum voor noordelijker Europa reeds vóór de komst van de moslims.

Dat de balance of power onder de Germanen uiteindelijk toch ten gunste van de Rooms-katholieke Kerk doorsloeg, was ook te danken aan de bekering van de nog heidense Frankische vorst Chlodovech of Hlodwig, best bekend onder de Latijnse vorm van zijn naam: Clovis. Zijn bekering wordt niet op het slagveld van Tolbiac (496) gesitueerd, dat zou een romantische nabootsing van het toen al klassieke verhaal van Constantijn geweest zijn (“In dit teken zult gij overwinnen”), maar als de vrucht van een geleidelijk proces beschreven, waarin Clovis’ persoonlijke devotie voor de wonderdoener Sint-Maarten doorslaggevend was. Ook politieke berekening speelde een rol:  als heiden had hij niets te maken met de theologische disputen tussen arianen en katholieken, maar als katholiek zou hij gemakkelijker de steun van de Gallo-Romeinse bevolking en de erkenning van het Oost-Romeinse rijk krijgen. Het gaf hem ook een reden om het Visigotische rijk aan te vallen, waarvan hij de hoofdstad Toulouse veroverde; hij werd er juichend door de katholieke bevolking ingehaald.

Clovis bleef een even moordzuchtige machtspoliticus na als voor zijn bekering. Het is naar hem dat 17 vorsten van het door hem gestichte Frankenrijk zich Lodewijk ofte Louis noemden. Overigens was hij ook de eerste franskiljon: een Nederlander die het Frans als werk- en huistaal koos terwijl hij zijn bestuurszetel van de taalgrensstad Doornik naar Soissons en tenslotte Parijs verlegde.

 

Joden

Voor de joden was de Germaanse verovering van Rome en de daaruitvolgende opdeling van het rijk in zelfstandige staten een goede zaak. In het jonggekerstende rijk bestond een grote druk op hen om zich te laten dopen, zodat het aantal joden ondanks een hoog geboortecijfer in dalende lijn ging. Het gebeurde echter nooit dat alle christelijke vorsten van de post-Romeinse Europese orde eenzelfde ijver in de kerstening van de joden aan de dag legden, dus als het in één land te heet onder de voeten werd, konden ze naar een ander uitwijken.

De heidense Germanen kenden geen anti-judaïsme. Het christendom daarentegen stelt zich per definitie op als het “nieuwe Verbond”en het “ware Israël”: au fond is zijn bestaan onverenigbaar met dat van het jodendom, en de wederzijdse vijandigheid was van in het begin aanwezig. Dat de apostelen en de eerste christenen allen joden waren, pleit tegen hun fysieke uitroeiing als “oplossing” van het joodse “probleem”, en daar heeft de Kerk zich meestal aan gehouden. Maar hun voortbestaan als volk van het oude Verbond maakte wel dat zij bekeerd moesten worden. Wel minder hard dan het heidendom, dat geen faciliteiten kreeg (er waren geen getto’s voor vereerders van Jupiter of Wodan; de spreekwoordelijk geworden discriminatie van de joden vooronderstelt dat zij tenminste mochten blijven bestaan, wat de heidenen niet gegund werd), en meestal ook niet onder dwang.

Het is hier dat de Visigoten een ervaring opdeden die in de latere geschiedenis van Spanje opnieuw een rol zou spelen en de “oplossing” zou bepalen. De “katholieke koningen” Ferdinand en Isabella zouden de joden in 1492 verbannen om er vanaf te zijn, nadat het besef was doorgedrongen dat dwangbekering niet werkte. Vele bekeerde joden praktiseerden in het geheim hun oude religie, en juist tegen dat verschijnsel was de inquisitie opgericht. Deze bleef wel bestaan, en werd ondermeer tegen overblijfselen van het heidendom (“heksen”) gebruikt, ook tegen de heidenen in de koloniën (Goa), maar als wapen tegen het jodendom was zij minder effectief gebleken dan de algehele verbanning. 

Ook de Visigoten probeerden het, eerst als arianen en daarna als katholieken, met dwangbekering van de “stijfkoppige” joden. Zij stelden echter vast dat deze onder dwang bekeerde joden hun godsdienst discreet bleven beoefenen, en wantrouwden hen. De notie van een joods anti-christelijk complot dook op, en besluiten van nationale concilies rekenden ermee af. Ondermeer werden de joden op bevel over alle steden van het land verspreid. Toen de Arabieren het land binnendrongen, stonden de joden aan hun kant. Zij werden als bewakers van de steden aangesteld, in een ironisch gevolg van hun dwangvestiging over heel het land.  

 

Heidendom

Pierre Trouillez geeft ruiterlijk toe dat religieus fanatisme  typisch is voor de “abrahamische” godsdiensten: “Precies als heidenen koesterden de Franken  niet de rancune tegenover de katholieke Kerk die de ariaanse Germanen zo vaak tekende.” (p.160) Eens bekeerd, namen de Germanen theologische kwesties zo ernstig dat ze ervoor wilden doden. Tevoren doodden ze volgens dit getuigenis evenveel, maar dan om andere redenen. Toch vindt de auteur een christelijke houding verkieslijk boven een heidense: hij neemt als vanzelfsprekend aan dat het “heidens bijgeloof” (bv. p.148, p.196) uitgeroeid moest worden. Hij schijnt nooit geregistreerd te hebben dat de heidense wijsgeren in het Romeinse rijk juist het anti-intellectuele element in het christelijk geloof minachtten, en dit “bijgeloof” noemden. Nu nog citeren vrijzinnigen de kerkvader Tertullianus’ uitspraken: “Wat heeft Jeruzalem [= het geloof] met Athene [= de wetenschap] te maken?” en “Ik geloof omdat het ongerijmd is”, als een anti-rationele stellingname. De godsdienst van de ene is het bijgeloof van de andere.

Ook het gematigde beleid van inculturatie ziet hij als een (weliswaar onvermijdelijke) bron van problemen. Dit leidde tot een “ondergeschoven heidendom” (p.209), dat uiterlijk wel het christelijk geloof beleed maar innerlijk nog lang heidens bleef en de heidense goden bleef vereren onder gekerstende vorm. Het gevaar was dat de Kerk uit compromisbereidheid zoveel heidense praktijken zou overnemen (feestdagen, processies) dat zijn bijbelse kern ondergesneeuwd geraakte. Het protestantisme zou, niet toevallig onder de Germanen, uit dezelfde kritiek ontstaan:  het deed het katholicisme af als een crypto-heidendom en wilde eindelijk de Bijbel ernstig nemen.

Dit boek geeft een zeer goed relaas van de kerstening van de Germanen binnen Romeins bereik. De latere kerstening van de Noord-Germanen is stof genoeg voor een ander werk. De schrijver stelt zich bij zijn verhaal uitdrukkelijk op christelijk en kerkelijk standpunt. Het enige dat dan ook ontbreekt is hetzelfde verhaal maar dan vanuit het gezichtspunt van de heidenen: hoe hun religie ten onder ging, en hoe elementen van die religie in het nieuwe geloof binnengesmokkeld zijn en daar op die manier overleefden.

 

Pierre Trouillez: De Germanen en het christendom. Een bewogen ontmoeting 5de-7de eeuw. Davidsfonds, Leuven 2010.

Labels: , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>