15 maart 2018

Ondergang van het referendum in Europa?








 (Doorbraak, 29 november 2017)




Op donderdag 16 November organiseerde de Universiteit Antwerpen een “Current Affairs Debate” met als titel: The Rise and Fall of Referendums in Europe (and Beyond): The Law and Politics of Secession and Self-determination (“De opkomst en ondergang van referenda in Europa [en daarbuiten]: de wet en het beleid omtrent afscheiding en zelfbeschikking”). Aanleiding was de Catalaanse afscheidingscrisis en, meer algemeen, de recente afscheidingsreferenda op de Krim (2014, “ja”), in Schotland (2014, “nee”), in het Verenigd Koninkrijk (uit de EU, de zogenaamde Brexit, “ja”), in Iraaks Koerdistan (“ja”) en, inderdaad, in Catalonië (“ja”). Tel er, in dezelfde sfeer, tevens de referenda voor meer zelfbestuur in de Noord-Italiaanse regio’s Lombardije (“ja”) en Venetië (“ja”) bij.



Concreet zou het gaan over “hoe natiestaten en het internationale systeem omgaan met oproepen tot zelfbeschikking en afscheiding in de 21ste eeuw” en over “wat het internationaal recht hierover te zeggen heeft”. Inleider en moderator werd prof. Koen De Feyter, die aan de UA internationaal recht doceert. 





Partijdig



Op de officiële uitnodiging werd echter al meteen partij getrokken. De genoemde referenda heetten daar “de opeenvolging van gebeurtenissen die een bredere tendens belichamen van een populistisch schema dat zowel een symptoom is van [de nood aan], als een formidabele uitnodiging tot het beheer van de diversiteit en de inwendige economische ongelijkheid”. Doorslaggevend is hier immers de term “populisme”, die ver van neutraal is. Het is een “gewapende” naam voor democratie, gebruikt wanneer men die wil zwart maken maar aarzelt om zich frontaal als “anti-democraat” te afficheren.



Er is in de titel bovendien sprake van de “neergang van referenda”. Daar is nochtans geen enkel teken van, bv. bij het Catalaanse was er een meerderheidsopkomst, anders dan bij de meeste EU-verkiezingen, en een grote meerderheid pro onafhankelijkheid. Het Spaanse repressie-apparaat heeft het willen dwarsbomen en diens belgicistische bondgenoten bij De Standaard en Knack hebben het met alle middelen willen ontkennen, maar de cijfers liegen niet. Die “neergang” is een poging tot negatieve sfeerschepping vanwege het verzuurde belgicistische en eurocratische bestel dat niet met zoiets onbestuurbaars als de uiting van de volkswil wenst lastig gevallen te worden.



Er is alleen een “neergang” in deze zin dat de partijgangers van de status quo niet langer pretenderen, “wel pro democratie te zijn, máár...”.  Vandaag maken zij het beginsel van de rechtstreekse volkssoevereiniteit openlijk zwart met het aloude argument tegen elke democratie: “...de massa is te dom om ernstige beslissingsmacht aan toe te vertrouwen.” Sommigen proberen wel nog de leugen dat de Catalaanse meerderheid niét voor onafhankelijkheid gewonnen is, maar dat alleen bij wijze van voorspel. Eens jehen de cijfers onder de neus duwt, gaan zij tegenwordig moeiteloos over naar het verketteren van de volkssoevereiniteit zelf. Op eerdere bijeenkomsten over politiek denken heb ik al vaker kunnen vaststellen dat de heersende mening in die kringen zeer de neus ophaalt voor de referendumdemocratie, wellicht omdat zij zich deel voelen van de heersende klasse die meer heeft aan despotisme.    

 

 Daarom was ik blij verrast met het panelgesprek zelf. Daar nam iedereen de instelling van het referendum als een legitieme vanzelfsprekendheid aan. Dat prof. Vincent Scheltiens (Politieke Geschiedenis, UA) over het Catalaanse geval informatief doch neutraal bleef, bewijst misschien alleen dat hij een lauwe Vlaming is. Maar van de etnische-Turkse doctoranda Gamze Erdem Türkelli (UA Rechten) en de etnisch-Albanese prof. Qerim Qerimi (UA/Harvard Rechten, maar met basis in Pristina, Kosovo) had ik meer onverholen partijdigheid verwacht. Maar nee, hadden we hun etniciteit niet gekend, we hadden hun privé-overtuiging uit hun uitleg niet kunnen afleiden. Qerimi had eerder al wat pleidooien pro Kosovo gepiubliceerd, maar hier schetste hij gewoon de rechtskundige feiten. Ook de moderator liet zich niet op een als wetenschappelijk verpakte meningsuiting betrappen.





Referendum onontbeerlijk



Te onthouden valt dat in het internationaal recht een gewonnen referendum als noodzakelijk maar niet voldoende geldt voor een onafhankelijkheidsverklaring. In de praktijk zijn er maar weinig landen in staat om zich aan die regel te houden, zie de pogingen tot militaire sabotage van het referendum en de repressie tegen de “schuldigen” eraan in Catalonië. Het Verenigd Koninkrijk is een zeldzaam voorbeeld van de democratische aanvaarding van de stembusresultaten, en is daar in het Schotse referendum trouwens voor beloond met een uitslag pro Unie.  Oekraïne en Irak nemen het minder sportief op, maar er is nog een voorbeeld van hoe het hoort, iets minder bekend en verder van huis: Zuid-Soedan, dat na een lange bloedige oorlog de onderhandelde vrijheid kreeg om zich, na referendum, af te scheiden uit Soedan.



Er waren  trouwens een aantal Afrikanen opgedaagd om juist het geval Zuid-Soedan aan de orde te stellen. In 2011 vond daar een referendum plaats, dat in uitvoering van een vredesakkoord met de Soedanese regering uit 2005. Er kwam ruimschoots meer dan de vereiste 60% opdagen, met ruim 98% van de stemmen vóór de onafhankelijkheid,. Enkele maanden later werd Zuid-Soedan de jongste soevereine staat, zonder bezwaar vanwege de vroegere moederstaat Soedan.



Kosovo heeft het zonder referendum moeten stellen omdat de EU en de VS sowieso besloten hadden om Servië te vernederen en de overwegend islamitische Albanezen een staat cadeau te doen. Het bezwaar dat Kosovo geen referendum gekregen heeft, is echter louter formalistisch: als er één had plaatsgevonden, zou er zeker een grote meerderheid vóór de onafhankelijkheid gestemd hebben.



Zijn onafhankelijkheidsverklaring wordt in termen van mensenrechten gerechtvaardigd, zoals Qerimi hier uiteenzette, en is beslissend geholpen door de mega-smoes van een Servische “genocide”. Alleen kerstekinderen genre Marc Eyskens geloven daar nog in, de naaste betrokkenen hebben de smoes allang over de haag gegooid, maar ze heeft haar werk doeltreffend gedaan. Na de casus belli door het gefingeerde Spaanse “tot zinken brengen van de Maine” door de Spanjaarden (1898), door het Viëtnamese “incident in de Golf van Tonkin” (1964), en voor de “Iraakse massavernietigingswapens” (2003), was de niet-bestaande “Servische genocide op Albanezen” een smoes op maat om de de juiste sfeer te scheppen voor een tussenkomst van de NAVO-luchtmacht. Het enige zwakke punt aan de rechtskundige uitleg op de UA was dat hij zich tot het rechtskundige aspect van deze conflicten beperkte, terwijl dat altijd toch gedeeltelijk een speelbal van de machtsrelaties is.





Dekolonisering



Een belangrijk verwijzingspunt voor de voorstanders van onafhankelijkheid is de dekolonisering. Als we vandaag de vrijheidsstrijd van Ierland bekijken, vallen meteen gelijkenissen op met de onafhankelijkheidscampagnes in India, Algerije of Kenia. De Vlaamse slaapwandelaarsbeweging heeft maar zelden dat verband gelegd, en heeft daardoor bijvoorbeeld niet ingespeeld op de 50ste onafhankelijkheidsverjaardag van Kongo, wat nochtans een voortreffelijk voorbeeld was bij de leuze: “Los van België!”



Een zeldzame vogel die dat verband wél legde, was Mark Grammens. Hij wees er bijvoorbeeld op dat men voor Vlaams zelfbestuur niet hoefde te wachten op een wegsmelten van de verdeeldheid: alle bevrijdingsbewegingen zijn door verdeeldheid geteisterd, en toch zijn vele ervan geslaagd in hun opzet. Meer nog, hun onderlinge wedijver heeft vaak voor extra dynamiek richting onafhankelijkheid gezorgd.



Veel van de vandaag gehoorde anti-Catalaanse argumenten blijken in de dekolonisering weerlegd te zijn. De Catalanen moeten zich aan de Spaanse grondwet houden (zoals Wouter Beke en andere tsjeven beweren)? Nee, Indochina heeft zeker de Franse wettelijkheid geschonden toen het zich uit de koloniale greep losmaakte. De beslissing om zich nu eens niets meer van de koloniale wettelijkheid aan te trekken, is juist een kantelmoment in vrijheidsbewegingen, van het bedelen om kruimels naar het opeisen van de eigen soevereiniteit. Tenslotte trekt de kolonisator zich evenmin iets van de wetten van de opstandelingen aan.



Dat dekoloniseringsparadigma heet nu ten einde te zijn. De ruwe maar duidelijke regels van toen schijnen opgeborgen te zijn. Zich losmaken uit een moederland gold toen als gerechtvaardigd, nu als op zijn best betwistbaar. Dat is tenminste de eensgezinde mening van de moederlanden, terwijl de verweesde staatloze volkeren die een eigen staat willen, bijna geen vrienden hebben. Kunnen de Catalanen op de Vlamingen rekenen?

Labels: , , , , ,

Read more...

Een consumentenrecht voor kleinere taalgemeenschappen ?


In de loop van de voorbije decennia vonden er in het recht van alle Europese landen grondige wijzigingen plaats door de invoering van dwingende regels ter bescherming van zgn. zwakkere categorieën van personen. De belangrijkste voorbeelden zijn het arbeidsrecht, waarin de werknemer beschermd wordt tegen de werkgever, en het consumentenrecht, waarin de consument beschermd wordt tegen de professionele wederpartij. Een van de grondbeginselen van de Europese Unie is overigens het garanderen van een hoog niveau van consumentenbescherming (zie bv. art. 38 Handvest van grondrechten) (1). Daarnaast werd ook in vele verhoudingen tussen burgers onderling een discriminatieverbod ingevoerd. Dat verbod geldt echter slechts in één richting: aanbieders van goederen of diensten en werkgevers mogen niet discrimineren in hun keuzes, maar de afnemers en werknemers zijn daardoor in hun keuze niet beperkt. Het Grondwettelijk Hof (arrest van 12 februari 2009)(2) billijkte dit onderscheid door te stellen dat in die verhoudingen het de aanbieder of werkgever is die zich in een machtspositie bevindt: dat verschil in behandeling wordt verantwoord door de machtspositie, in feite of in rechte, die de eerstgenoemde categorie van personen op de markt van goederen en diensten inneemt en die haar, meer dan de laatstgenoemde categorie, in de gelegenheid stelt om te discrimineren. Het feit dat in bepaalde soorten verhoudingen de ene partij altijd geacht wordt sterker te staan dan de andere (zonder dat dit in concreto moet worden nagegaan) rechtvaardigt dus een uitvoerige bescherming van de typisch zwakkere partij.

Wat als we die redenering nu ook eens zouden toepassen op taalverhoudingen ? Bij conflicten tussen talen of inzake taalgebruik is er immers ook altijd een taal die typisch in een machtiger positie staat dan de andere. De toepassing van dezelfde redenering zou dan betekenen dat de kleinere taal in zo’n conflict beschermd wordt. Op die gebieden waar zo’n bescherming geldt, is het dan enkel de spreker van de kleinere taal die een keuzevrijheid heeft. Dit is een heel andere redenering dan diegene dan aan de grondslag ligt van het zogenaamde Minderhedenverdrag van de Raad van Europa (1995)(3), dat géén rekening houdt met de algemene machtspositie van de talen in kwestie. Dat gebeurt met name wel in de Verklaring van Barcelona van 1996 (Universele verklaring inzake taalrechten)(4) en het daarop voortbouwende Manifest van Girona van 2011 (5). Daarin gaat het veeleer over de collectieve rechten van taalgemeenschappen, onder meer op een territorium waarin hun taal de - of minstens een - officiële taal, gebruikt wordt in het onderwijs, e.d.m. De beste manier op een minderheid te beschermen is in het algemeen inderdaad een territoriale autonomie (wat niet wil zeggen dat die oplossing altijd en in alle omstandigheden de beste is).

Dat spoort ook met de Europese regels inzake consumentenbescherming in grensoverschrijdende situaties. De basisregel (te vinden in de zogenaamde Rome-I-Verordening inzake toepasselijk recht en Brussel-I-Verordening inzake rechtsmacht) is dat in die gevallen een consument niet kan beroofd worden van de bescherming die hij thuis geniet (6)(7). Dat geldt niet meer wanneer de consument zelf het initiatief neemt om naar een ander land te trekken en daar goederen of diensten te kopen: dan gelden de lokale regels. Zo ook moeten de taalrechten van de kleinere taalgemeenschap beschermd worden bij taalconflicten, tenzij een taalspreker zich zelf buiten het territorium van die taal begeeft. In de eigen streek moet die voorrang behouden, of het nu gaat om het Nederlands tegenover het Frans of Engels, het Catalaans tegenover het Castiliaans Spaans, het Corsicaans tegenover het Frans, en dit ook wanneer die vanuit een ander taalgebied wordt aangesproken.

Wanneer dit soort bescherming normaal wordt gevonden wanneer het over de materiële behoeften van het dagelijks leven gaat, geldt dat dan niet nog met meer recht wanneer het gaat om iets wat voor ons menszijn zo bepalend is als de taalbehoeften ?

(6) Rome-I-verordening, http://data.europa.eu/eli/reg/2008/593/2008-07-24, art. 6
(7) Brussel-Ibis-verordening, http://data.europa.eu/eli/reg/2012/1215/oj, art. 17-18


(deze column verscheen in Grondvest en op Doorbraak)
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>