30 december 2012

Plaats voor cultuur (vpmc)


Wie vandaag studeert aan de Leuvense Universiteit heeft niet te klagen, tenminste als hij/zij kiest voor een zachte richting. Al naargelang de persoonlijke voorkeur kan de student of studente de colleges dan bijwonen waar Lieven De Cauter zijn vulgaire praat verkoopt, of, als zijn/haar maag dat niet verdraagt, kiezen voor de zachtzinnige, sentimentele aanpak van een Marc Hooghe.

Deze laatste bijvoorbeeld wees er recent nog fijnzinnig op dat Albert Coburg recht van spreken heeft als het over “de jaren dertig” gaat, want:
“De waarschuwing van ons staatshoofd is vanuit puur wetenschappelijk standpunt dan ook zeer terecht. […] Toen Koning Albert één jaar oud was verloor hij zijn moeder; toen hij tien jaar oud was werd hij met zijn vader opgenomen in Duitse gevangenschap.”
Tussen de politicologie en de damesroman zijn er onvermoede raakvlakken. Ikzelf was nog het meest aangedaan door dat “opgenomen worden” van vader Leopold.

Maar Hooghe heeft zijn beurt hier al gehad en wij richten onze aandacht nu op De Cauter. Die man tapt uit een heel ander vaatje. Hij hanteert een verschillend palet en zingt een ander lied. 
Zo schreef Lieven laatst nog een mail aan een hoop journalisten en cultuurdragers. Hij ondertekende die mail met: 
prod dr. Lieven De Cauter,
filosoof en kunsthistoricus

Die “prod” moet een tikfout zijn, want ik neem aan dat hij prof en niet “prot” bedoelde, ook al betekent dat woord in sommige dialecten –misschien ook in het zijne– “wind” of “scheet”. Crepitus zou Erasmus zeggen. De T, D, en F zitten nu eenmaal dicht bij elkaar op een azerty.
Anderzijds: een woord als “shit” lijkt onze prod wel degelijk te kennen. We zien het verschijnen in zijn mail, die gedeeltelijk in onvervalst en huisbereid Engels is opgesteld.
Op enkele ongelukjes na (bv. “thruth or dare”, dat in het Engels nog niet algemeen is: behalve op een paar Vlaamse datingsites is de schrijfwijze van dit spelletje "truth or dare", zo leert ons Google) kunnen we zelfs zeggen dat Lieven het Straatengels uitstekend beheerst. Alvast hij zal met de omschakeling naar het echte Engels weinig problemen hebben in zijn lessen, althans als hij de fles (bottle) laat staan.

Sommigen van zijn adressaten hadden namelijk de sterke indruk dat Lieven hen een portie zattemansgelal had voorgeschoteld.
Dat laatste moet ieder voor zich beoordelen, en daarom geef ik hier de Engelse passages uit het schrijven van prof.dr.Lieven De Cauter, filosoof en kunsthistoricus:

Sorry boy! …I don't don't buy this shit! …Sorry …Sorry …look in my eyes …ghost writers …The works! …Sorry …Sorry …Thruth or dare! …I CALL YOUR BLUFF …You must be joking! …You don’t wanna go there! Do you? Come on??? Try me! …sorry… ghost writers …Fuck you! …ghost writers… in no time … whatever …Try me for starters. I eat you for breakfeast.

Labels: , , , , ,

Read more...

28 december 2012

Marc Hooghe als man van het Ancien Régime (vpmc)


Marc Hooghe is een eminente politicoloog, en als dusdanig valt hij vanzelfsprekend buiten het gebied van de wetenschap. Verder dan deze uitspraak wil ikzelf niet gaan, want ik ben helemaal bereid te erkennen dat ook politicologen, net als iedereen wel eens een verstandig woord kunnen spreken.


Maar Hooghe gaat wél een stap verder. In zijn bespreking van de besprekingen van de koninklijke kersttoespraak zegt hij dit:

"Een verwijzing naar de jaren dertig was daarbij misschien inderdaad niet noodzakelijk. Maar mag ik voorstellen dat we het oordeel daarover overlaten aan de leeftijdsgenoten van Koning Albert? Als prille veertiger voel ik me niet geroepen daarover een oordeel te vellen."

Nu zal die onhandige, onderdanige stijl van de auteur Hooghe niet iedereen bevallen. Een zin met daarin “misschien inderdaad” is misschien inderdaad niet fraai, maar wie onzeker is van zijn boodschap begaat al snel een kleine stilistische fout.
Echter, wat Hooghe hier ruiterlijk erkent is dat zijn vak, de politicologie, niet in staat is om dingen te analyseren die een politicologische auteur niet zelf lijfelijk heeft meegemaakt. Wellicht bedoelt hij dat dergelijke analyses beter aan historici, politiek filosofen of filosofen tout court worden overgelaten, en dan siert het de nederige mens Hooghe dat hijzelf hiervoor past.
Even daarvoor had hij het wel nog over een “eeuwenoude traditie” die hij als politicoloog moeiteloos kon plaatsen, want met onverholen sympathie voor het ancien régime schrijft de jonge Hooghe:

"In 1993 heeft Koning Albert II de eed afgelegd dat hij “het grondgebied van ons land ongeschonden zal bewaren”. Voor een man met een dergelijk gevoel van eer, plichtsbesef en familiale traditie is dat geen loze belofte. Men kan veel kritiek hebben op Koning Albert II, maar het is wel een man van zijn woord. Als sinds de vroege middeleeuwen behoort het tot de kern van de verplichtingen van een monarch dat hij het grondgebied van een land ongeschonden zal bewaren. Koning Albert past dus perfect in deze eeuwenoude traditie." 

Als een man een voorgeschreven formule afleest, dan getuigt dat van eergevoel, plichtsbesef en familiale traditie. Nu behoort deze mening van Hooghe onbetwistbaar tot de politicologie, maar om ook nog wetenschappelijk te zijn, had hij geen aanhalingstekens mogen gebruiken in die zin met “ons land”. 

Aanhalingstekens, dat moet aan onze professor eens uitgelegd worden, dienen om een tekst letterlijk weer te geven. "Citeren" heet dat met een geleerd woord. Wie aan een tekst graag een sentimenteel tintje wil geven of er een kleurwoordje in wil aanbrengen, die mag dat rustig doen, maar dan zonder aanhalingstekens.
Een bezittelijk voornaamwoordje zoals dat “ons” –dat je ook terugvindt in journalistieke wendingen als “onze premier”, maar nu betreden wij een gebied dat iederéen buiten de wetenschap legt–, komt in de eedformule niet voor.

Royalist Marc zal met vrucht luisteren naar wat zijn perfecte Albert Coburg werkelijk vertelde toen:



Labels: , , , ,

Read more...

26 december 2012

Solidariteit in Europa


We sluiten een jaar af waarin de financiële eurocrisis geleid heeft tot heel wat kritiek op de EU zelf. Zowel het behoren tot de eurozone van enerzijds de zuiderse lidstaten (waaronder Griekenland) en anderzijds de eigen lidstaat van haar noordelijke critici, als zelfs het lidmaatschap van de EU van vooral het Verenigd Koninkrijk, werden in vraag gesteld. Het probleem met Europa is gelijkaardig aan het probleem waarmee wij binnen België zoveel ervaring hebben: de tranfers van rijke naar arme gewesten, plots acuut geworden door de enorme omvang van de zuiderse reddingsoperaties.

Onder redactie van Prof. Hans Verboven hebben VVA en Pro Flandria een boek over deze problematiek uitgebracht: Vlaanderen en Europa. Noodzaak en grenzen van solidariteit, Pelckmans, Kapellen 2012. Het opent met een lange bijdrage van Hans-Werner Sinn waarin de financiële problemen die zich voor de EU stellen, uiteengezet worden. Voor niet-economen als ondergetekende is dit wel nodig als inleiding; voor economen signaleert het waar precies de auteurs van dit boek voor staan. Onthouden wij vooral dat de euro niet is ontstaan uit enige economische noodzaak, zoals ook Trends-redacteur Alain Mouton in zijn artikel aantoont; wel uit de wil van Frankrijk (president: François Mitterrand) om het herenigde Duitsland en zijn sterke munt aan banden te leggen. Verder past de gemeenschappelijke munt in de aloude eurostrategie van economische voldongen feiten die dan een verdere politieke integratie noodzakelijk maken.

 

De euro

De strekking van dit boek is niet resoluut anti-euro, de munt kan gered en economisch zinnig gemaakt worden. Maar de bijdragers willende euro niet tot elke prijs behouden. Voor Griekenland en de andere zuiderse landen zou het herstel van hun soevereiniteit over een eigen munt economisch veel nuttiger zijn, tenzij zij bereid zijn en in staat blijken om het beleid van Duitsland te kopiëren.  

Redacteur Hans Verboven  zet de juridische aspecten uiteen, met begrippen als due diligence en free riders, zoals bv. verzekeraars die opvatten. Geert Janssens vraagt zich af of de eurozone iets anders dan een solidariteitsmechanisme kan zijn, om te besluiten dat de euro maar kan bestaan dankzij de solidariteit, maar tegelijk veel meer is; erzonder zet Europa volgens hem een reuzenstap achteruit. Luc Rochtus houdt echter rekening met een uitstap van sommigen of zelfs met een algehele implosie, eerder door de uitstap van rijke dan van armlastige landen, als reactie op de “weeffouten” in de euroconstructie; hij bepleit een secessieclausule als drukkingsmiddel om de zwakkere landen ertoe te brengen, zichzelf en de euro te redden. Oud-politicus Frits Bolkestein belicht het probleem vanuit de praktijk als eurocommissaris. Hij spreekt zich duidelijk uit voor de terugkeer van Griekenland tot een eigen munt en eigen financieel zelfbestuur, dat het dan kan gebruiken om zijn economie weer op de sporen te krijgen. Andere economen werpen hun licht op weer andere aspecten van de crisis.

Solidariteit kan maar in de economie en de politieke samenwerking spelen als er een morele grondslag voor is. Democratie en solidariteit zijn eigenlijk tegenstrijdig, merkt Gerard Bodifée op, en solidariteit is eigenlijk een “onpolitieke” waarde. Zij vergt een gevoel van verbondenheid, dat men met sommigen wel maar met anderen niet heeft. Voelen de Europeanen zich verbonden met en medeverantwoordelijk voor iedere andere uniegenoot?

In België is de opgedrongen “solidariteit” een slechte zaak omdat één volk een ander volk haat en dus maximaal uitbuit en economisch benadeelt. Zo is de sluiting van Ford Genk, die in Le Soir op leedvermaak onthaald werd, een rechtstreeks gevolg van een ongezond beleid (met zware loonlasten en andere belastingen) die de Parti Socialiste aan een steeds onwilliger Vlaanderen oplegt. Zelfs het hof kwam tussen om de opening naar Nederland van de Generale en van de Sabena tegen te houden, want de Franstaligen wilden geen Nederlands overwicht, zelfs als dit tot een faling moest leiden. De Franstaligen bewijzen daarmee dat ze de Vlamingen als een ander volk beschouwen. In de EU is de zogenaamde solidariteit (d.i. de transfermechanismen) iets minder, maar voor velen toch al onverteerbaar omdat bv. de Finnen zich eerder Fin dan Europeeër voelen.

 

Culturele eenheid

                Enkele jaren geleden hield Pro Flandria een congres over Europa, dat een “nieuw elan” moest krijgen. Blijkbaar nam men de demografische, economische en psychologische problemen niet ernstig genoeg. Schrijver dezes heeft voldoende christelijke opvoeding gekregen om het belang te beseffen van hoop: men moet de toekomst niet al te zwart inzien. Maar intussen zijn alle parameters negatief, en geforceerd optimistische verklaringen zoals die van het Nobelcomité (dat de EU de vredesprijs overhandigde) en van EU-voorzitter Herman Van Rompuy klinken hol. De situatie is toch wel ernstig.

Gerard Bodifee maakt een diagnose van existentialistische Europese denkers als  Martin Heidegger en Jean-Paul Sartre, en besluit dat zij ons werelddeel tot een soort nihilisme verleid hebben. Het in “ziek aan zijn zelfbeeld”. Hem zullen velen aanhalen die betreuren dat de EU  zich niet uitdrukkelijk tot het christendom wil bekennen en die een terugkeer tot het “christelijk Europa” bepleiten, hoewel hij hier op deze kwestie niet ingaat. Wel pleit hij voor een geloof in brede zin, een vertrouwen in “de mens als beeld van God”. De enige grond voor optimisme vindt hij in de onuitroeibaarheid van het geloof, ook al ziet men in het Europa van vandaag vooral de omgekeerde tendens.

Paul Cliteur schaart zich aan de kant van degenen die geweigerd hebben om het christendom als verbindende gedachte in de EU-grondwet in te schrijven. Er was weliswaar weinig nobels in die weigering, maar uiteindelijk was zij toch terecht, zo betoogt Cliteur. Europa bestond al vóór het christendom, net zoals het na de ontkerstening nog altijd bestaat. Zeker vandaag, nu we alleen maar meer aanhangers van meer religies gaan huisvesten, kunnen we het als Europa alleen nog eens worden over een “moreel Esperanto”, een gemeenschappelijk ethiek ondanks de uiteenlopende metafysische overtuigingen. 

Een onverwachte genodigde voor dit boek is Erwin Truyens, jurist (ondermeer bekend als vreemdelingenadvocaat) en Groot-Nederlander, destijds stichter van de NSV, nu uitgever van het katholieke Vlaams-nationale Kort Manifest. Hij is resoluut tegenstander van deze Gemeenschap/Unie, die vanaf het begin opgebouwd wordt zonder plan of doel, men zal wel zien waar men uitkomt. Zo heeft men de euro ingevoerd om op termijn een verdere bestuurlijke integratie noodzakelijk te maken, maar zonder dat men daarvoor een blauwdruk had. Truyens is nochtans wel voor een Europa der volkeren met hertekende grenzen, en met echte subsidiariteit. Geval per geval zal men dan moeten uitmaken wat men samen doet en wat men op lagere bestuursniveau’s afhandelt. Europa is heruit te vinden.

                 De hetze tegen de EU is begrijpelijk: ondemocratische structuren, kwalijke verdedigers (de pedofiel Daniel Cohn-Bendit, de wilde links-extremist Guy Verhofstadt, een buitenmatig betaald eurocratenheir), en een financiële crisis waar niemand aan kan ontsnappen. Toch moet men de dingen in perspectief houden: nee tegen déze EU, maar ja aan de EU. De EU moet democratisch worden, wat nu wel een revolutie betekent, en het monetair beleid moet beter op de economische werkelijkheid en de verschillen tussen Noord- en Zuid-Europa afgestemd worden. Er is veel te doen, maar dat kan binnen het bestaande kader van de EU.

                Vanuit Vlaams oogpunt geldt hiervoor nog een bijzondere reden: het bestaan van een gemeenschappelijke munt is een absolute voorwaarde voor de Vlaamse onafhankelijkheid. Als de Belgische frank nog bestond, zouden belgicisten de onzekere monetaire toekomst als dreigement gebruiken tegen de eigen staat Vlaanderen. Nu daarentegen is de verwachting dat de opvolgerstaten van België gewoon zullen doorgaan als deel van de Eurozone. Het is zorgwekkend dat de Vlaamse beweging dit volkomen vergeten schijnt te zijn, gezien het welkom dat de Vlaamse Volksbeweging en het Vlaams Belang de Nederlandse euroscepticus Thierry Baudet bereid hebben. Baudet spreekt vanuit een natiestaat, die zich een eigen munt kan veroorloven. België daarentegen is een wankele en kaduke kunstmatige staat, waar de munt kan ingezet worden als politiek wapen. Dezelfde redenen die sceptici aanhalen tegen de euro, gelden in België als argument tegen de Belgische frank, en dus concreet vóór de euro.

                Misschien heeft de euro zijn beste tijd gehad, en zal men zich later het voorbije decennium herinneren als één waarin Vlaanderen een open doelkans kreeg, een venster op onafhankelijkheid, maar die niet gegrepen heeft.

Labels: , , , , ,

Read more...

19 december 2012

Een andere Lucas Catherine

 

                Wij kennen VRT-archivaris Lucas Catherine vooral als voorvechter van de Palestijnse zaak en van de Arabieren en de immigranten in het algemeen. Schrijver dezes heeft al een paar keer met hem de degens gekruist wanneer hij te ver ging in zijn antizionisme en zijn engagement voor de moslimmedelanders. Maar eigenlijk zit hij op dezelfde lijn, in de diepte is hij een criticus van alle religies, uitdrukkelijk of impliciet ook van de islam. Dat blijkt nogmaals uit zijn nieuwe boek: En de Mens schiep god (EPO, Antwerpen 2012), een grondig herziene uitgave van zijn publicatie uit 1996, De gelaagde religie.

                De “nieuwe atheïsten” en andere hedendaagse religiecritici richten zich vooral tegen het kwaad dat door de godsdiensten is aangericht, vooral door hun onverdraagzaamheid jegens mekaar en hun houding tegenover de vrouw. Dit kwaad is wel altijd een aandachtspunt geweest voor vrijdenkers, maar vorige geslachten legden de klemtoon op iets anders, namelijk dat de godsdiensten die zij bestudeerden, kennelijk onwaar waren. Opium. Seculiere ideologieën zoals het fascisme en het communisme hebben dan wel veel repressie en doden op hun geweten, maar tenminste poneerden zij geen absolute God die in de mensengeschiedenis tussenkomt, en daarin hadden zij gelijk, terwijl de godsdiensten er hun kern van maakten en dus in de kern een onwaarheid beleden.

Eén zaak waaraan je minstens de betrekkelijkheid van de religies kon zien, was hun onderlinge ontlening van motieven en praktijken. Zo was een belangrijk moment in de ontkrachting van het joods en christelijk geloof de ontdekking van Egyptische en Mesopotamische mythen die reeds gelijklopend waren met thema’s die (zo ging men toen beseffen) “later” in de Bijbel opdoken. Lucas Catherine richt zijn zoeklicht op dit verschijnsel en beschrijft hoe religies “gelaagd” zijn en elementen van eerdere religies meedragen.

                Reeds de heidense religies droegen oude, niet langer begrepen elementen mee. Zo hielden de Romeinen de Mater Matuta-rite, die in de Veda’s geduid wordt als een ochtend- en vruchtbaarheidsrite, maar in Romeinse bronnen onbekend was. De rite, gevierd door de vrouwen, had de duidende mythe overleefd. Dit procedé, behoud van feesten en figuren en riten maar met gewijzigde betekenis, is echter veelvuldig gebruikt door de tweede generatie van religies, die niet de natuurlijke werkelijkheid maar de vermeende goddelijke openbaring als uitgangspunt namen. Zo is Pesach/Pasen het oude “hinkelfeest”, een neolithisch lentefeest dat de joden ook kenden maar waaraan zij een nieuwe betekenis gaven, namelijk een verwijzing naar de (mythische) vlucht uit Egypte.  

De auteur detailleert de zeer ruime invoer van Keltische en Germaanse goden (in de vermomming van “heiligen” en de Zwarte Madonna) en feesten binnen de westerse christelijke kalender. De gelaagdheid van Maria als moeder met kind, moeder met gestorven en herrijzende zoon, en onderaardse bronnengodin, is “christelijk, joods, Midden-Oosters, Germaans en Keltisch” (p.133). Net wat de nieuwheidenen zeggen: het christendom is, zeker in zijn katholieke gedaante, een vermomd heidendom. Het heeft een neoplatoonse theologie, een Romeinse organisatie, en een mithraïsch-Europese week- en jaarindeling. Eigenlijk zou de nieuwheidense Werkgroep Traditie ons aller Lucas Catherine tot erelid kunnen maken.

Hij brengt in herinnering dat de religieuze auteurs van alles konden verzinnen omdat het historisch besef nog niet op punt stond. De joden kon maar wijsgemaakt worden dat Mozes als zuigeling in een rieten mandje op de stroom was gezet omdat zij het met een beperkte horizon moesten stellen en niet wisten dat ditzelfde verhaal duizend jaar eerder over Sargon van Akkad was verteld. Helena, de moeder van keizer Constantijn, “ontdekte” allerlei heilige plaatsen die sindsdien christelijke pelgrimsoorden geworden zijn, omdat niemand haar vondsten kritisch tegen het licht hield (een eigenzinnige keizerin-moeder tegen de haren in strijken zou namelijk te gewaagd zijn). De bijbelse archeologie en tekststudie, vooral de vrucht van het 19de-eeuwse Duitse taalgebied, hebben het bestaande geloof echter onhoudbaar gemaakt.

Wat Lucas Catherine over het hindoe-nationalisme schrijft, is helaas ontleend aan secundaire en zeer partijdige (nl. anti-hindoe) bronnen, die wijzelf in verschillende specialistische studies in hun hemd gezet hebben. (p.195-202) Bijna elke zin in dit hoofdstukje bevat een feitelijke onwaarheid, en vooral, het past helemaal niet in dit boek: de strijd van de hindoes tegen de bezetting van de geboortegrond van de vergoddelijkte held Rama heeft niets met een letterlijke of andere duiding van enige Schrift te maken. Hindoes van alle gezindten, en trouwens ook juist geïnformeerde buitenstaanders, zijn het erover eens dat een hindoe heilige plaats aan de hindoes toebehoort. Het echte schandaal is de moslimaanspraak op dit oord, slechts gelegitimeerd door het koranische gebod om te heersen en de huizen en beelden van andere goden stuk te slaan. Het was er de auteur kennelijk alleen om te doen, het fundamentalisme ook buiten de “Abrahamische” godsdiensten te kunnen situeren, en die arme beklagenswaardige moslims een hart onder de riem te steken. Deze bladzijden kan je gerust ongelezen laten (je hebt ze immers in De Morgen al gelezen), ze vormen een kleine smet op dit overigens uiterst lezenswaardige boek.

Niet dat Catherine iets tegen hindoes als zodanig heeft. Hij geeft ze (of althans een geletterde minderheid onder hen) zelfs de eer, het beargumenteerde atheïsme uitgevonden te hebben. Inderdaad, zowel de niet-vedische Sankhya-wijsbegeerte als de vedische Mimansa-school zeiden in de eeuwen voor Christus al dat er geen Opperwezen bestaat. De vedische goden die in de hymnen bezongen worden, zouden slechts etiketten zijn in de mechaniek van het vuuroffer, en louter bestaan inzoverre mensen hen vereren.

Een reactie tegen de moderne ontdekkingen en hun afbraak van het religieuze wereldbeeld is het fundamentalisme. Daarvan schetst Lucas Catherine een inleidend beeld in de diverse religies, maar dan op zijn eigenste manier. Het islamitisch fundamentalisme van ondermeer ajatollah Chomeini minimaliseert hij, terwijl hij in Israël een “bloed-en-bodem-fundamentalisme” ontwaart. En zo weten we weer waar hij staat.

 

Labels: , ,

Read more...

16 december 2012

Straatengels is overal nu (vpmc)


Vanavond kon iedereen op de televisie, ter gelegenheid van een mars tegen zinloos geweld –waar vanzelfsprekend ook witte ballonnen werden opgelaten– een pastoor de liturgische woorden horen spreken: “en al de rest is bullshit”.

Waar die wellicht enigszins simpele of slecht opgeleide man geen besef van heeft, is dat hijzelf een deel van het probleem is waartegen hij wilde protesteren. Hij maakt namelijk deel uit van een vereenvoudigde en gebrutaliseerde wereld waarin mensen zich enkel nog van korte Engelse woordjes bedienen, zoals shit en fuck en suck …en bullshit. Dat laatste woord telt twee lettergrepen, wat hun ongearticuleerdheid enigszins op de proef moet stellen.


Nu is het natuurlijk zo dat de pastoors tegenwoordig uit een kleine poel gevist moeten worden. Zij zullen wel enkele begrippen van het rudimentaire Straatengels beheersen, maar niet meer van het Latijn.

Veel brevieren doet de man allicht ook niet. Vermoedelijk leest hij liever bladen als P-Magazine, want de hoofdredacteur daar kent heel goed dat Adolescenten-engels, en die pastoor moet het ergens vandaan hebben.

Als ik een suggestie had mogen doen, dan zou dat de uitdrukking taurinum stercus zijn geweest, en misschien had onze gewijde man in stercus (stercoris) de letters s-t-r van stront wel herkend. En taurus is een stier, dus inhoudelijk zou er niets verloren zijn gegaan.

Wat nu echter uit zijn mond kwam, was onwelriekend. Maar misschien vond hijzelf dat het wél lekker rook?

Bij Montaigne lezen we in zijn Essais (Livre III, chapitre VIII):
Stercus cuique suum bene olet.

Ieder vindt zijn eigen stront welriekend.
De opmerking is van Erasmus, en Montaigne citeert hem.

Die Essais zijn onschatbaar. In mijn uitgave (Pierre Villey et V.L. Saulnier, PUF 1924, p.929) staat op deze plaats een voetnoot: “bij Erasmus, in zijn Adagia III,IV,2 lezen we: “suus cuique crepitus bene olet”. Maar crepitus is een wind, in principe dus geen stront.

Dat had Montaigne niet helemaal correct onthouden. Niemand is onfeilbaar.
.

Labels: , , ,

Read more...

Het probleem met literaire weduwen (vpmc)


Nogal wat mensen verwonderen zich over de ingreep die Kristien Hemmerechts pas deed, en deze mensen vinden dat haar actie aan censuur gelijkstaat.
Zo twitterde Johan Van Overtveldt van Trends: “‏Vreemd. Kristien Hemmerechts verbiedt opvoering van een stuk gebaseerd op werk van haar man H. De Coninck. Begrenzing van artistieke vrijheid?!”
En Ellen Provoost van Het Laatste Nieuws plaatste dit op Facebook:
(klik om te vergroten)

Inderdaad, het betreft hier een inperking van de artistieke vrijheid. Maar of ons dat sterk moet verwonderen, betwijfel ik want Kristien toonde zich eerder al voorstander van censuur.
Interessanter is de vraag, of wij deze neiging aan de persoon van Hemmerechts zelf moeten toeschrijven. Zou het niet ook kunnen, dat wij hier te maken hebben met een breder probleem, dus niet enkel met haar, maar met de meeste literaire weduwen?
Al in het jaar 1984 was Karel van het Reve deze laatste stelling toegedaan:


Labels: , , , , , , ,

Read more...

Eng nationalisme (vpmc)


Wat je wel eens hoort zeggen of ergens leest, is dat alleen bij kinderen het verschijnsel van de verveling zich in zuivere vorm voordoet. Ik begrijp wel wat men dan bedoelt, maar ben het er niet mee eens.
Als een volwassene in zijn krant leest, of op de radio hoort dat een bank, neem Fortis opeens een veel langere naam krijgt, of dat Dexia plots Belfius moet heten, dan geloof ik dat er zich ook van deze volwassene een gevoel meester kan maken dat niet zo erg verschilt van de kinderlijke, oorspronkelijke verveling.

Als die volwassene daarna hoort dat een bepaalde bank onder haar nieuwe naam iets heel lelijks wil doen, namelijk schilderijen verkopen die dezelfde bank onder haar vorige naam had opgekocht, dan laat dit hem gewoonlijk koud.
Hij verveelt zich. Die schilderijen heeft hij nooit gezien, en dan gaan spelen alsof de verkoop ervan je in je diepste culturele wezen raakt, is kinderachtig.

Bert A. kan zich dat nog veroorloven, maar in zijn partij zal hij weinig gehoor vinden want welbeschouwd is zijn verwarde betoog erg nationalistisch getint, en helemaal in tegenspraak met de grote multiculturele droom waarin het niet meer uitmaakt of een schilderij dat hier is geschilderd ten eeuwigen dage ook hier blijft hangen.

Mij alvast maakt het niet uit waar bijvoorbeeld de een of andere Magritte hangt. Niet dat Belfius dat beroemde schilderij met die pijp zou bezitten, dat je ook op een reproductie kunt bekijken zonder de diepe gedachte erachter te moeten missen, maar ook bij de verkoop van echte schilderijen uit die verzameling zouden enge nationalistische reflexen beter achterwege blijven.

Toevallig heeft Karel van het Reve, de broer van de man die de roman De Nachten heeft geschreven, ook over dit onderwerp weer het zijne te vertellen:

10 februari 1987
.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

13 december 2012

Vorstelijk lumumbago (vpmc)


Als goede Belg durf ik te voorspellen dat er bij het komende proces rond de moord op Patrice Lumumba niets aan het licht zal komen dat een latere zalig- en heiligverklaring van onze Boudewijn in de weg zou staan.
Laatstgenoemde is zoals wij weten gezond en wel in Spanje verscheiden (il a trouvé sa mort en vacances om zo te zeggen), en meteen daarna al hoorde men kreten van Santo Subito.
Datzelfde kan niet van Lumumba worden gezegd.

De Belgische bevolking, voor zover die op het moment van het koninklijke verscheiden niet zelf ook met vakantie was, kwam massaal de straat op. Er werden bloemen neergelegd en ik meen ook ballonnen opgelaten. Geheel volgens de leer van Dalrymple en zelfs enigszins daarop vooruitlopend.
Enfin, we hadden te maken met “een politiek feit” zei een journalist. Dat klopte niet natuurlijk, maar men maakte het er wel van.

Nu moet ik bekennen dat mijn beweringen over deze episode uit de Vaderlandse Geschiedenis noodgedwongen afgaan op wat ik toen las in Le Monde, en met grote vertraging las want zelf was ik ook met vakantie, in een Frans dorpje waar je met een flink half uur moest rekenen om naar het dichtstbijzijnde stadje te rijden waar naast een bakker en een slager ook een krantenwinkel was.
Wat die journalist op de Vlaamse Televisie had gezegd, vernam ik dus pas bij mijn terugkeer uit vakantie.

Maar wat ik anderzijds wél een politiek feit zou durven noemen, was de beslissing van de regering toen om voorafgaande censuur toe te passen, tegen de Grondwet in.
Nu zijn we sindsdien wel een en ander gewend –we hebben vandaag niet eens meer een grondwettelijk samengestelde Volksvertegenwoordiging– maar toen moet dat, althans voor democraten nog schokkend zijn geweest.

Wat u hierboven natuurlijk herkend hebt lezer, is een gezonde sansevieria. Een exemplaar dat nooit zorg is tekortgekomen.

En nu stierf Baudouin wel in de komkommertijd, maar het blad Charlie Hebdo, dat ik toen wekelijks getrouw kocht, ook als ik met vakantie was, had bij deze gelegenheid op een van zijn binnenbladzijden een tekening van een sansevieria die er een stuk minder fris uitzag.
Helemaal slap hing hij over de rand van zijn cache-pot en het bijschrift was : “Les Belges sont partis en vacances, et ils ont oublié d’arroser leur plante verte.”
Eén van de  tongen van die plante verte vertoonde inderdaad de trekken van feu onze gebrilde en aan zijn rug lijdende vorst, en het blad kwam de Staatsgrens niet over.

Helaas lezer: ik kan u die tekening niet meer laten zien want ik heb mijn gesmokkeld exemplaar direct na de vakantie geschonken aan het VRT-archief, in de overtuiging dat ik de geschiedenis een dienst bewees. Hopelijk is het exemplaar bewaard volgens de regelen der kunst. 
De voorpagina van die Charlie Hebdo kun je op het web nog vinden, zoals u hebt gezien.

Labels: , , , , , ,

Read more...

4 december 2012

Dat ze hun begeerte houden! (Hoegin)

De laatste dagen is er in de vele kwaliteitsmedia die ons land telt enig rumoer ontstaan over een eventuele naamsverandering van het De Coninckplein in Antwerpen. In een radioprogrammo liet N-VA-voorzitter en Antwerpse burgemeester in spe Bart de Wever zich ontvallen dat hij het voorstel om het plein om te dopen tot het «Herman de Coninckplein» «het meest idiote voorstel in jaren» vond. En gelijk heeft hij, en tegelijk ook niet.

Het kunstencentrum Behoud de begeerte stelde verleden maand voor het gekende Pieter de Coninckplein om te dopen tot het Herman de Coninckplein, als hommage aan de schrijver. Het voorstel kreeg snel de steun van enkele «culturele zwaargewichten», waaronder de Antwerpse stadsdichter Bernard Dewulf en nog een aantal artiesten waar een gemiddelde mens eigenlijk nog nooit van gehoord heeft. Die gemiddelde mens zal echter wel geen drie keer hoeven te raden om aan te duiden tot welk artistiek-mediatiek-politiek complex deze «zwaargewichten» zouden kunnen behoren, en ik neem aan dat ook mijn lezers die oefening feilloos zullen kunnen maken.

Hierover naar zijn mening gevraagd tijdens een radio-interview op de immer politiek neutrale openbare omroep, liet Antwerps burgemeester in spe Bart de Wever zich ontvallen dat hij dit voorstel het «meest idiote in jaren» vond. Gelijk heeft hij, maar wat hij misschien niet helemaal in de gaten had –of waar hij gewoon zijn hielen aan veegde– was dat dit al evenzeer één van de grootste valstrikken in jaren was om de N-VA-voorzitter nog eens in te lokken. Want uiteraard is het de kliek van Behoud de begeerte er niet om te doen alleen maar hommage te brengen aan Herman de Coninck. Dan had eender welk voldoende groot of belangrijk plein immers al lang volstaan. Neen, het moet en zal het Pieter de Coninckplein zijn, precies omdat het plein de naam draagt van (de wever!) Pieter de Coninck.

En daarmee heeft links Vlaanderen er dus een nieuw geloofspunt bij: wie niet vindt dat het Pieter de Coninckplein omgedoopt moet worden tot het Herman de Coninckplein is een non-intellectueel die er niet bijhoort. Wat zeg ik, een «Vlaams-nationalist» zelfs! Maar terwijl Behoud de begeerte Bart de Wever ervan beschuldigt op te treden als een plompe olifant in hun hoog-culturele porselein- en ivoorboutique, hebben zij er zelf niet de minste appreciatie voor dat het omdopen van een plein niet alleen een hommage inhoudt aan degene naar wie het plein vernoemd zal worden, maar ook een defenestratie van degene naar wie het plein niet meer vernoemd zal zijn. Of wenden zij toch tenminste voor dat niet te kunnen begrijpen.

Staat links Vlaanderen in rep en roer, dan dient natuurlijk ook de onvermijdelijke Tom Lanoye zich te mengen in het ondertussen al lichtjes pathetische getier en geschreeuw. Deze keer aan de hand van een (ondertussen wat opgekuiste) open brief, waarin hij de draak probeert te steken met de «flamingantische kerkfabriek» en Bart de Wever neerzet als een politieke en intellectuele minus habens. Alleen wat jammer dat de originele versie uitpuilde van de slordigheden. Ach ja, een dt-fout, het kan natuurlijk iedereen overkomen. En in het vuur van je betoog is het snel gebeurd dat Paul van Grembergen plots uit Grimbergen komt. Maar voor iemand die zo belezen is als Tom Lanoye, die zo midden in de wereld staat, thuis is van alle markten, inclusief de flamingantische, tijd genoeg heeft om het parlementaire werk van Bart de Wever nauwgezet op te volgen of na te vlooien, voor zo iemand is het toch merkwaardig dat het hem blijkbaar een klein beetje ontgaan is dat de IJzerbedevaarten, of het beetje dat er nog van rest, er de komende jaren net iets anders zullen uitzien. Zelfs bij De Morgen, toch zo een beetje het parochieblad –kijk, ik kan dat ook– voor al wie progressief wil zijn in Vlaanderen, en daar durf ik Tom Lanoye bijrekenen, zelfs in die krant werd daar dus over bericht. Bovendien heb ik zo mijn bedenkingen over iemand die anno 2012 de IJzerbedevaart nog wil neerzetten als toppunt van Vlaams-nationalisme.

Dat uitgerekend iemand als een Pieter de Coninck zou moeten wijken voor één van de iconen van links Vlaanderen is dus zeker geen spijtig toeval, maar eerder de essentie van de poging om het plein te herdopen. Zo idioot was dat voorstel dus nog niet: op dat punt was het zelfs geniaal vanuit het oogpunt van de linkse «kerkfabriek». Of zou het echt een toeval zijn dat Behoud de begeerte het zo nadrukkelijk bescheiden en klein wil blijven zien, en niet meteen heel de stad zou willen omdopen tot «Herman-de-Stad» of «Hermania»? Om over de provincie nog maar te zwijgen? Soms is een toeval geen toeval. Ik durf zelfs vermoeden dat men al heel lang met dit ideetje speelt, en dat men het eigenlijk had willen opsparen voor 2013, maar dat de drang om de toekomstige zwarte burgemeester al eens te testen te sterk werd. Wees er bovendien maar zeker van dat dit voorstel nog vaak genoeg afgestoft zal worden voor een nieuwe ronde, kwestie van de begeerte in gang te houden. En vooral ook die gemakkelijke, linkse zelfbevrediging. Met het œuvre van Herman de Coninck zelf heeft dit ondertussen allang niets meer te maken.

Labels: , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>