24 maart 2012

Patrick Besson in Le Point (vpmc)



De 16de maart 2012, dag van nationale rouw voor de dood van 28 Vlaamse reizigers, onder wie 22 kinderen, in een Zwitserse tunnel, ben ik in België. Of meer precies ben ik in Vlaanderen: Brussel en Gent.
Het probleem is niet het Vlaamse separatisme, maar wel dat Vlaanderen bestaat. Het is een land, terwijl België een idee is. Een natie, terwijl België een wensgedachte is. Een volk, terwijl de Belgen vertelsels zijn. Die dag verzoenden onder het goedkeurende en ontroerde oog van de wereldpers, Vlamingen en Walen zich in hun smart, terwijl zij nooit enig geschil hebben gehad: zij zijn gewoon verschillend van elkaar.
Aan het eind van de XXste eeuw heeft men de Tsjechen en Slovaken, Serven en Kroaten, Russen en Witrussen aangemoedigd bij hun scheiding, en nu raakt men van streek als Vlamingen en Walen zich van elkaar losmaken, terwijl die zo weinig raakpunten hebben die hen zouden binden, historisch, taalkundig, religieus, noch vandaag economisch. De ontbinding van Tsjecho-Slowakije kreeg applaus, zoals die van Joegoslavië en de USSR, in naam van het recht van kleine naties op zelfbeschikking (Finkielkraut), maar datzelfde recht weigert men aan Vlaanderen. Omdat ze opgevoerd worden als schuldig aan separatisme, valt de Vlamingen niet hetzelfde geluk ten deel dat vóór hen wel toeviel aan Kosovaren, Georgiërs, Bosniërs of Macedoniërs, gelauwerde helden van het separatisme. En dan willen we niet eens teruggaan tot bij de ongelukkige Biafranen, wier wil om zich van Nigeria af te scheiden door de Gaulle en de Parijse pers werd aangemoedigd, en die toen heeft geleid tot meer dan een miljoen doden onder hen. Ook het Ierse separatisme vond warme bijval bij ons in de XXste eeuw, en het werd in elk geval niet als een misdaad tegen de menselijkheid gerekend, wel integendeel. En wat betreft het Baskische separatisme: dat bekijken wij met een welwillendheid die nauwelijks door het aantal van zijn slachtoffers getemperd wordt. En wat gezegd over ons zwak voor het Tibetaanse separatisme?
Dit alles staat in geen verhouding met de vijandschap en de verachting waarmee wij, in onze media, de Vlamingen beschimpen die geen Belg meer willen zijn. Alsof België ten eeuwigen dage veroordeeld zou zijn tot zijn huidige vorm, met dezelfde naam, dezelfde samenstelling, terwijl in heel de loop van de Geschiedenis de Franse grenzen, de Duitse, Oostenrijkse, Amerikaanse en Indochinese herhaaldelijk gewijzigd zijn, evengoed als hun benaming en bevolking.

Als men België zou opdelen in een democratische Republiek Vlaanderen en Wallonië, dan zou dat voor ons toch net zijn alsof men op Kuifje een snor zou tekenen, of een techno-remix zou makenvan de liedjes van Brel, alsof men bij Maigret de tabak en het bier zou laten verdwijnen, of alsof men Amélie Nothomb haar hoed zou afzetten. Door voortdurend mythen te creëren, is België er zelf een geworden, terwijl het toch een realiteit is, een realiteit die er niet een meer is. Maar twee.


Labels: , , , ,

Read more...

22 maart 2012

De slecht onderbouwde en kaduke standpunten van de N-VA

N-VA is helemaal niet klaar om op Belgisch niveau goed te onderhandelen, laat staan te regeren. De partij schermt met 'confederalisme', maar geeft er geen concrete invulling aan. Partijvoorzitter Bart De Wever geeft dat ook toe: ‘Dat allemaal concreter invullen wordt ons grote ideologische project voor 2013. Wat met Brussel, bijvoorbeeld? Dat is een buitengewoon hachelijke kwestie. Tegen 2014 moeten we daarmee klaar zijn.’ (D.S. 10.03.12). Het discours van de N-VA tot nu is slecht onderbouwd en nogal amateuristisch. Ook over ‘Europa’ zou de N-VA best een duidelijker standpunt formuleren.

In een peiling van vtm, De Morgen, RTL en Le Soir, uitgevoerd door het bureau Ipsos tussen 2 en 7 maart ‘12, blijkt uit de gemelde kiesintenties dat de N-VA verder zou groeien tot 38,4 procent. De partij zou daarmee bijna zo groot worden als CD&V, Open VLD en SP.A samen (39%). Die uitslag lag in de lijn van de door La Libre in februari gepubliceerde peiling, waarbij N-VA aftikte op 37%. In de peiling die De Standaard op 17 maart publiceert, een week na deze van Le Soir, maar rond dezelfde periode afgenomen, tussen 27 februari en 11 maart 2012, komt de N-VA ‘slechts’ op 33,5% en krijgen de drie regeringspartijen samen een fors hogere score (44,6%) dan bij Le soir (39%) en La Libre (38,7%). Op de verschillen tussen die peilingen gaan we hier niet verder in.

De partij blijft in elk geval, volgens de peilingen althans, verder fors groeien in vergelijking met de verkiezingsuitslag van 2010 (toen 28,2%). Alhoewel ze in korte tijd uitgegroeid is tot de grootste Vlaamse en Belgische politieke partij is de N-VA helemaal niet klaar om op Belgisch niveau goed te onderhandelen, laat staan te regeren. Zo schermt de partij bijvoorbeeld met 'confederalisme', maar geeft ze er geen concrete invulling aan. Het zelfde gebeurt met een aantal belangrijke thema’s.

Daarom volgende kritische bedenkingen bij enkele standpunten van de N-VA:

Grondwetsherziening

De N-VA en de Belgische Unie-Union Belge (BUB) stapten begin deze maand naar de Raad van Europa met een klacht over de schending van de grondwet. Volgens beide partijen wil de regerende meerderheid, gesteund door de groenen, oneigenlijk gebruik maken van grondwetsartikel 195. N-VA-Kamerlid Ben Weyts gaf in het Radio 1-programma De Ochtend op maandag 12 maart ’12 wat uitleg: 'De grondwet is de basis van onze rechten en vrijheden en is beveiligd met drie veiligheidsgrendels. Als men die wil gaan versoepelen, tijdelijk en enkel voor het eigen goed, behandelt men de grondwet als een vodje papier. Daar hebben wij problemen mee. Dat is artikel 195 misbruiken als passe partout, enkel ten voordele van de Franstaligen in de Brusselse rand, aan wie men vele toegevingen heeft moeten doen. Dat is zeer non-deontologisch en volgens sommigen zelfs illegaal. Het was anders geweest als men de wijzigingen voor heden en toekomst zou doorvoeren.'

Terwijl Ben Weyts bij de Raad van Europa schande spreekt over de manier waarop de meerderheid omspringt met de Belgische grondwet, zeggen N-VA-voorzitter Bart De Wever en Siegfried Bracke in De Standaard dat grote hervormingen - zoals die waarop zij hopen - hier vaak tot stand komen zonder of buiten de grondwet. In De Standaard van zaterdag 10 maart ‘12 verscheen een dubbelinterview van Bart De Wever en Siegfried Bracke, afgenomen door Wouter Van Driessche en Bart Brinckman. Verder noemen we dat interview in dit artikel ‘het dubbelinterview’.

Vraag: En de grondwet, in jullie confederale model? Die vergeten we even?
De Wever: 'We hebben ons goed laten voorlichten door een paar constitutionalisten. Recht moet de democratie dienen, niet de democratie blokkeren. De Belgische onafhankelijkheidsstrijd van 1830 spoorde ook niet met de grondwet, toch? Net zo min als het algemeen stemrecht, trouwens. Of het federalisme.'
Bracke: 'De geschiedenis staat bol van de momenten waarop mensen beseften dat een grondwet ook maar een grondwet is….’

Terug naar de klacht van de N-VA rond artikel 195. Weyts: 'Wat we aanklagen, is niet dat men artikel 195 van de grondwet wijzigt. Fout is dat men dat artikel wijzigt, zijn ding doet, en het artikel dan herstelt, zodat niemand anders het nog kan gebruiken. Men doet dit alleen om de Franstalige politici ter wille te zijn. Als je zo handelt, moet je niet verbaasd zijn dat wij, als we ooit de kans krijgen, ook niet zwaar aan de grondwet zullen tillen als het ons goed uitkomt.’ Zo laat Ben Weyts optekenen in De Standaard van dinsdag 12 maart ’12.

Zwak, zeer zwak. Mag men dan wel non-deontologisch omspringen met de grondwet als het de N-VA goed uitkomt? Wat wil de partij? Absoluut een eeuwig respect voor de grondwet? Blijkbaat niet, want ze is zelf zinnens later de grondwet te forceren als ze hiermee haar doel kan bereiken. Dan kan ze beter stil zwijgen als anderen dat voor hun doelstellingen eveneens doen. De N-VA zou hierbij niet moeten klagen over het misbruik van de wijziging van artikel 195, maar zijn kritiek volledig richten op de vele nieuwe Franstalige grendels, waarvoor de grondwet moet mismeesterd worden.

Confederalisme dat er geen is

Uit het dubbelinterview:
Jullie kondigden deze week aan dat jullie in 2014 de kaart van het confederalisme gaan trekken. Wat moeten we ons daar precies bij voorstellen?
De Wever: 'In 1970 begroef Gaston Eyskens la Belgique à papa. Hij maakte er een federale staat van. Wel, na zes staatshervormingen moeten we vaststellen dat dat niet tot meer efficiëntie heeft geleid. Er blijven te veel overheadkosten, het democratisch deficit werd niet gedicht. In plaats van tot elkaar te komen, zijn de gemeenschappen volledig van elkaar vervreemd. We hebben dus een nieuw Eyskensmoment nodig. Een volgende stap - een confederatie. De verschillende entiteiten moeten volledig fiscaal autonoom worden, en een Finanzausgleich afsluiten, dat in alle transparantie de solidariteit regelt. En verder moeten ze afspreken wat ze vanwege de schaalvoordelen beter nog samen doen. Defensie, bijvoorbeeld. Dat zou je op termijn zelfs beter Europees organiseren.'….

In 2010 schermden jullie al met 'confederalisme', maar toen bleef het behoorlijk vaag.
De Wever: 'Dat klopt. Dat allemaal concreter invullen wordt ons grote ideologische project voor 2013. Wat met Brussel, bijvoorbeeld? Dat is een buitengewoon hachelijke kwestie. Tegen 2014 moeten we daarmee klaar zijn. En dan mogen de mensen kiezen. Laten ze Di Rupo en zijn Vlaamse acolieten verder doen tot 2019? Of kiezen ze voor een confederatie? Als het een echt plebisciet wordt, ben ik er vrij zeker van dat die confederatie er komt.'

Uw punt is dat het gemakkelijker is België op te doeken, dan het te redden?
De Wever: 'Ik ga alleszins nooit nog een jaar in een kasteel zitten op zoek naar een staatshervorming.'

Het standpunt van de N-VA over de staatshervorming (op hun website):
'In plaats van eindeloos verder te palaveren is het de hoogste tijd om nu klare afspraken te maken tussen Vlamingen en Franstaligen. Tijd om financieel en institutioneel orde op zaken te stellen. Tijd om sociaal-economische maatregelen te nemen die onze welvaart en welzijn verzekeren. Een grote staatshervorming moet belangrijke homogene bevoegdheidspakketten toekennen aan de deelstaten. Het gaat dan vooral om arbeidsmarktbeleid, gezondheidszorg, kinderbijslagen, mobiliteit (spoor en verkeersveiligheid), justitie, energie, ontwikkelingssamenwerking, enz. Tegelijk moeten de deelstaten ook financieel verantwoordelijk gemaakt worden voor het beleid dat ze voeren. Een doorgedreven responsabilisering en fiscale autonomie voor de deelstaten zijn dan ook essentieel in een nieuwe staatshervorming. Deze Copernicaanse omwenteling moet de zaken in dit land omdraaien en de deelstaten alle bevoegdheden geven die relevant zijn om de grote uitdagingen van onze tijd doeltreffend aan te pakken. Op die manier worden we allemaal beter van een nieuwe confederale structuur.'

Wat in het dubbelinterview beschreven wordt en in dit partijstandpunt uitgelegd wordt, is niet een confederatie, maar de voltooiing van België tot een volwaardige federale staat, met een zeer grote bevoegdheid van de deelstaten. Het gaat in beide gevallen niet over een zelfstandig Vlaanderen. Dat we ‘op die manier allemaal beter worden van een nieuwe confederale structuur’ is dus niet correct. Niet dat het niet zou kunnen dat we er allemaal beter van worden, maar de beschrijving is niet deze van een confederale structuur.

En wat bedoelt de N-VA met ‘de deelstaten’? Gewesten? Gemeenschappen? Ook dat blijft troebel.

Al bijna vier jaar geleden schreef ik over de ‘Confederale chaos’ (artikel van 16.07.08):
‘Als Vlaamse onderhandelaars spreken over een confederatie, bedoelen ze meer bevoegheden voor de DEELstaten binnen het federaal België. Franstalige politici bedoelen met confederatie heel simpel een vetorecht bij elke federale bevoegdheid. Zoals in een confederatie, maar met behoud van al hun verworven rechten, transferts inbegrepen…. Een confederale staat is een contradictio in terminis. Het is of een (al of niet federale) staat, of een confederatie van onafhankelijke staten. Een confederatie is een associatie van autonome staten die haar oorsprong vindt in een internationaal verdrag, niet in een grondwet. In een confederaal systeem behoudt elke deelnemende staat zijn volle soevereiniteit hetgeen impliceert dat beslissingen bij unanimiteit moeten worden genomen - en elke staat dus een vetorecht heeft… Als Franstalige partijen echter pleiten voor een 'confederaal België', willen ze juist GEEN confederatie van onafhankelijke staten. Ze willen België 'redden' door het zogenaamd 'confederaal' te maken, maar dan wel met behoud van alle geldstromen, en met 1 Vlaamse tegen 2 Franse regio's. Philippe Moureaux verkondigde zijn 'confederaal' project in Le Soir van 18 juni ‘08. Moureaux : « Négocions une nouvelle Belgique ! » « Oser le confédéralisme ». Eerst stelde hij wel duidelijk "dat België ons niet meer interesseert als de interpersoonlijke solidariteit wordt afgeschaft"… Daarmee eisen de Franstaligen bij hun 'confederaal België' meer dan wat ze ooit in het huidige België kregen: op alles, maar dan ook alles, een veto- of blokkeringsmogelijkheid, en bevriezing van de transferts op het huidig niveau…. Gaan de Vlamingen aan tafel zitten om te onderhandelen over de voltooiing van België als federale staat, en de Franstaligen onder het mom van 'confederatie' met de eis om op alles een veto te krijgen? Het taalgebruik in de kranten en bij de politici zou dus best correct zijn, want de gevolgen zijn niet mis.'

Nu blijkt bijna vier jaar later dat van mijn voorspelling nogal wat uitgekomen is: de transferts blijven nog minstens 10 jaar gegarandeerd op het huidig niveau en worden pas daarna over een periode van de volgende 10 jaar stap voor stap verminderd. Het aantal veto's via een bijzondere meerderheid wordt met het Vlinderakkoord fors uitgebreid. Het gaat dus steeds meer in de richting, niet van een juridische, maar van een feitelijke confederatie, met alle baten voor de Franstaligen en alle lasten voor de Vlamingen.

Het minste wat men van een partij die uitgaat van een ‘verdamping’ van België toch mag verwachten is duidelijkheid over haar gebruik van het begrip ‘confederaal’. Bij het N-VA standpunt over Europa is er sprake van dat ‘de N-VA van Vlaanderen een lidstaat in Europa wil maken.’ Dan gaat het dus om echte onafhankelijkheid, al of niet in een confederatie met Wallonië. Maar als het ‘confederalisme’ is zoals in het dubbelinterview of in het partijstandpunt, dan gaat het niet om echt confederalisme, en kan de N-VA hierbij beter het woord confederatie/confederalisme niet gebruiken, en spreken over de voltooiing van België als federale staat, en daarvoor eisen dat artikel 35 van de grondwet uitgevoerd wordt.

Want, zoals ik al schreef in 2008, is het een fundamenteel verschil te onderhandelen over een confederatie, een uiteenvallen van België dus in twee of meer staten, of te onderhandelen over de voltooiing van België als federale staat:
‘België is nog geen voltooide federale staat. In tegenstelling tot voltooide federale staten liggen de residuaire bevoegdheden - de bevoegdheden die niet specifiek zijn toegewezen - in België nog steeds op het nationale vlak. Het - niet in werking getreden - artikel 35 van de grondwet voorziet in de mogelijkheid om ze van de gewesten en de gemeenschappen te laten uitgaan. Om België als federale staat te voltooien is het volgens emeritus prof. Walter Van Gerven nodig uitvoering te geven aan artikel 35 van de Grondwet. (Zie het artikel "Walter van Gerven: voltooi de staatshervorming van België tot een federale staat," 18.02.08). Om art. 35 uit te voeren moeten de materies worden aangeduid die federaal blijven; alle overige worden aan het lagere niveau toebedeeld. Dat zou een volgende ronde staatshervorming kunnen worden, liever dan te marchanderen over een corridortje. In een voltooide federale staat heeft elke afgevaardigde in het federale parlement één stem, en kan er geen sprake meer zijn van alarmbelprocedures, blokkeringsmogelijkheden voor een minderheid en al de beschermingsmechanismen waarover de Franstalige minderheid nu beschikt. De bevoegdheden waar de Franstaligen/Walen de volle beslissingsbevoegdheid over willen, moeten dan op basis van art. 35 toegewezen worden aan de deelstaten. Alleen bij een splitsing van België in twee (drie?) onafhankelijke staten doet elk wat hij wil, en heeft elke staat een vetorecht op de zaken die in de confederatie ingebracht zijn.’ (‘Confederale chaos’, artikel van 16.07.08).

Het is al een heel taai been om op te knagen, die invoering van een voltooid federaal België. Zelfs als de N-VA op lange termijn een onafhankelijk Vlaanderen wil (met Brussel), en een confederatie wil vormen met Wallonië, moet ze toch eerst op kortere termijn opkomen voor en werken aan een voltooiing van de federale staat. Het kan wel een stap in de richting van onafhankelijkheid zijn, als dat dan nog een noodzakelijk einddoel is. Dan mag men ook concrete voorstellen verwachten van welke bevoegdheden ze federaal blijft zien en welke bijzondere meerderheden ze wil afschaffen. Liefst zelfs met uitgewerkte wetsvoorstellen, geen algemeen blabla meer over ‘confederatie’, zonder een duidelijk en uitgewerkt standpunt. De Wever gaf indirect toe dat hun programma niet op punt staat, want hij wil dat allemaal concreter invullen in 2013, in een groot ideologisch project. Tegen 2014 moeten ze daarmee klaar zijn. Dat wordt tijd, als men het vergelijkt met alle Franstalige partijen die samen al meer dan tien jaar samenwerken met een kransje professoren.

(Herinnert u zich nog 2010? Tijdens de preformatiegesprekken (ergens in augustus) merkte N-VA-voorzitter Bart De Wever bij een of andere woordenwisseling met Onkelinx schamper op dat ze beter het einde van ons land kon voorbereiden. Daarop antwoordde ze: ‘Maakt u zich geen zorgen, wij zijn dat al aan het voorbereiden.' Le Soir en L'Echo gaven op 7 september 2010 concreter aan wat dit betekent: 'le groupe 4P3U (quatre partis francophones - PS, MR ; CDH, Ecolo - , trois universités - ULB, UCL, ULg), a pour vocation, depuis plusieurs années, de rassembler un maximum de données (financières, en Sécu, emploi, etc.) relatives au monde francophone et de tester divers modèles).

Brussel en de sociale zekerheid

N-VA standpunt over Brussel (op hun website):
‘Brussel is en blijft onze hoofdstad. Als stad kan Brussel echter niet op gelijke voet staan met Vlaanderen en Wallonië. Nu al vertoont het Brussels model alle kenmerken van een waterhoofd. Belangrijk is dat die structuren worden afgeslankt. Minder overheden in Brussel door de fusie van de 19 verschillende gemeenten en OCMW’s leiden tot een daadkrachtiger lokaal en sociaal beleid. In Brussel lijkt iedereen bevoegd maar is niemand verantwoordelijk. De deelstaten moeten daarom samenwerken om de hoofdstad er opnieuw bovenop te helpen, onder meer op het vlak van arbeidsbemiddeling en het optimaal uitspelen van de internationale troeven. Er zijn immers een groot aantal sociaaleconomische materies waarvoor Brussel niet de gepaste schaal heeft. Voor de gemeenschapsbevoegdheden moeten de initiatieven van Vlaanderen en Wallonië in Brussel toegankelijk zijn via de gemeenschapskeuze.’

Uit het dubbelinterview
Maar zullen de 'rijpe' Franstaligen de sociale zekerheid willen splitsen?
Bracke: 'Het confederalisme schaft die toch niet af? En het is een fictie dat je de sociale zekerheid niet mag splitsen vanwege het schaalvoordeel.'

Weer die onduidelijkheid over ‘het confederalisme’. Uiteraard wordt bij de opsplitsing in twee staten de sociale zekerheid gesplitst ('afgeschaft'?), en kan er zo gewenst een verdrag afgesloten worden over bepaalde vormen van ‘solidariteit’. Bracke bedoelt waarschijnlijk een 'splitsing' in het kader van een voltooid federaal België, als hij zegt dat 'het confederalisme die niet afschaft'. Het antwoord is wel totaal onduidelijk, want waarop slaat de 'die', die niet afgeschaft wordt? De sociale zekerheid zelf, de solidariteit? Wat ook onduidelijk blijft: ziet Bracke een overdracht naar de Gemeenschappen, met een specifiek Vlaams en Franstalig regime in Brussel, of een overdracht naar de drie Gewesten?

De Wever zette zelf een grote stap in het ontmantelen van de Vlaamse Gemeenschap, en stelde het omgekeerde voor van het partijstandpunt ‘dat voor de gemeenschapsbevoegdheden de initiatieven van Vlaanderen en Wallonië in Brussel toegankelijk moeten zijn via de gemeenschapskeuze’. In zijn Nota van zondag 17 okt ‘10 stelt hij namelijk voor de kinderbijslag in Brussel over te dragen naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), een spiegelinstelling van het Brussels Gewest, waarin alle 89 Brusselse verkozenen uit het Brussels Gewest zitten in de Raad van de GGC (= een tweede Brussels parlement) en alle Brusselse ministers en staatssecretarissen zitten in de executieve van de GGC (= een tweede Brusselse regering), en ALLEEN zij. Hoe kan een partijvoorzitter van een partij als de N-VA zoiets voorstellen?

De zesde staatshervorming

Uit het dubbelinterview:
De Wever: 'Ik ga alleszins nooit nog een jaar in een kasteel zitten op zoek naar een staatshervorming.'
Waarom deden jullie het in 2010 dan wél? Ook toen schermden jullie al met confederalisme.
Bracke: 'Wellicht pakten we het toen fout aan.'
De Wever: 'We waren er gewoon nog niet klaar voor. Plus: na onze monsteroverwinning hadden we een unieke kans om het toch nog eens op de klassieke manier te proberen. Dacht ik. Maar die zesde staatshervorming leverde uiteindelijk het omgekeerde op van de oorspronkelijke doelstellingen. Minder responsabilisering, meer transfers en een complete chaos voor de bevoegdheidsverdelingen. Niemand geraakt er nog wijs uit. 27 samenwerkingsakkoorden zijn er nodig! 27 keer de plantentuin van Meise!'

De Wever heeft mooi spreken over ’27 keer de plantentuin van Meise’. In zijn Nota van zondag 17 okt ‘10 begeeft HIJ zich op het pad van de aangroei van bijzondere wetten en plantentuinen, want zijn 'ultieme nota' van ‘clarificateur’ eindigt met volgend voorstel:
"Gelet op de grote interactie op velerlei bevoegdheidsdomeinen (mobiliteit, economie, werk…) worden de drie Gewesten uitgenodigd om samenwerkingsakkoorden te sluiten over zoveel mogelijk beleidsdomeinen. Gelet op de pendel van en naar het Brussels gewest en de centrale ligging, wordt in een bijzondere wet ingeschreven dat voor verkeersplannen en wegenwerken die de toegang of uitgang tot Brussel betreffen, er een verplicht voorafgaand overleg dient plaats te hebben tussen de betrokken gewesten."

Ze pakten het dus zowel fout aan, als dat ze gewoon niet klaar waren om met de stevig voorbereide Franstalige partijen te onderhandelen. In de nota van De Wever is er nergens sprake van artikel 35, van de vastlegging van de bevoegdheden van de federale overheid. Het blijft een bric-a-brac van een overhevelingetje hier, een overhevelingetje daar. Moet dit hele circus van de verschillende federaliseringsstappen met meer dan vijfhonderd parlementsleden, een zestigtal ministers, zeven parlementen en zes regeringen tot gevolg niet weer afgeschaft worden, ‘gelet op de grote interactie op velerlei bevoegdheidsdomeinen (mobiliteit, economie, werk…)’, zelfs volgens De Wever? Terug naar een unitair België, met één regering, waarin er alleen afzonderlijke Vlaamse en Franstalige ministers bevoegd zijn voor onderwijs en cultuur? Zonder bijzondere meerderheden, zonder alarmbellen en tuti quanti; zaken die zelfs voltooide federale landen als Duitsland en Zwitserland helemaal niet kennen.

Het afleidingsmanoeuver Europa

N-VA standpunt over Europa:
‘De N-VA wil van Vlaanderen een lidstaat in Europa maken. Vlaanderen is het meest geschikte microniveau, de Europese Unie het macroniveau. Wij geloven in een Europa der volkeren. Voor de N-VA is de eerbied voor de verscheidenheid van taal en cultuur in Europa van groot belang.’

Hoe wil de N-VA van Vlaanderen een lidstaat in Europa maken? Mag dat iets concreter, met bijvoorbeeld een stappenplan, wat Gerolf Annemans en Steven Utsi voor het Vlaams Belang doen in hun boek ‘De Ordelijke Opdeling van België, Zuurstof voor Vlaanderen’?

Uit het N-VA verkiezingsprogramma 2010
‘1.4 Europa sterker durven maken in de wereld
De N-VA wil aan de Europese Commissie een sterke rol toekennen als vertrekpunt voor een institutioneel en democratisch kader voor een evenwichtig sociaaleconomisch bestuur. De Europese Commissie moet in die zin ook het mandaat krijgen om afdwingbare sociaaleconomische doelstellingen vast te leggen in het kader van de Europese strategie 2020. De EU-doelstellingen 2020 moeten op nationaal niveau vertaald en geïmplementeerd worden, samen met preventieve bewakingsmechanismen ervan op Europees niveau.’

Ik vind het pleidooi van N-VA voor een 'sterker Europa' wat triest, want zonder enige kritiek op het volstrekt ondemocratisch karakter van de Europese Unie. N-VA wil zelfs een administratie, de Europese Commissie, de macht geven om een afdwingbaar beleid te voeren, wat de partij dan een 'democratisch kader' durft te noemen. Dat komt natuurlijk vanuit hun simplistische opstelling dat ze denken gemakkelijker de ‘verdamping’ van België te kunnen verkopen als ‘Europa’ de plaats van België inneemt als bestuursniveau. Een zeer naïeve, utopische opvatting, die in de feiten nooit waar zal worden. Een meer kritische opstelling over Europa, zoals van de Britse premier David Cameron, om nog niet over de Nederlanders te spreken, zou aantonen dat de N-VA rijper is geworden, en de slogans van een kleine drukkingsgroep achter zich gelaten heeft.

Mark Grammens ziet het zo: ‘De Wever zegt (in De Standaard, 10.3.12) dat hij het jaar tussen de gemeenteraads- en nationale verkiezingen, 2013 dus, zal aanwenden om zich niet zijn partij te beraden over het vraagstuk-Brussel en het uitschrijven van een kón-federalistisch programma. Dat is uitstekend, maar zou moe¬ten aangevuld worden met een duidelijker en liefst vrien¬delijker opstelling ten aanzien van het Vlaams Belang, en afstandelijkheid tegenover "Europa". Een beetje gedach¬teloos, wazig pseudo-idealistisch gaat de N-VA de Euro¬pese toer op, de enige nationalistische partij in Europa die dat doet, want alle anderen zijn er zich van bewust dat "Europa", als ooit puntje bij paaltje komt, zich zal opwer¬pen als de grootste en hardnekkigste vijand van de volks-nationalistische doelstelling. De opstelling van N-VA tegenover "Europa" is goed voor een studentenclub. niet voor een partij met Vlaamse grondwetgevende ambitie.’ (Journaal nr. 624, 22 maart ’12).

Die totaal onkritische houding heeft de N-VA niet alleen tegenover de Europese Unie, maar ook tegenover de Raad van Europa, en in het bijzonder voor zijn Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Waarom stapte ze begin deze maand naar de Raad van Europa met een klacht over de schending van de grondwet, terwijl diezelfde Raad al enkele keren Vlaanderen op de vingers tikte, bijvoorbeeld voor zijn taalpolitiek in de Rand, of de niet-benoeming van 3 burgemeesters?

(Voor een kritisch stuk over het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, een onderdeel van de Raad van Europa, verwijs ik naar een Engels artikel van Alasdair Palmer, Sunday Telegraph's Public Policy Editor, van 28 Jan 2012, met de titel ‘The European Court of Human Rights has neither authority nor legitimacy’ )

De Britse premier David Cameron drong in zijn toespraak voor de Raad van Europa in Straatsburg midden januari ’12 op hervormingen van het EHRM: Londen kan voor sommige uitspraken van het mensenrechtenhof geen begrip opbrengen, zoals het ongeldig verklaren van een eeuwenoude Britse wet die gedetineerden het recht om in landelijke verkiezingen te stemmen ontzegde. Of het verbod om de extremistische moslimprediker Abu Qatada, een Palestijnse Jordaniër, die beschouwd wordt als een leider van Al-Qaeda in Europa uit te wijzen.

Afsluiter

Grondwetsspecialist prof. em. Robert Senelle over 'confederalisme' versus een onafhankelijk Vlaanderen:
"Wij Vlamingen moeten België ombouwen tot een echte federale staat, samengesteld uit deelstaten, zoals dat ook in Zwitserland, Canada, de Verenigde Staten en Duitsland het geval is. De onafhankelijkheid van Vlaanderen uitroepen, schept een heleboel internationale problemen die we kunnen missen als de pest, met name met de Europese Unie... Ik vind dat de N-VA een strategische fout maakt. Voortdurend spreken over een onafhankelijk Vlaanderen of over confederalisme heeft geen zin. Ze zouden beter alles inzetten op het definitief omvormen van Vlaanderen tot een deelstaat. Dat zou veel slimmer zijn, want het enige wat haalbaar is, en aanvaardbaar voor Europa." (Knack, 19.05.10. Geciteerd in mijn artikel van 29.05.10 over ‘Confederaal België’ )

Over het gebrek aan doortimmerde standpunten, met de woorden van een welwillende politicoloog Carl Devos (UGent) in een chatsessie op De Standaard website, maandag 19.03.12:
Over het alternatief dat N-VA biedt: 'N-VA zal de komende jaren steeds meer moeten zeggen hoe zij het dan wel zou doen. Dat is geen kwestie van N-VA onsympathiek maken of aanvallen, dat heeft daar niets en niets mee te maken - al zullen sommige politici misschien wel dat doel hebben. Maar niet iedereen die de vraag naar het N-VA-alternatief stelt heeft daarom datzelfde doel.
Maar N-VA daagt het (federale) systeem uit, is heel sterk in het aanduiden van problemen, in het verwoorden van wat fout gaat, vraagt in 2012 al een mandaat in het licht van de grote verandering in 2014: wel, dat klinkt zeer interessant en belangrijk. Daarom is het vanuit democratisch oogpunt cruciaal dat die 'grote veranderaar' zegt hoe en wat hij precies wil veranderen, zodat we weten waarvoor we stemmen als we het traditionele politieke systeem willen inruilen voor iets anders.’

De N-VA heeft dus nog heel wat huiswerk om een gedegen en coherent programma uit te werken. Niet ten onrechte schreef De Standaard een lang artikel met de titel ‘Veel theorie, geen praktijk’ over het ontbreken van een of ander concreet ‘plan B’ bij de N-VA, toen in 2010 de Franstaligen met hun B-plannen dreigden. DS toen: ‘zelfs de N-VA heeft, hoewel ze al sinds haar ontstaan pleit voor onafhankelijkheid, geen grondig voorbereid scenario.’ (DS 11 sept '10). En daar moeten we nog tot 2014 op wachten.
Read more...

19 maart 2012

Eigen peiling eerst! (Hoegin)

Vrijdagavond publiceerden De Standaard en de VRT de resultaten van een nieuwe peiling, minder dan een week na die van Le Soir. Ook deze keer was er vooral aandacht voor de score van de N-VA. De partij blijft op een hoog niveau scoren, maar de commentatoren onderstreepten gretig dat ze lichtjes achteruitgaat tegenover de peiling van december.

Citeren we even Peter de Lobel in De Standaard:
Voor het eerst sinds lange tijd zakt de N-VA in een politieke peiling. Van de 35 procent die de partij in oktober scoorde bij de peiling van De Standaard en de VRT, schiet nu nog 33,5 procent over. Een daling van anderhalf procent.
Of Bart Brinckman in dezelfde krant:
Daarbij consolideert de N-VA haar positie op een hoog niveau, de regeringspartijen handhaven zich op een laag peil. Toch lijkt bij de N-VA de rek uit de (overigens spectaculaire) groei.
Over naar de commentator van de VRT:
De N-VA torent met 33,5 procent boven de andere partijen uit. De partij boekt daarmee een winst van 5,3 procent tegenover de verkiezingsuitslag van 2010. Tegenover de vorige peiling, in september 2011, is er wel een verlies van 1,5 procent. De grote opmars van de partij lijkt dus wel op een grens te zijn gestoten.
Het weze voor de lezer duidelijk: bij de N-VA zit de klad er dus fameus in. Of zou het?

Nemen we er misschien eens de cijfers bij. Wanneer Peter de Lobel schrijft dat de N-VA «voor het eerst sinds lange tijd» zakt in een politieke peiling, hoe lang zou dat dan precies geleden zijn? We hoeven niet ver te zoeken: iets meer dan een maand, toen de partij in een peiling van La Libre Belgique achteruitging van 39,8% naar… 37,0%. Het was voor die partij meteen een schok waar ze naar het schijnt nog altijd niet goed van zijn. Maar als we het enkel bij peilingen van De Standaard en de VRT houden –andere peilingen kennen ze bij die twee media niet, tenzij met dat pejoratieve voorvoegseltje «internet-» als een concurrent om één of andere reden dan toch vermeld dient te worden–, dan hoeven we eigenlijk nog niet eens zo gek ver terug te gaan in de tijd. Drie peilingen geleden, in maart verleden jaar, ging de N-VA achteruit met, verhip, anderhalf procent, toen van 33,0% naar 31,5%. Iemand zou eens moeten opzoeken of Bart Brinckman ook toen vond dat de rek uit de groei leek, en of men bij de VRT ook toen een grens ontwaarde waarop de partij gestoten was.

Voor een volgend stukje kan Peter de Lobel trouwens misschien eens uitleggen hoe vaak en hoe recent je eigenlijk in een peiling kan dalen, in een land waar per jaar minder peilingen gehouden worden dan tegenwoordig in Frankrijk of de Verenigde Staten in de loop van één enkele week al. Voor de lezer die het alweer vergeten was: het is in België, en niet in de Frankrijk of de VS, dat men steevast klaagt over een teveel aan peilingen. Net zoals men ook in België graag klaagt over de snelle opeenvolging van de vele verkiezingen, ook al zal de Franse kiezer dit jaar nog voor de zomer precies even vaak naar het stemhokje mogen als de Belgische kiezer de komende tien jaar bij mekaar!

Om nog even terug te komen over die internetpeilingen: de analyses en commentaren bij deze peiling hadden duidelijk tot doel de peiling van Le Soir zoveel mogelijk te minimaliseren en in diskrediet te brengen. Het moet zijn dat die 38,4% voor de N-VA zowel in Groot-Bijgaarden als aan de Reyerslaan enorm staken. Maar zoals Frank Thevissen al onmiddellijk opmerkte op Twitter, uit het technisch rapport van de peiling van De Standaard en de VRT blijkt dat de resultaten niet herwogen werden volgens de leeftijd van de respondenten. Of eigenlijk wat dan ook, behalve misschien wel de minst betrouwbare parameter van al, namelijk het stemgedrag bij de vorige verkiezing.

Waarom zouden internetpeilingen trouwens zoveel slechter zijn? Jan Drijvers van TNS Media frist ons geheugen nog eens op:
Daarvoor moeten mensen zich opgeven. Die mensen zijn vaak bewuster bezig met politiek. Maar in België is er stemplicht, dus ook mensen die niet geïnteresseerd zijn, moeten gaan stemmen.
We citeren nog even uit het reeds vermelde technisch rapport van deze peiling:
Om een netto-steekproef van 1026 respondenten te behalen, werden 3409 mensen (→ responsverslag) gecontacteerd (= responsrate van 30,1%).
Verboden te lachen! (Huilen mag.)

Kijken we toch nog even naar de resultaten van deze peiling. Zoals reeds vermeld, N-VA gaat lichtjes achteruit vergeleken met de vorige peiling, maar staat daarmee toch nog steeds op een stevige winst. Het vlottend gemiddelde voor de partij leert ons dat de groei inderdaad voorlopig tot een stilstand lijkt gekomen te zijn. In dat opzicht is de term consolidatie van de groei al bij al nog zo slecht niet gekozen, maar er moet natuurlijk wel een correcte argumentatie achter zitten. Merk wel dat het vlottend gemiddelde net boven de 36% zweeft, een groei van meer dan acht procent!

Bij CD&V is er een lichte achteruitgang vergeleken met de vorige peiling, maar de partij blijft net boven de uitslag van de laatste verkiezingen. Wat wel opvalt aan de samengestelde resultaten is dat de partij bij De Standaard en VRT consequent boven de laatste verkiezingsuitslag scoort, en bij de twee andere peilers er consequent onder. Gemiddeld geeft dit een licht neerwaartse trend, ook al meenden nogal wat CD&V-kopstukken nog niet zo lang geleden vooral positieve berichten in de laatste peilingsresultaten te kunnen ontwaren.

Achtervolgers sp.a, Open Vld en Vlaams Belang hebben met mekaar gemeen dat ze in een negatieve trend zitten, en dat die trend door deze peiling niet gebroken wordt. Opmerkelijk is wel de berichtgeving rond de laatste partij. Enerzijds schrijft de VRT wel in een ondertitel «Vlaams Belang […] zak[t] verder weg,» maar anderzijds lees je dan in de tekst zelf dat «tegenover de vorige peiling de partij wel 1,2 procent [wint].» Soms kan het blijkbaar dooien en vriezen tegelijkertijd! Bart Brinckman van zijn kant meent dan weer te kunnen zien dat «voor extreem-rechts de bodemkoers bereikt lijkt», maar ook hier hoef je niet meer dan een jaar terug te spoelen om je af te vragen of men in Groot-Bijgaarden eigenlijk wel zijn eigen krant leest.

Bij Groen kan men ongetwijfeld leven met de uitslag van deze peiling, met alweer een resultaat boven de negen procent. Bij LDD blijft de ellende aanhouden, met resultaten die rond de twee procent blijven hangen. Voor die partij is het stilaan al te laat om nog in schoonheid te kunnen eindigen.

Een simulatie van de zetelverdeling voor het Vlaams Parlement levert deze keer geen zogenaamde V-meerderheid op, maar de N-VA wordt wel dubbel zo groot als CD&V. Volgens deze zetelverdeling zijn slechts twee coalities met twee mogelijk: N-VA samen met CD&V, zeg maar het oude Vlaams Kartel, en de iets minder waarschijnlijke coalitie N-VA samen met sp.a. Een klassieke tripartite met CD&V, sp.a en Open Vld haalt geen meerderheid, maar zou wel gedepanneerd kunnen worden door Groen.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 (PDF).

Labels: , , , , , ,

Read more...

Problemen bij hemianopsie (vpmc)

.
Alors justement, je voudrais parler de la difficulté de constituer ce récit, ou cette perspective commune. On sent aujourd’hui, et la gauche l’incarne bien sûr, un besoin très fort de justice sociale, une exaspération devant la montée des inégalités économiques. Mais il y a aussi une très forte anxiété identitaire, donc peuple social et peuple national mêlés, face à l’extraordinaire mutation démographique qu’a connue notre pays, comme les autres pays Européens dans les trente dernières années, et plus précisément face au défi que représente l’islamisme. Or il me semble que le discours dominant légitime, orchestre, accompagne ce besoin de justice sociale, et incrimine l’anxiété identitaire. Tout ce qui relève de l’anxiété identitaire est du populisme, dès lors que c’est repris par les responsables politiques. Cette définition du populisme vous satisfait-elle, ou pensez-vous qu’il incombe, et qu’il incomberait notamment à la gauche de prendre en charge ces deux versions de la sensibilité populaire, Jean-Pierre Le Goff ?

Je pense que la difficulté... moi, j’espère, j’espèrerais que la gauche le prenne en compte. La question de fond, c’est les outils d’analyse de la gauche, qui l’a profondément marquée au cours de son histoire. Il y a d’emblée une lecture des phénomènes sociaux sous un angle économico-social qui tend à devenir hégémonique. Il y a une grande difficulté, une grande difficulté à gauche, à penser la dimension anthropologique culturelle. Je pense que fondamentalement, au-delà de ça, quand on parle économique et social, ça c’est du solide, on est rassuré. Eh, mais dès qu’on touche à ces questions identitaires, immédiatement arrive la question d’une identité substantielle. Identité… faux choix terrible: identité substantielle ayant toujours existé, de tous temps intouchable, et de l’autre côté fuite en avant. Nous sommes passés de… le solide d’un côté, le liquide de l’autre si vous voulez. Et, choisissez votre camp! C’est précisément quelque chose, moi qui viens de cette gauche-là, que j’ai du mal si vous voulez, à admettre ça: d’où cette espèce de fuite en avant ?
Deuxièmement, en ce qui concerne l’islam : il y a un débat réel à avoir dans la société, on ne peut pas le nier. La question c’est, comment les politiques s’en emparent. Je pense qu’il faut distinguer le débat intellectuel qui doit demeurer libre, il n’y a pas de questions taboues. Ce qui me fait peur, encore aujourd’hui, à gauche –il y a une forme de politiquement correcte d’une autre libération de la parole à droite, qui me fait peur aussi– mais à gauche il y a, ce qui m’inquiète, c’est le retour de cette gauche qui empêche un libre débat, confrontation, argument sur argument, pour immédiatement pratiquer le chantage: vous êtes dans un camp. Qu’on le veuille ou non, depuis les années quatre-vingt, la gauche morale, l’a emporté sur la …morale, moraliste l’a emporté sur la gauche sociale, mais elle n’a pas fait que ça : elle a cadenassé le débat intellectuel, et les débats refoulés reviennent, si j’ose dire par la fenêtre à partir du moment où la société est cadenassée, avec ce qu’il faut appeler des associations qui sont devenues la police de la parole, et qui ont une fonction : je suis tout à fait pour le tissu associatif, mais il faut s’interroger sur un certain nombre d’associations, et il ne suffit pas de valoriser en soi la dynamique associative, de débats etcetera, qui ont une fonction. Surveillez les paroles et portez plainte ! Je ne dis pas qu’il ne faut pas combattre ces paroles xénophobes etcetera. Je pense qu’il faut laisser la société une liberté, y compris par la polémique dure, par les arguments. Mais, arrêtez d’appeler sans arrêt par la loi. Or l’islam mérite effectivement une question. Moi, la façon dont les politiques s’en emparent: il y a à la fois aucun problème d’un côté, et de l’autre côté une façon de jouer, de le mettre au centre sans arrêt qui est proprement insupportable, et on va effectivement sur le terrain du Front National, en… d’ailleurs en jouant sur un double tableau. Il s’agit de récupérer les électeurs du Front National, mais pas seulement : il s’agit de lancer le stimuli dans lequel la gauche bête, moralisante va s’engouffrer et qui va en même temps le dénoncer moralement et va contribuer à creuser le fossé de cette gauche avec les couches populaires. C’est exactement ce qui s’est passé, et jusqu’à présent les hameçons lancés par la droite ont globalement marché.


. . . . .  
(Voor de volledige uitzending van gisteren klikt u op Répliques,
waar bovenstaand fragment begint op 31’19” )

Alain Finkielkraut: …Precies, over die moeilijkheid om een gemeenschappelijk verhaal of perspectief te bieden wilde ik het hebben. Vandaag voelt men, en links belichaamt dit vanzelfsprekend, een sterke vraag naar sociale rechtvaardigheid, een grote ergernis over de toenemende economische ongelijkheid. Maar of we de bevolking nu vanuit een sociaal of een nationaal standpunt bekijken, er leeft ook een zeer sterke bezorgdheid over identiteit, als gevolg van de buitengewone demografische veranderingen die ons land, net als de andere Europese landen de laatste dertig jaar heeft gekend, en meer bepaald als gevolg van de uitdaging die het islamisme vormt. En nu komt het mij voor dat het dominante discours deze hang naar sociale rechtvaardigheid legitimeert, orkestreert, begeleidt, en de bezorgdheid rond identiteit criminaliseert. Alles wat onder ongerustheid over identiteit valt, wordt populisme zodra de politiek verantwoordelijken die bezorgdheid overnemen. Kunt u zich vinden in deze definitie van populisme, of vindt u het een plicht –een plicht die met name links zou moeten toekomen– om die beide uitingen van de gevoeligheden van het volk ernstig te nemen, Jean-Pierre Le Goff?

Jean-Pierre Le Goff: Ik denk dat de moeilijkheid …ik hoop, of mag hopen dat links dit ter harte neemt. De kernvraag zit in het instrumentarium dat links bij zijn analyses gebruikt, en dat in de loop van de geschiedenis een diepe stempel heeft gedrukt. Dat sociale fenomenen van meet af aan vanuit een socio-economische hoek bekeken worden, is een visie die ertoe neigt snel overheersend te worden. Men heeft het er lastig mee, erg lastig bij links, om de cultureel-antropologische kant van de zaak door te denken. En nog afgezien daarvan, ten gronde denk ik, dat zolang zij over economie en politiek praten, ze vaste grond onder de voet voelen en zich gerustgesteld weten. Ha, maar op het moment dat men identiteitsvragen aanraakt, dan volgt onmiddellijk daarop de vraag naar wat identiteit wezenlijk is. Identiteit… een verschrikkelijk vals dilemma: een wezenlijke identiteit die altijd heeft bestaan, onwrikbaar en van alle tijden, en aan de andere kant de vlucht vooruit. We komen van de …vaste grond aan één kant, en drijfzand aan de andere zo u wilt. En: partij kiezen nu! Dat is nu precies wat ik, komende van dit links, maar moeilijk kan aanvaarden, ziet u. Vanwaar toch dit soort vlucht vooruit?
Ten tweede, wat betreft de islam: de samenleving heeft nood aan een echt debat, dat kan men niet loochenen. De vraag is, hoe politici zich dit eigen maken. Ik denk dat men het intellectuele debat moet vrijwaren, het moet vrij blijven, er zijn geen vragen waarop een taboe rust. Wat mij ook vandaag nog bij links beangstigt –er bestaat een soort politieke correctheid rond een andere invulling van het vrije woord bij rechts, wat mij ook beangstigt– maar aan de linkerzijde, wat mij daar verontrust is de terugkeer van dat links, dat het vrije debat belet, de confrontatie, argument tegen argument, en dat onmiddellijk overschakelt op chantage: “Jij zit in een bepaalde hoek”. Of men het nu wil of niet, al sinds de jaren tachtig heeft moreel links het gehaald …moreel: moralistisch links heeft het gehaald op sociaal links. Maar daar lieten ze het niet bij: zij hebben het intellectuele debat afgegrendeld, en de debatten die buiten de deur werden gehouden komen, als ik het zo mag zeggen, door de ramen weer naar binnen zodra een maatschappij achter grendels zit, door middel van verenigingen die een woordpolitie zijn geworden, en die ook een taak hébben: ik waardeer het sociale weefsel, maar we moeten ons vragen stellen bij een aantal verenigingen, en het volstaat niet dat we een waarde op zich toekennen aan de dynamiek van vereniging, aan debatten &cetera. Die hebben een functie: houd toezicht op de bewoordingen, en dien klacht in!
Ik beweer niet dat men xenofobe termen &cetera niét moet bestrijden. Wat ik denk, is dat men een samenleving de vrijheid moet laten, met inbegrip van harde polemieken, met argumenten. Maar houd ermee op, om onophoudelijk met rechtszaken aan te komen.
Tenslotte roept de islam echt wel vragen op. Voor mij is dit de manier waarop politici hiermee omgaan: tegelijk is er enerzijds geen enkel probleem, en aan de andere kant maakt men er een spel van om de islam voortdurend centraal te plaatsen, wat gewoon ondraaglijk is, en men begeeft zich inderdaad op het terrein van het Front National, waarbij men trouwens …dubbel spel speelt.
Het gaat erom de kiezers van het Front National terug te winnen, maar niet enkel dat: het gaat erom prikkels uit te sturen waarop zich dan het domme, moraliserende links stort, wat hen tegelijkertijd moreel zal verraden, en ertoe bijdragen om de kloof uit te diepen tussen dit links en de brede lagen van de bevolking. Dat is exact wat er is gebeurd, en algemeen gesproken heeft  het lokaas dat rechts uitwerpt zijn uitwerking niet gemist.
.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

18 maart 2012

Nog eens over PS-propagandist Bart Brinckman

Na zijn aanhoudende pogingen om de N-VA en Bart De Wever neer te sabelen steekt Bart Brinckman een tandje bij. Hij maakt nu rechtstreeks propaganda voor Di Rupo: “Het lijkt onmogelijk om niet van de homoseksuele Waal te houden.” Hoe diep kan men als ‘journalist’ vallen?

Mark Grammens in Journaal van 23 februari ’12: ‘Het is zeer te betreuren dat de Vlaamse media gehoor geven aan de Vlaamse politieke minderheid die in de Belgische regering zit, en er bij de media op aangedrongen heeft Di Rupo kritiekloos naar de Vlaamse altaren te begeleiden. Zo verneemt Vlaanderen nauwelijks iets over de opnieuw fel opflakkerende beschuldigingen van korruptie in de besturen van Charleroi en Bergen.’

En die vraag lijkt bij Bart Brinckman, ‘Senior writer Wetstraat’ bij De Standaard, die men juister PS-propagandist zou moeten noemen, goed aangekomen. Hij stelt Di Rupo zo kritiekloos voor in een recent uitgebreid artikel dat dit bovenaan in grote letters het opschrift ‘PUBLI-REPORTAGE’ had moeten meekrijgen. In de krant van woensdag 14 maart schrijft hij twee bladzijden vol onder de titel ‘We houden van Elio, niet van zijn beleid’. Die slogan krijgen we zelfs geserveerd bovenaan op de frontpagina, naast de krantentitel, met een foto van Di Rupo:

‘Di Rupo
honderd
dagen premier
We houden
van Elio, niet
van zijn beleid’

Eerste zin van het artikel: ‘Ooit zal de liefde voor zijn persoon moeten afstralen op zijn hyperactieve regering. Zo niet dreigen Elio Di Rupo en zijn Vlaamse partners het gevecht met de N-VA te verliezen.’

Verder: ‘Achter de schermen prijzen de ministers Di Rupo's capaciteit om de verschillende standpunten bij elkaar te brengen en te beslissen, met het regeerakkoord als bijbel. Zijn tijdsvretende werkwijze grijpt terug naar zijn opleiding als chemicus, door heel voorzichtig de verschillende standpunten met elkaar te mengen. Elk dossier bereidt hij nauwgezet voor. Hij speelt zijn rol als scheidsrechter en schrikt er niet voor terug om met de eigen partij of de eigen vakbond de discussie aan te gaan. Di Rupo bouwde een betere verstandhouding op dan Yves Leterme ooit kon waarmaken.
Vlaanderen went ondertussen aan zijn figuur. Persoonlijk klikt het; ondanks zijn manifeste taalhandicap. Tijdens zijn eerste echte bain de foule, op het wereldkampioenschap veldrijden in Koksijde, oogstte Di Rupo een warme ontvangst. Overal resoneerde zijn voornaam. Het lijkt onmogelijk om niet van de homoseksuele Waal te houden. In geen tijd groeide hij uit tot een sympathieke stripfiguur, een chique en geraffineerde man die met iedereen een praatje maakt en bij momenten grappig en gevat uit de hoek komt. De premier liet geen moment onbenut om met zijn uitzonderlijk verhaal (de zoon van een doodarme Italiaanse weduwe schopt het tot premier van België) in de populaire bladen te staan.’

U heeft goed gelezen: ‘Het lijkt onmogelijk om niet van de homoseksuele Waal te houden.’

Verder Brinckman: ‘N-VA-voorzitter Bart De Wever houdt hem evenmin in de ban. Hij koestert de hoop dat vroeg of laat het N-VA-verhaal als een ballon leegloopt. De regeringspartijen raken ervan overtuigd dat de Vlaams-nationalisten geen geloofwaardig alternatief kunnen voorleggen. Het discours over het confederalisme en het in vraag stellen van de grondwet sterkt hen in hun overtuiging.’

Daar heeft Brinckman wel een punt. Het discours van de N-VA is slecht onderbouwd en nogal amateuristisch. Meer daarover in een afzonderlijk artikel.
Read more...

12 maart 2012

Open Vld op een historisch dieptepunt (Hoegin)

Gisteren werden de resultaten van een nieuwe peiling van Le Soir vrijgegeven. De media schonken in hun berichtgeving vooral aandacht aan de vooruitgang van de N-VA in Vlaanderen in combinatie met de achteruitgang van de federale regeringspartijen, en de achteruitgang van de PS in Wallonië. Dé sensatie van deze peiling is echter het historisch dieptepunt voor de Open Vld.

Keren we even terug in de tijd, en wel naar 17 februari 1946, de eerste verkiezingen na WO II. Die dag haalt de liberale partij in Vlaanderen 8,4% van de stemmen binnen, de enige keer dat ze onder de psychologische grens van de tien procent bleef. In 1950 zou ze weliswaar slechts 10,1% halen, en in 1958 10,6%, maar dat zijn dan ook meteen de drie slechtste resultaten die de liberalen ooit in Vlaanderen gehaald hebben. Mogen we echter de peiling van Le Soir geloven, dan staat de Open Vld als liberale partij vandaag weer op af, met precies 10,0% van de kiesintenties (plusminus foutenmarges uiteraard). Zelfs als we het aandeel van LDD erbij optellen, dan nog blijft het een erbarmelijke score. En zeggen dat minder dan tien jaar geleden de toenmalige VLD in haar eentje nog bijna een kwart van de stemmen haalde.

Het moet echter gezegd dat de kopstukken van de Open Vld in hun reactie op de resultaten van deze peiling een pak meer realisme aan de dag wisten te leggen dan Wouter Beke. Zijn partij CD&V blijft het slecht doen, maar aangezien de vorige peiling nóg slechter was ziet de partijvoorzitter de toekomst alweer rooskleurig tegemoet. Wat hij dan wel weer gemeen heeft met zowel Vincent van Quickenborne als Alexander de Croo, is dat hij denkt dat uitgerekend de regering–Di Rupo I voor een heropleving van zijn partij zal zorgen. Dat het wel eens precies hun deelname aan die regering zou kunnen zijn die hun kiezers naar de N-VA wegjaagt schijnt bij geen van hen op te komen.

Over de twee winnaars in deze peiling, N-VA en Groen, kunnen we kort zijn. De N-VA blijft op eenzame hoogte zweven, en partijvoorzitter Bart de Wever heeft overschot van gelijk als hij deze uitslag relativeert. De winst van Groen is bijlange na zo groot niet als die van de N-VA –de hele partij past in de vooruitgang van N-VA alleen al– maar dit resultaat is natuurlijk wel al pakken beter dan het dieptepunt dat de partij vorige keer liet optekenen. Alle andere Vlaamse partijen zitten in de hoeken waar de klappen vallen: zowel sp.a, Vlaams Belang als LDD doen het slecht in deze peiling.

Een simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement (zoals steeds met een grote korrel zout te nemen) levert opnieuw een zogenaamde V-meerderheid op: N-VA en Vlaams Belang zouden samen 64 van de 124 zetels halen. Met 52 zetels zou N-VA het trouwens maar voor te kiezen hebben met wie ze een meerderheid zou willen vormen – zelfs N-VA–Groen behoort tot de mogelijkheden! Hoe dan ook, als deze trend voor de N-VA blijft aanhouden tot in 2014, dan wordt de partij in het Vlaams Parlement volledig incontournable.

Aan Franstalige zijde ging de meeste aandacht naar de achteruitgang van de PS. Het resultaat van deze peiling verschilt echter nauwelijks van dat van de laatste peiling van La Libre Belgique, en komt dus ook helemaal niet uit de lucht gevallen. De partij zit daarmee terug op het niveau van twee jaar geleden.

Belangrijker is misschien de psychologische angel die hieraan vastzit, in het bijzonder in combinatie met de resultaten in Vlaanderen. Wordt de PS in Wallonië als incontournable beschouwd, en dus ook in België, wat dan te denken van de N-VA? Als de resultaten van deze en eigenlijk alle laatste peilingen zich doorzetten, dan wordt de N-VA in 2014 in Vlaanderen, toch nog steeds het grootste gewest in het federale België, zelfs nog een kopje groter dan de PS in het kleinere Wallonië. In dat geval wordt het zelfs voor de Franstaligen stilaan onwelvoeglijk om nog een federale regering te vormen zonder de N-VA, en zal ook Laken haar aversie tegenover de Vlaams-nationalisten moeten laten varen. Ongeacht wie dan koning zal zijn. Maar het zwaard snijdt ook hier aan beide kanten. Met zo'n uitslag zal Bart de Wever het zich immers niet meer kunnen veroorloven de 16 aan Elio di Rupo aan te bieden, zelfs niet als een vergiftigd geschenk.

Wat doen de andere partijen in Wallonië? De MR veert in deze peiling lichtjes op, maar kijkt nog altijd tegen een verlies aan tegenover de laatste verkiezingen. Ecolo en cdH leveren slag om de derde en de vierde plaats in het Waalse partijlandschap, met voorlopig nog een licht voordeel voor cdH. Daarna is het aan het Front National, dat opnieuw boven de kiesdrempel uitkomt, maar lang nog niet uit de gevarenzone is. PP en FDF zitten alvast in Wallonië zo ver onder de kiesdrempel dat de kans gering is dat zij er zetels zouden halen. Beide partijen kunnen echter wel procenten van de MR afsnoepen, en dat kan die partij nog lange tijd pijn blijven doen.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en in Wallonië sedert 2006 (PDF).

Labels: , , , , , ,

Read more...

Komrij zegt iets over zijn naamgenoot (vpmc)

.
Ik weet dat er mensen bestaan –in de media tref je ze bij bosjes aan– die geloven dat schrijvers en dichters en acteurs en schilders en zangers ook over politiek wel bijzonder interessante ideeën moeten hebben, precies omdat zij geacht worden te kunnen zingen, dichten, acteren, schrijven of schilderen. Men neemt aan dat deze artiesten over een bovennatuurlijke barometer beschikken, ongeveer zoals politicologen er een hebben maar dan een gevoeliger model, van heel fijne makelij.

Nu kan dat misschien wel eens het geval zijn, maar het is meen ik toch niet de regel. Zo vraag ik me af, of volgens diezelfde mediamensen ook de literair niet onverdienstelijke Louis-Ferdinand Céline (1894-1961) een dergelijke barometer bezat.

Maar zelfs als we thuisblijven en minder hoog grijpen –maar ook weer niet te laag want artiesten als, laten we zeggen een Tuymans of een Arno blijven vanzelfsprekend buiten beschouwing– en enkel naar mensen luisteren die algemeen voor verstandig doorgaan, zoals de dichter Gerrit Komrij bijvoorbeeld, zelfs dan lijkt de stelling van die barometer niet op te gaan.

Die Komrij is weer vaak op de radio te horen de laatste dagen, op tv ongetwijfeld ook, en hij orgelt maar raak over alles en nog wat. Wel merkte ik dat hij hemeltergende dwaasheden tegenwoordig weet te vermijden, door zich te beperken tot voorspelbare grappen en trivialiteiten.
Een gunstige ontwikkeling, want dat is niet altijd het geval geweest. In het fragment hieronder, van 16 maart 2010, en afkomstig uit de show van Pauw&Witteman, horen we Komrij iets ten beste geven over zijn naamgenoot Wilders. Gerrit begint nog goed, met een huizenhoge gemeenplaats: “Hij speelt het spel zo mooi”. Een typische, machteloze schijnanalyse die je vaker hoort en leest. Dan zegt hij nog iets als: al wat je zegt, ben je zelf”, een uitspraak die past in de Lagere School. Maar hij eindigde toen met een opmerking die bewees dat heel die narcistische Komrij geen wéét heeft van de oude democratische beginselen die hij op het spel zet met zijn bevallige, weke praatjes. Gerrit ziet er blijkbaar geen been in, als een politicus in het beschaafde Westen fysiek bedreigd wordt omwille van zijn ideeën. Zo iemand dan bescherming geven, vindt deze Gerrit te duur. En dat allemaal in 12 seconden.

 . . . 

Hij speelt dat spel natuurlijk ook mooi hé, tegen die politici allemaal. Hij is er dus zelf een, [ja] hé, het is een, het euh… en bovendien een politicus die de Nederlandse belastingbetaler onéindig veel geld kost.


De Franse strafpleiter Jacques Isorni schreef in 1957 in Le Monde een briefje aan François Mauriac, die naast romancier ook columnist was, en die toen pas een dwaasheid had verkondigd. En ook al is Komrij van ver noch van dichtbij een Mauriac, toch kan hij misschien zijn voordeel doen met de woorden van Isorni:

“Je ne connais rien de plus déplaisant ni de plus abusif que les hommes de lettres, grisés d’orgueil et de coquetterie, qui se servent de l’autorité acquise dans d’autres travaux, pour écrire à tort et à travers de ce qu’ils ignorent.”

Ik ken niets onaangenamers en ongepasters dan de literatoren die, beneveld door trots en koketterie, het gezag gebruiken dat zij met ander werk hebben verworven, om maar lukraak te schrijven over zaken waar zij geen kaas van hebben gegeten.

in: Jacques Isorni, Ainsi passent les Républiques 
Flammarion 1959, pp. 62-3

.

Labels: , , , , ,

Read more...

9 maart 2012

President Nasser wist nog precies hoe het zat met de sluier, en met de Broeders (vpmc)

.
Ter intentie van de wat hardleerse Jozef De Witte, staat hier een verbluffend YouTube-fragment, met vertaling (ik baseerde me op de Franse ondertitels).  Het gaat om een speech van Gamal Abdel Nasser (1918–1970), die president van Egypte werd in 1956 en dat bleef tot aan zijn dood. Anders dan de grapjas De Witte, wist Nasser dat je de hoofddoek enkel kunt opleggen aan vrouwen, hen dwingen met andere woorden, want uit zichzelf lijken ze er niet happig op:

In 1953 wilden wij echt en eerlijk samenwerken met de moslimbroeders, opdat ze vooruitgang zouden maken op de goede weg. Ik heb de algemeen voorzitter van de moslimbroeders ontmoet en hij maakt zijn wensen kenbaar. Wat vroeg hij?
Allereerst, zei hij me, moet je in Egypte de sluier opleggen, en elke vrouw die op straat komt verplichten zich te bedekken (gelach) …aan elke vrouw op straat. (gelach, rumoer “Dat hij hem zelf draagt!”)
En ik heb hem geantwoord dat zoiets een terugkeer was naar de tijd toen de religie heerste, en men de vrouwen enkel op straat liet als de nacht was ingevallen (gelach).
Voor mij, mijn opvatting is dat elkeen zijn keuzes vrij moet maken…
Hij antwoordde mij: Neen! jij als verantwoordelijke gouverneur moet de beslissing nemen.
Ik heb hem geantwoord: Mijnheer, u hebt een dochter die studeert aan de faculteit geneeskunde, en zij draagt de sluier niet. Waarom verplicht u haar niet hem te dragen? Als u… (gelach,applaus) Als u er niet in slaagt één meisje de sluier te doen dragen, terwijl zij bovendien uw dochter is, hoe wilt u dan dat ik hem door 10 miljoen Egyptische vrouwen doe dragen?

En 1953 nous voulions vraiment, honnêtement collaborer avec les frères musulmans pour qu’ils avancent dans le droit chemin. J’ai rencontré le conseiller général des frères musulmans, il a présenté ses demandes. Il a demandé quoi ?
D’abord, il m’a dit, il faut que tu imposes le voile en Egypte et que tu ordonnes à chaque femme qui sort dans la rue de se voiler...  à chaque femme dans la rue...
[qu’il le porte lui-même !]
Et moi je lui ai répondu que c’était revenir à l’époque où la religion gouvernait et où on ne laissait les femmes sortir qu’à la nuit tombée... Moi, à mon avis, chacun est libre de ses choix…
Il me répondit : non ! c’est à toi de décider en tant que gouverneur responsable.
Je lui répondis : Monsieur, vous avez une fille à la faculté de médecine et elle ne porte pas le voile. Pourquoi ne l’obligez-vous pas à le porter? Si vous… si vous n’arrivez pas à faire porter … le voile à une seule fille, qui de plus est la vôtre, comment voulez-vous que je le fasse porter à 10 millions de femmes égyptiennes?
.

Labels: , , , ,

Read more...

5 maart 2012

Over merkwaardige tekenen (vpmc)

.
Ooit –jaren geleden, toen de CD&V nog CVP heette– zat ik toevallig tegenover Geert van Istendael op de trein naar Gent, en er ontspon zich toen een gesprek.
Na deze aanhef bestaat het gevaar dat vele lezers zullen denken aan de Uitzendingen door Derden op de radio, want als daar de protestanten aan de beurt zijn, hebben die ook vaak een gesprek op de trein, ofwel op de tram of de bus, en hun gesprek geeft dan aanleiding tot enkele godvruchtige overwegingen. Bij Bart Stouten op Klara komt deze stijlfiguur ook geregeld voor.
Maar hier gaat het over een waargebeurd gesprek, alleen weet ik niet meer waar dat gesprek allemaal over ging. Wat ik wel nog weet, is dat ik in de loop ervan het woord “ampersand” gebruikte, want het was natuurlijk toch een highbrow-gesprek. 
Geert onderbrak mij onmiddellijk en zei: “Jij bent, behalve ikzelf, de enige mens die dat woord gebruikt.” 
Het woord kwam in die dagen inderdaad enkel in het Engels voor, en ik herinner me nu dat we het daarna nog hadden over de etymologie ervan. En al konden wij geen van beiden er een betere verzinnen: de tentatieve verklaring die de Oxford Dictionary gaf, namelijk “and per se and”, verwierpen wij met stelligheid.
Ik meen niet dat wij in die rit vervolgens nog een ander onderwerp hebben behandeld, en het was enkel omdat we in eerste klasse zaten dat wij de neiging hebben onderdrukt om elkaar een accolade te geven.
.

Labels: , , , , ,

Read more...

De ‘Kwantumsprong’ en andere voorstellen om de grendels af te schaffen (deel 3 – rechtzetting en aanvulling)

Dat de grondwet volledig een grendelgrondwet is, klopt niet. Maar evenmin klopt mijn eerdere reactie dat de grendels in de grondwet op één na onbestaande zijn. De met grendels voorziene bepalingen staan wel in andere wetten, maar er wordt in de grondwet zelf bepaald dat die wetten alleen kunnen goedgekeurd worden, niet alleen met een twee derden meerderheid, maar bovenop met een meerderheid van de stemmen in elke taalgroep. Dat is dus zoveel als dat de grendels in de grondwet zelf staat. Dat geldt voor bijna dertig grondwetsartikelen op 198. Hierna een rechtzetting en een aanvulling.

In het artikel De ‘Kwantumsprong’ en andere voorstellen om de grendels af te schaffen (deel 1) ging het er ondermeer over dat Jean-Pierre Rondas de herziene grondwet in 1970 een grendelgrondwet noemde: “Deze herziening van de grondwet, van de hand van vader Gaston Eyskens, voorzag in speciale meerderheden om diezelfde grondwet te kunnen wijzigen…. er zouden twee taalrollen zijn, en de grondwet zou alleen kunnen gewijzigd worden door een meerderheid in elke taalgroep apart en een twee derde meerderheid in het gehele parlement, en dit in Kamer en Senaat.”

Ik schreef toen dat dit niet helemaal juist is, omdat er geen ‘grendelgrondwet’ bestaat waarvan alle artikels alleen zouden “kunnen gewijzigd worden door een meerderheid in elke taalgroep apart en een twee derde meerderheid in het gehele parlement, en dit in Kamer en Senaat.” Verder was het echter niet helemaal exact, wanneer ik schreef: “De grendels in de grondwet zijn, op één na onbestaande. Ze staan allemaal in andere wetten, wat hun macht als grendel natuurlijk niet vermindert.” ….. en verder schreef ik:
“Artikel 4 bepaalt dat België vier taalgebieden omvat: het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied, en elke gemeente van het Rijk deel uitmaakt van een van deze taalgebieden. Dit is het enige artikel in de grondwet waar er sprake is van een meerderheid in elke taalgroep, en wel om de grenzen van de vier taalgebieden te wijzigen. Dat moet gebeuren ‘bij een wet, aangenomen met de meerderheid van de stemmen in elke taalgroep van elke Kamer, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig is en voor zover het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen samen twee derden van de uitgebrachte stemmen bereikt.’
Verder staat er nog in artikel 43 dat voor de bij de Grondwet bepaalde gevallen de gekozen leden van elke Kamer in een Nederlandse en een Franse taalgroep worden ingedeeld op de bij de wet vastgestelde wijze. Maar verder is er geen grendel in de grondwet zelf. Alle grondwetsartikelen, behalve dus art. 4, kunnen gewijzigd worden wanneer ten minste twee derden van de leden aanwezig zijn in de verenigde Kamers, en een verandering ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen (art. 195 lid 5). De eigenlijke grendels staan dus niet in de grondwet.”

Zover wat ik toen schreef. De waarheid is echter iets ingewikkelder.

Via de website van Democratie.Nu, de actiegroep voor directe democratie met bindende referenda, kwam ik uit op een voetnoot onder een artikel over artikel 195 van Hendrik Vuye, professor staatsrecht aan de universiteit van Namen, eerder verschenen in De Morgen van 16-02-2012 (‘GRONDWETSFRAUDE OMTRENT ARTIKEL 195’). Die voetnoot verwijst naar een ‘Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 195, tweede tot vijfde lid, van de Grondwet (Ingediend door Vincent Van Quickenborne)’, 20 maart 2003. Van Quickenborne was van 1999 tot 2003 senator voor VU-ID (eerder lid van Amada, dan van ID21 van Bert Anciaux, daarna kort bij Spirit om in 2003 over te stappen naar de VLD en meteen staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging in de Federale Regering Verhofstadt II te worden). – Zijn Wetgevingsstuk 2-1546/1 werd niet aangenomen. Hij wou artikel 195 wijzigen, in die zin dat een grondwetswijziging binnen dezelfde legislatuur zou kunnen doorgevoerd worden, terwijl nu de beide Kamers van rechtswege ontbonden zijn nadat ze aanwijzen welke bepalingen van de grondwet kunnen herzien worden. Pas na verkiezingen kunnen de leden van de nieuw samengestelde Kamer en Senaat al of niet de aangeduide grondwetsartikelen wijzigen. Met zijn voorstel zou men binnen één legislatuur de grondwet kunnen wijzigen. Hij wijzigt niets aan de bepaling dat ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig moet zijn en een verandering alleen dan aangenomen is, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen. Hij voegt er een voorwaarde aan toe dat de Grondwet slechts definitief gewijzigd is, niet reeds nadat de tekst door beide Kamers werd aangenomen, maar slechts na een geheime stemming in een referendum, voor zover minstens 10% van de kiesgerechtigden het initiatief tot een referendum neemt. Indien dus geen 10% van de kiesgerechtigden het initiatief tot een referendum neemt, is de grondwetswijziging definitief na de goedkeuring in Kamer en Senaat. Hoe die 10% zich moet organiseren, en eender welke verdere precisering, staat er niet in zijn voorstel. Dat zou later bij wet moeten uitgewerkt worden.

In de toelichting bij zijn voorstel kan men ondermeer lezen:

‘Wij verwijzen in dit verband naar de bijzondere meerderheid die in artikel 4 van de Grondwet is opgenomen en oorspronkelijk slechts tot doel had om de wijzigingen van de provincies (oud artikel 1), de taalgebieden (oud artikel 3bis), de uitvoering van de gewestvorming (oud 107quater) en de bevoegdheid van de cultuurraden (oud 59bis) op een beperkende wijze te regelen. Het werd door dezelfde constituante ingeschreven in de Grondwet bij de herziening van 1968-1971. Deze bijzondere meerderheid wordt thans gehanteerd in 27 artikels van de huidige Grondwet. Waar de bijzondere meerderheid vroeger alleen ter sprake kwam in aangelegenheden inzake de staatshervorming, werd de techniek de jongste jaren uitgebreid. “Steeds meer wordt echter op de techniek een beroep gedaan voor aangelegenheden die niet rechtstreeks samenhangen met de verhouding tussen de twee taalgemeenschappen (zie bijvoorbeeld artikel 41, 77, 142, 151 van de Grondwet). Volgens Alen (Handboek, 78; Compendium, 202) gebeurt dit om te ontsnappen aan de strakke procedure van de Grondwetsherziening met haar automatische parlementsontbinding (deconstitutionalisering). Men kan deze evolutie ook zien als de bevestiging van het paritaire, bipolaire en eigenlijk confederale karakter van de federale overheid.” (uit Grondwet Die Keure, 2002 onder redactie van Wouter Pas, Bruno Seutin, Jan Theunis, Geert van Haegendoren, Jeroen Van Nieuwenhove en Luc Vermeire, blz. 6).’

De truc met ‘Artikel 4, laatste lid’

Best veel eigenlijk, als in 27 op de 198 artikels die de grondwet omvat een bijzondere meerderheid wordt vereist om wetten goed te keuren en te wijzigen. Ik kwam maar op één. Maar bij lectuur van de opgegeven artikels in de toelichting van Van Quickenborne, stootte ik herhaaldelijk op de afsluitende zin van een grondwetsartikel die bepaalde dat details in een wet zouden worden opgenomen en nader gepreciseerd, en deze wet moest worden aangenomen ‘met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, …’.

En wat staat er in artikel 4, laatste lid?
‘De grenzen van de vier taalgebieden kunnen niet worden gewijzigd of gecorrigeerd dan bij een wet, aangenomen met de meerderheid van de stemmen in elke taalgroep van elke Kamer, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig is en voor zover het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen twee derden van de uitgebrachte stemmen bereikt.’
Dus een bijzondere meerderheid, zonder ze bij naam te noemen, en dus een grendel, een veto voor de Franstalige minderheid.

Als ik de zoekwoorden ‘artikel 4, laatste lid’ ingeef, kom ik op een hele reeks grondwetsartikelen die bepalen dat wetten in uitvoering van de algemene principes van die grondwetsartikelen slechts met een bijzondere meerderheid kunnen aangenomen worden, en dus ook maar met een meerderheid in elke taalgroep kunnen gewijzigd worden. En het gaat om meer dan de zaken die rechtstreeks samenhangen met de verhouding tussen de twee taalgemeenschappen.

Enkele voorbeelden:
Vandaag zijn de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat gelijkelijk bevoegd voor een aantal wetten, maar weer kan alleen met een meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, die lijst aangevuld worden. Verder kunnen de deelgebieden zich niet vrij organiseren, maar hebben de Franstaligen een vetorecht op de organisatie van het Vlaams gewest, en omgekeerd. Want:
- de samenstelling en de werking van het Parlement van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Parlement genoemd, en een Parlement van de Franse Gemeenschap;
- de verkiezingen en de samenstelling en de werking van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen;
- e samenstelling en de werking van de Regering van de Vlaamse Gemeenschap en een Regering van de Franse Gemeenschap;
worden allemaal bepaald door de wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid.
Alleen voor het Parlement en de regering van de Duitstalige Gemeenschap geldt een ‘gewone’ drievierdemeerderheid, en geen meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid.
De samenstelling, de bevoegdheid en de werking van het Grondwettelijk Hof wordt door de wet bepaald, met een meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, alsook de overige bevoegdheden van de Hoge Raad voor de Justitie die niet in de grondwet zelf zijn opgenomen.

Toen ik eerder schreef: “De grendels in de grondwet zijn, op één na onbestaande. Ze staan allemaal in andere wetten, wat hun macht als grendel natuurlijk niet vermindert,” was dat dus niet helemaal juist. Behalve één expliciete vermelding van een grendel (een ‘bijzondere meerderheid’) in de grondwet zelf (art. 4), staan de met grendels voorziene bepalingen in andere wetten, maar wordt in de grondwet zelf bepaald dat die wetten moeten goedgekeurd worden ‘met een meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid’. Dat is dus zoveel als dat het in de grondwet zelf staat.

‘Confederale karakter van de federale overheid’

Van Quickenborne haalt een citaat aan uit het boek ‘Grondwet’ (Die Keure) in verband met grendels: “men kan deze evolutie ook zien als de bevestiging van het paritaire, bipolaire en eigenlijk confederale karakter van de federale overheid.”

En zoals eerder geschreven, zouden, voor meer democratie, de grendels best beperkt worden tot die zaken waarover twee autonome naties afspraken maken. Tot regels die gelden in internatiionaal recht, niet in een democratische gemeenschap. De grendels volgen al de logica van een confederatie van onafhankelijke staten, helemaal niet deze van een unitaire of federale staat. We leven al tientallen jaren in een confederatie die haar naam niet durft uitspreken, maar zich nog steeds een federale staat blijft noemen. En met het Vlinderakkoord komen er nog een hele reeks grendels bij, te veel. Hoe meer grendels, hoe minder democratie. Een democratie kan in wezen geen grendels verdragen. Een democratische staatsinrichting zou dus veel meer in overeenstemming moeten zijn met de reeds vanaf 1970 toegepaste principes van een confederatie: alleen dat wordt nog samen beslist waarvoor grendels door beiden aanvaard worden, al de rest behoort tot de bevoegdheid van twee - zeer autonome - regio’s, waarin telkens een eenvoudige meerderheid volstaat om te besturen. Hierbij zal uiteraard een akkoord over het samen besturen van de gemeenschappelijke hoofdstad geen eenvoudige klus zijn.

Is er een alternatief? Zouden de Franstaligen aanvaarden dat elke Belg opnieuw een gelijke stem heeft voor alle zaken op Belgisch niveau? Duidelijk gezegd: dat alle grendels sneuvelen? Wanneer ze daar neen op zeggen, is een terugkeer naar een unitaire staat uitgesloten, en blijft alleen nog een of andere vorm van confederatie, om het democratisch principe van ‘één man één stem’ te herstellen. Het huidig hybride systeem was een door de Franstaligen gewenste vorm om zoveel mogelijk toch overal te kunnen over (mee)beslissen, maar op lange termijn doorstaat het niet de toets van een democratische samenleving.

Tekst van de Belgische grondwet
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>