13 mei 2023

Wat nu met de islamwereld?

Wat nu met de islamwereld? (Doorbraak, 11 mei 2023) De Nederlandstalige uitgave van het boek Islam. Bloeiperiode en Hedendaagse Crisis in de Moslimwereld van Ahmet Kuru, professor Politologie in San Diego State University, was voor uitgever Ertsberg aanleiding tot een debat in een lokaal van de Universiteit Antwerpen. Aanwezig waren de meeste Antwerpse docenten en studenten in de godsdienstwetenschappen, en onvermijdelijk ook rector Herman Van Goethem. Debaters waren politiek veteranen Dyab Abou Jahjah (Euro-Arabische Liga, Resist, Moslim-Democratische Partij) en Meryem Almaci (Groen), gemodereerd door David Geens. Moraalfilosoof prof. Patrick Loobuyck, die een inleiding had moeten geven namens het vrijzinnige Centrum Pieter Gillis, mede-organisator, werd vervangen door jurist prof. Koen De Feyter. In zijn inleidend woord schetste deze de probleemstelling dat de vooruitgang in moslimlanden geblokkeerd wordt door een verbond tussen militaire regimes en de conservatieve clerus, en bevorderd door het zakenmilieu en individuele vrijdenkers. Kuru is best een jofele kerel. Hij heeft al zeker de verdienste dat hij in Pakistan niet welkom was wegens zijn kritiek op de draconische godslasteringswetten aldaar. Hij schroomt zich niet om wantoestanden aan te kaarten, maar houdt onopvallend de islam zelf buiten de vuurlijn. In zijn rede stelt Kuru vast dat in alle parameters voor ontwikkeling (economische output, geletterdheid, scholingsgraad, levensduur), de 49 staten van de islamwereld het samen beduidend slechter doen dan het wereldgemiddelde. Hij erkent dat er verschillende verklaringen bestaan. Dat hij de “essentialistische” verklaring, namelijk dat het door de islam komt, terloops in één zin wegwuift, leverde hem bij dit publiek goedkeurend gemompel op. Van een deskundige in hedendaagse politiek moeten we wellicht niet verwachten dat hij ook nog islamdeskundig is, maar dat kunnen we dan wel beter beseffen: geen enkele van de sprekers op deze avond had het over het islamitisch leerstelsel, allemaal hadden ze het over de moslims. Moslims zijn de resultante van een combinatie tussen de vrij eenduidige islamleer en de uiterst veelvormige mensensoort, moeilijk vast te pinnen. Dat gezegd zijnde, laat ons gewoon kijken welke boodschappen de wereld hier ingestuurd werden. De door De Feyter al aan de orde gestelde verstrengeling van de rechtgelovige islamgeleerden met de militaire regimes is geen wezenskenmerk van de islamwereld: vóór 1050 hielden de meeste denkers en geleerden zich verre van verstrengeling met het regime. Er was ook veel minder discriminatie tegen niet-moslims: een hospitaal dat in 9de-eeuws Bagdad openging telde joden en christenen onder zijn dokters en patiënten, een hospitaal in 14de-eeuws Caïro sloot ze volledig uit. Hoewel, onder de voorbeelden die Kuru gaf merkte ik Al-Biruni op, de eerste indoloog, die rond 1010 tot de hofhouding van militair agressor Mahmud Ghaznavi behoorde. Kuru steekt de schuld voor de verschuiving naar een verbond tussen de islamgeleerden en militaire regimes op buitenlandse invallers: de Mongolen, de Kruisvaarders en Timur. In feite kwamen zij allen later, de Mongolen zelfs twee eeuwen laten; en Šujauddin Timur, hoewel vijand van de Ottomanen, was zelf moslim. De verschuiving naar een theocratisch systeem wordt vaak vereenzelvigd met Ahmad Ibn Taimijja, die rond 1300 optrad, nadat de Mongolen het Abbasidisch kalifaat verwoest hadden. Maar als blokkering van het vrij onderzoek, als onderwerping van het denken aan het geloof, dateert het al van Mohammed al-Ghazali, begin 12de eeuw, wiens strijdschrift De Onsamenhangendheid van de Wijsbegeerte de anti-intellectuele richting vertegenwoordigde die voortaan de islamcultuur zou kenmerken. Soit, voer voor historici. Veel algemener bekend is het effect van de galopperende vooruitgang van Europa sinds de Renaissance. Men vergelijke maar het verschillend verloop van de boekdrukkunst, een uit China afkomstige technologie die ook in de moslimwereld bekend was maar daar nooit de buitengewoon stimulerende rol kon spelen die Europa in enkele eeuwen tot wereldmacht zou katapulteren. Het is sindsdien de grote frustratie van moslims dat de hun door Allah beloofde wereldheerschappij bij anderen terecht gekomen is. Ook na de dekolonisering blijven dat de verhoudingen: creativiteit en innovatie is een westers en nu ook van langsom meer een Aziatisch domein, maar de moslimwereld blijft louter verbruiker. Zelfs de welvarende en niet door burgeroorlogen geteisterde landen daarbinnen produceren geen Nobelprijswinnende inzichten of uitvindingen. Kuru besluit dat “de islam niet de schuldige is”; en dat het kolonialisme ook niet de schuld is. Dat laatste punt is natuurlijk wel opmerkelijk en verdienstelijk: zelf verantwoordelijkheid nemen voor een probleem kan het begin zijn van een remedie. Hij stelt zich duidelijk buiten de islamistische tendens die alles op de ongelovigen steekt, maar ook buiten de linkse tendens die langdurige effecten of vermomde nieuwe vormen van het kolonialisme schuldig verklaart. Dezelfde nuchtere en vrijmoedige kijk op de problemen van de islamwereld vonden we tot onze tevredenheid ook bij de Vlaamse moslims. Debat Meryem Almaci was het er alvast mee eens: uitvluchten zoals “Europees kolonialisme” en “Amerikaans imperialisme” werken niet meer, de moslims moeten hun eigen demonen bezweren. Nostalgie heeft zijn plaats, TV-soaps over Ottomaanse geschiedenis zijn heel populair, meer de echte wereld is anders. Voor haar was “de Arabische lente een ogenblik van hoop, maar die is helaas mislukt”. Om deze vaststelling af te maken, moeten we ons natuurlijk afvragen waarom hij mislukt is. Bij alle goede bedoelingen en begrijpelijke verzuchtingen was er geen voorhoede met een duidelijk alternatief voor ogen, en nog minder een stappenplan om het te bereiken. Deels maakt het repressieve karakter van die samenlevingen het moeilijk om een oppositie te organiseren, maar vooral: de ideologische voedingsbodem ontbrak. Zij stelde, samen met de andere sprekers, dat “de islamwereld eigenlijk niet bestaat”. Tja, er zijn verschillen, maar er is ook iets dat hem als eenheid definieert: de islam. Ik neem het moslims in een liberaal milieu niet kwalijk dat ze weinig oog hebben voor de gemeenschappelijke ervaring van de minderheden in alle moslimlanden, maar alleszins vertellen die een ander verhaal: al die landen hebben gemeen dat niet-moslims er, weliswaar in heel verschillende mate, wettelijk of feitelijk gediscrimineerd worden. Maar het is natuurlijk wel nuttig dat geboren moslims de indruk ontkrachten dat de islamwereld één groot zwart gat is. Er beweegt daar juist veel. Zo wees Kuru erop dat volgens een peiling de meerderheid van de Iraniërs niet meer in de islam gelooft. Zijn grappige anekdote over een gerechtelijk vonnis in Indonesië dat de hoofddoek goedkeurt met het argument dat hij meisjes tegen de muggen beschermt, is ook tekenend voor een tendens onder (zelfs traditionalistische) moslims om puur Koranische door seculier-klinkende overwegingen te vervangen. Abou Jahjah is naar eigen zeggen zelf een voorbeeld van een “cultureel moslim”, dus qua overtuiging een ex-moslim agnosticus, en hij zegt dat ook openlijk aan zijn moslimstudenten. Zowel in het hartland als in de diaspora is de islam aan een erosie onderhevig, met mogelijk een zelfde toekomst als het christendom dat deze fase eerder al doorgemaakt heeft. Toch wijst hij erop dat hij hier een terugkeer van de radicaliseringstendens onder jongeren ontwaart, en dat zij niets moeten hebben van bemoeizieke deradicaliseringsambtenaren. Meryem Almaci noemt zich wel nog moslim, zelfs “méér moslim geworden na 9/11”. Ze doet moeite om de islam uit de wind te zetten, bijvoorbeeld door te beklemtonen dat het Ba’ath-regime in Syrië niet islamitisch is. Kuru’s geschiedkundige beschouwingen waren ook voor haar interessant, want de meeste nieuwkomers kennen de geschiedenis nauwelijks, hoewel ze de actualiteit zeer alert volgen. Of er nu één islam bestaat, er bestaan alleszins veel duidingen over wat het betekent om moslim te zijn: “Ik kom van nabij Konya, de stad van de Draaiende Derwisjen”, en dat is natuurlijk een sympathiekere islam dan die van de ayatollahs. Ze gelooft dan ook in de verdraagzame duiding van het Koranvers: “Er is geen dwang in religie.” Vele moslims hebben bijvoorbeeld moeite met de bedevaart naar Mekka, want met het Saoedische bewind. Het ligt moeilijk, ook binnen families. Abou Jahjah bevestigt dat de islam weliswaar een rol speelt, maar dat het toch ook ingewikkelder ligt. Het zijn seculier-nationalisten die autoritaire staten gesticht hebben en juist zij gooiden opponenten in het gevang, vaak precies de islamisten. Maar van de weeromstuit pleiten voor islamitische regimes doet hij dus niet: “secularisering, democratisering” zijn de weg vooruit. Besef echter wel dat diezelfde weg vooruit in Europa enkele eeuwen strijd gekost heeft. Tegenwoordig gaan de dingen sneller, dus wie weet? Alleszins is er niets intrinsiek anti-democratisch aan de betrokken bevolkingen, die na de Ottomaanse periode aanvankelijk voor grondwettige monarchieën kozen (de formule die in Jordanië stand gehouden heeft). Of zoals Meryem Almaci het optimistisch formuleert: Verlichting is er altijd geweest, maar ze werd onderdrukt. Best leuk om mensen uit de moslimwereld zo vrijmoedig over die moslimwereld te horen kozen. Grote hindernis in het islamdebat in Europa zijn de westerlingen die islamkritische opmerkingen taboe verklaren en actief uitsluiten. Die zaten hier ook bij maar mochten deze keer hun mond houden.

Labels: , , , ,

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>