27 mei 2011

Europees contractenrecht stap dichterbij ? Eerste bedenkingen bij het ontwerp van optioneel instrument

Op 3 mei publiceerde de Europese Commissie onder de vrij onopvallende titel "Feasability study for a future instrument in European Contract Law" (1) een tekst die nochtans een fundamentele rol zou kunnen spelen in het privaatrecht van de Europese landen. De tekst is namelijk een ontwerp voor een "optioneel instrument" voor hoofdzakelijk koop-verkoopovereenkomsten geschreven door een door de Europese Commissie benoemde groep van deskundigen. Het is een volgende stap in een lang proces van initiatieven, zowel private als overheidsinitiatieven, om te komen tot een min of meer autonoom Europees contractenrecht. Daarmee bedoel ik een contractenrecht dat de meeste vragen betreffende de totstandkoming en nakoming en niet-nakoming van overeenkomsten bepaalt zonder daarbij te moeten terugvallen op lidstatelijk recht; vandaag zijn er natuurlijk vele fragmenten van Europees contractenrecht, vooral in consumentenovereenkomsten, maar het zijn steeds aanvullingen of wijzigingen van het nationaal recht dat in beginsel de contractuele verhouding bepaalt. Daarnaast is er natuurlijk voor internationale koopovereenkomsten het Weens kooprecht als uniform recht dat gerecipieerd is binnen de meeste lidstaten van de EU.

Voorgeschiedenis

Aan de ontwikkeling van zo'n Europees contractenrecht is reeds gewerkt sedert de jaren tachtig van de vorige eeuw. Waar in de schoot van UNIDROIT een expertengroep werkte aan de Unidroit Beginselen voor internationale handelsovereenkomsten (deel 1 1994, deel II 2000 en deel III 2011) (2), werkte grotendeels parallel daaraan de Commission on European Contract Law onder voorzitterschap van prof. Lando (Lando-commissie) aan een Restatement van contractenrecht in en voor Europa, verschenen als Principles of European Contract Law in 3 delen (3). Het werk van deze commissie werd voortgezet door de Study Group on a European Cilvil Code, die onder Restatements opstelde voor het recht inzake bijzondere overeenkomsten, en de Acquis groep die een systematisering van het bestaande Europees contractenrecht maakte, waarna het werk van beiden werd geïntegreerd. Dit geschiedde in het kader van de opdracht van de Europese Commissie om een "Draft Common Frame of reference" op te stellen voor een Europees contractenrecht, een uitdrukking waarvan niemand de precieze betekenis kent en die om die reden juist nuttig was. Het netwerk heeft zijn DCFR volgens afspraak ingeleverd voor einde 2008 en het ontwerp is in 2009 gepubliceerd met uitvoerige commentaren en rechtsvergelijke annotaties (4). Sindsdien is reeds een hele literatuur gewijd aan de daarin bevatte voorstellen. Het ontwerp-CFR was veel ruimer dan enkel koopovereenkomsten en omvatte het hele verbintenissenrecht en een deel van het goederenrecht.

Liefst geen discriminatie

Aangezien de Commissie om politieke redenen op dit ogenblik enkel een ontwerp wil voorstellen voor koop-verkoopovereenkomsten en daarmee verbonden diensten, werd in 2010 de genoemde groep van deskundigen samengesteld om op grond van het DCFR en andere relevante teksten (onder meer het Weens kooprecht) een ontwerp te maken; eerst in de loop der werkzaamheden kreeg de groep de instructie om expliciet te werken aan een tekst die autonoom kan functioneren als een 'optioneel instrument", d.w.z. een contractueel regime dat door de partijen zou kunnen worden gekozen in plaats van het anders toepasselijke nationale recht. Zo’n optionele instrumenten bestaan reeds voor bepaalde vennootschapsvormen, voor sommige soorten grensoverschrijdende procedures, en voor sommige intellectuele rechten. Of die opt-in-mogelijkheid bij koop-verkoop enkel voor grensoverschrijdende overeenkomsten zou worden geboden of ook voor binnenlandse, en of ze zowel voor consumentenovereenkomsten als voor business-to-business contracts zou openstaan, is een politieke vraag die nog openligt en waarover onder meer het zgn. Groenboek Europees contractenrecht van 2009 (5) handelt. Het val te hopen dat de keuze niet beperkt wordt tot grensoverschrijdende overeenkomsten, omdat dat opnieuw een discriminatie zou scheppen tussen binnenlandse en grensoverschrijdende koop-verkopen.

Gezien de opdracht van de groep erin bestond om op basis van het DCFR en enkele andere teksten een qua toepassingsgebied en omvang beperkt ontwerp te maken, ligt het voor de hand na te gaan hoe die opdracht is vervuld, waarin het verschilt van de DCFR en of die wijziging al dan niet een verbetering vormt. Tegelijk moet men de vergelijking maken met het bestaande nationale recht.

Eenvoudiger

De regels zoals ze in het ontwerp te vinden zijn, zijn voor het overgrote deel letterlijk overgenomen uit het DCFR dat zelf reeds sterk door het Weens kooprecht was geïnspireerd). De wijzigingen bestaan vooral daarin dat a) een hele reeks minder essentiële regels gewoon werd weggelaten b) de overgenomen regels soms eenvoudiger werden geformuleerd zonder dat op de inhoud werd gekort c) de regels regelmatig werden ingekort en d) er nog vrij veel bijkomende uitzonderingen ten gunste van consumenten werden opgenomen bovenop de consumentenbescherming die reeds in het Acquis communautaire en ook in het DCFR te vinden was. Waar de wijzigingen onder b) kunnen worden toegejuicht, is dat evenwel zeker niet altijd het geval met de wijzigingen onder a), c) en d).

Wat a) betreft heb ik het niet over de onderwerpen die als geheel werden weggelaten – dat is een verdedigbare keuze (bv. alles wat te maken heeft met vertegenwoordiging, cessie, pluraliteit van partijen, enz) maar vooral het wegsnijden van een hele reeks nuttige regel in de wél behandelde onderwerpen. Voorbeelden: de regel inzake toerekening van kennis, de bindende kracht van de eenzijdige belofte, de protestplicht van een professioneel bij een factuur of orderbevestiging, het regresrecht van de verkoper die garant moet staan voor verkeerder voorstelling van zaken door zijn leverancier of producent, de gevolgen van de inlassing van een voorwaarde, de regels inzake schuldvergelijking, het effect van overmacht op de verjaring, de stuiting van verjaring door daden van executie.

Verregaande toegevingen

De politieke achillespees zou wel kunnen zijn dat men om de consumentenorganisaties mee te krijgen verregaande toegevingen heeft gedaan. Zo zijn een hele reeks bedingen die voor consumentenovereenkomsten op de grijze lijst stonden (d.i. vermoeden van onrechtmatigheid behoudens tegenbewijs) op de zwarte lijst (geen tegenbewijs mogelijk, altijd verboden) – wat weliswaar naar Belgisch recht ook het geval is. Zo wordt de verkoper in een consumentenverkoop ook aansprakelijk voor gebreken die de koper bij aankoop kende of behoorde te kennen (zichtbare gebreken), wat in andere vormen van koop natuurlijk niet het geval is (art. 106). De consument-koper heeft geen verplichting om bij levering de goederen te controleren op gebreken die op dat ogenblik zichtbaar zijn en die te protesteren (art. 108 (3)(b), hoeft de verkoper niet de kans te geven een niet-conforme levering te remediëren (108 (3) a). De consument kan de overeenkomst ook bij een niet-wezenlijke tekortkoming dadelijk ontbinden, en voor de ontbinding geldt er geen enkele termijn, zelfs geen verjaringstermijn (art. 121). Dit alles is des te opvallender omdat een professionele koper zelfs voor verborgen gebreken alle rechten verliest als hij niet binnen de 2 jaar na levering protesteert (ook als de gebreken dan nog verborgen zijn). Ook in andere opzichten kiest het ontwerp ervoor om de regels voor de consumentenkoop en de professionele koop zeer sterk uit elkaar te laten kopen, dit in een tijd waarin het in de parktijk juist steeds moeilijker is om te bepalen of iemand koopt als consument of voor beroepsdoeleinden.

Regressie

Het misschien wel belangrijkste gebrek van het ontwerp is evenwel dat het geen algemene regels bevat inzake niet-nakoming van verbintenissen. Op dat punt is het ontwerp zelfs een regressie ten aanzien van de Code civil van 1804, en nog veel meer in vergelijking met recentere wetboeken of de PECL of de Unidroit Principles.

De remedies worden voor verschillende verbintenissen van de koper en de verkoper apart uitgewerkt, maar niet voor alle verbintenissen of niet voor allemaal volledig. Sommigen denken misschien dat het instrument daardoor gemakkelijker te begrijpen zou zijn voor een leek, maar het tegendeel is waar. Het DCFR had inderdaad een gelaagde structuur, waarin men algemene regels heeft voor alle overeenkomsten en dan enkele bijzondere regels voor de koop-verkoop. Dit ontwerp heeft echter de regeling van de niet-nakoming geheel gefragmenteerd, soms identieke regels twee of drie maal overgenomen, in andere gevallen gemeld dat een regel bij analogie mag worden toegepast, in nog andere gevallen helemaal niets geregeld.

Ter illustratie kan men de behandeling van de ontbinding van overeenkomsten wegens niet-nakoming nemen. In het DCFR vormt die één geheel, en kunnen alle regels op één enkele plaats worden gevonden. In dit ontwerp worden bij de belangrijkste verbintenissen afzonderlijk regels opgenomen inzake ontbinding bij niet-nakoming van die verbintenis, waarbij men letterlijk dezelfde regel meermaals terugvindt (zie art. 115-121 en daarnaast art. 136-142, hoofdstuk 10 c.q. 11)). Voor andere verbintenissen vindt men niets, of wordt er verwezen naar de algemene regels inzake niet-nakoming die evenwel in dit ontwerp niet bestaan (in de DCFR was zo’n verwijzing perfect functioneel) (om die reden kan art. 25 (1) niet werken). Vervolgens moet men terugkeren naar hst. 9 om te weten of er ontbinding mogelijk is bij overmacht of bij toerekenbare niet-nakoming (art. 90 en 91). Voor de gevolgen van de ontbinding moet men vervolgens eerst kijken naar art. 6 dat bij de definities staat in hoofdstuk 1, maar helemaal geen definitie is. Dat artikel bepaalt dat betalingen die opeisbaar waren voor de ontbinding opeisbaar blijven, maar verwijst tegelijk naar een ander hoofdstuk dat handelt over de restitutie van het betaalde. Van hst. 1 moet men dan naar hst. 18, waar men in art. 176 (3) een misleidende regel vindt die overlapt met art. 119 (1) en 140 (1) maar iets anders zegt, om dan eerst in art. 176 tot 180 de regels inzake restitutie na ontbinding te vinden. Kortom de neiging tot simplisme maakt het juist allemaal veel ingewikkelder. Het valt dan ook te hopen dat het ontwerp nog fundamenteel wordt bijgestuurd vooraleer het wordt ingevoerd.

(deze bijdrage verscheen zonder de voetnoten in de Juristenkrant van nr. 230 van 25 mei 2011)

(1) "Feasability study" on European contract law (sales and related services): http://ec.europa.eu/justice/policies/consumer/docs/explanatory_note_results_feasibility_study_05_2011_en.pdf
(2) Te vinden op http://www.unidroit.org/english/principles/contracts/main.htm; nederlandse vertaling op http://storme.eu/PICC.html.
(3) Engelse versie op http://frontpage.cbs.dk/law/commission_on_european_contract_law/Skabelon/pecl_engelsk.htm; nederlandse versie op http://storme/PECLnl.html.
(4) IOutline edition te vinden via http://storme.eu/DCFR.html; full edition: http://www.sellier.de/pages/de/buecher_s_elp/europarecht/643.htm.
(5) Green paper on on policy options for progress towards a European Contract Law for consumers and businesses 2010: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0348:FIN:en:PDF
Read more...

26 mei 2011

SNP, N-VA, sp.a en Labour (Hoegin)

Het nieuws is al enkele weken oud, maar toch willen we nog even terugkomen op de enorme overwinning die de SNP van Alex Salmond boekte bij de regionale verkiezingen in Schotland. De partij slaagde er niet alleen in in de regering te blijven, ze haalde bovendien een absolute meerderheid in Holyrood, het Schotse parlement. Maar kan die overwinning ook iets leren over het Vlaamse partijlandschap?

Wanneer we op zoek gaan naar een Vlaamse zusterpartij voor de SNP, hoeven we op het eerste zicht niet verder te zoeken dan de N-VA. Beide partijen zijn immers lid van de EVA, de Europese Vrije Alliantie, en zetelen daardoor in het Europees Parlement in dezelfde fractie. Nochtans bestaan er wezenlijke verschillen tussen de twee partijen. Op sociaal-economisch vlak profileert de N-VA zich immers duidelijk als een conservatieve en rechtse partij, terwijl de SNP tot het centrum-linkse kamp behoort. Op dat vlak sluit de SNP dus nauwer aan bij de sp.a dan de N-VA.

Maar ook wat betreft hun kernthema zijn er enkele verschillen tussen de twee partijen. Officieel heeft de N-VA het in haar programma wel over een onafhankelijk Vlaanderen, maar in de praktijk zweert ze wel de «revolutie» af, en stapt ze zelfs mee in de logica van evolutie en onderhandelde staatshervormingen. Zelfs de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde wil de partij niet meer eenzijdig doorvoeren. Bij de SNP hoort men echter een ander verhaal, en schrikt men er niet van terug om een referendum over Schotse onafhankelijkheid in het vooruitzicht te stellen – nog vóór het einde van deze legislatuur! – zonder dat daarover blijkbaar veel onderhandeld hoeft te worden met Westminster. Het is duidelijk dat de SNP op dat punt veel meer gemeen heeft met het Vlaams Belang dan de N-VA.

Als de Schotse SNP ons dus één ding kan leren, dan wel dat nationalisme geen exclusief rechts of extreem-rechts thema hoeft te zijn. Echt nieuws is dat niet voor wie verder kan kijken dan zijn neus lang is, want in een Europese context gezien is het niet de SNP die de uitzondering op de nationalistische regel vormt, maar wel de N-VA en het Vlaams Belang. Dat het recente schotschrift van Paul Magnette tegen de N-VA in België überhaupt serieus genomen wordt zegt in dat verband trouwens meer aan over de bijziendheid en de wereldvreemdheid van onze journalisten dan de bekrompenheid van het Vlaams-nationalisme. Neen, het meest verwonderlijke aan de hele zaak is misschien wel dat links in Vlaanderen zweert en uitdrukkelijk blijft zweren bij een extreem belgicisme. De sp.a doet dat uit extreem eigenbelang (de greep op de macht via de PS en het geld van de ABVV), terwijl het bij Groen! eerder om extreem naïvisme lijkt te gaan.

Aan Groen! gaan we verder geen woorden vuil maken, maar bij de sp.a mag men zich wel gelukkig prijzen dat men nog niet te maken heeft gehad met een linkse concurrent die wél de Vlaamse kaart trekt. Zo is het voor de sp.a bijvoorbeeld nog een geluk bij een ongeluk dat Rood! zo verstrikt zit in de ABVV-netten dat men het daar nodig schijnt te vinden nog Belgischer dan de sp.a uit de hoek te moeten komen. Alsof die beweging/partij kans zou maken kiezers van de N-VA af te snoepen. Een links-regionalistische concurrent daarentegen zou zich meer kunnen concentreren op de intellectuele oneerlijkheid van de sp.a op het communautaire, en de criminele collaboratie van die partij met de PS bloot kunnen leggen zonder meteen de etiketten «populistisch» en «anti-sociaal» opgeplakt te krijgen. Alleen al daardoor zou ze meer kans op slagen maken dan Rood!, omdat ze als enige partij op links uit het petieterige roodgekleurde Belgische vierkantje in Vlaanderen zou treden.

In dat verband is het interessant te wijzen op een merkwaardige parallel tussen de sp.a en Labour. De eerste gaat er immers prat op dat er in België nog nooit een staatshervorming goedgekeurd werd zonder dat zij eraan deelnam, terwijl het precies de tweede is die de devolution doorvoerde in Groot-Brittannië. Laten we daar echter meteen ook aan toevoegen dat het in geen van de gevallen echt van harte was. En één van de redenen waarom Labour enkele weken geleden zo sterk verloor in Schotland is precies dat die partij de devolution nooit echt omarmde, dat het Schots parlement voor haar slechts van weinig tel was, en er daarom ook geen topkandidaten voor wou inzetten. Hoeft het dan te verbazen dat de partij er een pandoering kreeg? Bovendien wordt het Schots parlement volgens een naar Britse gewoonte toch wel heel proportioneel stelsel, waarbij het er vingerdik op lag dat dit moest verhinderen dat de SNP ooit een volstrekte meerderheid zou kunnen halen. Ook dat bleek dus een pijnlijke vergissing van Labour te zijn.

Het is dan ook de vraag hoe het Schotse partijlandschap er vandaag uit zou gezien hebben als het Labour wel menens zou geweest zijn met de devolution. De SNP zou dan misschien nog steeds een kleine partij geweest zijn, met misschien wel voldoende mandatarissen om niet in de marginaliteit te verdwijnen, maar zeker geen volstrekte meerderheid in een relatief proportioneel parlement. Een voor ons nog interessantere vraag is hoe het Vlaamse partijlandschap eruit zou zien als de sp.a-top liever eens wat solidair zou willen zijn met de Vlaamse werknemer dan een ingeweken Duitse familie in Laken, enkele stinkrijke Brusselse bankiers, de bonzen van het Waalse militair-industriële complex, en een corrupte vakbond annex partij die haar leden aan zich blijft binden door hen in de werkloosheid en de ellende te houden.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

In Vlaanderen Engels?

In een recent stuk over de Vlaamse identiteit stelde ik, tot ontevredenheid van sommige lezers, dat af en toe hele volkeren hun taal afzweren om er een andere over te nemen die hen en hun kinderen meer toekomst belooft. Dat is gebeurd met de meeste Schotten en Ieren, die desondanks hun etnische identiteit behouden hebben. Het is ook gebeurd met wellicht anderhalf miljoen geboren Vlamingen die sedert 1830 in Wallonië, Brussel of zelfs Vlaanderen voor het Frans gekozen hebben. Zij hebben tegelijk ook hun Vlaamse identiteit overboord gegooid, soms (bv.Jacques Brel) heel nadrukkelijk. Acht ik die stap, zo daagt een woordvoerder van de Marnixring mij uit, voor herhaling vatbaar, nu richting Engels?





Laten we die denkoefening eens doen. Toen Bruno De Wever voorstelde om het Belgische taalprobleem op te lossen door het Engels als federale bestuurstaal te kiezen, oogstte hij redelijk wat goedkeuring, niet toevallig bij mensen uit Amerikaans-gerichte sectoren: management, informatica, communicatie en popcultuur. Die vonden het gewoon praktisch, en berekenden halfbewust ook wel dat het henzelf een voorsprong zou geven op landgenoten die minder met het Engels vertrouwd zijn. Zelf noteerde ik dat De Wever de notie van België als meertalige democratie daarmee failliet verklaarde, maar vooral dat zijn voorstel, zoals de meeste ideetjes uit Vlaams-belgicistische hoek, van een pijnlijk gebrek aan zelfrespect getuigde.

Net zoals de multiculturalisten zijn de pleitbezorgers van meer Engels hopeloze provinciaaltjes wie het aan internationaal perspectief ontbreekt. Zij genieten ervan, in hun Vlaams dorpje de vlotte yankee uit te hangen en die boerkens eens te laten zien hoe modern zij wel zijn. Ja, onder hun klokkentoren zijn zij de grote Jan. Bekijk dat echter vanuit Londen of New York. Daar weten ze dat het arme, ongeletterde, ex-gekoloniseerde en verscheurde Nigeria er niets beters op weet dan in bestuur en onderwijs het Engels te gebruiken. Echt iets voor een getraumatiseerd en onderontwikkeld land. Vervolgens vernemen ze dat het volk dat rond de EU-hoofdstad woont, zelf zijn eigen taal verzaakt om uitgerekend Nigeria na te bootsen. Wees maar zeker dat dat minachting opwekt.

Maar misschien ziet het plaatje er wel anders uit als we de omschakeling veel grondiger maken? Het Engels niet als bijkomende verbindingstaal, maar als eerste taal, als huistaal voor alle Vlamingen vanaf de volgende generatie? In Nederland gaan de betere kringen reeds uit eigen beweging die weg op door hun kinderen naar deels of volledig Engelstalig onderwijs te sturen. Om ook de volksklasse zover te krijgen zal men traagheid en weerstand moeten overwinnen. Welke goede redenen kunnen we noemen om de weigerachtigen en de twijfelaars tot een doelbewuste keuze voor de volledige overstap naar het Engels te winnen?

Een eerste, veelgenoemde redenen is dat de Engelse cultuur nu eenmaal superieur is, met Shakespeare en Hollywood, Haendel en de Beatles, Darwin en Edison, de Magna Carta en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, en met het leeuwendeel van de Nobelprijzen. Waarom aan Rubens en Gezelle vasthouden als de weidse anglosfeer je verwelkomt?

Een antwoord daarop is dat wij het aan onze voorzaten verschuldigd zijn, hun nalatenschap in ere en dus zeker in leven te houden. Goed, dat antwoord is allicht niet besteed aan yuppies, cybernerds en andere groupies die zich graag tegen de bestverkopende aanschurken, zonder aandacht voor zoiets slaapverwekkends als erfgoed of ereplicht. Dat wij bijvoorbeeld onze Vlaamse voornamenschat verkwanselen en door namen van popsterren vervangen, vinden zij maar een normale evolutie. Daarop bestaan antwoorden, bv. de meerwaarde van niet-Engels (ook voor buitenlandse bezoekers die liever wat couleur locale aantreffen dan meer van hetzelfde) tegenover het kras vulgaire van de Engelse opschriften in ons straatbeeld. Maar die zo formuleren dat ze de zelfvergeten trenddronken Engelsdwepers kunnen overtuigen, zal wat vindingrijkheid vergen.

Een tweede, minder voor de hand liggende reden is dat omschakeling naar het Engels democratischer is. In de huidige situatie speelt het Engels onvermijdelijk een rol in de betere kringen, zeker in het moeizaam meertalige België (“fgov.be”, “Child Focus”), en dat brengt onvermijdelijk een feitelijke discriminatie ten nadele van het gewone volk met zich. Schaf deze af door het volk in de Engelse taalgemeente op te nemen. Om dezelfde reden kwam de verfransing van Vlamingen neer op de afschaffing van een discriminatie te hunnen nadele. Kijk, het herenvolk is genereus, het is geen exclusieve kaste maar stelt zijn rangen open voor het mindere volk mits dat zijn Vlaamse identiteit wil opgeven.

Zulk scenario gaat wel erg licht over het probleem voor, en dus de tegenstand van de generatie die de omschakeling zou moeten maken. Afscheid nemen van zoiets intiem as als je moedertaal, een vreemde tal als huistaal adopteren, je zal er volksmensen in een referendum niet snel hun goedkeuring aan zien geven. Maar vooral, dat argument gaat uit van de verengelsing als voldongen feit, een golf waarop je best zo snel mogelijk meesurft omdat hij toch niet te stuiten is. Ziedaar de hardnekkigste hinderpaal voor elke ernstige discussie over het te voeren beleid tegenover het opdringende Engels: de aanname dat er niets meer te kiezen valt, dat we ons maar bij het opkomend getij moeten neerleggen.

Dat soort argumentatie heet antipolitiek. (Andere schoolvoorbeelden van antipolitiek citeren we uit de mond van Johan Leman: “Omdat België multicultureel zal zijn”, “Europa zal ons daartoe dwingen.”) Het is doorgaans bluf om mogelijke tegenstanders te ontmoedigen. In Québec, Maleisië en vele andere landen maakt men echter bewust de keuze om de greep van het Engels te beperken en terug te dringen. Ook Vlaanderen houdt nog overwegend aan die lijn vast, bv. door als één van de weinige landen ter wereld het Engels slechts als derde taal te onderwijzen.

Is het Engels wel de taal van de toekomst? De kennis ervan als tweede taal neemt overal toe, van Frankrijk tot China, maar alleen de elite leert het goed genoeg. Zijn belang als eerste taal neemt echter af: het is als tweede meest gesproken taal door het Hindi voorbijgestoken en staat op het punt om door het Spaans van de derde plaats verdrongen te worden, waarna Arabisch en Bengali komen opzetten. De kans dat één van die andere grote talen het tot alternatieve wereldwijde verbindingstaal brengt, is gering, maar in die rol wordt het Engels bedreigd door de vooruitgang in uitgerekend de door het Engels gedomineerde ICT. Mogelijk zijn schriftelijke en mondelinge vertaalprogramma’s morgen zo goed dat er geen verbindingstaal meer nodig is. Degenen die hun moedertaal overboord gegooid hebben om bij het Engels aan te haken, staan dan voor gek. Tot nader order is er geen reden om het Nederlands door het Engels te vervangen.

Labels: , , ,

Read more...

23 mei 2011

De Ander

Tot de groepen woorden die met hoofdletter geschreven worden, horen ondermeer alle woorden die naar het Opperwezen verwijzen, bv.: “De Heer was blij toen Hij Zijn schepping zag.” Over God zelf hoor je in onze kringen niet veel meer, maar er is nog steeds een Opperwezen Welks Naam je eerbiedig met hoofdletter moet schrijven: de Ander. En zelfs als je het zonder die ouderwetse klerikale hoofdletter schrijft, moet je je bijzonder ontzag in je spreektaal laten horen. Het woord “God” kan je nog op gewone toon uitspreken, rijmend met “zot”, maar de Ander, dat mag alleen met klemtoon, en liefst con tremolo. Het woord zelf moet je van zijn lidwoord scheiden door een glottisslag: De !Ander.



Met de Ander heb je geen gemeenschappelijke noemer. Elke poging om in de Ander je eigen ervaringen te herkennen, is een verfoeilijke poging om je Hem toe te eigenen, je miskent daarmee Zijn Andersheid. Waar zit die Ander dan?

Gans anders

Toen twee middeleeuwse monniken zich vragen stelden over hoe het hiernamaals eruit zou zien, spraken ze af dat degene die eerst zou sterven, aan de ander een beschrijving zou bezorgen. Toen het zo ver was,kreeg de overblijvende monnik als boodschap door: Totaliter aliter, “helemaal anders”. De bovenwereld, daarvan zou je kunnen zeggen dat hij gans anders is. Van God zeggen sommige godsdiensten dat hij “de gans Andere” is. Daar gaat mee samen dat zijn schepselen dat niét zijn. Integendeel, die zijn allemaal kinderen van dezelfde Vader, broeders dus, variante combinaties uit dezelfde genenpoel, niet zo heel verschillend. Aan een schepsel de goddelijke eigenschap van de absolute onherleidbaarheid of Ander-zijn toeschrijven, geldt daar logischerwijze als afgoderij.

Nochtans wordt het hedendaagse spraakgebruik over politiek en groepsidentiteiten verstoord door een obsessie met medeschepselen die als de Ander aangeduid worden. Dat is vooral het werk geweest van valse profeten als de Frankfurter Schule, Jacques Lacan, Emmanuel Lévinas, Simone de Beauvoir, Michel Foucault en Edward Said. Het is een wat verwarde retoriek met uiteenlopende toepassingen. Zo is enerzijds de Ander iets dat wijzelf scheppen, wij maken een andere tot Ander, tot contrast met onszelf, om Hem tot zwart en daarmee onszelf tot wit te stempelen; volgens Said heeft het Westen de islamwereld “ge-Ander-d”, tot barbaarse tegenpool van zijn eigen beschaafde zelfbeeld geprojecteerd. Anderzijds was de Ander er eerst, heeft Hij volgens Lévinas een onherleidbare voorrang op onszelf, ook moreel. Wij staan bij Hem in de schuld.

De retoriek over de Ander past bij al zijn verscheidenheid altijd zeer goed in de zelfbeschuldiging van het Westen, in de “weg met ons”-mentaliteit. Hij is daarom ook ingelijfd in het verhaal van de multicultuur, het samenleven met de Ander in ons midden. Hij staat centraal in het begrip "diversiteit": assimilatie is des duivels omdat de Ander nu eenmaal onherleidbaar Anders is, en die Andersheid moeten wij naast en temidden van ons laten bestaan.

Achterlijk

In de gastcolumn “Het multiculturele debat is failliet” (De Morgen, 20-5-2011) stellen een aantal linkse intellectuelen dat de Europese toppolitici die recent het failliet van de multiculturele samenleving afgekondigd hebben, zich vergissen. Volgens hen heeft niet het multiculproject gefaald, wel ons eigen uitgangspunt, namelijk dat de andersculturele Ander zich aan ons moet aanpassen. Het volgens hen weldadige en juiste alternatief is de resolute keuze voor de diversiteit. Die sleutelterm uit de jongste fase van het multiculturele denken beduidt dat men de Ander in zijn Andersheid aanvaardt en niet probeert om hem in onze eigen identiteit te assimileren.

Vanuit een restant van de marxistische reflex om alles tot sociaal-economische tegenstellingen te herleiden, protesteren zij tegen de “culturalisering” van de Ander en van de problemen die we met Hem ondervinden. Waar rellen en misdaad door immigranten uit racisme en werkloosheid voortkomen, zijn wij ze als de uitwerking van hun cultuur gaan duiden. En na 11 september “konden opiniemakers zelfs onbezwaard stellen dat onze cultuur superieur is dat zij ‘achter(lijk)’ zijn en nog geen Verlichting hebben doorgemaakt”.

Moeten wij de Ander a priori als minstens gelijkwaardig beschouwen? Zeker moeten wij de immigranten alle rechten gunnen die hen wettelijk toekomen, maar daaruit volgt niet dat hun Andersheid, hun culturele specificiteit, gelijkwaardig is met de inheemse leidcultuur. Hun eigenaardigheden zijn immers niet zo radicaal anders: zij kunnen met de onze op dezelfde noemer geplaatst en vergeleken worden. Zij kunnen dan meerder- of minderwaardig bevonden worden, wat dan een stille wenk impliceert aan de mindere om zich door het voorbeeld van de meerdere te laten inspireren.

Zo lijkt mij dat de dierenoffers van de moslims niet iets radicaal Anders zijn dat wij uit ontzag voor de Ander moeten aanvaarden. Onze voorouders deden ook aan dieren- en zelfs mensenoffers, denkend dat een of ander Opperwezen hun beter of slechter gezind zou zijn naargelang het vlees en bloed dat ze aan Hem opdroegen. Wij hebben dat achter ons gelaten en vinden dat nu “achterlijke” onzin. Moslims zijn mensen zoals wij, ook in hun geval is dat achterlijke onzin, en het is nodig en wenselijk dat zij die praktijk ten spoedigste loslaten. Het beleid van “diversiteit” miskent hun en onze gemeenschappelijke menselijkheid. Laat hen maar wat minder Anders en wat meer medemens worden.


Labels: , , , ,

Read more...

BHV in de Nota Beke...

Elio Di Rupo is opnieuw formateur nadat Wouter Beke 10 weken lang als Koninklijk Bemiddelaar mocht sleutelen aan een nota. De nota blijft grotendeels geheim buiten een summiere weergave van de 'BHV-oplossing' in De Standaard en de vermelding van Elio's brief.

Voordat Beke zijn eindwerk overhandigde ontving hij namelijk een kritische brief van Elio om zich in te dekken in geval van lekken die teveel toegevingen vanwege Elio zouden blootleggen...daarmee heeft Elio hard tegen de schenen van Koninklijk Bemiddelaar Beke geschopt en Beke is daar terecht verontwaardigd over (DS, 22 Mei 2011).

Het bleef echter muisstil rond de 9 BHV-gerelateerde wetsvoorstellen die in de Nota Beke zouden staan. De Standaard somde 9 wetsvoorstellen op met hier & daar een inhoudelijke toelichting (DS, 13 Mei 2011). Vraag is in hoeverre de Nota Beke werkelijk een oplossing naar voren schoof of louter het inventariseren was van de verschillende voorstellen die zweven rond het probleem BHV. Hoe dan ook...er valt iets over te zeggen.


Er was geen nadere toelichting over het 'wetsvoorstel voor taalgebruik in Brussel' terwijl de toelichting bij het 'Wetsvoorstel voor constitutieve autonomie' onbegrijpbaar was (Constit. autonomie verdwijnt? Regio is niet eens een bestuursentiteit binnen het Belgische bestel, WTF). De toelichting bij het 'wetsvoorstel voor een metropolitane gemeenschap Brussel' was eigenlijk inhoudsloos want ze weten niet wat Beke ervan heeft gemaakt. Over de andere wetsvoorstellen kan men wel iets zeggen...

De 6 overblijvende wetsvoorstellen voor het probleem BHV in de Nota Beke.

  • "Wetsvoorstel ter splitsing van de kieskring BHV: een vrij ‘nette splitsing' met onder andere inschrijvingsrechten voor de zes faciliteitengemeenten, waardoor Franstaligen er voor Brusselse Franstalige lijsten zouden kunnen stemmen." (DS, 13 Mei 2011)

Het voorstel impliceert een uitzonderingsbepaling voor Franstaligen in Halle Vilvoorde om toch nog op Franstalige (Brusselse) kieslijsten te kunnen stemmen. Daarmee lost men nog steeds niet het GW-probleem op dat kandidaten uit Vlaams-Brabant (HV of Leuven) het zullen moeten opnemen met kandidaten op kieslijsten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (punt B.9.5 v/h arrest v/h GW-Hof v 26 Mei 2003 - pagina 33/41). Het is onduidelijk hoe men het probleem van de apparentering tussen Franstalige lijsten (BHV-Waals Brabant) gaat oplossen.

Het grondwettelijke hof had voorts bezwaren tegen de manier waarop de verdeling van Kamerzetels tot stand kwam in de provincie Vlaams-Brabant (relatie met bevolkingsaantal) en verwees in haar arrest naar de grondwettelijke waarborgen voorzien in 63GW (punt B.8.4). Het is onduidelijk hoe het wetsvoorstel dit probleem zou oplossen.

Het arrest liet wel een opening voor een uitzonderingsmaatregel via punt B.9.7 waarbij de nieuwe kieskringen tot stand zouden kunnen komen mits modaliteiten om "de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in die vroegere provincie te vrijwaren." (p.33/41). Ik vermoed dat dit de juridische spitsvondigheid is die men wil benutten als oplossing voor de kieskring BHV.

  • "Wetsvoorstel voor het gebruik der talen: de taalkwesties in de Rand, met onder andere de toegift dat Franstaligen in de faciliteitengemeenten maar om de zes jaar meer zouden hoeven te vragen officiële documenten in het Frans toegestuurd te krijgen. " (DS, 13 Mei 2011).

Het is duidelijk dat dit wetsvoorstel de omzendbrief Peeters tracht uit te schakelen door federale regulering. Deze problematiek hangt samen met de verfransingsproblematiek in de Vlaamse Rand maar ook met de toepassing van de taalwetgeving in het tweetalig taalgebied in de 19 Brusselse gemeenten. In de Nota Beke zou er ook een wetsvoorstel staan 'voor taalgebruik in Brussel' zonder verdere toelichting.

  • "Wetsvoorstel voor de benoeming van de burgemeesters: een versoepeling van de procedure voor de benoeming van (Franstalige) burgemeesters in de Rand."(DS, 13 Mei 2011).

De benoeming van Burgemeesters is een Gewestelijke materie. Gezien het gaat om een Wetsvoorstel (Federaal) en niet om een voorstel tot Decreet (Gewest) is men van plan een uitzonderingsbepaling te maken - minstens - voor de taalfaciliteitengemeenten en het ontnemen van de Gewestelijke bevoegdheid over het benoemen van Burgemeesters. De les die we hieruit kunnen leren is dat burgemeesters tegen hun voogdijbestuur in opstand mogen komen zolang ze het communautair spelen en langsheen een gewestgrens zijn gelegen. Wat zou Minister-President Peeters hiervan vinden?

  • " Wetsvoorstel over de ‘contentieux' : regeling voor de (Franstalige) burgers in de Rand die een geschil hebben met de overheid en in het Frans berecht willen worden." (DS, 13 Mei 2011).

Een ander probleem met BHV was het gerechtelijk arrondissement waarbij een tweetalig taalstelsel de facto van toepassing werd in ééntalig Nederlandstalig taalgebied, druist in tegen de GW-indeling in taalgebieden. In de Nota Beke wil men dit blijkbaar oplossen door een wettelijke regeling ipv een splitsing...hoe die wettelijke regeling de GW-verankerde indeling in taalgebieden gaat omzeilen is onduidelijk.

  • "Wetsvoorstel voor financiering van Brussel: naar verluidt gaat het om 250 miljoen euro extra voor Brussel met trekkingsrechten voor 2 jaar.". (DS, 13 Mei 2011).

De Franstaligen eisten geld voor Brussel...en ze gaan geld krijgen. Niet zoveel als initieel geëist maar toch krijgen ze iets.

  • "Wetsvoorstel over de bevoegdheid over de mobiliteit en op- en afritten op de Brusselse ring. De op- en afritten liggen op Vlaams grondgebied en Brussel zou inspraak krijgen.". (DS, 13 Mei 2011).

Er zou sprake zijn van een inspraakrecht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (en niet van 'Brussel') over de Op- en afritten van de Ring rond Brussel gelegen op Vlaams Grondgebied. Moeten we dit beschouwen als een soort condominium? In hoeverre opent het wetsvoorstel de mogelijkheid voor de Franstaligen om zich te beroepen op het principe van 'utis posseditis' om minstens het gebied rond de Ring rond Brussel te claimen in het geval 'Plan B'?

Een BHV-voorstel of een inventaris van voorstellen/gedachten?

Als we de vermelde 9 wetsvoorstellen gezamenlijk een 'evenwichtige' oplossing zouden moeten bieden voor het probleem 'BHV' dan mag men meteen de boeken dicht doen. Het kan niet zijn dat men voor de geëiste splitsing van BHV gebruik gaat maken van een spitsvondigheid (punt B.9.7) om de Franstaligen de facto dezelfde privileges te gunnen via inschrijvingsrecht met bovenop een totale overgave inzake de benoeming van de 3 opstandige randburgemeesters in samenspraak met het kelderen van de omzendbrief Peeters + geld voor 'Brussel' + afstaan van territoriale bevoegdheid aan Brussel middels 'inspraak' over de op- en afritten van de Ring rond Brussel + een uitzonderingsbepaling waarmee men de splitsing van het gerechtelijk arrondissement in beperkte mate teniet doet.

Uiteindelijk komt dit neer op een abdicatie tegenover de Franstaligen op een thema dat uitermate belangrijk is in BHV en waarover men zoveel heisa heeft gemaakt. Men doet ons een grondwettelijk onrecht aan en als oplossing gaat men plat op de buik omdat de parlementaire democratie in dit geval totaal faalt door alle mogelijke uitzonderingsprocedures? Sorry, dit bewijst eens te meer dat de Belgische Grondwet een vodje papier is en democratie in België inhoudsloos is. De Franstaligen zouden blij mogen zijn als dit het BHV-voorstel is dat op tafel ligt. Het zal minder zijn dan wat ze voorgeschoteld kregen door Dehaene & Verhofstadt maar toch krijgen ze voldoende om te spreken van een 'overwinning'.

Als we de 9 voorstellen moet aanzien als voorstellen die representatief zijn voor de huidige gedachtepatronen...dan is het opvallend dat men vooral bij het zoeken naar een BHV-compromis ('het wetsvoorstel ter splitsing van de kieskring BHV') blijft zoeken in hetzelfde stramien...namelijk binnen de huidige kieswetgeving en indeling van kieskringen rekening houdend met de exit-mogelijkheid i/h arrest van het Grondwettelijk Hof. De overige wetsvoorstellen kan men dan eerder aanzien als het Franstalige eisenpakket in ruil voor de splitsing van BHV. Een uitbreiding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt - blijkbaar - niet ter sprake maar de voorstellen lijken op hetzelfde neer te komen als men kijkt naar de toegevingen i/d diverse wetsvoorstellen ('gebruik der talen', 'contentieux', 'mobiliteit' en inschrijvingsrecht).

De opgegeven toelichtingen rond de wetsvoorstellen zijn veel te beperkt om er sluitende conclusies over te trekken maar het ziet er alleszins niet goed uit. Elio Di Rupo kondigde aan dat hij telkens de overeenkomsten/compromissen kenbaar zou maken aan het publiek zodat iedereen kennis zou hebben over de voorstellen en de toegevingen. Dat zou het mogelijk moeten maken om finale conclusies te trekken over het compromis rond BHV.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

Het VB-amnestievoorstel en bijhorende heisa nader bekeken

De afgelopen dagen was er in Franstalig België veel te doen rond de overweginname van een wetsvoorstel inzake amnestie 'voor collaborateurs tijdens de Tweede Wereldoorlog'. Het Vlaams-Belang-voorstel werd i/d Senaat in overweging genomen door een Vlaamse meerderheid - zonder Groen! - tegen een Franstalige 'minderheid'.

Tijd om deze zaak eens nader te bekijken. Vooraf aan een analyse van de diverse Franstalige persberichten en uitspraken van belangengroepen & Franstalige politieke partijen (+Groen!) in de pers en via persberichten bestudeer ik eerst de Amnestiewet Vermeylen (1961) gevolgd door het wetsvoorstel Laeremans (2011).

Mijn eindconclusie is dat de Franstalige partijen en de pers ogenschijnlijk het Wetsvoorstel Laeremans (2011) niet grondig gelezen of begrepen hebben.


De hele heisa lijkt te draaien op een totaal andere interpretatie van het wetsvoorstel aangewakkerd door de politieke herkomst van het voorstel (Vlaamse Belang) en het onverwacht doorbreken van een zekere continuïteit - zijnde het wegstemmen van elk voorstel dat te maken heeft met 'amnestie' en 'collaboratie' - alsook het de facto doorbreken van het Cordon Sanitaire.

De verspreking van Minister De Clerck vormde uiteraard extra olie op het vuur waarbij de diverse Franstalige partijen elk verzet tegen elk amnestievoorstel gelijkstellen aan een democratische houding en bijgevolg elke andere houding neerkomt op een antidemocratische houding.

Een zeer gevaarlijke stelling dat eigenlijk de diepte en breedte van de communautaire kloof alleen maar verder blootlegt. Het gevolg hiervan is dat een politieke koerswijziging of gedragswijziging voor de Franstaligen rondom dit thema quasi onmogelijk is en dat men vanuit Franstalige e.a. diverse belangenorganisatie (inclusief het Forum der Joodse Organisaties) een taboe plaatst op eender welke andere of afwijkende visie op het oorlogsverleden.

Door heel de heisa rond dit voorstel - dat men plots heeft verbreed naar een algemene collectieve amnestie - is een sereen debat quasi onmogelijk. Men wijkt af van de eigenlijke inhoud en beoogde doelstellingen van het wetsvoorstel Laeremans. In de context van de aanhoudende federale onderhandelingen is dit voorstel niet echt opportuun te noemen. De Franstaligen wentelen zich hiermee opnieuw in een kaakslagpolitiek en krijgen bijkomstige argumenten om wereldwijd te verkondigen dat alles wat Vlaams is het collaboratieverleden vergoelijkt.

Men moet de sereniteit van het debat herstellen in de mate van het mogelijke. Wellicht zal dit slechts lukken door de verdere parlementaire afhandeling van dit voorstel op de lange baan te schuiven.

A. De Wet Vermeylen uit 1961.

In de Franstalige media werd hier en daar verwezen naar de 'amnestiewet van 1961' - de Wet Vermeylen betreffende de epuratie inzake burgertrouw (teruggevonden op ejustice). De Wet Vermeylen deelde de burgerbevolking getroffen door epuratiemaatregelen op in 8 groepen - ingedeeld per strafmaat - met telkens de bijhorende mogelijkheden tot het herbekomen van Burgerlijke en/of Politieke Rechten.

Wie op de epuratielijst stond (dus niet veroordeeld) of minder dan 3 jaar strafmaat kreeg kreeg automatisch een eerherstel in zijn/haar burgerlijke & politieke rechten. Wie 3 tot 10 jaar strafmaat opliep kon een verzoekschrift tot eerherstel indienen bij de minister van Justitie en moest een eed afleggen van gehoorzaamheid a/d Wetten v/h Belgische volk. Diegene met nog zwaardere strafmaten moesten de rechtbanken aanspreken en konden slechts in beperkte mate eerherstel bekomen.

In 1986 kwam er een wetsvoorstel aan bod in de Kamer om de Wet Vermeylen te versoepelen. Het Wetsvoorstel Bourgeois (1986) voorzag in een versoepeling van de Wet Vermeylen, uiteindelijk niet goedgekeurd. De indieners benadrukten dat hun wetsvoorstel een individuele behandeling van de dossiers beoogde met het behoud van het systeem van persoonlijk verzoekschrift tot het bekomen van eerherstel en sloot voortvluchtigen uit (verloren blijkbaar Belgische nationaliteit).

De toelichting van dat wetsvoorstel van CVP-Kamerlid André Bourgeois [gesteund door Kamerleden Zefa De Loore-Raeymaekers, Herman Suykerbuyk, Paul Tant, Jos Dupré?, Ch. Moons] leert ons het volgende over de impact van de Wet Vermeylen:

- 20.652 personen inschreven op de lijsten van de Krijgsauditeur die niet werden veroordeeld werden automatisch en volledig hersteld in alle rechten.

- 23.114 personen veroordeeld tot minder dan 3 jaar werden eveneens automatisch hersteld in alle rechten. Daar bovenop moeten nog eens diegene met strafvermindering/genadeverzoeken komen. (In totaal waren er 20.000 genadebesluiten).

- 8 148 personen veroordeeld tussen 5 à 10 jaar straf waren in de mogelijkheid om tot tot volledig herstel van burgerrechten te komen.

- 9 844 personen eveneens veroordeeld tussen 5 à 10 jaar kwamen in aanmerking voor louter een herstel van hun burgerrechter (niet in politieke rechten.). [totaal 61.758]

Interessant gegeven is de raming van de Minister van Justitie uit 1983 weergegeven in het wetsvoorstel: 600 tot 650 personen bleven gedeeltelijk of geheel ontzet uit hun politieke & burgerlijke rechten. Terwijl een Ecolo'er het recent had over een 1000-tal personen.

Nog cijfertjes vinden we terug in de bespreking van een Wetsvoorstel tot uiwissing van veroordelingen voor bepaalde misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat van toenmalig Senator Bert Anciaux (1995).

Toenmalig Senator Anciaux beriep zich op een verslag van André Bourgeois van 14 November 1984. Hieruit leren we dat tussen 18 September 1944 en 31 december 1949 346.283 incivieke dossiers werden geopend door de militaire parketten, 43.093 namen op de epuratielijst van de Krijgsauditeurs en 58.784 andere dossiers...een totaal van 448.160 verdachten...uiteindelijk waren er ~53.000 veroordelingen waarvan 15.575 voor intellectuele of politieke collaboratie. Kortom ~395.160 personen werden verdacht maar nooit veroordeeld wegens collaboratie.

Ik stel mij nu de vraag welke schade deze ca 395.160 personen geleden hebben. Hebben zij ooit excuses gekregen of schadevergoedingen?

B. Het Senatoriële Wetsvoorstel Laeremans (2011)

...richt zich op 'het buitensporige optreden' van de Belgische Staat, inclusief de volksrepressie en 'gebrekkige' reactie hierop vanwege de Belgische Staat. Er is sprake van het specifiek viseren van de Vlaamse beweging. In het voorstel haalt men verschillende verzachtende omstandigheden aan voor de Vlaamse collaboratie daarbij verwijst men o.a. naar de deportaties uitgevoerd door de Belgische Staat tijdens de eerste Meidagen 1940 alsook de strenge katholieke opvoeding. Na een lange tekst verduidelijkt men de verschillende getroffen 'doelgroepen' waarvoor men amnestie beoogt in het wetsvoorstel. De opsomming begint eigenlijk vanaf pagina 4 tem 9/12 (Amnestievoorstel - Wet Laeremans).

(*) Justitiële fouten/Gerechtelijke dwaling - personen die met een 'zeer magere' bewijslast zouden zijn veroordeeld geweest wegens collaboratie.

(**) Personen wiens Burgerlijke & Politieke rechten ontnomen werden zonder veroordeling (de 20.652 personen op de epuratielijst waarvan sprake was in het wetsvoorstel Bourgeois). Het Vlaams Belang komt ergens op een cijfer van 74346 personen wiens rechten vervallen werden verklaard door de epuratiewet en hierdoor schade leden (beroepsverbod, invoering van bewijs v burgertrouw). In het wetsvoorstel stelt men deze maatregelen voor als een de facto 'burgerlijke dood' (GW-verbod).

(***) Personen getroffen door maatregelen met oog op schadevergoeding. Men verwijst naar de boetes en opgeëiste schadevergoedingen door de Belgische Staat die volgens het voorstel neerkwamen op de facto verbeurdverklaring van goederen (GW-verbod) en voorts verwijst men naar een arrest v/h hof van beroep te Gent (2 Juni 1949) bevestigd door het Hof van Cassatie (14 dec 1950) waaruit voortvloeit dat "...een misdrijf tegen de uitwendige veiligheid van de Staat niet volstaat opdat een vordering tot schadevergoeding gegrond zou zijn." (pagina 8/12). Kortom, de Belgische Staat mocht geen schadevergoeding eisen. Daarnaast klaagt men het Sequester (dwangbeheer op goederen) aan dat gehanteerd werd als preventieve maatregel.

Het wetsvoorstel stelt voor een commissie op te richten "...voor de schadeloosstelling van de door de naoorlogse repressie getroffen personen of hun nabestaanden ten gevolge van veroordelingen en sancties wegens vermeende daden van incivisme gesteld tijdens Tweede Wereldoorlog.". De 'vermeende daden' slaat - mijn inziens - niet op een negatie van het collaboratieverleden maar is gericht op specifieke groepen van mensen die getroffen werden in de repressie zonder veel bewijs of die getroffen werden doch nooit veroordeeld. De gevallen waarin men kan stellen dat er sprake is van of waarvan de betrokkenen (of nabestaanden) van mening zijn dat er sprake is van gerechtelijke dwaling worden hierbij toegevoegd.

Bovendien: "Een aanvraag tot schadeloosstelling kan worden ingediend door elke persoon die de Belgische nationaliteit bezit of bezeten heeft en die financiële schade geleden heeft ten gevolge van een veroordeling of sanctie wegens vermeende daden van incivisme tijdens de periode van 10 mei 1940 tot 8 mei 1945. Indien een persoon die aan deze voorwaarden voldoet, reeds overleden is, kan een aanvraag tot schadeloosstelling ingediend worden door de rechthebbenden tot de eerste, tweede en derde graad in de zin van de artikelen 737 tot 744 van het Burgerlijk
Wetboek."(pagina 9/12 v/h voornoemde wetsvoorstel).

Het wetsvoorstel beoogt de invoering van een systeem waarbij diegene (of hun nabestaanden) die getroffen werden door de repressie zonder enige veroordeling of die hun veroordeling contesteren de mogelijkheid krijgen om een dossier in te dienen bij een commissie die de zaak (individueel) zal onderzoeken & beoordelen. Impliceert geen collectieve noch automatische amnestie voor het collaboratieverleden.

De timing van het Wetsvoorstel Laeremans is niet opportuun. In de toelichting heeft men vooral oog voor de repressie van Vlaamse vermeende collaborateurs waarna men het amnestievoorstel opentrekt naar alle Belgen.

C. De Amnestie-heisa i/d actualiteit en bijhorende Franstalige politieke uitspraken.

In dit onderdeel ga ik dieper in op de Franstalige persberichtgeving en uitspraken vanwege tegenstanders van het amnestievoorstel (zowel Franstalige politieke partijen, Groen! als belangenorganisaties). Ik beperk mij tot de persberichtgeving en ga mij niet amuseren met het uitpluizen van de diverse parlementaire handelingen.

1. De aanzet: de stemming in de Senaat.

Het Forum der Joodse Organisaties reageerde onmiddellijk negatief en achtte het onaanvaardbaar dat men een amnestiedebat zou voeren. Daarbij sprak het FJO over een slag in het gezicht "...van de overlevenden en nabestaanden" en zou het voorstel de herinnering "aan de slachtoffers besmeuren" (Joods actueel, 13 Mei 2011). Men verwijst naar de herinneringseducatie. Men acht het ongehoord dat diegene die vergiffenis vroegen voor hun collaboratieverleden op dezelfde lijn zouden worden gezet als "diegenen die nog steeds hardnekkig in hun daden geloven." (Joods actueel, 13 Mei 2011). De democratische waarden van het land komen in gevaar omdat dit voorstel volgens het FJO enkel een taboe wil doorbreken want er zijn haast geen incivieken meer. Eindigend tracht men gelijkenissen te maken met illegale asielzoekers & Dutroux. Concluderend kan men stellen dat het FJO ervan uitgaat dat het wetsvoorstel slaat op een collectieve amnestie voor alle collaborateurs, daarbij betrekken ze de slachtoffers uit het verleden alsook vergiffenis-vragende collaborateurs om emotioneel hun claim te versterken...terwijl het wetsvoorstel hoegenaamd niet voorziet in een collectieve amnestie. Het gaat ook niet om het vergeven of uitwissen van het collaboratieverleden.

De 'groupe mémoire' van de oud-verzetstrijders verweet de Vlaamse partijen een panische angst ten aanzien van extreemrechts en uitte de vrees dat de collaborateurs van weleer binnenkort als helden aanzien zouden worden. Men verwijst naar het lijden van de slachtoffers van de collaboratie. Men begrijpt niet waarom men nog eens op de proppen komt met een amnestiewet terwijl de Wet Vermeylen er al is. (RTBF, 13 Mei). De uitspraken van de 'Groupe mémoire' komt eigenlijk op hetzelfde neer als deze van het FJO. Door te verwijzen naar de Wet Vermeylen verduidelijken ze dat ze het wetsvoorstel Laeremans anders interpreteren dan weergegeven in onderdeel B.

Het RTBF-journaal (19u30) van 13 Mei licht het wetsvoorstel toe als een amnestievoorstel voor collaborateurs, impliciet voor alle collaborateurs ongeacht hun daden. Het voorval is een overwinning voor extreemrechts klinkt het. Senator Francis Delpérée (CdH) was verbolgen over de overweging name van het wetsvoorstel want het voorstel is volgens hem ongrondwettelijk. Onkelinx (PS) sprak over het opnieuw openen van oude wonden en opnieuw bewijzen van een communautaire kloof. Zij alsook Didier Reynders (MR) vonden het spijtig dat het ging om een voorstel van extreemrechts dat gesteund werd door andere Vlaamse partijen. Reynders hoopte dat het voorstel niet meer verder besproken zal worden in de Commissie. In casu hebben de Franstalige politici die aan het woord kwamen het vooral moeilijk met de herkomst van het wetsvoorstel zonder expliciet zich af te zetten van de inhoud. Werden zij op snelheid gepakt in de verwachting dat het Cordon Sanitaire gehandhaafd zou worden net als de continuïteit van wegstemmen van amnestievoorstellen?

De RTBF vatte hierna aan met een reportage over de repressie en de perceptie over een verschillende 'aanpak' zonder inhoudelijk dieper in te gaan op het wetsvoorstel Laeremans. Eindigend komen het FJO en de 'Groupe Mémoire' aan bod.

CdH-Senator Delpérée licht het CdH-standpunt verder toe in het officiële persbericht. De CdH valt vooral over de term 'Prétendument commis' (vermeende daden) voorts is men van mening dat men de vastgestelde feiten door Justitie niet in vraag mag stellen : "...ce « prétendument commis » est une gifle terrible pour toutes les victimes de la seconde guerre mondiale. C’est consternant et inacceptable. Ces mots représentent également une violation de la foi donnée des décisions de justice. C’est une négation de l’Etat de droit. On peut commenter une décision de justice, on peut la critiquer, on peut s’interroger sur sa portée ou sur ses conséquences, éventuellement à long terme. On ne peut pas, dans une société démocratique, dire que les faits constatés par une juridiction ne sont pas établis." aldus Senator Delpérée. Het is duidelijk dat er een verschillende interpretatie is over de termen 'vermeende daden' aangevuld met een principiële houding van 'onfeilbaarheid van het Belgische Gerecht'.

De PS struikelt bij monde van Senator Mahoux over het feit dat men überhaupt een voorstel rond amnestie in overweging neemt, struikelt eveneens over de termen 'vermeende daden' maar ook de anderen gehanteerde woorden waardoor men i/h wetsvoorstel omfloerst oud-collaborateurs zou omtoveren tot slachtoffers ipv daders. Men gaat in dit persbericht niet dieper in op het voorstel en houdt het op een voorstel ogenschijnlijk gericht op de amnestie van alle collaborateurs.

De MR lanceert Senatrice Defraigne in dit debat. De MR spreekt van een 'spijtig tot vernietigend' signaal, een belediging voor diegenen die gestorven zijn voor onze democratische en universele waarden. Het betreurt het doorbreken van de bestaande continuïteit met name de weigering van elke overweging name van elk amnestievoorstel. De MR betreurt ook de communautaire kloof. Er is nergens een inhoudelijke commentaar te bespeuren in de initiële reactie van de MR. Ze koppelen 'democratie' met elke tegenstand aan een amnestievoorstel en hebben het vooral moeilijk met de gang van zaken in de Senaat.

2. De escalatie: Stefaan De Clerck verspreekt zich.

De uitspraken van Minister van Justitie Stefaan De Clerck afgelopen zondag 15 Mei op RTBF vielen helemaal niet in goede aarde bij de Franstaligen. De Minister zei tijdens een interview dat men het collaboratieverleden moest vergeten...achteraf werd verduidelijkt dat de Minister Vergeven (pardoner) bedoelde en niet Vergeten (oublier). Een zeer ongelukkige woordkeuze vermoedelijk een slip of the tongue door het taalverschil (Le Soir, 18 Mei). Het Simon Wiesenthal Centrum eiste het ontslag van Minister De Clerck (LLB, 17 Mei).

In Le Soir (19 Mei 2011) bracht men 'de thesis' van Koen Aerts (UGent) ter sprake als bewijs dat de Belgische Staat niet specifiek de Vlaamse collaborateurs viseerde. Le Soir schreef dat de Belgische Staat in totaal 20 miljard Belgische franken aan schadevergoedingen & boetes eiste van veroordeelden maar slechts 4 miljard befr. inde...zonder verder het belang hiervan toe te lichten in het kader van het wetsvoorstel. Op 10 Juni 2011 organiseert CEGESOMA een seminarie rond het doctoraal proefschrift van historicus Koen Aerts.

De MR (officieel persbericht) heeft plannen om een wetsvoorstel in te dienen om de weeskinderen van verzetslui en politieke gevangenen te vergoeden (LLB, 16 Mei 2011). In de Franstalige pers was ook het verhaal te lezen over een Waalse collaborateur die na de oorlog werkte voor een organisatie van de Verenigde Naties (LLB, 17 Mei 2010). Men rakelde ook het verhaal van Oswald Van Ooteghem terug op (LLB, 14 Mei 2011), een vergeven ex-SSer die in het Vlaams Parlement zetelde...Men zweeg zedig over Toon Van Overstraeten - vergeven Oostfronter - gewezen Senator die verwijderd werd uit het Waals Parlement & Franstalig Gemeenschapsparlement desondanks zijn mandaat.

De Joodse gemeenschap van haar kant zal aanstaande Maandag overleggen met Minister De Clerck...blijkbaar wensen zij de oprichting van een parlementaire commissie om de medewerking van de Belgische Staat a/d deportaties van Joden (Shoah) te onderzoeken en een wetswijziging zodoende dat alle slachtoffers van de shoah wonend in België en houder van de Belgische nationaliteit een vergoeding zouden krijgen (LLB, 20 Mei). Dat is hun volste recht maar ik zou hen aanmanen om eens nuchter het wetsvoorstel Laeremans te herlezen.

3. Initiatieven in het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Parlement.

Ondertussen wil het Waals Parlement (LLB,18 Mei) noch de Franstalige parlementsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement (LLB, 20 Mei) weten van een collectieve amnestie dus komt men op de proppen met resoluties hierover. In beide gevallen verwijst men naar het amnestievoorstel in de Senaat.

In het MR-persbericht over de handelingen in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement stelt Didier Gosuin: "il est important de réaffimer le rôle majeur que doit jouer toute assemblée parlementaire, comme haut lieu symbolique de la démocratie, dans son combat historique pour la sauvegarde de ses principes fondamentaux. Nous devons insister sur l'impérative nécessité d'une mobilisation sans faille des partis démocratiques contre toutes les formes d'extrémisme, de racisme, d'antisémitisme, de haine et d'exclusion.".

Kortom, de democratische partijen moeten zich mobiliseren tegen alle vormen van extremisme, racisme, antisemitisme, haat en uitsluiting... - O ironie. Voorts geeft men de resolutietekst weer waarbij men verwijst naar het wetsvoorstel Laeremans en de uitspraken van Minister De Clerck alsook een eerdere Brusselse resolutie ivm de herdenkingen van de holocaust/oorlogsverleden als zijnde de aanleiding voor deze resolutie waarin men elk wetsvoorstel voor algemene amnestie voor collaborateurs verwerpt & de nood aan herinnering belangrijk acht. Het verwerpen van ieder amnestievoorstel koppelt men hier aan een noodzakelijke en uitsluitend democratische houding...een andere mening is onaanvaardbaar.

Bij de CdH kan men een persbericht terugvinden over de parlementaire handelingen in het Waals parlement. Hier benadrukt men de nood aan blijvende herinnering, sensibilisering en promotie van de democratie. Men verwerpt de uitspraken van Minister De Clerck en een algemene amnestie verwijzend naar het wetsvoorstel.

In beide gevallen lijkt het er sterk op dat men het Wetsvoorstel Laeremans interpreteert als een collectieve amnestie. Telkens verwijst men naar de noodzaak aan 'herinnering' en benadrukt men het democratische gehalte van hun handelingen waardoor impliciet andere handelingen ondemocratisch zouden zijn. Alle Franstalige partijen blijken zich te kunnen vinden in de Brusselse en Waalse resoluties.

Opvallend is dat op de websites van Ecolo noch Groen! enig officieel persbericht terug te vinden is over de amnestie-heisa.

4. concluderend.

De Franstalige pers heeft het steeds over een wetsvoorstel tot het verlenen van amnestie voor de collaboratie tijdens de Tweede wereldoorlog dat men voorstelt als een soort van collectieve amnestie. Nergens heb ik enige inhoudelijke verduidelijking gezien noch nuances rond het wetsvoorstel Laeremans. Eerlijkheidshalve dien ik op te merken dat de Vlaamse media het wetsvoorstel ook veralgemeende tot een algemeen amnestievoorstel, zo heb ik het althans de berichtgeving hierover geïnterpreteerd.

Initieel hadden de diverse Franstalige politieke partijen blijkbaar meer last met de politieke herkomst van het voorstel en het doorbreken van een zekere continuïteit van verwerping van elk amnestievoorstel. Men zou de informele overeenkomst om amnestievoorstellen systematisch te weigeren kunnen bestempelen als een verrottingsstrategie, een wel vaker toegepaste oplossingsstrategie in België.

In reactie op de uitspraak van Minister De Clerck benadrukten PS,MR, CdH en FDF dat men nooit het collaboratieverleden mag vergeten. Ook zij spreken over algemene amnestie voor collaborateurs. Bijkomstig koppelen ze een verwerping van iedere vorm van algemene amnestie aan een democratische houding, een ander standpunt zou dan impliciet moeten neerkomen op een ondemocratische houding. Ecolo en Groen! die tegen deze voorstellen stemden hebben blijkbaar geen officiëel persbericht gepubliceerd.

De Joodse en andere belangenorganisaties interpreteren het wetsvoorstel Laeremans blijkbaar eveneens als een voorstel tot collectieve amnestie. Beiden beroepen zich op emotionele argumenten (slachtoffers) om ieder amnestievoorstel te verwerpen en verwerpelijk te achten zonder enige nuance. Het is volstrekt het recht van de Joodse gemeenschap om in het zog van deze polemiek aan te dringen op een voorstel tot vergoeding voor slachtoffers van de holocaust...maar daar draait het hier niet om.

Het is opvallend dat men nergens tracht de houding van de Vlaamse partijen in de Senaat te verklaren. Meest opvallend is dat tegenover de SP.a geen zware uitvallen plaatsvonden gezien haar goedkeuring i/d Senaat en haar afhankelijkheid van de PS in de Belgische politiek. Het was overigens uit Vlaams socialistische hoek dat de amnestiekwestie opnieuw op tafel werd gegooid eerder dit jaar (artikel 'Collabo...'). De houding van de VLD lijkt mij eveneens nieuw. Misschien moeten we het kaderen in wat N-VA Kamerlid Theo Francken omschreef als een herboren parlementaire democratie. Bart De Wever van zijn kant tracht de N-VA door de polemiek te loodsen wellicht door hun belangrijke positie i/h kader van de huidige federale onderhandelingen (DS, 18 Mei 2011).

Post Scriptum: Dit artikel dateert van 21 Mei 2011 (gepubliceerd op eigen blog en op IFF geplaatst naar aanleiding van het debat in De Zevende Dag).

Labels: , , , , , , , , , , ,

Read more...

16 mei 2011

Zo komt Vlaanderen nooit in de buurt van de top vijf

Het doel van ViA (Vlaanderen in Actie) is dat Vlaanderen tegen 2020 tot de top vijf van Europese regio's behoort. Een van de zeven 'doorbraken' om dit te bereiken is 'een slagkrachtige overheid', dankzij ondermeer een interne staatshervorming. Met de geplande interne staatshervorming zoals voorgesteld in een rommelig en ondermaats Groen- en Witboek kan die top vijf nooit gehaald worden. Vlaanderen zal zo integendeel ten onder gaan aan de mediocriteit van zijn eigen bestuur.

De Vlaamse Regering wil de organisatie van de 'eigen' overheden (gemeente – provincie – Vlaamse overheid) vereenvoudigen, met wat het een 'interne staatshervorming' noemt. De bedoeling is om de dienstverlening en het beleid vlotter te laten verlopen. Die vereenvoudiging vertrekt - beweert men - van het principe dat een ‘hogere’ overheid niet iets moet doen wat een ‘lagere’ overheid ook kan doen (subsidiariteit). De lokale besturen zouden dus meer bevoegdheden moeten krijgen.

Doelstellingen, volgens ViA

* Voor elk beleidsproces mogen er maximaal twee overheden betrokken zijn

* De klemtoon van de beleidsvoering ligt bij de gemeenten en de Vlaamse overheid. De provincies zullen zich vooral focussen op grondgebonden materies
* Er komt een sterke vereenvoudiging van intermediaire structuren en organen op alle niveaus, waardoor gemeenten nog tot zo weinig mogelijk geografische structuren zullen behoren

Samen met de andere bestuursniveaus stelt de Vlaamse overheid een visie op over de interne bestuurlijke organisatie, die in de periode 2011-2014 uitgevoerd zal worden.

Het klinkt mooi, de bedoeling van die interne staatshervorming:
"De uitdaging bestaat erin om de efficiëntie en de effectiviteit van de overheid te verhogen. Het uitgangspunt van deze interne staatshervorming is het verkorten en versnellen van ketens van dienstverlening en beleid. We worden in het bestuurlijke landschap geconfronteerd met een ‘verrommeling’, enerzijds door de bevoegdheid van meerdere bestuurslagen over 1 sector, anderzijds door de hoeveelheid intermediaire structuren. Daarom willen we in elke beleidssector het aantal interveniërende bestuurslagen verminderen. Concreet betekent dit dat in een keten of proces voor een product, dienst of beleid nog slechts twee bestuurslagen tussen kunnen komen en/of beslissingen kunnen nemen. Daarenboven streven we naar een drastische vereenvoudiging van het intermediaire veld." (Nota van minister Bourgeois aan de Vlaamse Regering over de goedkeuring van het Groenboek op 23 juli 2010)

Vlaanderen verrommelland

- We komen van een vrij eenvoudig model van één België, een unitaire staat met provincies en gemeenten, tot vandaag zes bestuursniveaus: Europees, federaal, regionaal, provinciaal, communaal en intercommunaal. Daarnaast zijn er nog federale politiezones en hulpverleningszones. Het ligt voor de hand dit te vereenvoudigen, door minstens één bestuurslaag te schrappen, liefst zelfs twee. Men kan zelfs drie lagen schrappen als men de provincies afschaft en gemeenten fusioneert tot een zodanige schaal dat intercommunales (nagenoeg) overbodig worden, en er dan ook nog voor zorgt dat politie- en hulpverleningszones overeen komen met de gemeentegrenzen, terug direct gemeentebestuur worden dus. De geplande interne staatshervorming beoogt echter niets van dat alles. Er werd zelfs niet onderzocht of dit nuttig was.

- Bij die zes niveaus moet men nog bijtellen dat op Vlaams niveau de operatie Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) rond 2005 geleid heeft tot sterkere versnippering, tot meer sectorale initiatieven en tot een aanwas van agentschappen. De Vlaamse administratie heeft ook buitendiensten in elke provincie, niet te verwarren met de provinciale administraties. De zogenaamde 'verrommeling' is zeer groot op Vlaams niveau, die ook in allerhande sectordecreten nog eens werkt met regionale afbakeningen. Een niet-limitatieve opsomming van deze intermediaire structuren : Logo’s, RESOC’s, Regionale Landschappen, Bosgroepen, Bekkenbesturen, Zorgregio’s,… Deze geografische afbakeningen zijn onderling niet op elkaar afgestemd. Het Witboek geeft geen concreet rationalisatieplan, men gaat eens zien wat men daar kan doen: "de Vlaamse overheid moet tot een evaluatie van deze structuren overgaan."

- Bij Vlaamse gemeenten en provincies opereren er 3.066 OCMW-raadsleden, 308 OCMW-voorzitters, 7.350 gemeenteraadsleden, 211 districtsraadsleden, 308 burgemeesters, 1.769 schepenen, 411 provincieraadsleden en 30 gedeputeerden. In totaal gaat het om 11.038 basismandaten en 2.415 uitvoerende mandaten. (Bron: van Rouveroij, Commissie, 5 oktober '10). Dat is duidelijk veel te veel. Men kan met veel minder mandaten Vlaanderen veel beter besturen op lokaal en op intermediair niveau. Het aantal mandaten zou drastisch moeten dalen. Het enige wat het Witboek echter voorstelt is één provinciale gedeputeerde en één schepen minder vanaf 2018, en wat minder provincieraadsleden vanaf 2012.

- Bovendien zweven rond de 308 gemeenten en OCMW’s en de vijf provincies nog honderden organismen. Een kat vindt haar jongen er niet meer in terug. Volgens het Groenboek verschillen de ramingen over het aantal nogal: het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen telde in 2007 zo’n 372 interbestuurlijke samenwerkingsverbanden (Wayenberg, De Rynck, & Voets, 2007). De Vereniging van Vlaamse Provincies stelde in 2009 dat er, naast de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, 592 intermediaire structuren zijn (Vereniging van Vlaamse Provincies, 2009). In concrete inventarisatieoefeningen tellen De Rynck e.a. er meer dan 150 in één kleine regio (Decorte & De Rynck, 2010). Hier krijgen we alleen een vage belofte regionaal te 'screenen' om een inventaris op te stellen en te proberen het met wat minder intercommunales en andere bestuurlijke samenwerkingen te doen.

Te kleine gemeenten

Gemiddeld tellen Vlaamse gemeenten slechts 20.000 inwoners, tegen 38.000 in Nederland, 45.000 in Noord-Rijnland-Westfalen en 56.000 in Denemarken. Duitsland, Nederland en Denemarken doen het nog steeds met drie bestuursniveaus tegenover vijf - en meer- in ons land. Denemarken reduceerde in een zeer korte tijdspanne (2003-2007) het aantal gemeenten van 275 tot 98. De 14 provincies (‘Amter’) werden omgevormd tot 5 regio’s. De schaalvergroting van de gemeenten ging gepaard met een grote overdracht van bevoegdheden naar het lokale niveau. Gemeenten werden, onder andere, bevoegd voor: sociaal beleid, kinderopvang, basis- en volwassenenonderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid, economie en toerisme. De vijf nieuwe regio’s hebben wel nog een verkozen bestuur, maar verloren hun fiscale autonomie. Zij krijgen taken op het vlak van, onder meer, ziekenhuizen, bodemverontreiniging, regionale ontwikkeling en transport. (Bron: Groenboek). Zo krijgt men natuurlijk pas een bestuur 'dicht bij de mensen', want zelfs een grote gemeente ligt toch hoe dan ook dichter bij dan een centrale administratie.

Jan Van Doren, adjunct-directeur Kenniscentrum Voka: "Van de 308 gemeenten zouden we een derde moeten overhouden, met gemiddeld ongeveer 60.000 inwoners" (Stuk 560 (2009-2010) – Nr. 1, 27 mei 2010 (2009-2010) - Gedachtewisseling over de interne staatshervorming, met vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld op 18 mei '10)

De interne staatshervorming raakt echter helemaal niet aan het aantal gemeenten (er was een mislukte poging tot vrijwillige fusies tot 30 april 2011, waar geen enkele gemeente instapte) en schrapt de provincies niet. Ze schrapt gewoon niets. Van het principe dat er voor elk beleidsproces maximaal twee overheden betrokken mogen zijn komt er zo dus al meteen niets in huis.

Het Groenboek

Het begon eigenlijk al verkeerd bij de start: het Groenboek bevat niet, zoals het bij een Groenboek hoort, verschillende scenario’s met hun voor- en nadelen, maar komt meteen met kant-en-klaar voorstellen, zogenaamde 'doorbraken'. Bovendien was het een intern onderonsje van voorstellen geformuleerd door de VVSG voor de gemeenten, de VVP voor de provincies en het college van ambtenaren-generaal voor de Vlaamse administraties, in samenwerking met hun respectievelijke vakminister. Of zoals de SERV het in zijn ongevraagd advies in oktober '10 stelt: "Een groenboek is een consultatiedocument dat aan brede publieke raadpleging wordt onderworpen. De raad stelt evenwel vast dat de consultatie beperkt wordt tot een Bestuursforum waarin bijna alleen vertegenwoordigers van de verschillende overheidsniveaus zetelen. De mening van belanghebbende organisaties van burgers, ondernemingen, het maatschappelijk middenveld en de sociale partners kan nochtans het groenboek verrijken en het draagvlak ervoor versterken."

Er klonk nogal harde kritiek op het Groenboek bij de bespreking ervan in de Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme in oktober en november 2010, en niet alleen van de oppositie. Een selectie, uit het verslag:

- De heer van Rouveroij (VLD) waardeert de kritische omgang van het groenboek met het eigen verleden. Open Vld treedt de knelpuntenanalyse bij. Vervolgens gaat de spreker in op het tweede deel, blz. 19-57. Hij apprecieert dat de minister een visie heeft, dat is op zich al goed in een verrommeld landschap, ook al is het niet helemaal die van de spreker. Ook het driehoeksverband structuur-cultuur-processen is op zich een goed bestuurlijk concept, maar tegelijk camoufleert het de gebrekkige aandacht voor het eerste. Minister Bourgeois blijft bij de processen steken en werkt te weinig aan de structuur. Deel 3 is van een totaal andere orde en duidelijk door iemand anders geschreven. Het lid vermoedt dat de departementen de pen hebben gehanteerd. Dat zij betrokken worden, is op zich goed, maar het is wel jammer dat dit deel niet gesynchroniseerd is met het tweede. Een aantal doorbraken staat haaks op of is zelfs onverzoenbaar met de eerder geformuleerde principes. Terwijl het tweede deel consistent is, is het derde veeleer een allegaartje van voorstellen. Het is ook veel meer top-down geschreven vanuit de hogere regionen van de ambtelijke structuur. (Commissie, 5 oktober '10)

- De fractie van de heer Joris Van Hauthem (VB) heeft bij haar lectuur van het groenboek gemerkt dat in het laatste deel zowel het taalgebruik als de teneur verschillend zijn van de eerdere delen. Het eerste deel geeft een vrij goede analyse van de bestuurlijke drukte, waarbij het verbijsterend is dat de Vlaamse overheid zelf niet weet hoeveel intermediaire structuren er eigenlijk zijn. (Commissie, 5 oktober '10)

- Vervolgens onderzoekt de heer Caron (Groen) of wat in het groenboek wordt voorgesteld, inderdaad transparant, efficiënt en democratisch is. Zijn eerste kritiek is dat het onevenwichtig is. De inleidende analyse kan door velen gedeeld worden, ook door zijn fractie. Maar in het tweede deel wordt een rookgordijn opgetrokken, waarna het derde deel haaks blijkt te staan op het eerste en tweede. Het siert de minister dat hij in zijn analyse kritisch is voor het Vlaamse niveau, maar hij trekt dat niet door in de doorbraken. Op enkele kleine elementen na, worden de vele tussenstructuren die Vlaanderen heeft opgelegd, niet in vraag gesteld. Het derde deel is evenmin kritisch voor de Vlaamse regelneverij zelf. De regelmassa wordt niet geëvalueerd. De verplichtingen inzake planningen zijn lastig, maar dat is nog niets vergeleken met die inzake rapportage. Die tarten elke verbeelding. Groen! ondersteunt de minister als hij daar grote schoonmaak wil houden. Het lid, dat meent dat de administratie al die documenten vereist om zichzelf in te dekken, pleit ervoor om steekproefsgewijs te controleren, te werken met visitaties en niet bang te zijn voor de eigen Inspectie van Financiën of voor het Rekenhof. Verder punt van kritiek bij de heer Caron is het feit dat zelfs op de gedeconcentreerde diensten, zoals milieuvergunningen, stedenbouw, onroerend erfgoed, geen enkele kritiek wordt gegeven. (Commissie, 5 oktober '10)

- Wim Knaepen van de SERV-studiedienst: Het groenboek beoogt een betere dienstverlening door de versnelling van de beleidsprocessen en de verkorting van de beleidsketens. Men tracht het aantal interveniërende bestuursniveaus in de keten te beperken tot twee. Het groenboek licht de interbestuurlijke processen echter niet door en bevat evenmin een stappenplan om dat te doen. Waar zit de overlapping in de beleidsketens? Waar kan efficiëntiewinst geboekt worden? Dat blijven open vragen. Volgens de SERV moet men ook vooraf de rol van de Vlaamse overheid uitklaren. Welke taken behoudt zij en welke stoot zij af naar welk bestuursniveau? Daarover bevat het groenboek echter weinig aanwijzingen. (Commissie, 20 oktober 2010)

- Bart Verhaeghe, ‘de Verenigde Verenigingen’: Om te beginnen werd de kans gemist om er een écht groenboek van te maken. Het goed uitgewerkte en wetenschappelijk onderbouwde visiedeel staat in contrast met het allegaartje van doorbraakfiches dat erop volgt. Hoewel het groenboek sterk pleit tegen verkokering, bevat het laatste hoofdstuk onsamenhangende sectorale voorstellen. Een groenboek moet geen doorbraken maar verschillende scenario’s met hun voor- en nadelen bevatten. (Commissie, 20 oktober 2010)

- Karel De Baere, algemeen directeur intercommunale Leiedal: Ik wil nog kort mijn persoonlijke opinie over het groenboek naar voren brengen. Het eerste deel is in mijn ogen schitterend, vernieuwend en verfrissend. Ik kreeg de indruk dat de problematiek op het terrein en de nieuwe maatschappelijke context eindelijk werden begrepen. Enkel de term ‘grondgebonden materies’ kwam enigszins onverwacht. Daar kwam immers geen enkele duiding bij. Aangezien het niet duidelijk is wat daarmee wordt bedoeld, hebben we daar problemen mee. Het tweede deel bevat een reeks richtlijnen die moeten worden gevolgd. Op zich is dit interessant. Er staat echter nergens wat de Vlaamse overheid zelf zal doen om haar structuren aan te passen en te verbeteren. Het derde deel vormt geen coherent geheel. Het gaat om verschillende elementen die, hoewel ze zijn samengevoegd, duidelijk uit verschillende administraties en van verschillende administratieve niveaus afkomstig zijn en niet op elkaar afgestemd. (Commissie, 24 november 2010)

Witboek interne staatshervorming

Op 8 april '11 keurde de Vlaamse regering het ‘Witboek Interne Staatshervorming’ goed. Hiermee begint de implementatie van de interne staatshervorming. Veel is er niet veranderd tegenover het Groenboek. Er wordt vooraan opnieuw beweerd dat de centrale uitgangspunten voor deze interne staatshervorming een beter democratisch functioneren en meer transparantie enerzijds zijn, en meer efficiëntie en effectiviteit in het beleid anderzijds. Men wil via de interne staatshervorming de bestuurskracht van (kleinere) gemeenten versterken, de bestuurlijke verrommeling op het intermediaire niveau inperken, de verkokering van het Vlaams beleid ongedaan maken en te veel detailsturing en controle vanuit de Vlaamse overheid beperken. Als men het hele Witboek leest, klopt daar heel weinig van. De kritiek hiervoor op het Groenboek is evenzeer toepasselijk op het Witboek.

Volgens de BBL (Bond Beter Leefmilieu) "zijn de uitgangspunten van het Witboek de juiste, maar worden ze niet voldoende uitgewerkt in de doorbraken op korte termijn. Algemeen valt op dat er in het Witboek vooral veel aandacht gaat naar efficiëntie: het bevat veel voorstellen voor planlastvermindering, afschaffen van (bindende) adviezen, beperken van beroepsmogelijkheden, … Er gaat veel minder aandacht naar een effectief beleid, dat de vooropgestelde doelstellingen realiseert. Het milieu-, natuur- en ruimtelijke ordeningsbeleid is in Vlaanderen nochtans niet effectief. Doelstellingen voor biodiversiteit, water- en luchtkwaliteit, natuur- en bosuitbreiding,… worden lang niet gehaald. De realisatie van deze doelstellingen kan verbeterd worden door een betere taakverdeling tussen de verschillende overheidsniveaus. Maar dat komt veel te weinig aan bod in het Witboek."

BBL geeft als voorbeeld het waterbeheer:

"Zoals met de overstromingen van eind vorig jaar nog eens duidelijk bleek, is het beleidsdomein integraal waterbeheer een sector bij uitstek waar er nu een grote bestuurlijke verrommeling is (te veel overlappende structuren en beleidsniveaus), waardoor het beleid niet goed loopt. Hier zou een interne staatshervorming een grote meerwaarde kunnen bieden. Maar juist op dit punt is het Witboek echter een lege doos. Er komt geen grote verschuiving in de bevoegdheden tussen waterbeheerders, enkel een “herijking” op basis van objectieve kenmerken. Ook voor de polders en wateringen komt er geen doorbraak. De enige aanvulling is dat ook rioolbeheerders een aantal grachten zouden kunnen in beheer nemen."

Kijk bijvoorbeeld ook naar de baanbrekende (...) 'doorbraak' in het rubriekje 'D.61. Polders en wateringen', blz 138: "Inactieve polders en wateringen kunnen worden opgeheven en andere polders en wateringen kunnen worden samengesmolten waar mogelijk en opportuun." Wat een efficiënte overheid, die inactieve polders afschaft, en eens gaat kijken of er hier en daar polders of wateringen kunnen gefusioneerd worden, wellicht, misschien... D.61: een fundamentele bijdrage om tot de top vijf van Europese regio's te gaan behoren?

Provincies

Er wordt geen enkel beleidsniveau afgeschaft, en dus ook niet de provincies. Terwijl toch bekend is dat elke administratie, elke organisatie, noodgedwongen zijn eigen werkingskosten veroorzaakt, zijn eigen inefficiëntie kent, afspraken moet maken met anderen. De beste manier om efficiënter te worden en goedkoper te werken is administraties afschaffen, zeker als ze een tussenlaag vormen waarvan de opdrachten zonder enig probleem kunnen overgedragen worden naar de lagere of de hogere administratie. De provincies hebben blijkbaar een zo uitstekend lobbywerk gedaan dat ze blijven bestaan. De partijen kunnen er natuurlijk zo ook verder veel volk benoemen of laten verkiezen. Er gebeuren slechts heel beperkte ingrepen. Bij de volgende verkiezingen (2012) wordt het maximale aantal provincieraadsleden verminderd: van 84 naar 72 raadsleden in provincies met meer dan een miljoen inwoners, en van 75 naar 63 raadsleden in provincies met minder dan een miljoen inwoners. Vanaf 2019 komt er ook een gedeputeerde minder (van zes naar vijf). Bij de regeringsvorming in 2009 was er nog sprake van dat de provincies alleen bevoegdheden zouden behouden die een grondgebonden karakter hebben. In het Witboek is dat ondertussen weer behoorlijk meer. In een niet-exhaustieve lijst van bevoegdheden, die geldt als eerste (!) invulling van het provinciaal takenprofiel staan daar opgesomd: toerisme, economie, onderwijs en vorming, cultuur, sport, media, welzijn, landbouw, milieu, mobiliteit en openbare werken, ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed. Het is een eerste invulling, het kan dus nog meer worden. In tegenstelling tot de uitgangspunten zullen de provincies zich dus niet 'vooral focussen op grondgebonden materies'. Ook de gouverneur blijft op post, en krijgt er een coördinerende opdracht bij "om op permanente basis beleidsprocessen, controleopdrachten en werking van de gedeconcentreerde diensten van de Vlaamse overheid af te stemmen op deze van de andere bestuursniveaus. Door hun voeling met de lokale en provinciale praktijk kunnen zij op vraag van de besturen het dagelijks partnerschap met Vlaanderen faciliteren en stroomlijnen. De gouverneurs krijgen deze rol vanuit hun bevoegdheid als commissarissen van de Vlaamse Regering."

De functie van arrondissementscommissarissen wordt niet meteen geschrapt, maar ze wordt 'uitdovend': "De Vlaamse regering benoemt geen nieuwe arrondissementscommissarissen meer. Tegelijk zal door de Vlaamse overheid een dienst voor de gouverneur worden uitgewerkt. Deze dienst is politiek neutraal samengesteld. Het budget voor de samenstelling van de dienst is niet groter dan de som van de salaris- en werkingskosten voor de arrondissementscommissarissen." Het komt er dus op neer dat het budget gebuikt wordt om een andere vorm van hofhouding rond de gouverneur op te zetten en verder volk te kunnen benoemen. Wat heet hier 'politiek neutraal'? Dat zoals bij de benoemingen van de gouverneurs en de arrondissementscommissarissen - bijna - elke partij afwisselend aan de beurt komt?

Er wordt wel wat gewied in dubbeltaken van provincie en gewest: er zouden geen parallelle Vlaamse en provinciale subsidies meer betaald worden aan dezelfde organisaties: de provincies trekken zich terug uit de structurele ondersteuning van provinciale activiteiten van landelijke organisaties van sociaal-cultureel volwassenenwerk en de amateurkunsten, de provincies zullen geen provinciale afdelingen van erkende sportfederaties meer subsidiëren via het Sport voor Allen decreet, en ook de subsidiëring van bovenlokale jeugdverenigingen gebeurt door de Vlaamse overheid. Die neemt hiervoor de provinciale subsidies over om ze uit te delen.

De 'gedeconcentreerde diensten' van de Vlaamse overheid blijven volledig uit beeld: waarom werd in het Groenboek bijvoorbeeld niet onderzocht of de diensten van de provincies kunnen samengevoegd worden met de provinciale diensten van de Vlaams overheid?

Gemeenten en intercommunales

De Vlaamse gemeenten moeten het vanaf 2018 met één schepen minder doen. In ruil wordt de OCMW-voorzitter al vanaf 2013 - verplicht - volwaardig lid van het college, en krijgt hij extra bevoegdheden. Er komt geen vermindering van het aantal intercommunales, alleen wenst men eerst dat het er niet nog veel meer zouden worden: "zolang er geen volwaardig systeem kan gevonden worden dat de IGS (Intergemeentelijke samenwerking) legitimeert, is het niet wenselijk de verdere verschuiving van gemeentelijk beleid naar IGS te stimuleren." Dan volgt er echter al meteen een pleidooi voor intercommunales, die zelfs zouden moeten blijven bestaan als de gemeenten door fusies veel groter worden: "Een schaalvergroting van de Vlaamse gemeenten zal de nood aan intergemeentelijke samenwerking niet wegnemen. Hoewel schaalvergroting het kader schept voor een versterking van de professionaliteit en het draagvlak van lokale besturen, zullen vormen van intergemeentelijke samenwerking nog steeds nodig zijn om bepaalde vraagstukken die gemeentegrensoverschrijdend zijn aan te pakken. Intergemeentelijke samenwerking zal dus versterkt moeten worden."
Totaal incoherent dus. Bij ruimtelijke ordening pleitte men al in het Groenboek voor een verhoging van de intercommunales.

Ruimtelijke ordening

In het Groenboek was er nog sprake van een ruimtelijk beleid aangestuurd door 2 beleidsniveaus:

"De gedeelde bevoegdheid binnen de ruimtelijke ordening dient te worden opgebouwd vanuit 2 bestuursniveau. Een duidelijke taakinvulling van de beide bestuursniveaus is hiervoor essentieel. Lokale besturen dienen invulling te geven aan lokale beleidsissues. Het Vlaams Gewest dient zich vanuit een principe van selectiviteit te focussen op strategische prioriteiten voor Vlaanderen met het oog op de ruimtelijke accommodatie van transformaties binnen Vlaanderen. Door de taakinvulling van het Vlaams Gewest duidelijker af te lijnen, krijgen gemeenten een grotere beleidsruimte om een ruimtelijk beleid te ontwikkelen. Uiteraard dient in de toewijzing van ruimtelijke beleidstaken aan de bestuurlijk niveaus de beleidslogica, die eigen is aan het beleidsveld ruimtelijke ordening, een belangrijk rol te spelen."

Dat werd enkele bladzijden verder in het Groenboek al meteen sterk afgezwakt:

"Vandaag voorziet de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) in taken en verantwoordelijkheden op drie bestuurlijke niveaus: gemeenten, provincies en Vlaamse overheid. Hierin krijgt elke niveau de verplichting of mogelijkheid van eigen adviesorganen (commissies) en gespecialiseerde ambtenaren, structuurplannen en uitvoeringsplannen, de opmaak van stedenbouwkundige verordeningen, vergunningsbevoegdheden, de afgifte van planologische en stedenbouwkundige attesten en toezichtbevoegdheden inzake de handhaving.... Op vlak van planning zal minstens moeten nagegaan worden of de dubbele planstructuur (structuurplan en uitvoeringsplan) op de drie niveaus nog steeds aangewezen is. Deze vraag wordt meegenomen in de opmaak van het Beleidsplan Ruimte, maar heeft ook betrekking op de bestuurscapaciteit van de verschillende niveaus."

In het Witboek is het concept van 2 beleidsniveaus in de ruimtelijke ordening helemaal verdwenen:

"Het ruimtelijk beleid is zowel op Vlaams als op provinciaal niveau complementair met het gemeentelijk ruimtelijk beleid. De huidige Vlaamse en provinciale ruimtelijke beleidstaken zullen vanuit deze invalshoek worden herbekeken en bijgesteld. Hierdoor krijgen de gemeenten een grotere beleidsruimte om ruimtelijk beleid te ontwikkelen."
En leve de intercommunales: "Een versterking van lokale besturen moet ook gebeuren door een versterking van de intergemeentelijke samenwerking. Een versterkte intergemeentelijke samenwerking kan echter ook in de context van sterke lokale besturen een grote meerwaarde betekenen voor het ruimtelijk beleid op lokaal en bovenlokaal niveau."

Het Witboek zelf is één verrommeling

Zoals in het Groenboek is het deel met de uitvoeringslijnen van het Witboek een allegaartje van voorstellen van heel verschillend niveau. De hele operatie 'interne staatshervorming' is eigenlijk niet veel meer dan een soort bus met verbeteringsvoorstellen bij minister Bourgeois, waar de gemeenten, provincies en de Vlaamse administratie voorstellen konden indienen. Een uit de hand gelopen ideeënbus, waarbij er niet eens een sterke en intelligente hand de rommeltjes van de hoofdpunten scheidde. Want denkt u van volgende verbetervoorstellen:

D.10. Lokaal cultuurbeleid
Principe: Lokale besturen zijn het best geplaatst om een integraal lokaal cultuurbeleid te ontwikkelen waar, naast de klassieke aandachtspunten, ook ruimte moet zijn voor een kunsten- en erfgoedbeleid.
D.14. Lokaal werkgelegenheidsbeleid
Principe: Versterken van het lokaal werkgelegenheidsbeleid binnen de contouren van een Vlaams arbeidsmarktbeleid.
D.16. Toezicht op welzijnsvoorzieningen
Principe: De lokale overheid wordt pro-actief betrokken als de zorginspectie aanduidingen heeft dat de erkenning van een welzijnsvoorziening op het grondgebied van die gemeente problematisch zou kunnen worden.
D.20. Lokaal armoedebeleid
Principe: Versterken lokaal armoedebeleid als wezenlijk element van een omvattende armoedeaanpak op Vlaams niveau.
D.33. Vrijstelling advies stedenbouwkundige vergunningen in agrarisch gebied
Principe: Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen in agrarisch gebied, die geen betrekking hebben op agrarische landbouw-verwante activiteiten of op agrarische structuur, vrijstellen van het advies van het Departement Landbouw en Visserij.
D.62. Bundeling van bovenlokale bezoekers- en NME-centra (natuur- en milieu-educatie-centra)
Principe: Doorheen de tijd ontstonden bovenlokale bezoekers- en NME-centra in het beleidsdomein leefmilieu en dit vanuit diverse initiatieven. Vanuit efficiëntie-oogpunt worden deze centra gebundeld op één niveau (het provinciale) met als opdracht NME aan te bieden, gericht op én het onderwijs en op de diverse doelgroepen toerisme en gezinnen.
D.64. Bosgroepen en Regionale Landschappen
Regionale landschappen worden voor erkenning, subsidiëring en opvolging, onder de bevoegdheid van de provincies gebracht, er mee rekening houdend ... dat er een zekere ‘uniformiteit’ blijft in de werking van de verschillende regionale Landschappen en dat er voldoende contact is tussen de Vlaamse administratie onroerend erfgoed en het regionaal landschap.

Verder is er sprake van een gebiedsdekkende regioscreening die nog moet gebeuren om te komen tot een mogelijke vereenvoudiging van de talrijke structuren die er op dit ogenblik op het intermediaire niveau actief zijn. Volgens het Witboek stelt het rapport van ‘Een sterke stad in een sterke stadsregio’ dan weer dat (1) de Vlaamse overheid werk moet maken van een begeleidend en ondersteunend kader voor stadsregionale ontwikkeling en probleemaanpak en (2) het Vlaamse beleid de steden en stadsregio’s centraler moet stellen.

Bij die regioscreening "schrijven ook de Vlaamse overheid en de provinciebesturen zich in deze regioscreening in. Zij enten hun eigen regionale structuren op deze die van onderuit worden opgebouwd." Kan het vager en vrijblijvender? In het hele Witboek engageert het Vlaams niveau zich nagenoeg niet. Waar men enerzijds heel gedetailleerd ingaat op bijvoorbeeld de subsidies die zowel provincies als het Gewest geven, of hele gedetailleerde lijsten opstelt van de bevoegdheden van de provincies, blijft men uiterst vaag over het wegwerken van de 'verrommeling' in de Vlaamse administratie:
"9.2 Aanpak verrommeling
De Vlaamse regering wenst op het vlak van het wegwerken van de verrommeling niet passief de resultaten van de regioscreening af te wachten, maar ook zelf verantwoordelijkheid te nemen en in diverse beleidsdomeinen doorheen de tijd ontstane structuren te vereenvoudigen. Hierbij gaat het enerzijds om aangelegenheden die samen met de regioscreening moeten worden bekeken (bv. streekoverleg), anderzijds komen ook zaken aan bod die op zich los staan van de regioscreening, maar een geval van verrommeling in een specifieke sector betreffen. In deze oefening staan criteria als transparantie, efficiëntie, vermindering van administratieve lasten voor burgers en bedrijven en het versnellen van processen centraal." Niets concreet, alleen modieuse bla-bla.

Provincies, intercommunales per regio, stadsregio's die eventueel wel of niet meer onder de provincies zouden ressorteren, het wordt allemaal onverteerd als mogelijkheden voorgesteld, die in allerhande piloot- of proeftuinprojecten verder onderzocht zouden moeten worden. Daarnaast zijn er nog de buitendiensten van de Vlaamse administraties in elke provincie en regio, waarover in Groenboek nog Witboek iets te bespeuren valt. Alleen staat er in het Witboek dat de provinciegouverneur een coördinerende opdracht zou kunnen vervullen, waarbij hij "een overlegplatform opricht waarop de buitendiensten elkaar regelmatig ontmoeten". Een soort mess van de officieren? De gouverneur zal ook "op een permanente basis beleidsprocessen, controleopdrachten en werking van de gedeconcentreerde diensten van de Vlaamse overheid kunnen afstemmen op deze van de andere bestuursniveaus." Dat zal hij echter alleen kunnen als die Vlaamse buitendiensten dat zelf willen, want die coördinatie zal alleen gebeuren "op vraag van de besturen". Dat is geen plan van een interne staatshervorming, maar een lijst van mogelijke acties met een onbekend doel.

Planlastvermindering

Een van de kernpunten van minder Vlaams keizer-koster bestuur is de zogenaamde planlastvermindering: "In diverse beleidsdomeinen werden lokale besturen doorheen de jaren uitgenodigd om in te stappen in een Vlaams (impuls-)beleid. Hierdoor zijn er periodieke plan- en rapporteringslasten ontstaan voor de lokale besturen. Bovendien zijn de plan- en rapporteringslasten van de verschillende beleidsdomeinen procedureel niet op elkaar afgestemd. Plan- en rapporteringslasten zorgen voor bureaucratische overlast en wijzen op te sterke uniformiseringsdrang van de Vlaamse overheid. Daarom wordt er een kaderdecreet planlastvermindering uitgewerkt. De sectorale plannen worden afgeschaft en vanaf 2013 wordt gewerkt op basis van de strategische meerjarenplanning van de lokale besturen. De nieuwe beheers- en beleidscyclus van de lokale besturen biedt hiervoor mogelijkheden." (Witboek, blz. 67).
Dat klinkt goed, maar even verder leest men dat de Vlaamse keizer-koster toch nog wil blijven toeslaan met allerhande betutteling: "De Vlaamse regering kan nog altijd beleidsprioriteiten definiëren en hieraan subsidies koppelen. Gemeenten kunnen er dan voor kiezen om deze beleidsprioriteiten te onderschrijven en te operationaliseren door deze als doelstelling op te nemen in de lokale meerjarenplanning."

Nog zo een voorbeeld van keizer-koster: bosgroepen. Met één hand wordt een bevoegdheid overgedragen, met de andere wordt ze meteen weer ontkracht: "Bosgroepen worden voor erkenning, subsidiëring en opvolging onder de bevoegdheid van de provincies gebracht. Wel wil de Vlaamse overheid nog een stuk kunnen blijven sturen op bepaalde taken in bepaalde gebieden. Meer bepaald wil Vlaanderen:
- dat er één voldoende sterk aanspreekpunt blijft voor alle bosgroepen (de koepel van de bosgroepen),
- dat er een zekere ‘uniformiteit’ blijft in de werking van de verschillende bosgroepen, en
- ook inhoudelijke accenten kunnen leggen zoals:..."

Ernstig democratisch deficit

De administratie in een democratie zou steeds onder toezicht moeten staan van een verkozen orgaan. Dat is het geval bij gewest, provincies en gemeenten, niet bij intercommunales en allerhande 'intermediaire' organen die de Vlaamse administratie opzet. Als er een interne staatshervorming opgezet wordt, zou ze dus minstens dit principe van een democratie moeten in ere herstellen: alleen administraties die onder toezicht staan van een verkozen orgaan, duidelijker nog: die rechtstreeks onder toezicht staan van een verkozen orgaan. Dat is niet het geval bij veel administraties, of ze nu intercommunales of agentschappen heten, of nog andere namen hebben. Bovendien weet blijkbaar zelfs niemand hoeveel er van dat soort dingen zijn, en zou er nog een 'regioscreening' nodig zijn om daar een inventaris van te maken. Het Witboek bevestigt zonder blikken of blozen dit democratisch deficit: "Er is een duidelijke evolutie waarbij de gemeenteraad steeds minder bij het gemeentelijk beleid wordt betrokken. De gemeenteraad verleent vaak een uitgebreide delegatie aan het college van burgemeester en schepenen en maakt uitgebreid gebruik van de mogelijkheden van verzelfstandiging en intergemeentelijke samenwerking. De terugkoppeling van de belangrijkste beleidsbeslissingen in deze organen naar de gemeenteraad blijkt echter vaak onvoldoende. Tegelijkertijd blijkt het niet evident voor gemeenteraadsleden om hun democratische rol op een volwaardige manier te vervullen." (Blz 58)

Het democratisch toezicht is dus ver te zoeken, en de poorten staan wijd open voor vriendjespolitiek, uitdelen van allerhande mandaten als lekkere bijverdienste, politieke benoemingen, inefficiëntie, tot corruptie. Als zelfs al onze verkozenen hun plicht niet vervullen, is de burger helemaal overgeleverd aan macht, willekeur en particratie.

De oplossing die het Witboek hieraan wil geven is onder andere... meer personeel: ".. Daarnaast wordt ingezet op de versterking van de dynamiek van de gemeenteraad en de inhoudelijke ondersteuning van de raadsleden. We verwijzen onder meer naar de mogelijkheden die momenteel reeds bestaan ter ondersteuning van de fracties: het voorzien van personeelsleden ten behoeve van fracties en de financiering van de fracties door middel van toelagen ten laste van het gemeentelijk budget. Dit behoort in essentie tot de autonomie van de gemeenten zelf. Een belangrijk aandachtspunt is ook de rekrutering en ondersteuning van gemeenteraadsleden. Hier ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de politieke partijen. Tenslotte zijn er initiatieven nodig om te werken aan een noodzakelijk cultuur- en attitudeverandering."

Een betere en structurele oplossing is natuurlijk de gemeenten zo groot maken dat er geen intercommunales meer nodig zijn en er geen uitgebreide delegatie daarheen kan gegeven worden. En als men de gemeenten niet wil fusioneren, moet men alles wat de gemeente te boven gaat, op provinciaal niveau organiseren. Dan is er ten minste in principe geen democratisch deficit meer. Qua efficiëntie is het uiteraard mogelijk en beter de provincies te schrappen en de gemeenten groter te maken. Er zou daarvoor allemaal 'geen draagvlak' zijn leest men in het Groenboek. Geen draagvlak bij politieke partijen bedoelt men waarschijnlijk, die liever alles bij het bestaande laten. Het wordt dus tijd de burgers actief te betrekken bij de interne staatshervorming. "Burgers en bedrijven laten zich veel minder gelegen zijn aan bestuurlijke grenzen en redeneren functioneel," schrijft Sas van Rouveroij in zijn Conceptnota voor nieuwe regelgeving.

Ondermaats en beschamend

Noch in het Groen- of Witboek staat er één berekening van potentiële besparingen door de voorgestelde maatregelen, zelfs niet bij de planlastvermindering. Fundamentele zaken werden helemaal niet meer onderzocht: grotere gemeenten, afschaffing van de provincies, samenvallen van gemeentegrenzen met politie- en hulpverleningszones, fusie provinciediensten met de Vlaamse diensten die nu al in elke provincie bestaan, enz. Kortom: alles wat verband houdt met een echte en ingrijpende decentralisatie, met eenvoudiger en goedkoper bestuur komt helemaal niet aan bod. De SERV waarschuwde ervoor dat in het Groenboek de sectorale doorbraakvoorstellen disparaat zijn op het vlak van uitwerking, kwaliteit en diepgang, en de voorstellen bovendien niet alleen betrekking hebben op bestuurlijke reorganisaties maar ook administratieve hervormingen beogen: "Zo dreigt de doelstelling van het Groenboek, een interne bestuurshervorming, te verwateren tot een allegaartje van per beleidssector noodzakelijk en/of wenselijk geachte ingrepen op bestuurs-, proces- en administratief niveau."

Het Witboek is helaas een evenzo groot allegaartje geworden. Het Witboek is een lijst kleine veranderingsvoorstelletjes van enkele administraties die als façade dient om GEEN staatshervorming te hoeven doorvoeren. De gemeenten blijven zoals ze zijn, de provincies blijven bestaan, de wildgroei aan intermediaire organismen zal 'gescreend' worden, waarna de gouverneur mag onderzoeken of en wat er eventueel kan veranderd worden, als de Vlaamse keizer-koster administraties dat wel willen. Het toont aan dat Vlaanderen ten onder gaat aan particratie, aan gevestigde belangen die alles kunnen blokkeren en verlammen, en er geen bestuur van het Gewest noch een parlement is dat zich daar boven kan plaatsen om met een grondige visie te komen en deze door te zetten. Vlaanderen zal ten onder gaan aan de mediocriteit van zijn waterhoofd van het eigen bestuur. Met de maatregelen van het Witboek komt Vlaanderen zeker niet tegemoet aan de vele kritiek over teveel ambtenaren. Sinds 2004 is volgens het Rekenhof het aantal personeelsleden bij de volledige Vlaamse overheid (inclusief lagere besturen) toegenomen met 10%, terwijl volgens een rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de administratie dezelfde service met een derde minder ambtenaren zou moeten kunnen leveren. België is het enige OECD-land ter wereld waar de loonuitgaven voor het bestuur tussen 1995 en 2007 nog stegen, het meest in de deelstaten, gemeenten en provincies. Ook in Vlaanderen dus.

Dinsdag 17 mei '11 begint de Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme met de bespreking van het Witboek (Doc. 1088 (2010-2011) - Nr. 1). Zou er echt een mirakel kunnen gebeuren, en herschrijft die parlementaire commissie het Witboek tot een document waarbij minstens de doelstellingen die het Wit- en Groenboek zelf in het eerste deel opgeeft gerealiseerd worden? Het valt evenwel te betwijfelen: van de 15 vaste leden van deze commissie zijn er 13 direct betrokken bij de gemeentepolitiek (3 burgemeesters, 3 schepenen/OCMW-voorzitter, 7 gemeenteraadsleden). Een is ex-schepen en slechts 1 zit of zat niet in de gemeentepolitiek. In de gewone wereld zou men dit belangenvermenging noemen, gezien met moet beslissen over zaken waarbij men zelf belanghebbende partij is. Of zouden ze toch hun belangenbril kunnen overstijgen, en voor het belang van de burger kiezen, als daar zijn: forse gemeentefusies, afschaffen van de provincies en de intercommunales, uitmesten van de 'verrommeling' op Vlaams niveau? Als dit mirakel gebeurt, komen we daar zeker met veel plezier op terug. We vrezen echter dat we dit helaas niet zullen moeten doen.

-----------------------------------------------------------------------------
Meer op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur, rubriek 'Interne staatshervorming', met links naar het Groen- en Witboek, en veel meer

Stuk 893 (2010-2011) – Nr. 1, Conceptnota voor nieuwe regelgeving van de heer Sas van Rouveroij in het kader van het groenboek Interne Staatshervorming.

Stuk 893 (2010-2011) – Nr. 2, 30 maart 2011 (2010-2011): Bespreking van de conceptnota voor nieuwe regelgeving van de heer Sas van Rouveroij, in het kader van het groenboek Interne Staatshervorming en de nota hierover van de Vlaamse regering

Stukken 704 (2010-2011) nr. 1 t/m 7: verslagen van de hoorzittingen over het Groenboek

Website ViA, Vlaanderen in Actie
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>