30 januari 2010

Help Haïti, maar hoe? (LVB.net)

Op 12 januari werd Haïti getroffen door een krachtige aardbeving die minstens 100.000 dodelijke slachtoffers maakte. Hoe kunt u de hulpverlening aan Haïti het best financieel steunen?

De overheid en de media sporen ons aan om geld te storten op rekeningnummer 12-12 van de actie "Haïti Lavi" ('Lavi' is creools voor "het leven"). Daarachter zit een consortium van Caritas International, Dokters van de Wereld, Handicap International, Oxfam Solidariteit en Unicef België.

Oxfam-Solidariteit is een organisatie met een duidelijke politiek-ideologische boodschap, die echter niet overeenstemt met mijn analyse. Hun boodschap is dat de armoede in de Derde Wereld de schuld is van het kapitalisme, het neoliberalisme, de vrijhandel, het IMF en de Wereldbank. Voor ramppreventie ziet Oxfam heil in het Cubaanse model.

Mijn analyse gaat daar lijnrecht tegen in: die landen die zich in de voorbije 55 jaar konden transformeren van ontwikkelingslanden naar industrieland, zijn daarin geslaagd dankzij het kapitalisme, de vrijhandel, het IMF en de Wereldbank. Organisaties als Oxfam, Broederlijk Delen en 11.11.11 vinden verder dat één van de manieren om armoede te bestrijden, het oprichten van vakbonden is. Verder vinden ze de Verenigde Staten en Israël de grote boosdoeners van de wereld. Als u al deze standpunten deelt, dan kunt u hier stoppen met lezen en uw bezittingen geheel of gedeeltelijk wegschenken aan Oxfam, Broederlijk Delen en 11.11.11.

Gelooft u daarentegen in de positieve kracht van vrijhandel, kapitalistische investeringen, de constructieve rol van multinationals in de economische ontwikkeling, en de positieve invloed van IMF en Wereldbank op vrijhandel, en staat u positief tegenover de geostrategische rol van de Verenigde Staten en van Israël, dan moet u op zoek gaan naar alternatieven. Want Haïti verdient noodhulp, niet alleen van regeringen maar ook van burgers. Hier alvast enkele tips.

Het Rode Kruis Vlaanderen, rekeningnummer 000-0006566-67 met vermelding "aardbeving Haïti". In België fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro. Het Rode Kruis stelt zich politiek neutraal op en neemt geen ideologische standpunten in.

Pater-scheutist Jan Hoet is actief in Haïti met jeugdopvangtehuis Mamosa, dat door de aardbeving helemaal werd vernield (video). Je gift kan je overmaken op rekeningnummer 000-0901974-68 van SOS-Scheut met vermelding "voor project 02.509.008 / F.J.-P.S. / Hoet Jan / Delmas-Ha". In België fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.

Adra Belgium, een protestantse organisatie voor ontwikkelingshulp, opgericht door de Kerk van de Zevende-dags Adventisten. Rekeningnummer 310-1048000-01 met vermelding "Rampenfonds Haiti". In België fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.

De Israëlische hulporganisatie IsraAID is sterk actief in Haïti. Vanuit België kunt u giften overmaken aan B'nai B'rith Brussel (210-0267175-89) of B'nai B'rith Europa (732-0074891-58). Giften met vermelding "Haiti" worden doorgestort aan IsraAID. Niet fiscaal aftrekbaar.

De Amerikaanse humanitaire organisatie Ears To Our World verspreidt zelf-aangedreven radiotoestellen in Haïti. Eén gift van 30 dollar volstaat om twee radiotoestellen te financieren. Omdat informatieverspreiding uiterst belangrijk is bij rampen, is radio momenteel een zeer belangrijk medium in Haïti . Betaling kan online met Paypal of kredietkaart. Niet fiscaal aftrekbaar.

Het Clinton Bush Haiti Fund, dat de Amerikaanse fondsenwerving voor Haïti coördineert. Online giften mogelijk met kredietkaart vanaf 25 dollar. In de VS fiscaal aftrekbaar.
Read more...

29 januari 2010

Impact grond- en pandenbeleid fout ingeschat? Helemaal niet ingeschat!

"De Vlaamse begroting 2009 sluit het jaar af met een tekort van 1,2 miljard euro," kon men eind december '09 lezen in de kranten. Volgens begrotingsminister Philippe Muyters (N-VA) blijkt ondermeer "dat de regering-Peeters I de impact van het grond- en pandenbeleid fout heeft ingeschat." De impact fout ingeschat? Er is geen enkele berekening te vinden van die 'impact'. Het moet eerder heten: het was een zware fout de impact niet vooraf in te schatten. En het loopt al meteen mis met dat decreet.

"De Vlaamse begroting 2009 sluit het jaar af met een tekort van 1,2 miljard euro," kon men eind december '09 lezen in alle kranten. Volgens begrotingsminister Philippe Muyters (N-VA) "blijkt ondermeer dat de regering-Peeters I langs de uitgavenzijde de reglementaire subsidies fors te hebben onderschat. Zo werd het prijskaartje van de renovatiepremies volgens Muyters met 30 procent onderschat, terwijl ook de impact van het grond- en pandenbeleid fout werden ingeschat." De impact van het grond- en pandenbeleid fout ingeschat? Terwijl er geen enkele berekening te vinden is van die 'impact'. Het zou eerder moeten heten: het was een zware fout de impact niet vooraf in te schatten. We schreven daarover eerder bij de bespreking van dit decreet (21.03.09): 'Decreet Grond- en pandenbeleid: kostprijs onbekend'
Muyters geeft ook niet aan, in tegenstelling tot sommige andere posten, wat die impact dan wel kan zijn. Het is vermoedelijk meer bedoeld als een sneer naar de VLD, want in de vorige regering waren de twee VLD-ministers, Van Mechelen en Keulen, de peetvaders van dit grond- en pandendecreet.

Een van de doelstellingen van het decreet is dat minimaal 25 percent van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen beschikbaar moet gesteld worden voor het creëren van een sociaal woonaanbod. En hier loopt het al meteen mis. De gemeenten worden hier in een regiefunctie geplaatst, die ze niet kunnen waarmaken. Het heet dat de gemeenten, samen met de andere publieke actoren op hun grondgebied, afspraken moeten maken die ertoe leiden dat minimaal 25 percent van de realiseerbare onbebouwde bouwgronden en kavels die eigendom zijn van de publieke sector binnen een gemeente, worden bestemd voor een sociaal woonaanbod. De gemeenten zijn hier 'de regisseurs'. In het decreet heet dit: "Door middel van haar regiefunctie, vermeld in artikel 28 van de Vlaamse Wooncode, waakt de gemeente er over dat de diverse Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen geconcerteerde acties ondernemen opdat, binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, ten minste een kwart van deze gezamenlijke oppervlakte aangewend wordt voor de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. De gemeenteraad stelt ter zake een actieprogramma vast." (Artikel 4.1.7).

Echter, het is onmogelijk te achterhalen wie die 'Vlaamse semipublieke rechtspersonen' allemaal zijn, zo blijkt uit het antwoord van minister Muyters op een 'Vraag om uitleg' van Wilfried Vandaele (N-VA) "over het activeren van bouwgronden en het register van de onbebouwde percelen" gesteld in de commissie op 6 januari '10 (Handelingen Commissievergadering nr. C78 – LEE13 (2009-2010) – 6 januari 2010). Indien het sociaal objectief niet behaald wordt, kan de Vlaamse Regering publieke actoren die de gemaakte afspraken niet honoreren, aanmanen om hun onbebouwde bouwgronden of kavels te activeren. Maar hoe kan ze dat doen bij de semipublieke rechtspersonen, als die niet eens allemaal bekend zijn? (Wilfried Vandaele is gemeenteraadslid in De Haan sinds 1988, schepen van Ruimtelijke ordening sinds 2006, en cummuleert dit sinds 2009 met Vlaams volksvertegenwoordiger).

Semipublieke rechtspersonen

Vlaamse semipublieke rechtspersonen zijn volgens het grond- en pandendecreet:
rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden:
a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen;
b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes:
1) een administratief toezicht;
2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen;
3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht;

Het enige wat men in de Memorie van Toelichting hierover kan lezen is: "De begripsafbakening van de 'Vlaamse semipublieke rechtspersonen' is ontleend aan de criteria die in de overheidsopdrachtenregelgeving gelden." Nergens een motivatie of verklaring waarom die betrokken worden bij dat grondbeleid, nergens een voorbeeld van wat die rechtspersonen eigenlijk zijn. Zitten daarin de culturele centra, de scholen, of wat dan wel? En hebben semipublieke rechtspersonen wel gronden die in aanmerking komen?

Alleen in het advies van de Minaraad en van de Vlaamse Woonraad staat iets over die 'semipublieke rechtspersonen'. Minaraad: "De definitie van semi-publiekrechtelijke rechtspersonen wordt niet verduidelijkt. De Minaraad vraagt waarom deze uitbreiding voor semi-publiekrechtelijke personen werd toegevoegd." Daar kreeg ze geen antwoord op. De Vlaamse Woonraad: "Een vertegenwoordiger van de VVSG: De Vlaamse regering kan een niet-limitatieve lijst opstellen van Vlaamse semipublieke rechtspersonen. Deze lijst is echter essentieel om een aantal bepalingen in het decreet uitvoerbaar te maken. De opmaak van deze lijst is dus niet vrijblijvend maar essentieel." Er werd ook geen lijst opgesteld. En dus komen er nu problemen.

Wilfried Vandaele: "Om te kunnen bepalen welke grondreserves in het bezit zijn van de Vlaamse besturen en de Vlaamse semipublieke rechtspersonen, moet een lijst worden opgemaakt van die besturen en rechtspersonen. Dat lijkt niet moeilijk, maar blijkbaar is de definitie die wordt gehanteerd in het decreet niet zo gemakkelijk hanteerbaar. Het decreet bepaalt dat gemeenten uiterlijk tegen oktober 2009 een eerste berekening moesten maken van de onbebouwde percelen. Uiterlijk eind maart 2010 moeten de Vlaamse besturen en de Vlaamse semipublieke rechtspersonen hun lijsten met onbebouwde percelen overmaken aan de gemeentebesturen. Wij denken, mijnheer de minister, dat het aangewezen is om op korte termijn duidelijke richtlijnen te verspreiden en de acties op dat gebied te coördineren."

Minister Philippe Muyters: "Op basis van gegevens die ter beschikking werden gesteld door het departement Binnenlandse Aangelegenheden, heeft mijn administratie de identificatiegegevens van de Vlaamse besturen geïntegreerd in de nieuwe versie van het geoloket ROP dat eind maart 2010 beschikbaar zal zijn. Voor de Vlaamse semipublieke rechtspersonen ligt de situatie anders. Er bestaan bij het departement Binnenlandse Aangelegenheden geen standaardlijsten van organisaties die aan de door het decreet gestelde voorwaarden voldoen noch andere databanken die hiervoor zouden kunnen worden aangewend. Er is duidelijk een probleem: het is niet eenduidig vast te stellen.
Mijn administratie geeft mij aan dat het bijvoorbeeld praktisch onhaalbaar is om enkel op Vlaams niveau voor elke organisatie na te gaan wat haar eigen inkomsten zijn naast de inkomsten die zij van de Vlaamse besturen krijgt, dan wel welke rechtspersonen door een Vlaams bestuur al dan niet deels gefinancierd worden. De voorziene combinatie van voorwaarden, met name financiële en toezichtsvoorwaarden, veronderstellen een gedetailleerde kennis van de statuten, de financiering en de raad van bestuur van elke te onderzoeken rechtspersoon en bovendien een permanente monitoring van mogelijke wijzigingen. Deze kennis is echter noodzakelijk om een nuttige lijst van Vlaamse semipublieke rechtspersonen te kunnen afleveren. Een vastgestelde lijst met grote onvolledigheden biedt zeker geen rechtszekerheid. Ik kan bijgevolg enkel met u concluderen dat het bepalen door de gemeenten van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van de Vlaamse semipublieke rechtspersonen waarin is voorzien door de decreetgever, voor de gemeenten inderdaad een moeilijke opdracht is."

Gemeenten: zoek het zelf maar uit

Muyters heeft een slimme truk gevonden om dit probleem voor zijn Vlaamse administratie op te lossen, door de zwarte piet naar de gemeenten door te schuiven. Die moeten het maar uitzoeken: "De gemeenten zouden tijdens de opmaak van het betreffende register een oplijsting kunnen maken van de organisaties die volgens hen in aanmerking zouden kunnen komen om bestempeld te worden als semipubliek. Deze organisaties zouden op hun beurt kunnen worden aangeschreven door de gemeente of de Vlaamse overheid met de vraag om aan te tonen of ze al dan niet in aanmerking komen om te worden geclassificeerd als semipublieke rechtspersoon. Op basis van die gegevens kunnen ze worden opgenomen in het eerder vermelde geoloket, en die lijst zou dan op basis van de opmaak van de registers in de verschillende gemeenten kunnen aangroeien. Het is heel omslachtig, en jammer genoeg kan ik, gezien de gegevens, niets anders voorstellen. Het decreet is nog maar net van toepassing, maar het geeft de nodige problemen. Dat ondervinden we in de praktijk."

Wilfried Vandaele: "De conclusie is dat de gemeenten momenteel niet aan de decretale bepalingen kunnen beantwoorden. De decreetgever heeft blijkbaar een voorwaarde in het leven geroepen die niet uitvoerbaar is voor de gemeenten, althans niet binnen de vooropgestelde termijnen. Dat is een pijnlijke vaststelling."

Minister Philippe Muyters zegt daarop dat hij "niet onmiddellijk een oplossing heeft voor de semipublieke kwestie. Het Grond- en Pandendecreet is nog maar pas van toepassing. In het regeerakkoord staat dat het volledig moet worden uitgevoerd. Ik sta open voor suggesties die voor een oplossing kunnen zorgen."

Suggestie voor een oplossing

Na die tussenkomst weten we nog altijd niet wie die semipublieke rechtspersonen allemaal kunnen zijn... Het bepalen door de gemeenten van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van de Vlaamse semipublieke rechtspersonen is voor de gemeenten niet 'een moeilijke opdracht', zoals minister Muyters beweert, maar een onmogelijke opdracht. Er is hiervoor een heel eenvoudige oplossing, die veel geld spaart, en de zeer omslachtige, niet sluitende oplijsting door de gemeenten uit de wereld helpt: schrap gewoon die schimmige semipublieke rechtspersonen in het decreet. Wilfried Vandaele: aan de slag. Dien een kort wetsvoorstel hierover in, en los zo het probleem op.
______________________________________________________

Toemaat 1 en 2: de minister doet aan bijscholing
Na lectuur hieronder zal het u niet meer verwonderen dat de decreten zo ondermaats zijn; de commissieleden zelf weten niet eens wat er in de door hen goedgekeurde decreten staat.

Toemaat 1

Diezelfde dag was er een 'Vraag om uitleg' van Tom Dehaene (CD&V) tot minister Muyters, 'over het register onbebouwde percelen'. Zijn kennis van de door het Vlaams parlement goedgekeurde decreten is duidelijk ondermaats, zoals blijkt uit zijn vraag. (Tom Dehaene: was provincieraadslid in Vlaams-Brabant van 1995 tot 2004, is sinds 2001, en nog steeds, OCMW-voorzitter in Zemst, plus schepen sinds 2007, en daar bovenop vanaf 2004 Vlaams volksvertegenwoordiger).

Tom Dehaene wou iets weten over een bepaling in verband met het register van onbebouwde percelen uit het vorige decreet. "Op 10 juli 2008 heeft de Vlaamse Regering uitvoering gegeven aan een artikel in dat decreet. Het is verschenen in het Belgisch Staatsblad op 28 augustus en is van kracht geworden op 1 september 2008. Het bepaalt dat de gemeenten een register van onbebouwde percelen moeten maken. Alle gemeenten moesten uiterlijk op 1 maart 2009 een dergelijk register hebben. Die termijn hield rekening met een aantal overgangsbepalingen voor zij die al gestart waren. Er zijn in september 2008 ook een aantal technische richtlijnen gegeven. Daarin werd duidelijk gemaakt waaraan zo’n register moest voldoen en wat er allemaal moest worden bijgehouden. Het was trouwens ook een van de drie of vijf voorwaarden om ontvoogd te kunnen worden.... Hoeveel gemeenten hebben vandaag een register? Hebt u instrumenten om de gemeenten die nog geen register hebben, aan te zetten om daar werk van te maken? "

Minister Muyters: "Noch het decreet Grond- en Pandenbeleid noch het besluit van de Vlaamse Regering van 2008 leggen een directe deadline op voor het opmaken van een register onbebouwde percelen. In het besluit van 10 juli 2008 was de datum van 1 maart vooropgesteld als uiterste datum waarop gemeenten het register konden opmaken conform de vroegere regelgeving van het KB van 1980. Deze overgangsbepaling bood gemeenten de mogelijkheid om te kiezen voor de opmaak van het register in de toenmalig geldende procedure, of al over te stappen naar het nieuwe systeem. Er was dus geen deadline om te bepalen tegen wanneer het moest worden ingeleverd. De opmaak van een register door een gemeente kan enkele maanden in beslag nemen. En door deze overgangsregeling werd vermeden dat een gemeente die reeds bezig was met de opmaak volgens het oude systeem, voor een voldongen feit wordt gesteld, en de opmaak van het register diende te hervatten. Tegelijkertijd liet dit toe aan gemeenten die nog geen initiatief hadden genomen, om een register onmiddellijk volgens de nieuwe werkwijzen aan te maken. Vandaar de datum van 1 maart.. 213 gemeenten beschikken nu over een register van onbebouwde percelen. De lijst met de namen van deze gemeenten kan worden geraadpleegd op de website."

Toemaat 2

En dan was er nog nieuwbakken parlementslid Valerie Taeldeman (CD&V), die het decreet RO, heden Codex RO genoemd, niet goed kent. (Valerie Taeldeman: gemeenteraadslid Maldegem, 2000 - 2006, schepen sinds 2007, ondermeer van Woonbeleid, grondbeleid en ruimtelijke ordening, Stedenbouw en huisvesting, cummuleert dit sinds 2009 met Vlaams parlementslid, als vervangster van Joke Schauvliege). In plaats van dit decreet in te studeren, wat ze toch ook voor haar taak als schepen van ruimtelijke ordening nodig heeft, stelde ze diezelfde dag dan maar een vraag aan de minister: "In het verleden waren er vijf ontvoogdingsvoorwaarden. De gemeente moest een stedenbouwkundig ambtenaar hebben, een vergunningenregister, een planregister enzovoort om te kunnen ontvoogden. Op de indiening van bijna alle registers stond er een bepaalde deadline. Dat zou worden gecontroleerd via steekproeven. Met het Grond- en Pandendecreet komt er ook een leegstandsregister bij. Alle gemeenten zijn verplicht om tegen eind augustus – de precieze datum ontsnapt me – een eerste leegstandsregister over te maken aan de administratie. Er wordt verwacht dat al die registers op een bepaalde termijn worden ingediend, maar nergens komen we te weten wat er zal gebeuren als een gemeente de deadline niet haalt. Welke sancties staan daar tegenover?"

Antwoord van de minister: "Er is geen sanctie op het niet tijdig indienen van een register, want de sanctiebepalingen in het decreet Ruimtelijke Ordening in het verleden werden geschrapt. De enige sanctie in het decreet Ruimtelijke Ordening is de onmogelijkheid om met bijzondere plannen van aanleg (BPA’s) af te wijken van het gewestplan. Dat kan enkel nog met de opmaak van de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Hiervoor hebben de gemeenten een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) nodig."

Zo hebt u misschien ook nog iets bijgeleerd...
Read more...

Leugens over het voedseltekort in Gaza doorprikt (Vincent De Roeck)

De internationale gemeenschap blijft maar volhouden dat het Israëlische optreden in en rond de Gazastrook de voedselbevoorrading van de Palestijnse gebieden in het gedrang gebracht heeft en dat de arme brave Palestijnen in de Gazastrook honger lijden door toedoen van satanbuur Israël, de enige echte schurkenstaat in het Midden-Oosten. De Verenigde Naties zwijgen wel graag over waarom haar "scholen" als wapenopslagplaatsen gebruikt worden, waarom haar ambulances maar al te vaak als transportmiddelen voor terroristen van Hamas dienen, waarom haar beelden geregeld met Photoshop bewerkt worden om de duivel Israël er nog slechter te doen uitkomen en waarom haar materieel en hulpgoederen steevast aangewend worden om raketten te fabriceren om Zuid-Israël te bestoken.

De internationale gemeenschap wordt er ook niet graag aan herinnerd dat het net de Egyptische grensblokkade aan de Sinaï is die de handel tussen de Gazastrook en de buitenwereld bemoeilijkt of dat de vele ziekenhuizen van Ashkelon en Sderot vol liggen met gewonde joodse kinderen. Dit gezegd zijnde, laat ons hier wel duidelijk zijn. Niemand verdient het natuurlijk om honger te moeten lijden in deze tijd van ongeziene welvaart en massale voedseloverschotten. Maar net daar blijkt nu net het schoentje te wringen. De Verenigde Naties liegen immers voortdurend over de situatie en in het hongersnoodverhaal is dat natuurlijk niet anders. Het was de lokale Engelstalige moslimkrant "Palestine Today" die het nieuws voor ons brak en onlangs uitpakte met een serie foto's waarop overvolle Palestijnse markten in Gaza te zien zijn. Beelden zeggen nog altijd meer dan 1,000 woorden.











Deze vijf foto's schetsen mooi de échte situatie in de Gazastrook en aangezien het hier om een Palestijnse bron gaat, zullen toch ook de meest uitgesproken Palestijnenknuffelaars en de grootste Israëlhaters hun ongelijk moeten toegeven. Jullie kunnen trouwens nog tientallen andere foto's op de website van "Palestine Today" terugvinden.

Read more...

EU-funded think tanks defend their credibility (Andrew Rettman)

The European Commission will in 2010 pay €6.7 million in subsidies to a group of think tanks and NGOs. The grants cover 58 organisations, ranging from some of Brussels' best known talking shops, such as Cafe Babel and the European Policy Centre (EPC), to niche bodies such as the European Paralympic Committee. The top recipients are: the Platform of European Social NGOs; Notre Europe; the European Council on Refugees and Exiles; the European Movement; Association Jean Monnet; the Council of European Municipalities and Regions; the Association of Local Democracy Agencies; the Lisbon Council; the Fundacion Academia Europea de Yuste, and Friends of Europe.

The money is part of a larger €30 million a year pot in the commission's education and culture department, which pays for a scheme to promote "common values" and to get ordinary people interested in politics. "I think it's fair that an EU citizen should learn about the European Union of which he or she is a part. We make no apologies for explaining what the EU is about," commission spokesman John Macdonald told EUobserver. But for some, Brussels' generosity is not so innocent.

"They are setting up their own committees claiming that these are independent think tanks when, in fact, they are cheerleaders for the EU," Pieter Cleppe, from the British eurosceptic think tank, Open Europe, said. "They do not question the EU to the extent they would if they were not being funded by it. That's the whole point of the grants." Several of the beneficiaries, such as the European Movement International, Friends of Europe and the Union of European Federalists, have an openly pro-integration position. Just one, Statewatch, which gets 39 percent of its budget from the commission, is a devoted critic of the EU institutions.

Mr Cleppe's allegations are potentially the most damaging for policy analysts, such as the EPC, the Centre for European Policy Studies (Ceps) or Notre Europe, whose reputation for objectivity is central to their work. EPC chief Hans Martens pointed out that its grant of €146,000 makes up just over five percent of its budget. "You can't buy us for that price," he said. "There are no strings attached. We've never felt any pressure because of it. If we were to say something which offends the commission, tant pis."

Tant pis? Ceps spokesman Marco Incerti took a similar line. "Our grant [€140,000] amounts to 2 percent of our budget. So if there was ever an attempt by the commission to influence us, we could afford to lose it," he said. Mr Incerti noted that if you count all the EU projects in which Ceps takes part, EU institutions sign off on about a third of its income, however. For others, EU dependency is still more acute.

Pour la Solidarite gets 65 percent of its funds from the commission's education department grant. The Trans European Policy Studies Association is in for 58 percent. Notre Europe gets 54 percent. "We get a big grant but we don't work for the commission per se. We are true to what we think," Notre Europe's funding officer, Jennifer Hoff, told this website. "We are really trying to diversify our funding because we do get criticised for this."


Andrew Rettman schreef bovenstaand artikel voor de EU Observer naar aanleiding van een interview met IFF-scribent Pieter Cleppe.

Read more...

27 januari 2010

De tirannie van het intellectuele verraad
(Vincent De Roeck)

Paul De Grauwe, de "econoom" die er onlangs in slaagde om vrijdags op een internationaal congres Hayek boven Keynes te verkiezen en de maandag daarop in een Vlaamse krant Keynes boven Hayek, kreeg gisteren weerom een forum in "De Standaard" om zijn clowneske kijk op de economie ten toon te spreiden. In "De tirannie van de aandeelhouders" trekt hij van leer tegen de CEO's van multinationals. "De grootste vijanden van het kapitalisme zijn vandaag niet de vakbonden, maar ceo's als Carlos Brito van AB InBev", aldus de Paul Krugman van Vlaanderen. Zijn oplossing is ook zonneklaar. "Het wordt tijd dat de overheden de almacht van aandeelhouders beperken." Met dit weinig subtiel voorstel om nog meer overheidsinmenging in de economie toe te laten, bewijst Paul De Grauwe maar één zaak: hij is zijn pedalen helemaal verloren en snapt er echt niets meer van.

Een economisch systeem kan maar overleven als er een brede maatschappelijke consensus bestaat dat dit systeem goed is voor het overgrote deel van de bevolking. Het marktsysteem zoals dat in de naoorlogse periode werd ontwikkeld, putte zijn kracht uit het feit dat het gesteund werd door een consensus die het zelf had gecreëerd. De materiële vooruitgang die dat systeem mogelijk maakte, werd gespreid over een groot deel van de bevolking. Werknemers and werkgevers profiteerden samen van deze vooruitgang.

Zolang politici begaan zouden zijn met de welvaart van de samenleving en duurzame economische vooruitgang is er geen vuiltje aan de lucht. Pas wanneer politici, zoals vandaag, helemaal geen principes of verstand meer hebben, of wanneer diezelfde politici door de particratie hun principes en hun verstand moeten verdringen, is dit een probleem. Iedereen weet dat de vrije markt meer mensen welvarend gemaakt heeft dan welk ander systeem ook. Zelfs nu moeten we toegeven dat we na de crisis nog steeds rijker zijn dan voor de economische supergroei van de jaren '90. Letland en Ierland worden wel als "failliet" afgedaan, maar zij zijn vandaag nog steeds rijker dan in 2004. Misschien iets om over na te denken, "professor" De Grauwe, vooraleer u zich weer aan populistische nonsens waagt?

Deze consensus is aan het afbrokkelen, vooral omdat de perceptie is gegroeid dat werknemers en werkgevers niet op dezelfde wijze profiteren van materiële vooruitgang. Een systeem dat het mogelijk maakt dat de top van de onderneming (...) fantastische bonussen opstrijkt precies omdat het werknemers afdankt, kan niet op de sympathie van de mensen rekenen en graaft zijn eigen graf.

En wie is het hier juist die deze "perceptie" tot waarheid verheft? Onze Paul natuurlijk. De mensen moeten begrijpen dat enkel de personen die achter een bedrijf staan écht begaan zijn met de toekomst ervan. Dit zijn niet altijd de CEO's maar wel de aandeelhouders. Zij zijn het die hun eigen geld in de schaal geworpen hebben om een risicovolle onderneming op te zetten, over te nemen, of zich daarin in te kopen. Zij willen rendement, en zij hebben daar als enige het recht op. Werknemers verhuren hun arbeid, maar zij hangen af van de markt voor arbeid. Ondernemers verplichten om werknemers in dienst te houden, is net zoals consumenten verplichten om bij een welbepaalde winkel een welbepaald product te blijven kopen, ook als de consumenten dat niet meer denken nodig te hebben. Ooit maakte Po-Paul soortgelijke vergelijkingen, vandaag huilt hij mee met de linkse wolven in het bos.

Hoe zijn we zo ver geraakt? Het is nuttig om daarvoor even terug te kijken naar de jaren zeventig. Toen kende het systeem ook een crisis. (...) De eerste reactie van de overheid bestond erin bedrijven in moeilijkheden te subsidiëren en massale programma's van overheidstewerkstelling uit de grond te stampen. Deze programma's werkten echter niet en botsten snel tegen de grenzen van de budgettaire realiteit. Het falen van de overheid om de economie in nieuwe banen te leiden bracht een ommekeer in het denken. Meer en meer groeide de idee dat het marktsysteem beter geplaatst was dan de overheid om duurzame jobs te creëren en tegelijk materiële vooruitgang voor iedereen mogelijk te maken. Overal in de wereld werd aan deregulering en privatisering gedaan.

Paul De Grauwe geeft hier een zéér mooie analyse van de geschiedenis. Tot de jaren '70 was Keynes het officiële staatsbeleid, maar toen bleek dat stagflatie wel degelijk bestond, werd Keynes ingeruild voor Friedman en diens monetarisme. Vandaag zien we dat ook dat systeem niet perfect werkt, maar dat betekent niet dat de voorganger opnieuw van stal gehaald moet worden. Zoals ik vorig jaar al in een lezersbrief in "The Economist" schreef, betekent deze crisis niet zozeer het failliet van het kapitalisme, maar wel van Friedmans monetarisme. Centraal bankieren heeft deze bubbel op haar geweten. Het zou dan ook niet meer dan normaal zijn, moest men vandaag als nieuwe doctrine de Oostenrijkse School uitproberen. Paul De Grauwe kent deze school, hij stond lange tijd zelfs openlijk sympathiek tegenover de ideeën van Mises en consorten, maar hij is die nu klaarblijkelijk alweer vergeten. Een onvergeeflijk verraad.

Deze tendens creëerde inderdaad een nieuwe dynamiek van groei en vooruitgang niet alleen bij ons, maar vooral in de armste landen van de wereld. (...) Maar zoals zo dikwijls sloeg de slinger te ver door. Te veel mensen begonnen te geloven dat alle maatschappelijke problemen door de vrije markt kunnen opgelost worden, en dat de rol van de overheid overal moest worden teruggedrongen. Zo werd onder invloed van dit marktfundamentalisme de bankregulering ontmanteld en werd de banken toegelaten te gokken in de aandelenmarkten en in andere financiële markten. (...)

Marktfundamentalisme in de bankensector?? Echt waar?? We spreken hier over één van de meest gereguleerde en gereglementeerde sectoren van de hele economie. De crisis bewijst net dat de overheid helemaal niet in staat was om, ondanks massale regulering, het systeem foutloos te laten werken. En hoe reageren De Grauwe en andere etatisten daar dan op? Zij willen, begrijpen wie begrijpen kan, diezelfde falende overheid (nog) meer macht en een (nog) groter aandeel in de economie geven. Regulering lag aan de basis van de vastgoedbubbel en regulering zette banken aan om zich veel breder te gaan leveragen dan in de vrije markt het geval zou zijn. Een stad staat onder water en De Grauwe komt met extra emmers water af.

Een nog meer fundamentele ontsporing ontstond toen de idee ingang vond dat de controle op de onderneming moest gebeuren door de aandelenmarkten. Een goed bedrijf was een bedrijf waarvan de aandelenkoers stijgt; een slecht bedrijf waarvan de aandelenkoers daalt. De aandelenmarkten moesten het ultieme oordeel vellen over de kwaliteit van een onderneming en haar management. In theorie een schitterende idee. De realiteit evolueerde anders. In de aandelenmarkten spelen psychologische factoren als euforie en depressie, optimisme en pessimisme een even grote rol als fundamentele economische factoren. (...)

Ik deel de mening van Paul De Grauwe dat de aandeelhouders hier schromelijk tekortgeschoten zijn. Zij hadden alles voor handen om in te grijpen, maar zij deden er niets aan. Ik was dan ook tégen de bail-outs van de banken gekant die de aandeelhouders ten goede zijn gekomen. Paul De Grauwe is echter een grote hypocriet. Hier veegt hij de pan uit met de aandeelhouders, maar ten tijde van de bail-outs was hij wel voor tegemoetkomingen aan de aandeelhouders "die er niets aan konden doen"... Wat is het nu, Paul, eieren of jong?

De lange termijn werd opgeofferd aan de korte termijn. De winst die gerealiseerd kan worden door werknemers af te danken leidt onmiddellijk tot meer bonussen, maar ondermijnt de lange termijn voordelen van een vertrouwensrelatie tussen de werkgever en de werknemer. Conflict, in plaats van samenwerking wordt opnieuw de basis van de relaties tussen werkgevers en werknemers. Dit zijn gevaarlijke tendenzen die de maatschappelijke aanvaarding van een vrij marktsysteem aantasten. (...) Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het kapitalisme gered wordt uit de greep van de kapitalisten? Dat is de systeemvraag die zich vandaag stelt. De verantwoordelijkheid ligt hier in eerste instantie bij het bedrijfsleven zelf. (...) De overheid moet hier ook optreden, onder andere door, zoals vroeger, vergoedingen gebaseerd op optiecontracten te belasten als loon. (...) De bankiers zijn meer en meer geëvolueerd van kredietverleners tot speculanten. Ze hebben eveneens bijgedragen tot een evolutie naar een casinokapitalisme. (...)

Casinokapitalisme?? Ik begin meer en meer te denken dat "Paul De Grauwe" gewoon het pseudoniem van Dirk Van der Maelen is... Aandeelhouders bepalen het beleid en de bonussen. Het is dan ook aan hen om daar onafhankelijk van overheid of samenleving beslissingen over te nemen. Hoge leverage kan hoge winst opleveren, maar houdt ook risico's in. Het is de overheid die de afweging verknoeid heeft. Moral hazard heet dat dan. De winsten zijn immers voor de aandeelhouders, de verliezen voor de gemeenschap.

Tot nu toe is het marktsysteem er altijd in geslaagd om voor een verloren job een nieuwe, meestal interessantere job te vinden. Niet onmiddellijk natuurlijk, maar na verloop van tijd wel. Dit mechanisme vormt de basis van het vertrouwen dat de mensen hebben in het systeem en in de bedrijfsleiders. Maar als deze laatste meer en meer gepercipieerd worden als korte termijn speculanten dan is er een probleem. We kunnen alleen maar hopen dat de bedrijfsleiders de ernst van dit probleem op tijd onderkennen.

Kan iemand zijn eigen betoog nog meer ondergraven dan Paul De Grauwe hier?? Eerst kant hij zich tegen de markt om uiteindelijk dan te beweren dat de markt het wel zal oplossen... Als De Grauwe dit gelooft, en ik hoop dat hij dit allemaal gewoon schrijft omwille van mediageile beweegredenen, dan moet hij dat ook openlijk durven zeggen. Anders pleegt hij schuldig verzuim, en verwordt hij tot de doodgraver van onze economie en, erger nog, van onze welvaart.

Read more...

26 januari 2010

Na Dendermonde heeft ook Liedekerke er zijn buik van vol (Johan Sanctorum)

Soms leidt een gebrek aan redactionele coördinatie binnen een krant tot verrassende inzichten. In De Standaard van 26/1/10 wordt op de pagina “Cultuur en media” uitvoerig de lof gezongen van het woestijnvisproduct Man bijt hond. Niet echt verwonderlijk, als men de ziet hoe Corelio (uitgever van DS), VRT, Woestijnvis, en nu ook Humo-uitgever Sanoma, elkaar om de hals vallen binnen één groot mediakluwen. TV-kritiek in de geschreven pers? Het wordt meer en meer crossmediale promotie pro domo. In het bewuste artikel is nochtans een kritisch geluidje te horen van Tom Naegels, die stelt dat het programma eigenlijk een karikatuur voorstelt van de Vlaming, als kleinsteedse, dialect pratende randdebiel of gewoonweg dorpsgek. Maar als columnist-des-huizes relativeert Naegels deze kritiek onmiddellijk zelf, en zegt dat het programma “nooit over de grens van het kwetsende gaat”.

O nee? Dat is dan genoteerd. Maar op blz 24 van diezelfde krant, in de regionale editie “Vlaams-Brabant”, lezen we een heel ander verhaal, namelijk dat van de inwoners van Liedekerke, dat de eer te beurt viel om een ploeg van man-bijt-hond op bezoek te krijgen. Ze voelen zich gemanipuleerd, en beschrijven hoe de programmamakers via bewuste uitlokking vooral het hilarische en karikaturale zochten. Het resultaat was uitlachtelevisie van het zuiverste soort: er werd gefocust op alles wat de stadsintellectueel als vreemd, idiomatisch, provincialistisch en achterlijk voorkomt. Zoals de bejaarde die zijn klein autootje met maniakale precisie in een kleine garage parkeert. Het filmpje circuleert ondertussen op U-tube, de man is tot zijn eigen wanhoop wereldberoemd.
Enige politiek-correcte vooringenomenheid was de makers ook niet vreemd: “Ze waren op zoek naar specifieke beelden en verhalen van een arm Liedekerke dat worstelt met de migratie van Brussel. Ik moest hard discussiëren om hen op andere gedachten te brengen”, aldus een van de meer weerbare dorpsbewoners, Steven Van Linthout.
Want voor de rest ging het uiteraard om kwetsbare, onmondige mensen die niet weten waar ze aan begonnen, tot ze hun kop op het scherp zagen en het lachen was geblazen. Via de regiekamer en het welbekende montagewerk ontstaat een beeldverhaal dat geen enkele plaats meer laat voor privacy of respect voor de intieme levenssfeer. Vooral het item van de oude man die via een pendel met zijn overleden vrouw communiceert, is ver over de schreef.
De overvloeiing tussen naieve welwillendheid van de figuranten (“Ik kom op TV!”), het onscrupuleuze effectbejag van de programmamakers, en het (veronderstelde) voyeurisme van de kijker, trekt op het eerste zicht aan en levert “goeie televisie” op, maar stoot op het tweede gezicht af. Omdat het programma zich dagelijks ververst en andere slachtoffers zoekt, is er echter ook geen tijd om afstand te nemen en het format in vraag te stellen: het cirkus staat elke dag ergens anders, er is geen tijd om de trukken van de foor te ontmaskeren.
De Woestijnvisparodie van de cynische Vliegende Reporter (“In de Gloria”) die bij niets-vermoedende Vlamingen aan huis belt en een “spontaan interview” ensceneert, tot verbijstering achteraf van de figuranten, blijkt dus onrustwekkend echt. Het ziet ernaar uit dat Woestijnvis zijn eigen parodie-format tot standaard is gaan nemen voor reality-tv, zoals Prof. Katia Segers terecht stelde in Terzake van 26/1. Maar er is nog meer stront aan de knikker.

Dat Vlamingen in zo’n programma systematisch voorgesteld worden als achterlijke boertjes die moeten ondertiteld worden, is politiek niet onschuldig. De intellectuele elites, die zich in Woestijnvis schuilhouden, maken hier namelijk het portret van een volksstam die er wel pittoreske gewoonten op nahoudt en leuke plaatjes oplevert, maar die absoluut niet in de mogelijkheid verkeert om zijn eigen boontjes staatkundig te doppen. We missen het esprit dat de verlichte democratische minderheid van dit land legitimeert,- de francofonie. Het is dus een soort neokolonialisme van de evolués, parvenus die zich over hun eigen afkomst schamen. Het fenomeen, dat ik eerder al beschreef, zit zeer diep in het Vlaamse cultuurcircuit. Het verklaart o.m. waarom een oer-Vlaamse auteur als Dimitri Verhulst uit schaamte in Huccorgne gaat wonen, en waarom varkenshandelaar/kasteelheer Wim Delvoye het jammer vindt dat er in Vlaanderen nog Nederlands wordt gesproken. De grappige randdebielen van Liedekerke zijn dezelfde stereotypes (Katia Segers gewaagt zelfs van “archetypes”) die door het franco-Belgisch establishment worden gehanteerd. De openbare omroep is er zich wellicht niet eens bewust van dat ze stigmatiserend optreedt t.o.v. haar eigen publiek. De kijker kijkt in de spiegel, en ziet een Neanderthaler.
Maar Liedekerke heeft er dus zijn buik van vol en jaagt de camera’s weg. De conclusie is deze die ik al neerschreef in “Media en Journalistiek in Vlaanderen”, n.a.v. het “Dendermonde-drama”: de kijker én de man/vrouw, geconfronteerd met het oog van de camera, moeten zich samen tegen de hybris van het medium keren, door simpelweg neen te zeggen. Grenzen stellen, zelf de regels bepalen. Met deze bescheidenheid zal het massamedium nooit kunnen leven. Dus is het, in zijn huidige vorm, tot sterven gedoemd. Er is nog hoop.
Read more...

Zoals altijd bij regimes die naar een dictatuur hunkeren, gaat de strijd eerst over de woordenschat (vpmc)

23 januari 2010 Essay
Thierry Chervel
Zijn de critici van het islamisme zelf fundamentalistisch? Allerminst, want in tegenstelling tot de militante islam kent de Westerse Verlichting geen uiterste waarheden.  In de Duitse media is een debat ontbrand over de grenzen van de islamkritiek. Daarbij wordt er een “islamofobie” geconstateerd, die voor velen neerkomt op een nieuw antisemitisme. Hierover schreven op deze plek Henryk Broder (12 januari) en Hamed Abdel-Samad (18 januari). Wij zetten de reeks verder met een bijdrage van Thierry Chervel, beheerder van het online cultuurportaal “Perlentaucher”.

Henryk Broder is een reus! Helemaal op zijn eentje blijft deze publicist de meerdere van al de kleine feuilletonisten. De dappere meerderheid van “Freitag”, “Tagesanzeiger”, “Zeit”, “Süddeutsche Zeitung”, “Frankfurter Allgemeine Zeitung” en “Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung” heeft de laatste weken haar moed bijeengeschraapt om het schemerig-duistere “Verlichtingsfundamentalisme”bloot te leggen, dat achter de anarchistische knepen van Broder schuilgaat. In een vloed van artikelen sjorren zij hem vast en prikken hem, zoals het dwergenvolkje in de roman “Gullivers Reizen” van Jonathan Swift. Broder, zo schreef Thomas Assheuer in de “Zeit”, “doet altijd zijn best om geestig te schrijven, maar het is hem bittere ernst”. Dat is inderdaad het verschil: zijn tegenstanders zijn ook nooit eens grappig. Het begon al met de klimaattop in Kopenhagen, waarbij de “Tagesanzeiger” gesteun liet klinken over climagate en over de “as van de idiotie”. Het culmineerde na het Zwitserse minarettenverbod (voor Freitag is Broder sedertdien een rechtspopulist). En het ging verder na de moordaanslag op de Deense karikaturist Kurt Westergaard. Held onder de helden is de laatste tijd Claudius Seidl: hij beloofde plechtig in de F.A. Sonntagszeitung dat hij zijn leven zou opofferen, in het geval Broder en zijn fundamentalistische kompanen met succes de moslimvrouwen het recht op de hoofddoek zouden betwisten. Toegegeven: dit is onwaarschijnlijk, maar wie weet – tenslotte kunnen ook de “Verlichtingsfundamentalisten” tot zelfmoordaanslagen overgaan! Voor het recht om géén hoofddoek te dragen wilde Seidl zijn leven vooreerst nog niet in de weegschaal werpen. Daarmee versloeg de chef cultuur van de FAS de chef cultuur van de SZ Andrian Kreye, die op het gevaar af zich impopulair te maken de moed opbracht om de mohammedkarikatuur van Westergaard eens en voorgoed te laten vallen omdat ze geen verdediging waard is. “Wie beledigt, moet aan de beledigde ook de toestemming gunnen om beledigd te zijn”, gaf hij ter intentie van Westergaard mee. Na een interventie met een dergelijke overtuigingskracht laat zich de persoonlijke beveiliging van Westergaard nauwelijks nog verrechtvaardigen! Daarmee bekrachtigde Kreye de houding van de FAZ, van de Süddeutsche en van alle andere kranten die hun eigen lezers enkel en alleen van horen zeggen informeerden over de karikaturen. Het zijn ook altijd diegenen die het islamitische gevaar graag minimaliseren, die tegelijk te laf zijn om de karikaturen af te drukken (Die Welt behoorde tot de zeldzame Duitse kranten die ze lieten zien; opmerking van de redactie). Dit historische verzaken van een openbaar forum dat niet langer in zijn eigen fundamenten gelooft, zal een der redenen zijn waarom de aanvallen op Broder en alle andere “ Verlichtingsfundamentalisten” zo ongezien massief waren. Schuldbewustzijn zweet men graag in groep uit. [Welt-online laat hier een paragraaf uit de oorspronkelijke tekst wegvallen, die ik hierbij weer inlas]
De karikaturenstrijd was een cesuur in de geschiedenis van de media. Weliswaar was hij nog door een krant aangestoken, maar de allermeeste kranten van deze wereld namen –zoals ook de allermeeste televisiezenders– die eerste stoot niet over. Op weinige uitzonderingen na censureerden zij de tekeningen. Ze noemden ze grof (of  “onnozel”, zoals Thomas Steinfeld, meer hier), om zo te kunnen beweren dat publicatie niet de moeite loonde. Een capitulatie. De krantenlezers zochten hun informatie elders. Een eenvoudige google-zoektocht volstond.
Sedert de karikaturenstrijd is het Internet het eigenlijke openbare forum, in weerwil van het weemoedige zuchten van Habermas. In de kranten liet de affaire een blinde vlek achter. En die breidt zich uit, en bonst en woekert, zoals dat gaat met een slecht geweten. 
[hier pikt Welt weer in] In de vloed van artikelen de laatste weken, hebben de columnisten gepoogd om in Duitsland twee begrippen definitief ingang te doen vinden, al geven zij geen informatie over de herkomst ervan: “verlichtingsfundamentalisme” en  “islamofobie”. … De term “islamofobie” is in eerste instantie een strijdkreet van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC), die sedert de karikaturenstrijd maand- en jaarverslagen uitbrengt over islamofobe voorvallen in de westelijke wereld – let wel, uitsluitend in de westelijke wereld. Over de vervolging van de Tsjetsjenen of de Oeigoeren wordt er in het jongste bericht met geen woord gerept, want Rusland en China zijn strategische bondgenoten van de islamitische staten als er gestemd wordt in de VN, waar de islamitische staten hun botsing der culturen bij voorkeur uitvechten. China en Rusland brachten, in eendracht met andere respectabele lidstaten van de Verenigde Naties zoals Oeganda of Zimbabwe, hun stem uit ten gunste van een VN-resolutie tegen het “belasteren van religies”. Een resolutie die als enige religie expliciet de islam vernoemt. Het begrip islamofobie komt de 57 landen van de organisatie –met daaronder loepzuivere democratieën als Iran, Saoedi-Arabië, Soedan– vooral te pas om een tegenbegrip te ontwikkelen tegenover het begrip Mensenrechten, dat met zijn aanspraak op universaliteit en met tegelijk zijn nadruk op het individu hen mateloos irriteert. Het mensenrechtenbegrip van de OIC daarentegen is religieus gecodeerd: de “Verklaring van Cairo over de Mensenrechten in de Islam” van 1990 verklaart uitdrukkelijk dat de sharia het fundament blijft waar men niet aan voorbijgaat. Van de westerse landen wordt hiervoor respect geëist – de VN, de Conferentie van Durban met de vervolgconferentie in Genève, en de resolutie tegen het belasteren van religies behoren alle tot de hefbomen in dit machtsspel rond begrippen. Het respect van het Westen moet tot uiting komen, zo heet het in de islamofobieberichtgeving, door een “verantwoordelijke omgang met de vrije meningsuiting”. De democratieën hebben het hunne allang gedaan: zo verheugt zich bijvoorbeeld Gunnar Herrmann erover, in een SZ-artikel over de huidige stand in het karikaturendebat in Denemarken, dat vele Denen hun respect voor religieuze gevoelens belijden: “Zulke houding wordt vandaag wel als zelfcensuur omschreven, maar vroeger heette zoiets tactvol.” Dat men in een boek over de karikaturenstrijd afziet van het drukken van de karikaturen, dat men in het Hamburger Bahnhof [nu museum] in Berlijn afstand doet van de zwarte kubus van de kunstenaar Gregor Schneider: allemaal uitingen van een “verantwoordelijke omgang met de vrije meningsuiting”. En onze kwaliteitsmedia zijn vandaag vaak de meest prominente steunpilaren der voorafgaande religieuze censuur. Omdat zij die voorcensuur zelf hebben toegepast in het geval van de karikaturen, kunnen de kranten deze nu niet meer op een geloofwaardige manier bekritiseren bij andere instanties. … Hoe murw zijn de hersenen eigenlijk wel, van intellectuelen die de consequenties uit een politiek opzet zoals het gebruik van de term “islamofobie” overhaast zelf al trekken: uitgerekend een onderzoeker van het antisemitisme, Wolfgang Benz ziet in de SZ, die zich tot het centrale orgaan van de criticofobie heeft ontpopt, een parallel tussen “islamofobie” en antisemitisme. In een antwoord aan zijn collega Benz schrijft Julius Schoeps op de Oostenrijkse portaalsite juedische.at : “Waar, vraag ik mij af, als we willen vergelijken, blijven hier ‘de parallelle waandenkbeelden’ volgens welke moslims ‘op rituele grond’ kinderen doden, bronnen vergiftigen, culturen en volkeren verwoesten, de armsten  van de wereld nog hun hemd afnemen of, naar keuze bloedige revoluties aanstoken? Waar is de mohammedaanse Alfred Dreyfus, wiens epauletten in het openbaar werden afgerukt in Europa? Wie dicht in dit land aan (gematigde) moslims het plan toe van een grote wereldsamenzwering?”* De wedijver rond slachtofferschap kon wel eens de drijvende kracht zijn achter deze constructie. Zij mikt op het slechte geweten van de enige maatschappijvorm die de twijfel aan zichzelf heeft geïnstitutionaliseerd: de democratieën. Men benijdt de joden om de holocaust, en timmert er een voor zichzelf: ziet immers de Gazastrook er niet uit als het getto van Warschau? In dezelfde richting gaat ook het postkoloniale discours, dat het Arabische en Afrikaanse aandeel in de geschiedenis van de slavernij uitvlakt, om de democratieën alweer een exclusieve schuld op de hals te schuiven. Wat maakt het ook uit als er in Darfur nakomelingen van slavenhandelaren (die trots zijn op hun voorvaderen) de nakomelingen van slavenvolkeren aan mootjes hakken en verbranden? Soedan is immers lid van de OIC. … Naast “islamofobie”, is het andere begrip dat zich als een zwam in de hersenen van de welmenenden heeft geboord, dat van het “Verlichtingsfundamentalisme”. Het mag nu wel officieel heten: in de SZ noemt Gustav Seibt de logica van de tegenstanders van de door hem geprezen religieuze vrede “fundamentalistisch”. Thomas Assheuer vindt in de Zeit dat de argumenten van de secularisten “fundamentalistisch slagzij” maken, voor Thomas Steinfeld in de SZ was het toch al zonneklaar: auteurs als Necla Kelek, Hirsi Ali of Broder zijn onze eigen “haatpredikers”. Zodoende heeft hij deze drie dan voorgoed naast Osama Bin Laden en Mullah Omar geplaatst. Wie zo luchtigjes met die kwalificatie omspringt, die mag zich ook herinneren wie haar in de eerste plaats ter harte nam: Mohammed Bouyeri ramde ze Theo van Gogh, nadat hij hem meerdere kogels in het lijf gejaagd had en hem de keel had overgesneden, met een mes in de borst: “Ik weet, oh fundamentalisten van het ongeloof, dat jullie ten onder zullen gaan.” Dat was het culminatiepunt van de brief waarmee op die manier Bouyeri zijn daad opeiste. Een flinke fractie van de westerse intellectuelen beschouwt dit schrijven sindsdien als een uitnodiging tot de dialoog der culturen. Spreken van een “fundamentalisme van de Verlichting” (of naar keuze van het ongeloof, of de mensenrechten) zal misschien hier of daar al gangbaar zijn geweest, maar nu werd de uitdrukking bestempeld als een geldige figuur in een discussie. De lezer ontmoet haar in het boek van Ian Buruma over de moord op van Gogh. Timothy Garton Ash nam haar voor zich in een essay over dat boek, en over de islam in Europa in het algemeen, en maakte er een vaste zinswending van: Ayaan Hirsi Ali was een “ietwat simpel argumenterende Verlichtingsfundamentaliste”, luidde zijn diagnose, waarmee hij haast onbewust de Infamie voor zijn rekening nam, en hij sloeg de spijker nog eens goed vast: Bouyeri zat er “niet helemaal naast” toen hij het “fundamentalisme van het ongeloof” tot zijn hoofdvijand verklaarde. Garton Ash heeft zich na een discussie met Hirsi Ali van zijn term gedistantieerd: “Ik wil graag beklemtonen dat ik sedert die tijd de term ‘Verlichtingsfundamentalist’ allang heb opgegeven, want hij leidt tot het misverstand dat er een symmetrie met ‘islamitische fundamentalisten’ bedoeld zou kunnen zijn”, schrijft hij in een voetnoot bij zijn nieuwste boek. … Precies die intellectuelen die aan het begrip blijven vasthouden, schijnen ervan overtuigd te zijn dat wij een “botsing der culturen” meemaken – anders zou die constructie met symmetrische begrippen helemaal geen zin hebben. Minstens raken onze kortzichtige columnisten hier verward in contradicties, want anderzijds weten zij van geen ophouden, om het gevaar dat uitgaat van het islamisme te minimaliseren.  Of zouden zij geloven dat “onze haatpredikers” Kelek en Broder verantwoordelijk zijn voor 11 september? Fundamentalisme is irrationeel per se, en een begrip als “fundamentalisme van de Verlichting” is goed en wel onbestaanbaar. Wat hun critici aan Verlichters als Hirsi Ali of Broder verwijten, is eigenlijk dat zij iets als een “fundamentalisme van het ongeloof” predikten – helemaal wat ook Bouyeri bedoelde. Zij beweren dat Hirsi Ali van de moslims zou eisen dat dezen hun geloof zouden afzweren, als zij in het Westen wensen te leven. Thomas Assheuer weet de zaken in de “Zeit” zo te wringen, tot ze passen: in de argumentatie van de “zwaar beproefde Hirsi Ali” diende “de religie, die er geen is, een Verlichting door te maken en, zo mag je wel aanvullen, tot verdwijning gebracht te worden” ofwel “omdat de islam voor Hirsi Ali ‘das ganz Andere’ is ten overstaan van de seculiere Rede, kan slechts één van deze twee gelden: de moslims horen ‘een keuze te maken tussen de waarden van de landen waar zij zijn aanbeland, en anderzijds de waarden van de landen die zij hebben verlaten’. Dit houdt in dat moslims hun religie zouden dienen af te zweren.” Dat is een insinuatie. Hirsi Ali wil van de moslims enkel, zoals van alle gelovigen, dezelfde verdraagzaamheid die ook hen betoond wordt. Iets als “afzweren” eist zij nergens. Verlichting überhaupt levert pas het kader waarbinnen een co-existentie van religies mogelijk wordt. De door Gustav Seibt bezongen vrede onder de religies was eerst nog een vrede tegen de religies –tegen hun ontketende totalitaire aanspraken– vooraleer zij een vrede met de religies kon worden. Ook bij een vrede onder de religies wordt een religie nog niet echt of waar, want ook dan blijft de individuele gelovige onder curatele van zijn priesters staan. Waarachtig wordt zij pas in een persoonlijke belijdenis, op het moment dus dat een gelovige ook de vrijheid heeft om zich van zijn religie te ontdoen, zonder dat hij rekening hoeft te houden met sancties. In een geseculariseerde, verlichte samenleving bijgevolg, die de totalitaire aanspraken van de religies in toom houdt. Deze precaire relativiteit van de religies is wat de Verlichting bewerkstelligt, omdat zijzelf ervan afziet om laatste waarheden uit te spreken – en dat is de ware reden waarom zij niet fundamentalistisch zijn kan.
__________________
* In de Berliner Zeitung antwoordt Benz.


Labels: , , , , ,

Read more...

Obama krijgt eindelijk de rekening gepresenteerd voor zijn falend links beleid (Vincent De Roeck)

Barack Obama is één jaar aan de macht in de Verenigde Staten en de desillusie onder zijn aanhangers (en tegenstanders) kon eigenlijk gewoon niet groter zijn. De man die boven de partijen uit zou stijgen, opnieuw hoop zou injecteren in de samenleving en een breuk met het verleden van zijn Republikeinse voorganger zou bewerkstelligen, blonk vooral uit in inertie, incompetentie, partijdigheid en legde bovenal een latent gebrek aan realiteitszin en visie aan de dag. Hij zou Guantanamo sluiten, maar heeft nog steeds geen datum vastgelegd. Hij zou de twee oorlogen beëindigen, maar stuurt extra troepen naar Afghanistan. Hij zou de werkloosheid aanpakken met massale staatssteun en overheidsprogramma's, maar vandaag kampen de VS nog steeds met een reële werkloosheidsgraad van 17%. Hij zou iedereen gratis gezondheidszorg geven, maar faalde ook daar schromelijk in. Hij wou de Verenigde Staten op het groene spoor zetten, maar ziet vandaag zijn "cap-and-trade" plannen sneuvelen.

Hij profileerde zich als de man van het volk, maar zijn vrouw laat zich elke dag in een andere peperdure garderobe zien. Hij zou onkreukbaar zijn, maar zijn campagnefinanciën en hulporganisaties zoals ACORN liggen constant onder vuur. Hij zou eerlijk en open zijn, maar zijn Recovery.org website pocht met jobs die niet bestaan in kiesdistricten die niet bestaan. Om over zijn dubieus geboortebewijs en zijn gebrekkige spreekvaardigheid als de telepromptor het begeeft nog maar te zwijgen... Eén jaar na diens machtsgreep is het aureool van Barack Obama al bijna volledig verdwenen. Vorige week pakte Gallup uit met een peiling waaruit blijkt dat Obama nog maar net over 50% steun onder de bevolking kan rekenen. Maar liefst 20 procentpunten lager dan enkele maanden geleden. En als klap op de vuurpijl verloor hij vorige week de senaatszetel van rode leeuw Ted Kennedy voor het eerst sinds de jaren '50 aan een Republikein.

Kennedy's zetel in Massachusetts was één van de meest veilige Democratische zetels van allemaal, tot Obama de macht greep. Door de overwinning van Scott Brown in Massachusetts verliest Obama nu ook zijn super-meerderheid in de Senaat. Voortaan zal hij dus deals moeten maken met de Republikeinen om zijn (nu al afgezwakte) wetsvoorstellen rond o.a. klimaatverandering en gezondheidszorg alsnog door het parlement te krijgen. Obama voerde uitgebreid campagne in Massachusetts voor de Democratische kandidate maar dat bleek vruchteloos. Au contraire. Zij stond net aan de leiding in de peilingen tot hij zich ermee kwam moeien... Met Scott Brown komt trouwens een integere vrijemarktliefhebber, een degelijke fiscaal en sociaal conservatief, een overtuigd klimaatscepticus en een onvermurwbare voorstander van wapenrechten in de Senaat. Browns overwinning bewees trouwens ook de alsmaar groeiende macht van de "Tea Party"-beweging - de losse koepelvereniging van honderden grassroots burgerlijke verzetorganisaties tegen belastingen en tegen een te grote overheid - op het politieke debat in Amerika.

De Amerikaanse pers laat er geen twijfel over bestaan. Barack Obama is in Massachusetts genadeloos afgestraft en zijn presidentsschap is op sterven na dood. Zelfs de linkse regimezender MSNBC was ongezien hard voor haar zwart Godenkind. Enkel Hubert Van Humbeeck volgt kennelijk geen Amerikaanse kranten of talkshows want die durfde het deze week nog aan om Obama's presidentsschap in Knack te bejubelen. "Ondanks de gênante haatcampagne tegen zijn persoon van de Republikeinse rechterzijde herstelde hij het vertrouwen van de VS in de wereld," klinkt het bij hem. "Het feest van vorig jaar zorgt nog niet voor een kater. Barack Obama tekende de contouren van wat een goed presidentsschap zal zijn." Een heel ander geluid vinden we echter terug in "The Economist" deze week. In het editoriaal "Big Government: Stop!" veegt dat weekblad de vloer met de idee van méér overheid. Enkele fragmenten daaruit:
(...)

In the aftermath of the Senate election in Massachusetts, the focus of attention is inevitably on what it means for Barack Obama. The impact on the Democratic president of the loss of the late Ted Kennedy’s seat to the Republicans will, no doubt, be significant. Yet the result could be remembered as a message more profound than the disparate mutterings of a grumpy electorate that has lost faith in its leader—as a growl of hostility to the rising power of the state. America’s most vibrant political force at the moment is the anti-tax tea-party movement.

Even in leftish Massachusetts people are worried that Mr Obama’s spending splurge, notably his still-unpassed health-care bill, will send the deficit soaring. In Britain, where elections are usually spending competitions, the contest this year will be fought about where to cut. Even in regions as historically statist as Scandinavia and southern Europe debates are beginning to emerge about the size and effectiveness of government.

There are good reasons, as well as bad ones, why the state is growing; but the trend must be reversed. Doing so will prove exceedingly hard—not least because the bigger and more powerful the state gets, the more it tends to grow. But electorates, as in Massachusetts, eventually revolt; and such expressions of voters’ fury are likely to shape politics in the years to come.

The immediate reason for the rise of the state is the financial crisis. Governments have spent trillions propping up banks and staving off depression. In some countries they now play a large role in the financial sector; and thanks to bail-outs, stimulus and recession, the proportion of GDP made up by state spending and public deficits has rocketed.

But the rise of Leviathan is a much longer and broader story. Long before AIG and Northern Rock ended up in state custody, government had been growing rapidly. That was especially true in Britain and America, the two countries in which “the end of big government” had been declared in the 1990s. George Bush pushed up spending more than any president since Lyndon Johnson. Britain’s initially frugal Labour government went on a splurge: the state’s share of GDP has risen from 37% in 2000 to 48% in 2008 to 52% now. In swathes of northern Britain the state now accounts for a bigger share of the economy than it did in communist countries in the old eastern bloc.

The change has been less dramatic in continental Europe, but in most of those countries the state already made up around half of the economy. Demography is set to push state spending up further. Ageing populations will consume ever more public health care and ever bigger pensions. Unless somebody takes an axe to them, entitlements will consume a fifth of America’s GDP in 15 years, compared with 9% now.

Rising government spending is not the only manifestation of growing state power. The spread of regulation is another. Conservatives tend to blame the growing thicket of rules on unwanted supranational bodies, such as the European Union, and on the ever growing industry of public-sector busybodies who supervise matters like diversity and health and safety. They have a point.

But voters, including right-wing ones, often demand more state intrusion: witness the “wars” on terror and drugs, or the spread of CCTV cameras. Mr Bush added an average of 1,000 pages of federal regulations each year he was in office. America now has 250 million people devising and implementing federal rules.

Globalisation, far from whittling away the state, has often ended up boosting it. Greater job insecurity among the voting middle classes has increased demand for safety nets. Confronted by global market failures, such as climate change, voters have demanded a public response. And the emergence of new economic powers, especially China, has given fresh respectability to the old notion of state capitalism: more and more of the world’s biggest companies are state-owned, and more and more of its biggest investors are now sovereign-wealth funds.

Many difficulties present themselves to those who would reform the state. One is the danger posed by the fragility of the world economy. Government stimulus may still be needed to ward off a new slump. But even in the most vulnerable countries, governments need to be planning for withdrawal.

(...)

Read more...

Gebruiksaanwijzing voor islamverstaanders (vpmc)

ESSAY
Hamed Abdel-Samad
Is islamofobie het nieuwe antisemitisme? Daarover is een debat ontbrand. Maar wie moslims werkelijk ernstig neemt, moet islamkritiek beoefenen.

Hoe doe je precies een islamcriticus een muilkorf om? Mocht u in het geval zijn dat u allergisch bent voor islamkritiek, en om beroepsredenen, of op ideologische gronden, of eenvoudig omwille van intellectuele traagheid geneigd bent tot het verdedigen van de islam, dan zal volgende gebruiksaanwijzing uiterst nuttig voor u zijn.

Is de criticus een niet-moslim, dan hebt u makkelijk spel. Aangewezen hier, is een afmattingstactiek: u verwijt hem zijn gebrekkige kennis van de islam, u praat over de heterogeniteit en de veelzijdigheid van de jongste abrahamitische religie, en vraagt hem over welke islam hij het heeft. Al snel verliest hij het overzicht in het labyrint van islamitische rechtsscholen en stromingen, en het debat loopt vast in zand.
Het verwijt van islamofobie hoeft niet lang uit te blijven. Maar wat u weer niet moet doen, is het woord “racisme” in de mond nemen. Beter kunt u de islamcriticus laten aanvoelen dat dit wel degelijk is wat u bij hem vermoedt. Spreekt u hem over stemmingmakerij, over applaus dat van de verkeerde kant komt, en over het koren op de molen van de xenofobie. En nog voor hij u tegenspreekt herinnert u hem aan de verschrikkelijke gebeurtenissen van 70 jaar terug in Duitsland. In die dagen waarschuwden de antisemieten voor de judaïsering van Europa, net zoals de islamofoben vandaag waarschuwen voor de islamisering van het Avondland. Echter, het woord “holocaust” zult u liever niet gebruiken.
Een vermelding van de Koude Oorlog hoort wel op het programma te staan. Want tenslotte is na het “rode” en het “gele” gevaar nu het vijandbeeld van de islam aan de beurt, zodat de nood aan een schrik-beeld bij de Europeanen gelenigd kan worden, en de contouren van de Europese identiteit scherper getekend. Nauwelijks iemand die zal merken dat uw argumentatie wat roestig is omdat u valse vergelijkingen maakt en de tegenstander heel de tijd met zijn eigen trauma’s hebt beziggehouden zonder maar iets te zeggen over wat er echt op het spel staat.

Deze tactiek werkt zo goed als altijd, of het moest zijn dat de islamcriticus zelf een moslim is, en weet waarover hij het heeft. In dat geval haalt het verwijt van racisme of van gebrek aan kennis van de islam natuurlijk niets uit. Dan moet er stevig toegetast worden. Val hem aan op zijn integriteit. Hij moet wel een pathologische zelfhater zijn die met zijn kritiek op de islam een afrekening met zijn cultuur beoogt. Snuffel wat rond in zijn biografie, een schandvlek is altijd wel te vinden. En als hij een vrouw is, dan is die natuurlijk emotioneel, wispelturig, en naast de kwestie.

Na het minarettenverbod van de Zwitsers, en de verijdelde moordaanslag op Kurt Westergaard, had ik de hoop dat er eindelijk een onverkrampte strijdcultuur zou ontstaan, waarbij diepgravende debatten mogelijk werden over thema’s als islam en migratie. Mijn hoop kreeg vleugels door enkele mediaberichten in de islamitische wereld, die deze keer niet poogden om de woede-industrie aan te zwengelen, maar tot bezinning en terughoudendheid aanspoorden.  Het Egyptische weekblad “al-Youm al-Sabea” stelde in een kritisch artikel zelfs de vraag welke zonden van de moslims, ergens ter wereld, deze afwijzende houding tegenover de islam in Europa konden veroorzaakt hebben. Zelfs de bijdragen van een “ketter” zoals ik werden gepubliceerd. Ginds heeft de islamkritiek schijnbaar vruchten afgeworpen en onder moslims een denkproces op gang gebracht over de eigen tekorten.

En in Europa? Er waren wel een paar uiterst zeldzame islamkritische bijdragen in de de mainstream media, maar mijn vrees werd al gauw bewaarheid: in Europa staat men sneller klaar met een muilkorf dan met gelijk welk tegenargument. Enkel de 14de januari al, publiceerden de “Süddeutsche Zeitung” (SZ) en de Berlijnse “Tagesspiegel” twee bijdragen, die net zo goed van eenzelfde persoon hadden kunnen zijn. In het SZ-artikel met als titel “Onze haatpredikers” vergelijkt Thomas Steinfeld islamcritici als Henryk Broder en Necla Kelek, met de door hen bekritiseerde islamfundamentalisten. De tekst lijkt helemaal –minstens wat de teneur betreft– een kopie te zijn van de bijdrage van Claudius Seidl in de  "Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung" (FAS) van 10 januari. Daar waren de haatpredikers zelfs “heilige krijgers”. Vooral Seidl zijn slotwoord vond ik amusant.  Aansluitend op een citaat van Voltaire schreef hij: “Ik ben op hun hoofddoek niet gesteld, maar ik zou mijn leven ervoor inzetten, dat zij zich kleden kunnen zoals ze dat zelf willen.” Zo vat hij zijn beperkt begrip van vrijheid samen. Binnen zijn eigen logica mag je Seidl eigenlijk als “hoofddoek-martelaar” betitelen.

Dit gezegd, zou hij zijn leven heel zeker niet opofferen om een moslimvrouw in Duitsland in staat te stellen een zelfgekozen leven te leiden, ver weg van de strenge morele denkbeelden van de moslimgemeenschappen. Over haar zou hij in de FAS nooit een artikel schrijven, al werd zij door haar eigen broer in naam van de eer vermoord, want zulke “oriëntaalse toestanden” zijn zijn columnisten-jihad niet waardig. In de “Tagesspiegel” van 14 januari verwondert Andreas Pflitsch zich over de scherpe islamkritiek voortkomend uit moslimrangen, en noemt hij deze  “de koude oorlog van de Verlichten”.  De geschriften van een aantal islamcritici, zoals de in de VS levende islamwetenschapper Ibn Warraq, voorzitter van de Centrale Raad van Ex-moslims, van Mina Ahadi, en van de schrijver van dit stuk, beschouwt Pflitsch als het “plompe oprakelen van oude ressentimenten”, dat met het programma van de Verlichting niet verward dient te worden. Wat mijnheer Pflitsch tussen de regels door wilde zeggen, is volgens mij: “Bepalen wat kritiek is, en wat Verlichting, dat komt nog altijd aan ons toe. Moslims die weten hoe ze zich moeten uitdrukken, en die het heft in handen nemen, die zijn er niet en horen er niet te zijn, en daarom moeten wij Duitsers dit voor onze rekening nemen, om de moslims tegen zichzelf te beschermen.” Nee, bedankt mijnheer Pflitsch, ik genees mijzelf!

Zulke stukken zullen wel goedbedoeld zijn, want zij komen vanuit de nobele toren van de cultuur van het slechte geweten, en niet vanuit de praktijk. Maar zij helpen ons noch om tot een eerlijk debat te komen, noch helpen zij de moslims om uit hun eigen lethargie te ontsnappen.  Integendeel, zulke verwijten bevestigen de hardnekkige samenzweringstheorieën, en cementeren vele moslims in hun slachtofferrol. En je kunt ook veel islamkritiek overtrokken vinden of provocerend. Ik persoonlijk ga niet akkoord met alles wat mevrouw Kelek of de heer Broder zeggen. Maar hun islamkritiek houd ik niet voor het hoofdprobleem van de islam, maar voor een spiegel van dat probleem. De islam heeft een probleem met zichzelf, met zijn ambities, en met zijn voorstelling van de wereld. En de tijd snelt hem voorbij. Relativisme en wonden likken, zijn daar slechte recepten tegen.

Een oud Egyptisch spreekwoord zegt: “De ware vriend doet mij wenen, en weent samen met mij. Geen vriend is het, die mij aan het lachen brengt, maar in zijn binnenste mij uitlacht.” Wie moslims werkelijk ernstig neemt, moet aan islamkritiek doen. Wie met hen een gesprek onder gelijken wil voeren moet eerlijk met hen zijn, in plaats van hen als kreupelen te behandelen. Het is al erg genoeg als iemand mensen voor kreupel houdt die dat niet zijn.  Maar erger nog is het, als hij aanstalten maakt om voor hen uit te gaan hinken, en een gebrek te veinzen, in de illusie dat hij op die manier solidair met hen is.

.


Labels: , , ,

Read more...

Creatieve destructie en economisch optimisme
(Nick Roskams)

Werkgelegenheid. Het woord heeft een bittere nasmaak met de economische berichtgeving van de laatste weken in het achterhoofd. De nakende sluiting van Opel Antwerpen en haar toeleveranciers heeft een storm van verontwaardiging, ongeloof en woede ontketend. En toch moeten we niet geheel verbaasd zijn dat moederbedrijf GM die beslissing heeft genomen. De achteruitgang van de klassieke industrie is al langer aan de gang. Deze evolutie wordt onthaald op veel boegeroep maar dat is niet volledig terecht. Economische vooruitgang gaat weliswaar gepaard met pijnlijke momenten zoals de sluiting van fabrieken en jobverlies, maar dergelijke creatieve destructie is noodzakelijk voor onze toekomstige welvaart.

De sluiting van de Opelfabriek is uiteraard een ramp voor alle betrokken werknemers, laat daar geen twijfel over bestaan. Niemand verliest graag de job waarop men jarenlang heeft vertrouwd. Het spelletje dat GM heeft gespeeld is ook op zijn minst merkwaardig te noemen. De werknemers in Antwerpen werden maandenlang heen en weer gesleurd tussen angst en hoop omwille van de onduidelijkheid van het management. Het is dan ook jammer dat de Vlaamse overheid nog zoveel geld in de fabriek is blijven pompen, zonder enige belofte of mogelijk resultaat. Uiteraard wil elke politicus de indruk geven dat hij er alles aan doet om ‘jobs te redden’. Maar ondertussen weet men in de politiek verdomd goed dat men maar weinig invloed heeft op de beslissingen van grote multinationals. Dat de overheid hierbij miljoenen euro’s belastinggeld in een bodemloze put heeft gegooid, zou bij de publieke opinie evenveel verontwaardiging moeten oproepen.

Wantrouwen tegenover de ondernemer

De reacties op de sluiting spreken boekdelen wat betreft de manier waarop we over deze problematiek denken. Vlaanderen heeft een vreemde houding tegenover grote bedrijven en wantrouwt de economische redenering die schuil gaat achter woorden als efficiëntie, winst en competitiviteit. De ambivalentie ten opzichte van ondernemerschap en succes wordt vertaald in een lage ondernemingsgraad en een hoge reguleringsdrang. Men kan echter niet ontkennen dat de economische logica inherent is aan elke mens en een essentiële voorwaarde is voor onze welvaart. Elk van ons streeft naar een hogere graad van welzijn, afhankelijk van onze eigen voorkeuren. Het is een fundamenteel menselijke drang om een beter leven te zoeken voor onszelf en onze naasten. In economische termen kunnen we dit beschouwen als een vorm van ‘winstmaximalisatie’ waarbij elk van ons een eigen invulling geeft aan wat voor hem/haar het meest ‘winstgevend’ is. Ook ondernemingen hebben een dergelijke ratio die zich toespitst op materieel welzijn.

Een onderneming streeft naar lagere kosten, meer efficiëntie en winst; deze eigenschappen zijn inherent aan haar economische activiteit. Maar om die doelen te bereiken is een onderneming verplicht tegemoet te komen aan de wensen van de consument en die vraagt betere kwaliteit tegen lagere prijzen. En dus zoekt elke succesvolle ondernemer naar methodes om aan die vraag te voldoen. Hij zal zijn middelen moeten inzetten waar ze de hoogste ‘return on investment’ zullen opleveren en dat betekent dat hij zijn productie zal verplaatsen of aanpassen als dat efficiënter blijkt te zijn. Dit principe kenmerkt de vooruitgang van de Westerse samenleving die van een agrarische samenleving langs de Industriële Revolutie evolueerde tot een hoogtechnologische kenniseconomie. Hieraan danken wij onze welvaart en het feit dat West-Europa een aantrekkelijke regio is geworden voor ondernemingen die investeren in hoogtechnologische goederen en diensten. Maar dat betekent ook dat ons comparatief voordeel afneemt in andere sectoren; men kan en hoeft niet alles zelf te doen. De ondernemingen die elders betere productievoorwaarden kunnen vinden, zullen hun activiteiten verplaatsen. Toegegeven: voor degenen die erdoor geraakt worden, kan dit een groot nadeel betekenen. Voor de nieuwe werknemers en consumenten, soms aan de andere kant van de wereld, betekent dit echter een kans om ook de weg van economische en sociale vooruitgang te bewandelen.

De vrijmaking en verplaatsing van handelsactiviteiten, inclusief de verschuiving van jobs, hebben de laatste decennia gezorgd voor een verbetering van onze levensstandaard en economische keuzevrijheid. Spijtig genoeg gaan deze voordelen ons haast onopgemerkt voorbij. Als nieuwe producten verkrijgbaar worden, prijzen dalen en kwaliteit verbetert, is er haast niemand die dit zal opmerken. Dat er wereldwijd steeds meer mensen toegang hebben tot meer goederen en diensten blijft een onbekend feit. En de miljoenen die de voorbije jaren uit de armoede zijn getild dankzij ‘oude’ westerse jobs halen nauwelijks het nieuws. Maar als er ontslagen dreigen in eigen land, een pijnlijk maar noodzakelijk effect van economische efficiëntie, dan klaagt men steen en been over de hebzucht van ondernemingen en de nietsontziende wereldhandel. De impact op het leven van duizenden werknemers wordt hier niet ontkend. Maar men moet wel inzien dat economische vooruitgang, gedreven door ondernemers die voldoen aan de eisen van consumenten, een veelvoud aan onzichtbare voordelen oplevert die qua aandacht de baan moeten ruimen voor zichtbare nadelen.

Nood aan economisch optimisme

De westerse wereld staat onder toenemende druk vanuit de opkomende economieën. Onze ondernemingen kampen niet alleen tegen binnenlandse concurrenten maar steeds meer tegen buitenlandse bedrijven. Hetzelfde geldt voor werknemers. Grote delen van onze industrie verdwijnen naar waar de productievoorwaarden gunstiger zijn. En de bedrijven die niet voldoen aan de eisen van de consument inzake prijs en kwaliteit moeten plaats ruimen voor anderen die wel hun kosten onder controle kunnen houden en de kwaliteit kunnen verhogen. Dit proces van creatieve destructie, zoals de econoom Joseph Schumpeter het noemde, is niet vrij van groeipijnen en crisismomenten. Maar het blijft niettemin het proces dat ons de voorbije eeuw een ongeziene groei in welvaart heeft opgeleverd. Het is dankzij innovatie dat we nieuwe en betere jobs hebben gecreëerd die de oude hebben vervangen. Een herwaardering van ondernemerschap en haar drijfveren is dan ook aan de orde. Die drijfveren worden vandaag beknot door een neerbuigende publieke opinie en een overheid die ondernemerschap fnuikt met lasten en regelneverij op alle niveaus.

Vandaag ondervinden we de gevolgen van die misprijzende houding tegenover grote bedrijven en ondernemerschap. Multinationals beseffen dat men maar moet dreigen met delokaliseringen om allerlei beschermingen en staatssteun te verkrijgen. Zo wist GM afspraken te sluiten met de Duitse overheid waarvan we de ware omvang waarschijnlijk niet kennen. Opnieuw springen politici op de bres om de bedrijven te behouden die men jarenlang heeft opgezadeld met hoge belastingen en regelgeving. Vaak worden er speciale voordelen gegund in de vorm van handelsbarrières en staatssteun, maar deze ingrepen zijn nochtans even nefast voor werknemers en consumenten. In plaats van de wensen van de consument ter harte te nemen zullen bedrijven dingen naar de gunsten van politici om hun markten af te schermen van aantrekkelijkere concurrenten. Als we economische en sociale vooruitgang een kans willen geven dan dient de overheid zich niet alleen te onthouden van overreguleren maar ook van favoriseren. In een vrije markt is het laatste woord aan de consument, niet de overheid.

Niemand weet hoe de toekomst vorm zal geven aan onze werkgelegenheid en onze economie. Het is aan het samenspel tussen vraag en aanbod, consument en ondernemer, om te zoeken naar nieuwe industrieën die de sterktes van onze regio tot hun recht laten komen. De overheid moet die investeringen en innovatie opnieuw ruimte geven, los van stigmatisering, overregulering, import- of exportbeperkingen of staatssteun. En wij moeten allemaal de voordelen herontdekken die onze samenleving heeft geboekt dankzij het proces van creatieve destructie. De omarming van het vrije ondernemerschap is de enige manier om de verliezen van vandaag om te zetten in de successen van morgen.


Dit opiniestuk van Nick Roskams, hun politiek secretaris, werd door het Leuvense Liberaal Vlaams Studentenverbond bij IFF ingezonden.

Read more...

Meet your new President: Herman Van Rompuy (Pieter Cleppe)

Since January 1st, 2010, the Czech Republic has a new President. Sure, Václav Klaus is still “President of the Czech Republic”, but as he rightly indicated himself, the Czech Republic ceased to be an independent state because he had to sign the Lisbon Treaty. Most people still think of the European Union as an “international organisation”, which it was, but few are aware that since the Lisbon Treaty has entered into force, one can easily argue it has become a “Sovereign State”, as Lisbon has conferred it with “legal personality” and therefore the full capacity to enter into relations with other states and sign treaties, which it lacked before.

Apart from a permanent population, a defined territory and a government, that is the fourth element needed to comply with the definition of a state, according to the Montevideo Convention, which is the codification of the declarative theory of statehood in international law. Not only legally but also in the facts should the EU be considered a state, given its large powers over almost everything. That 62.5% of all Czech laws are coming from Brussels is just one example. President Klaus is merely the President of one of the constituting elements of this newly formed federal State.

It was Herman Van Rompuy, the former Prime Minister of Belgium, who has been chosen to become “President of the European Council”. This “European Council” operates alongside the other branches of government of the European Union, which are the Council of Ministers, the European Commission, the European Parliament and the EU judicial branch. Van Rompuy’s European Council is the most important branch, as the EU Treaty notes it “provides political direction to the European Union”. Therefore, more than Commission President Barroso, he should be considered to be European President, presiding over all European citizens, including those in the Czech Republic. Wouldn’t it be relevant then for Czech citizens to know which plans Van Rompuy has for them?

There hasn’t exactly been a transparent process of selecting the new President, as the Latvian candidate Vaira Vike-Freiberga said the selection process is 'Soviet' and an Eastern European diplomat compared it with “decoding who was in or out in the Kremlin in the 1970s”. Therefore Van Rompuy didn’t really write a proper election program so one can only resort to what he has said in the past about the EU.

The first thing one can say is that he seems to have a preference for disclosing his plans for citizens on secretive gatherings. Just before he was elected, he explained his idea to finance the EU budget through direct EU taxes at a meeting of the Bilderberg group, an unofficial, invitation-only and very secret elite conference. Not that there is something wrong with going there, but it can only make one wonder whether he’s suspecting the public might not agree with him.

On a rare outspokenness, he was caught reacting on the no votes to the European Constitution in the Netherlands and France in 2005, reportedly being very relieved that there had been no referendum in Belgium. He told he hated the debates in France and the Netherlands, in which he discovered a sort of demagogy to which “even the calculating citizen lends a willing ear”. Also at that time, Van Rompuy gave a speech to the Belgian Parliament, in which he said: “We go on with the ratification of the European Constitution in all our parliaments, but we need to admit that for the moment the project is over. However, this doesn’t mean that we cannot continue to work in a creative way in the direction which the Constitution points. I don’t mind if we break up the Constitution into smaller parts, as long as we continue to work in the same direction: in the direction of more Europe.” And so it was. So much for his democratic credentials.

Another example of how he prefers to do things “through the back door” is how he said, back in 1989, as President of the Flemish Christian Democrat Party: “Once Economic and Monetary Union has been realised, the realisation of political union will get an extra boost as a logical and indispensable complement of EMU”. So translated to the current discussion on whether or not to bail out for example Greece, it leads no doubt that Van Rompuy will do everything in his power to abuse the situation when an EU country is in financial trouble by pushing for a federal EU budget to pay for the losses. The fact that taxpayers of other European countries would then have to pay for the mistakes of a government they didn’t vote for, will be of no importance.

Van Rompuy furthermore doesn’t want to let countries decide their own economic model. The Anglosaxon, Swedish or Eastern-European models should all disappear. In 1998, he wrote in a book: “The Rhineland model is limited to the Benelux countries and Germany. It needs to become the model of the whole of the Union.”

This is just along the lines of the manifesto of his Christian Democratic party, where he has always been one of the top figures. It calls for huge transfers of power to the EU, noting that "taking decisions by majority needs to become to rule, also in domains which are traditionally very closely connected with national sovereignty, such as justice, internal affairs, fiscal matters, social policy and foreign policy." It proposes that “apart from the euro, also other national symbols need to be replaced by European symbols (licence plates, identity cards, presence of more EU flags, one time EU sports events”. Being critical of some forms of nationalism is probably a healthy thing, but that shouldn’t mean one becomes a fanatic European nationalist.

If somebody would be still doubting whether Van Rompuy’s plans for a European superstate are just empty words, it might be good to take the word of French President Nicolas Sarkozy for it, who said the following at a press conference after his appointment: “I genuinely find that Herman's views reflect mine: he's a man who knows very precisely where he's going. And if people are criticizing him for not being determined and being too flexible, they risk having some rude surprises, some rude surprises. Don't confuse things, thinking that a tolerant man who's a bit reserved, perhaps a bit modest, can't have firm beliefs.” If that isn’t a credential...


Dit opiniestuk van Pieter Cleppe werd in het Tsjechisch vertaald en als coverartikel in het januarinummer van het ledenblad van het Centrum voor Economie en Politiek gepubliceerd. In dat tijdschrift vindt hij zich trouwens in het gezelschap van Vaclav Klaus zelf.

Read more...

Veterane sociale zorg schrijft over haar ervaringen (Tuur Demeester)

Het recente boek van Marleen Dejonckheere, directrice De Stobbe vzw, een Centrum voor Integrale Gezinszorg verbonden aan de Bond Zonder Naam, bevat enkele zeer rake observaties over maatschappij en bureaucratie. "Alles begint in het gezin: Een nieuw concept voor een geweldloze samenleving" wordt uitgegeven door het Davidsfonds.

Zo schrijft ze:
De politieman, de burgemeester, de hulpverlener, de jeugdrechter, elk reageert vanuit zijn positie op het probleem. Positie, titels en bevoegdheden zijn in onze samenleving uiterst belangrijk. We identificeren ons er soms zo sterk mee dat we die rol verwarren met onze identiteit. "Ik ben ambtenaar, ik doe wat de minister zegt", zei een jongeman die werkzaam is binnen de integrale jeugdhulpverlening me recent, "en als de minister zegt dat dit tafelkleedje zwart is, dan is dat voor mij zwart." Het tafelkleedje was wit met blauwe bloemetjes. Hij hield een luisterronde omdat gebleken was dat niemand nog naar de vergaderingen kwam. Men vroeg zich af hoe dat kwam.

Frank van Duns meesterwerk "Het Fundamenteel Rechtsbeginsel" blijft even fris en helder als achtergrond hierbij:
“De politiek” mystificeert. Hoe dikwijls hoort men niet zeggen: “Van politiek begrijp ik niets!” En dat hoeft ons niet te verwonderen: de politieke ruimte wordt immers gevuld door activiteiten die niet van mensen uitgaan, maar van plaatsbekleders, vertegenwoordigers van artificiële “rechts- personen”, wier bevoegdheden en verantwoordelijkheden niet bepaald worden door de menselijke eenheid van handelen en denken, maar door de arbitraire constructies van de wetgeving, de verdragen, protocollen, amendementen, die, als puntje bij paaltje komt, de conclusie noodzakelijk maken dat de redelijkste oplossing onwettig en de geschikte persoon onbevoegd is.

De meest karakteristieke van alle politieke activiteiten, de vrije dialoog, wordt in de maatschappij radicaal onmogelijk gemaakt, omdat alles in de maatschappij “politiek” (in de huidige betekenis) geworden is, en men dus niet langer vrij-blijvend kan dialogeren: alles wat u zegt kan tegen u gebruikt worden; wat u zegt is niet belangrijk, wel wiens woordvoerder u bent, welke partij u dient, enz. In welke zin kan er sprake zijn van een vrije als niemand nog in eigen naam kan spreken? Als niemand nog in eigen naam mag spreken? En wie spreekt dan wel als niemand van diegenen die het woord voeren in eigen naam spreekt?

De oplossing die door Marleen Dejonckheere wordt voorgesteld is even moedig als eenvoudig: ga je eigen weg, wees creatief en creëer als ondernemer nieuwe kansen en oplossingen voor zij die het nodig hebben. Hier beschrijft ze het proces dat haar daartoe bracht:
Ook in de sociale sector werd intussen het beheersdenken, in naam van transparantie en efficiëntie, ingevoerd. Auteur Johan Verstraeten verwoordde perfect wat ik de hele tijd voelde: "Geobsedeerd als men is door de mogelijkheid dat iemand wel eens nièt zou beantwoorden aan de dominante prestatienormen en nuttigheidscriteria, werkt men tijdverslindende evaluatiesystemen uit. Voor een spontaan en motiverend vertrouwen in de creativiteit van de mens lijkt er geen plaats meer. (...) Dit is een wereld waarin bureaucraten de illusie koesteren dat zij via hun controlemechanismen ieders gedrag naar functionele doelstellingen kunnen richten, terwijl zij vergeten zelf slachtoffer te zijn van een anonieme disciplinering die hun de weg naar een zinvol leven verspert."

Jarenlang zat ik in dergelijke vergaderingen. Ik begon vol goodwill, later probeerde ik over te brengen waarom ik me steeds ongemakkelijker voelde. Als ik een vraag stelde, bleek ze altijd weer aan de verkeerde tafel gesteld. Als ik mijn mening zei, werd ik lastig gevonden. De vraag waarover het uiteindelijk ging bleef onbeantwoord, en die leegte deed me naar adem happen. Ik ben opgestapt en wist al snel dat ik dat al veel eerder had moeten doen.

Het gevoel van bevrijding werd perfect beschreven door Roithamer: "Je moet kunnen opstaan en weglopen uit elk gezelschap dat nergens toe dient. Je moet naar beneden lopen, de openlucht in, en alles wat daarmee te maken heeft achter je laten. Je moet jegens jezelf de kracht en zelfs de hardheid hebben om alle dingen die je hebt losgelaten uit je longen te drijven en je longen met nieuwe lucht te vullen. Je moet die gezelschappen langs de snelste weg verlaten. Om niet een onderdeel van die gezelschappen te worden, moet je tot jezelf terugkeren en rust en helderheid vinden." En dat deed ik dus.

Het zou mooi zijn indien veel meer mensen zouden opstaan van tafels waar de essentie uit de weg gegaan word om naar buiten te stappen en hun hoofd met verse lucht te vullen. Zoveel mooie mensen blijven vastzitten in ondermaatse structuren waardoor hun talenten niet vruchtbaar kunnen worden.

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>