26 januari 2010

Creatieve destructie en economisch optimisme
(Nick Roskams)

Werkgelegenheid. Het woord heeft een bittere nasmaak met de economische berichtgeving van de laatste weken in het achterhoofd. De nakende sluiting van Opel Antwerpen en haar toeleveranciers heeft een storm van verontwaardiging, ongeloof en woede ontketend. En toch moeten we niet geheel verbaasd zijn dat moederbedrijf GM die beslissing heeft genomen. De achteruitgang van de klassieke industrie is al langer aan de gang. Deze evolutie wordt onthaald op veel boegeroep maar dat is niet volledig terecht. Economische vooruitgang gaat weliswaar gepaard met pijnlijke momenten zoals de sluiting van fabrieken en jobverlies, maar dergelijke creatieve destructie is noodzakelijk voor onze toekomstige welvaart.

De sluiting van de Opelfabriek is uiteraard een ramp voor alle betrokken werknemers, laat daar geen twijfel over bestaan. Niemand verliest graag de job waarop men jarenlang heeft vertrouwd. Het spelletje dat GM heeft gespeeld is ook op zijn minst merkwaardig te noemen. De werknemers in Antwerpen werden maandenlang heen en weer gesleurd tussen angst en hoop omwille van de onduidelijkheid van het management. Het is dan ook jammer dat de Vlaamse overheid nog zoveel geld in de fabriek is blijven pompen, zonder enige belofte of mogelijk resultaat. Uiteraard wil elke politicus de indruk geven dat hij er alles aan doet om ‘jobs te redden’. Maar ondertussen weet men in de politiek verdomd goed dat men maar weinig invloed heeft op de beslissingen van grote multinationals. Dat de overheid hierbij miljoenen euro’s belastinggeld in een bodemloze put heeft gegooid, zou bij de publieke opinie evenveel verontwaardiging moeten oproepen.

Wantrouwen tegenover de ondernemer

De reacties op de sluiting spreken boekdelen wat betreft de manier waarop we over deze problematiek denken. Vlaanderen heeft een vreemde houding tegenover grote bedrijven en wantrouwt de economische redenering die schuil gaat achter woorden als efficiëntie, winst en competitiviteit. De ambivalentie ten opzichte van ondernemerschap en succes wordt vertaald in een lage ondernemingsgraad en een hoge reguleringsdrang. Men kan echter niet ontkennen dat de economische logica inherent is aan elke mens en een essentiële voorwaarde is voor onze welvaart. Elk van ons streeft naar een hogere graad van welzijn, afhankelijk van onze eigen voorkeuren. Het is een fundamenteel menselijke drang om een beter leven te zoeken voor onszelf en onze naasten. In economische termen kunnen we dit beschouwen als een vorm van ‘winstmaximalisatie’ waarbij elk van ons een eigen invulling geeft aan wat voor hem/haar het meest ‘winstgevend’ is. Ook ondernemingen hebben een dergelijke ratio die zich toespitst op materieel welzijn.

Een onderneming streeft naar lagere kosten, meer efficiëntie en winst; deze eigenschappen zijn inherent aan haar economische activiteit. Maar om die doelen te bereiken is een onderneming verplicht tegemoet te komen aan de wensen van de consument en die vraagt betere kwaliteit tegen lagere prijzen. En dus zoekt elke succesvolle ondernemer naar methodes om aan die vraag te voldoen. Hij zal zijn middelen moeten inzetten waar ze de hoogste ‘return on investment’ zullen opleveren en dat betekent dat hij zijn productie zal verplaatsen of aanpassen als dat efficiënter blijkt te zijn. Dit principe kenmerkt de vooruitgang van de Westerse samenleving die van een agrarische samenleving langs de Industriële Revolutie evolueerde tot een hoogtechnologische kenniseconomie. Hieraan danken wij onze welvaart en het feit dat West-Europa een aantrekkelijke regio is geworden voor ondernemingen die investeren in hoogtechnologische goederen en diensten. Maar dat betekent ook dat ons comparatief voordeel afneemt in andere sectoren; men kan en hoeft niet alles zelf te doen. De ondernemingen die elders betere productievoorwaarden kunnen vinden, zullen hun activiteiten verplaatsen. Toegegeven: voor degenen die erdoor geraakt worden, kan dit een groot nadeel betekenen. Voor de nieuwe werknemers en consumenten, soms aan de andere kant van de wereld, betekent dit echter een kans om ook de weg van economische en sociale vooruitgang te bewandelen.

De vrijmaking en verplaatsing van handelsactiviteiten, inclusief de verschuiving van jobs, hebben de laatste decennia gezorgd voor een verbetering van onze levensstandaard en economische keuzevrijheid. Spijtig genoeg gaan deze voordelen ons haast onopgemerkt voorbij. Als nieuwe producten verkrijgbaar worden, prijzen dalen en kwaliteit verbetert, is er haast niemand die dit zal opmerken. Dat er wereldwijd steeds meer mensen toegang hebben tot meer goederen en diensten blijft een onbekend feit. En de miljoenen die de voorbije jaren uit de armoede zijn getild dankzij ‘oude’ westerse jobs halen nauwelijks het nieuws. Maar als er ontslagen dreigen in eigen land, een pijnlijk maar noodzakelijk effect van economische efficiëntie, dan klaagt men steen en been over de hebzucht van ondernemingen en de nietsontziende wereldhandel. De impact op het leven van duizenden werknemers wordt hier niet ontkend. Maar men moet wel inzien dat economische vooruitgang, gedreven door ondernemers die voldoen aan de eisen van consumenten, een veelvoud aan onzichtbare voordelen oplevert die qua aandacht de baan moeten ruimen voor zichtbare nadelen.

Nood aan economisch optimisme

De westerse wereld staat onder toenemende druk vanuit de opkomende economieën. Onze ondernemingen kampen niet alleen tegen binnenlandse concurrenten maar steeds meer tegen buitenlandse bedrijven. Hetzelfde geldt voor werknemers. Grote delen van onze industrie verdwijnen naar waar de productievoorwaarden gunstiger zijn. En de bedrijven die niet voldoen aan de eisen van de consument inzake prijs en kwaliteit moeten plaats ruimen voor anderen die wel hun kosten onder controle kunnen houden en de kwaliteit kunnen verhogen. Dit proces van creatieve destructie, zoals de econoom Joseph Schumpeter het noemde, is niet vrij van groeipijnen en crisismomenten. Maar het blijft niettemin het proces dat ons de voorbije eeuw een ongeziene groei in welvaart heeft opgeleverd. Het is dankzij innovatie dat we nieuwe en betere jobs hebben gecreëerd die de oude hebben vervangen. Een herwaardering van ondernemerschap en haar drijfveren is dan ook aan de orde. Die drijfveren worden vandaag beknot door een neerbuigende publieke opinie en een overheid die ondernemerschap fnuikt met lasten en regelneverij op alle niveaus.

Vandaag ondervinden we de gevolgen van die misprijzende houding tegenover grote bedrijven en ondernemerschap. Multinationals beseffen dat men maar moet dreigen met delokaliseringen om allerlei beschermingen en staatssteun te verkrijgen. Zo wist GM afspraken te sluiten met de Duitse overheid waarvan we de ware omvang waarschijnlijk niet kennen. Opnieuw springen politici op de bres om de bedrijven te behouden die men jarenlang heeft opgezadeld met hoge belastingen en regelgeving. Vaak worden er speciale voordelen gegund in de vorm van handelsbarrières en staatssteun, maar deze ingrepen zijn nochtans even nefast voor werknemers en consumenten. In plaats van de wensen van de consument ter harte te nemen zullen bedrijven dingen naar de gunsten van politici om hun markten af te schermen van aantrekkelijkere concurrenten. Als we economische en sociale vooruitgang een kans willen geven dan dient de overheid zich niet alleen te onthouden van overreguleren maar ook van favoriseren. In een vrije markt is het laatste woord aan de consument, niet de overheid.

Niemand weet hoe de toekomst vorm zal geven aan onze werkgelegenheid en onze economie. Het is aan het samenspel tussen vraag en aanbod, consument en ondernemer, om te zoeken naar nieuwe industrieën die de sterktes van onze regio tot hun recht laten komen. De overheid moet die investeringen en innovatie opnieuw ruimte geven, los van stigmatisering, overregulering, import- of exportbeperkingen of staatssteun. En wij moeten allemaal de voordelen herontdekken die onze samenleving heeft geboekt dankzij het proces van creatieve destructie. De omarming van het vrije ondernemerschap is de enige manier om de verliezen van vandaag om te zetten in de successen van morgen.


Dit opiniestuk van Nick Roskams, hun politiek secretaris, werd door het Leuvense Liberaal Vlaams Studentenverbond bij IFF ingezonden.

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>