18 september 2020

De Europese identiteit en Nieuw-Rechts


De Europese identiteit en Nieuw-Rechts

 

(Doorbraak, 17 september 2020)

 

Zoals ook in deze kolommen al vastgesteld, heerst er in de algemene media een volledig scheefgetrokken beeld van Rechts. Dat proces gaan we vandaag niet maken, maar we pikken er één gemeenzaan als “Rechts” geklasseerd verschijnsel uit: de Nouvelle Droite, een mediaterm voor de denkrichting rond meesterbrein Alain de Benoist, belichaamd in de Groupement de Recherche et d’Etudes pour la Civilisation Européenne, of GRECE.  

We laten de term Nouvelle Droite hier onvertaald. De vernederlandste vorm moest in de jaren 1980 de Angelsaksische term New Right weergeven, die op het neoliberalisme van Margaret Thatcher en Ronald Reagan doelde. Daarover gaat het hier niet: de Nouvelle Droite is juist, net als de vroegste conservatieven, uitgesproken anti-liberaal. (Zopas verscheen de Nederlandse vertaling van een hoofdwerk van de Benoist met de overduidelijke titel: Tegen het Liberalisme: de Samenleving is Geen Markt.) De eerste keer dat ik de term op de radio gehoord heb, was tijdens de afscheiding van Donetsk uit Oekraïne, toen een deskundoloog kwam uitleggen dat enkele neo-nazi’s aan Oekraïense zijde waren gaan vechten, terwijl enkele aanhangers van Alain de Benoist (hij sprak de voor hem gloednieuwe naam klunzig op zijn Nederlands uit) zich bij de pro-Russische strijders gevoegd hadden. “Aanhanger” is wel een betrekkelijk begrip: er zijn geen lidkaarten, iedereen kan zich op de Nouvelle Droite beroepen. Het relevante verband is hier het anti-amerikanisme van de Nouvelle Droite, dat net als Vladimir Poetin een westerse hand achter de anti-Russische machinaties van Oekraïne ziet.      

In de vorige eeuw zette men deze in 1968 in Parijs ontstane beweging voor het gemak weg als “extreem-rechts”. Heel kort: zij is integendeel pro directe democratie, heeft niets met het leidersprincipe, en is niet nationalistisch, toch niet op het niveau van de natiestaat. Wel is zij voor een verenigd Europa: toen Jean-Marie Le Pen de EU-voorstanders voor fédérastes uitschold, eiste de Benoist dat scheldwoord op als geuzennaam. Wel heeft hij als weldenkende Europeeër zijn kritieken op déze Europese Unie, die van Merkel en Macron, van Verhofstadt en Charles Michel. Over één daarvan willen we het hier nader hebben: het gebrek aan begrip van een Europese identiteit.

 

De religie van Europa

                Begin deze eeuw bereidde de EU een Europese grondwet voor, en ze wilde in de preambule geen erkenning van de centrale rol van het christendom. Dat was deels uit antiklerikalisme, maar deels ook uit afkeer van eender welke identiteit, de christelijke of eender welke andere. Voor de Verhofstadtkliek is Europa alleen een grondgebied, een markt zonder ziel. De Nouvelle Droite staat weliswaar vijandig tegenover het christendom kan wel erkennen dat het christendom ooit mede een pan-Europese identiteit gevormd heeft. Maar het is van buitenaf opgedrongen, en heeft de “echte” Europese religie met listige propaganda of overmacht komen vervangen.

                De Europese identiteit ligt volgens de Nouvelle Droite in het Indo-Europese erfgoed. Die term verwijst naar een taalfamilie met de meeste talen van India, Iran en Europa, onder meer Grieks, Slavisch, Romaans, Germaans en Keltisch. Zij is gefragmenteerd vanuit wat één taal moet geweest zijn, het Proto-Indo-Europees, een 6000 jaar geleden gesproken in de zogenaamde Oerheimat. Waar deze lag, is al twee eeuwen het voorwerp van debat. Het eerste vermoeden, sinds de 18de eeuw, was India, en die hypothese is sinds omtrent 1990 helemaal terug. In 1834 lanceerde August Wilhelm von Schlegel de Kaukasus als hypothetische Oerheimat, en ook vandaag nog hebben de steppen aan de noordkant van de Kaususus de voorkeur als stamland. Tussendoor zijn ook Bactrië, de Balkan, Anatolië en de Duits-Poolse laagvlakte overwogen.

Atlantis hoeven we hier niet te noemen, maar dat was het Oerheimat-ideetje van de Ahnenerbe, het onderzoeksdepartement van de SS. In de hoogtijdagen van het racisme vereenzelvigde men deze taalfamilie met een vermeend ras, de Ariërs, en de nazi’s dreven dat het verste. Andere nazi-gezinde geleerden volgden echter braaf de toen toonaangevende keuze voor de Pripjet-moerassen in Wit-Rusland. Slechts enkelen trachtten de eer voor Duitsland zelf op te eisen. Na de oorlog beklemtoonden de meeste vakgeleerden dat alleen op een langdurig geïsoleerd eiland een taalfamilie met een rasgroep had kunnen samenvallen. De Duits-Poolse vlakte bleef echter een belangrijke kanshebber, en ook de  Nouvelle Droite koos daar lang voor.

                Blijkens de jongste nummers van haar jaarboek Nouvelle Ecole en haar tweemaandelijks tijdschrift Eléments is zij nu echter verzoend met de inmiddels onder Europese (ter onderscheid met Indiase) vakgeleerden dominante hypothese: het steppegebied tussen de Krim en de Wolga, waar een 5000 jaar geleden de Jamna- of Putgraf-cultuur bloeide. Ook dat was nog maar een secundaire Oerheimat, zelf een kolonie van de nog altijd betwiste échte Oerheimat, die in Anatolië, Noord-Iran, Centraal-Azië of (ook volgens schrijver dezes) Noordwest-India lag; of zelfs in de Zwarte Zee, die tijdens en enkele millennia na de IJstijd grotendeels droog lag.

               

Allemaal immigrant

Vanuit Europa bekeken was die Putgraf-cultuur wel zeker het stamland van waaruit bereden horden in het -3de millennium heel Europa inpalmden. Recent genetisch onderzoek, dat de aanleiding vormde voor de recente publicaties, toont aan dat dit geen vredig proces moet geweest zijn: van de mannelijke oerbevolking blijkt weinig overgebleven, wij stammen voor de helft af van die “Arische” veroveraars. Het is aardig om onze afstamming wat preciezer in kaart te kunnen brengen, maar bewijst niet echt wat Euro-nationalisten zich graag als hun eigen herkomst voorgesteld hadden.

Een kritische bedenking daarbij is dat wat uiteindelijk als Europese cultuur is gaan gelden, bijna allemaal van buiten Europa komt: (1) de Oeralische talen (Fins, Ests, Hongaars) komen van over de Oeral, deels vredig, als nomadische herders van rendierkudden; (2) zelfs het Baskisch komt volgens recente inzichten uit de noordwestelijke Kaukasus en zou van ver verwant zijn met het Tsjerkessisch, en als we terugklimmen tot de IJstijd, zou dat een verre satelliet zijn van het Sino-Tibetaans, net als de Jenisej-talen in Siberië, het Boeroesjaski in Kasjmir, en zelfs enkele talen in Noord-Amerika; en (3) de Indo-Europese talen zijn op zijn minst van de zuidoostelijke uithoek van Europa afkomstig.

Nog eerder was er een inwijking vanuit Anatolië door de eerste landbouwbevolking, vaagweg 8000 jaar geleden. Zij moet achter de oudste Europese beschaving zitten, de Donau- of Vinča-cultuur van een 7000 jaar geleden, die waarschijnlijk Hatti sprak, ver met het Soemerisch verwant; tot zij door de Indo-Europese invallers overweldigd werd. De echte inheemse oerbevolking waren jagers-verzamelaars, die als vroege franskiljons de taal van het succes overnamen: eerst die van de Anatolische boeren en daarna van die van de Indo-Europese ruiters.  Ik geef de multiculturalisten niet graag gelijk, maar het is gewoon een feit: “Wij zijn allemaal inwijkelingen”, minstens taalkundig.

 

(Vele lezers zagen in de zin: “Wij zijn allemaal immigranten”, een bekende propagandafrase van de multiculturalisten. Daarom dit naschrift:)

Wees gerust, mensen: dit artikel is geen pleidooi voor open grenzen. Het gaat helemaal niet over welk beleid we vandaag moeten voeren. Ik ga gewoon even het gesprek aan met (benevens de integristen die Europa's christelijke identiteit nieuw leven willen inblazen) de enige stroming die zich ernstig op de Europese identiteit bezint. Mijn eigen mening daarover: Europa, dat zijn niet de masochistische "Europese waarden" waar de Verhofstadtkliek bij zweert, wél de Europeanen. Gaat men echter naar hun historische verworteling op zoek, zoals de Nouvelle Droite doet, dan stoot men op een ingewikkelde historische werkelijkheid die zich moeilijk leent tot de functie van stichtingsmythe. Zoals zovelen in de geschiedenis was de Europese bevolking in de cruciale fase van de Indo-Europese verovering het kind van een verkrachting, drager van de genen van zowel de overweldiger als zijn iets vrediger inheems slachtoffer.


Labels: , , , ,

Read more...

15 maart 2018

Ondergang van het referendum in Europa?








 (Doorbraak, 29 november 2017)




Op donderdag 16 November organiseerde de Universiteit Antwerpen een “Current Affairs Debate” met als titel: The Rise and Fall of Referendums in Europe (and Beyond): The Law and Politics of Secession and Self-determination (“De opkomst en ondergang van referenda in Europa [en daarbuiten]: de wet en het beleid omtrent afscheiding en zelfbeschikking”). Aanleiding was de Catalaanse afscheidingscrisis en, meer algemeen, de recente afscheidingsreferenda op de Krim (2014, “ja”), in Schotland (2014, “nee”), in het Verenigd Koninkrijk (uit de EU, de zogenaamde Brexit, “ja”), in Iraaks Koerdistan (“ja”) en, inderdaad, in Catalonië (“ja”). Tel er, in dezelfde sfeer, tevens de referenda voor meer zelfbestuur in de Noord-Italiaanse regio’s Lombardije (“ja”) en Venetië (“ja”) bij.



Concreet zou het gaan over “hoe natiestaten en het internationale systeem omgaan met oproepen tot zelfbeschikking en afscheiding in de 21ste eeuw” en over “wat het internationaal recht hierover te zeggen heeft”. Inleider en moderator werd prof. Koen De Feyter, die aan de UA internationaal recht doceert. 





Partijdig



Op de officiële uitnodiging werd echter al meteen partij getrokken. De genoemde referenda heetten daar “de opeenvolging van gebeurtenissen die een bredere tendens belichamen van een populistisch schema dat zowel een symptoom is van [de nood aan], als een formidabele uitnodiging tot het beheer van de diversiteit en de inwendige economische ongelijkheid”. Doorslaggevend is hier immers de term “populisme”, die ver van neutraal is. Het is een “gewapende” naam voor democratie, gebruikt wanneer men die wil zwart maken maar aarzelt om zich frontaal als “anti-democraat” te afficheren.



Er is in de titel bovendien sprake van de “neergang van referenda”. Daar is nochtans geen enkel teken van, bv. bij het Catalaanse was er een meerderheidsopkomst, anders dan bij de meeste EU-verkiezingen, en een grote meerderheid pro onafhankelijkheid. Het Spaanse repressie-apparaat heeft het willen dwarsbomen en diens belgicistische bondgenoten bij De Standaard en Knack hebben het met alle middelen willen ontkennen, maar de cijfers liegen niet. Die “neergang” is een poging tot negatieve sfeerschepping vanwege het verzuurde belgicistische en eurocratische bestel dat niet met zoiets onbestuurbaars als de uiting van de volkswil wenst lastig gevallen te worden.



Er is alleen een “neergang” in deze zin dat de partijgangers van de status quo niet langer pretenderen, “wel pro democratie te zijn, máár...”.  Vandaag maken zij het beginsel van de rechtstreekse volkssoevereiniteit openlijk zwart met het aloude argument tegen elke democratie: “...de massa is te dom om ernstige beslissingsmacht aan toe te vertrouwen.” Sommigen proberen wel nog de leugen dat de Catalaanse meerderheid niét voor onafhankelijkheid gewonnen is, maar dat alleen bij wijze van voorspel. Eens jehen de cijfers onder de neus duwt, gaan zij tegenwordig moeiteloos over naar het verketteren van de volkssoevereiniteit zelf. Op eerdere bijeenkomsten over politiek denken heb ik al vaker kunnen vaststellen dat de heersende mening in die kringen zeer de neus ophaalt voor de referendumdemocratie, wellicht omdat zij zich deel voelen van de heersende klasse die meer heeft aan despotisme.    

 

 Daarom was ik blij verrast met het panelgesprek zelf. Daar nam iedereen de instelling van het referendum als een legitieme vanzelfsprekendheid aan. Dat prof. Vincent Scheltiens (Politieke Geschiedenis, UA) over het Catalaanse geval informatief doch neutraal bleef, bewijst misschien alleen dat hij een lauwe Vlaming is. Maar van de etnische-Turkse doctoranda Gamze Erdem Türkelli (UA Rechten) en de etnisch-Albanese prof. Qerim Qerimi (UA/Harvard Rechten, maar met basis in Pristina, Kosovo) had ik meer onverholen partijdigheid verwacht. Maar nee, hadden we hun etniciteit niet gekend, we hadden hun privé-overtuiging uit hun uitleg niet kunnen afleiden. Qerimi had eerder al wat pleidooien pro Kosovo gepiubliceerd, maar hier schetste hij gewoon de rechtskundige feiten. Ook de moderator liet zich niet op een als wetenschappelijk verpakte meningsuiting betrappen.





Referendum onontbeerlijk



Te onthouden valt dat in het internationaal recht een gewonnen referendum als noodzakelijk maar niet voldoende geldt voor een onafhankelijkheidsverklaring. In de praktijk zijn er maar weinig landen in staat om zich aan die regel te houden, zie de pogingen tot militaire sabotage van het referendum en de repressie tegen de “schuldigen” eraan in Catalonië. Het Verenigd Koninkrijk is een zeldzaam voorbeeld van de democratische aanvaarding van de stembusresultaten, en is daar in het Schotse referendum trouwens voor beloond met een uitslag pro Unie.  Oekraïne en Irak nemen het minder sportief op, maar er is nog een voorbeeld van hoe het hoort, iets minder bekend en verder van huis: Zuid-Soedan, dat na een lange bloedige oorlog de onderhandelde vrijheid kreeg om zich, na referendum, af te scheiden uit Soedan.



Er waren  trouwens een aantal Afrikanen opgedaagd om juist het geval Zuid-Soedan aan de orde te stellen. In 2011 vond daar een referendum plaats, dat in uitvoering van een vredesakkoord met de Soedanese regering uit 2005. Er kwam ruimschoots meer dan de vereiste 60% opdagen, met ruim 98% van de stemmen vóór de onafhankelijkheid,. Enkele maanden later werd Zuid-Soedan de jongste soevereine staat, zonder bezwaar vanwege de vroegere moederstaat Soedan.



Kosovo heeft het zonder referendum moeten stellen omdat de EU en de VS sowieso besloten hadden om Servië te vernederen en de overwegend islamitische Albanezen een staat cadeau te doen. Het bezwaar dat Kosovo geen referendum gekregen heeft, is echter louter formalistisch: als er één had plaatsgevonden, zou er zeker een grote meerderheid vóór de onafhankelijkheid gestemd hebben.



Zijn onafhankelijkheidsverklaring wordt in termen van mensenrechten gerechtvaardigd, zoals Qerimi hier uiteenzette, en is beslissend geholpen door de mega-smoes van een Servische “genocide”. Alleen kerstekinderen genre Marc Eyskens geloven daar nog in, de naaste betrokkenen hebben de smoes allang over de haag gegooid, maar ze heeft haar werk doeltreffend gedaan. Na de casus belli door het gefingeerde Spaanse “tot zinken brengen van de Maine” door de Spanjaarden (1898), door het Viëtnamese “incident in de Golf van Tonkin” (1964), en voor de “Iraakse massavernietigingswapens” (2003), was de niet-bestaande “Servische genocide op Albanezen” een smoes op maat om de de juiste sfeer te scheppen voor een tussenkomst van de NAVO-luchtmacht. Het enige zwakke punt aan de rechtskundige uitleg op de UA was dat hij zich tot het rechtskundige aspect van deze conflicten beperkte, terwijl dat altijd toch gedeeltelijk een speelbal van de machtsrelaties is.





Dekolonisering



Een belangrijk verwijzingspunt voor de voorstanders van onafhankelijkheid is de dekolonisering. Als we vandaag de vrijheidsstrijd van Ierland bekijken, vallen meteen gelijkenissen op met de onafhankelijkheidscampagnes in India, Algerije of Kenia. De Vlaamse slaapwandelaarsbeweging heeft maar zelden dat verband gelegd, en heeft daardoor bijvoorbeeld niet ingespeeld op de 50ste onafhankelijkheidsverjaardag van Kongo, wat nochtans een voortreffelijk voorbeeld was bij de leuze: “Los van België!”



Een zeldzame vogel die dat verband wél legde, was Mark Grammens. Hij wees er bijvoorbeeld op dat men voor Vlaams zelfbestuur niet hoefde te wachten op een wegsmelten van de verdeeldheid: alle bevrijdingsbewegingen zijn door verdeeldheid geteisterd, en toch zijn vele ervan geslaagd in hun opzet. Meer nog, hun onderlinge wedijver heeft vaak voor extra dynamiek richting onafhankelijkheid gezorgd.



Veel van de vandaag gehoorde anti-Catalaanse argumenten blijken in de dekolonisering weerlegd te zijn. De Catalanen moeten zich aan de Spaanse grondwet houden (zoals Wouter Beke en andere tsjeven beweren)? Nee, Indochina heeft zeker de Franse wettelijkheid geschonden toen het zich uit de koloniale greep losmaakte. De beslissing om zich nu eens niets meer van de koloniale wettelijkheid aan te trekken, is juist een kantelmoment in vrijheidsbewegingen, van het bedelen om kruimels naar het opeisen van de eigen soevereiniteit. Tenslotte trekt de kolonisator zich evenmin iets van de wetten van de opstandelingen aan.



Dat dekoloniseringsparadigma heet nu ten einde te zijn. De ruwe maar duidelijke regels van toen schijnen opgeborgen te zijn. Zich losmaken uit een moederland gold toen als gerechtvaardigd, nu als op zijn best betwistbaar. Dat is tenminste de eensgezinde mening van de moederlanden, terwijl de verweesde staatloze volkeren die een eigen staat willen, bijna geen vrienden hebben. Kunnen de Catalanen op de Vlamingen rekenen?

Labels: , , , , ,

Read more...

28 november 2017

De Grensoverschrijdende Draak -- De buitenlandse politiek van China






Een prettig neveneffect van mijn tijd als senaatsmedewerker voor buitenlandse politiek was de ontdekking van de wereld van denktanks waaraan Brussel (hoofdstad van Vlaanderen, België, de EU en Noord-Atlantis) rijk is, onder meer het European Institute for Asian Studies. Anderzijds is "de buitenlandse politiek van China" belangrijk genoeg om er zelfs in Brussel een conferentie aan te wijden. Dus: allen naar de komende bijeenkomst over de Grensoverschrijdende Draak.





Het vorige evenement specifiek daarover dat ik mocht bijwonen, was rond 1976. Ik was nog tiener en een fan van de charismatische spreker en, naar mij toen toescheen, meester-denker Ludo Martens, voorzitter van Amada (Alle Macht aan de Arbeiders), de huidige PvdA. Die nam de debathandschoen op tegen Swa Vercammen van de trotskistische RAL (Revolutionaire Arbeidersliga). Het onderwerp was toen belangwekkend genoeg om de Leuvense Alma 2 te doen vollopen. China's buitenlandse politiek had in de toen nog talrijke linkse rangen wat vertwijfeling doen ontstaan. Deze voorhoedestaat had namelijk kazak gekeerd inzake de verketterde Navo. Toen de Sovjet-Unie de vijand van China werd, ging China het anti-Sovjet-bondgenootschap Navo als feitelijke bondgenoot beschouwen. Het was een schok voor onze linkerzijde, die van: "België uit de Nato, de Nato uit België!" Maar daar zou de allesverklaarkunde van de Kleine Roerganger wel een Mao aan passen.





Ergens rond 1988 debatteerde diezelfde Martens over Tibet tegen Frans Boenders. Dat steekspel heb ik toen door andere verplichtingen moeten missen, maar achteraf vertelde Boenders het mij na, met als slotsom: "Met communisten valt niet te praten." Die brave Boenders dacht warempel dat het in communisme om praten gaat. Van dat misverstand was ik toen al lang verlost. Het schrikbewind van Pol Pot in Democratisch Kampuchea (1975-79) heeft daarbij geholpen, maar ook dit. Tijdens een Amada-bijeenkomst had ik een vakbondsman horen reageren op een destijdse SP-uitspraak over "speldenprikken" tegen het grootkapitaal: "De revolutie maken we niet met speldenprikken, maar met mokerslagen!" (Immers, ter attentie van die laffe reformisten die met de bourgeoisie getrouwd zijn: “We willen niet een deel van de koek, ook niet heel de koek, maar heel de bakkerij!”) Jaja, al hebben onze revolutionairen niet veel bereikt, wat waren ze toch woordkunstenaars.





Ook rond die tijd, juni 1989, werd op het Tiananmen-plein in Beijing een protestbeweging voor democratie in het bloed gesmoord. Uitbundige verontwaardiging ("euforie" noemden onze maoïsten het) in de bourgeois-media en, bij monde van Ernest Mandel, onder de trotskisten. In het hoofdartikel van het partijblad Solidair diende Ludo Martens deze Mandel van antwoord, ongeveer aldus: "Trotskisten als hij zijn er niet in geslaagd hun Permanente Revolutie te verwezenlijken in een land zo groot als Liechtenstein. Hem komt het natuurlijk toe, een land met een miljard inwoners de les te spellen."



Een half jaar later hergroepeerden de uit China weggeraakte democratie-ijveraars zich voor een strategische conferentie in warempel mijn thuisstad Leuven, in de Kleine Aula, Maria Theresia-College: "Dadao gongchanzhuyi!" ("Weg met het communisme!") Ik had inmiddels Chinees gestudeerd en was daar zeer welkom, al was het maar omdat ik me als tolk nuttig kon maken. Daar waren ook enkele buitenlandse opponenten van het communistisch bewind op uitgenodigd, onder meer de Londense voorzitter van de "Free Tibet"-campagne. Dat was toch wel een miskleun, want alle Chinezen keerden zich fel tegen hem. De verstandigste onder hen trachtte de gemoederen te bedaren om de bijeenkomst niet te laten mislukken, dus stelde hij een "redelijk compromis" voor: OK, een onafhankelijkheidsreferendum, maar dan in de hele Volksrepubliek... Waarmee mooi aangetoond was hoe nationalistisch de Chinezen, ongeacht politiek standpunt, verenigd zijn rond de trouw aan het ondeelbare moederland.





Het oproer van 1989 is doodgebloed, maar het communisme is eigenlijk wel ten val gekomen. Een fluwelen val, want alle partijprinsen zijn goed terecht gekomen, maar van communisme is onder de Hamer en Sikkel van het conferentiepodium anno 2017 niets meer te merken. Geen Mao-pakjes meer (eigenlijk decennia eerder dan de Revolutie door de vader des republikeinsen vaderlands Sun Yixian gelanceerd), de partijleiders dragen nu een maatpak, zijnde het bourgeois-uniform van de westerse duivels. Men sprak er nog over een "modern socialisme met Chinese kenmerken", maar die lippendienst heeft vooral als functie, de institutionele continuïteit en de oppermacht van de partij te verzekeren en de chaos die een Michaïl Gorbatsjov destijds over het Sovjet-grondgebied afgeroepen heeft, te vermijden. In China reikt de Staat het Kapitaal de hand. En nu het bezoek van Donald Trump aan sterke man Xi Jinping door de Chinezen uitgelegd wordt als het hofbezoek van een leenman aan zijn leenheer, gaat het in China uitgestippelde beleid ons allen aan.





Voorsmaakje van het vervolg: European Institute for Asian Studies, Wetstraat 26 Brussel, donderdag 30 november 2017, 9-12 u. Gratis, allen welkom.


Labels: , , ,

Read more...

19 oktober 2015

Galanterie, een Europese waarde


 

 

 

 

Zelden ben ik zo verblijd met een youtube video als toen een vriendin mij Mes Pires Histoires Personelles toestuurde, Italiaans met Franse ondertitels. Vijf Italiaanse jongens van 6 tot 9 werden daarin aan een meisje voorgesteld, en kregen dan een paar opdrachten, bv. haar aanraken. En dan kregen ze de opdracht die blijkbaar het vooropgestelde doel van de interviews was: haar te slaan.

 

Wat doet een kleine jongen wanneer hij van een volwassene, een gezagsfiguur, een bevel krijgt? Volgens het beroemde Milgram-experiment zal hij dan bezwijken en de opdracht uitvoeren, zelfs als zijn slachtoffer daar hoorbaar pijn door lijdt. (We laten hier terzijde dat dit experiment, hoewel ter linkerzijde klassiek geworden, eigenlijk onzin is: de “slachtoffers” waren acteurs en voelden geen pijn, de “daders” gingen er terecht van uit dat, ondanks de kermende schijn van het tegendeel, hun opdrachtgever tot een gerenommeerd instituut behoorde en zich zulke wreedheden gewoon niet kón veroorloven.) Hier blijkt echter het tegendeel: de jongens die letterlijk naar hun opdrachtgever opkeken, weigerden allemaal te doen wat hun gevraagd was.

 

Eén jongen maakte eerst aanstalten om de opdracht uit te voeren, maar vermande zich dan toch en weigerde. De anderen dachten er zelfs niet aan: “Nee.” Zonder stemverheffing, want hiervoor moesten ze geen strijd met zichzelf aangaan, ze wisten het volkomen zeker. Eén gelovige jongen haalde er Jezus bij, die “wil niet dat je haar slaat”. Een andere zei: “Omdat ik een man ben”: Europese mannen putten er van kindsbeen af hun fierheid uit een hoofse behandeling van de vrouw. Twee van hen wisten: “Een vrouw sla je niet.” Nog één haalde er zelfs een Italiaans spreekwoord voor aan: “Een vrouw mag je niet slaan, zelfs niet met een bloem.”

 

Katholieke en vrijzinnige jongens waren het eens, want inderdaad, galanterie is een heel-Europese waarde. Ze kan teruggespoord worden tot de voorchristelijke fase, is bekend van de minnedichten uit de christelijke fase, en is blijven gelden in de postchristelijke fase.

 

“Jamaar, in Europa bestaat ook vrouwenmishandeling door vaders en echtgenoten”: het eeuwige refrein van de mensen zonder onderscheidingsvermogen, voor wie alles overal hetzelfde is, zal ook hier weerklinken. Uiteraard zijn mannen hier en ginds fundamenteel hetzelfde, maar de norm die aan hen opgelegd wordt, maakt een groot verschil voor hun gedrag. Wanneer in de islam Gods woord zelf de man opdraagt om zijn vrouw(en) op te sluiten en te slaan, leidt dit vanzelfsprekend tot meer vrouwenmishandeling.

 

Het effect van de islam op menselijk gedrag is zoals alcohol. Sommige mensen zijn altijd een gevaar op de weg, ook broodnuchter. Anderen kunnen zelfs ladderzat nog veilig thuisgeraken. Maar voor de meesten geldt dat alcohol een negatief effect heeft op het rijvermogen. De veelgehoorde opmerking dat er ook goede moslims zijn, en ook slechte niet-moslims, doet niets af aan die statistische wetmatigheid.

 

De hoffelijkheid of galanterie is te onderscheiden van het feminisme, dat slechts in de recentste fase van de Europese cultuur opgekomen is. Het feminisme is een toepassing van het gelijkheidsdenken voortgekomen uit de Verlichting. Het is een bij uitstek moderne uitvinding afwijkend van het algemeen menselijk patroon. Wie zich tegenover de islam op de Verlichting beroept, zal terecht te horen krijgen dat dat maar een klein stukje van de Europese beschaving is. Wel, de galanterie is een fundamenteler element in de Europese beschaving dan de Verlichting. Zij is ouder, zij is premodern, en toch verschilt zij duidelijk van de islamitische opvatting over de verhouding tussen de geslachten. Hier gelden man en vrouw wel als verschillend, maar dan positief verschillend: de vrouw heeft een bijzondere waarde en geniet dientengevolge voorrechten. Zoals het recht om niet geslagen te worden, “zelfs niet met een bloem”.

 

Labels: , ,

Read more...

8 oktober 2015

Luc Pauwels en Europa


 

Het verdrag van Maastricht (7-2-1992, in werking op 1-11-1993) legde de grondslag voor de Europese Unie, een politieke waar tot dan toe alleen een economische unie bestaan had. Te dien tijde was er een door de Europese instellingen gepromote hoera-sfeer, best belichaamd in het eurosongliedje van Toto Cutugno: 1992: Ensieme (“samen”). In natiebewuste kringen daarentegen bestond veel tegentand tegen deze vernieuwing. Ook in rechtse kringen, waar men erg aan de soevereine natiestaat gehecht was, wees men de gedachte van een Europese Unie af. De Franse staatsnationalist Jean-Marie Le Pen noemde de aanhangers van soevereiniteitsoverdracht van de lidstaten naar het Europese niveau “fédérastes”, en bracht in herinnering dat Frankrijk al eeuwen vóór de Revolutie de natiestaat en de tegenstand tegen de Europese eenwording in een “rijk” belichaamd had. Waarop het standpunt van de Nouvelle Droite door Alain de Benoist aldus werd samengevat: “Je suis un de ces fédérastes.” Deze denkschool was namelijk maar “nouvelle” doordat ze het aftandse nationalisme rond de natiestaat afwees. Die is te groot voor de kleine problemen, die beter op plaatselijk niveau aangepakt worden, en te klein voor de grote, waarvoor een supranationale federatie meer geëigend is. Maastricht werd aldus aanleiding voor een bezinning op de Europese Rijksgedachte.

Het was net in die tijd dat ikzelf de redactie van Teksten, Kommentaren en Studies vervoegde, met als eerste artikel “Europa en de dreiging van de islam”. Luc Pauwels had mij kennelijk bij de redactie gehaald als tegenwicht voor de verschillende islamofiele redactieleden. Hun islamvoorliefde volgde uit ofwel een discreet antisemitisme, of en vooral uit het traditionalisme van de Franse islambekeerling René Guénon. Deze mensen behoren al lang niet meer tot de redactie, maar toen was hun invloed groot en typisch voor een bepaalde rechtse traditie, waartoe onder meer de islamofiel Heinrich Himmler behoord had. Pauwels zelf was niet zo geestdriftig over de islam, waartegen twee belichamingen van de Europese Rijksgedachte, de Karolingers (Poitiers 731) en de Habsburgers (Wenen 1523, Lepanto 1571, en Wenen 1689), zich hadden moeten verdedigen. 

 

Pro Europese eenwording

Het TeKoS-nummer dat mijn eerste artikel bevatte, was hoofdzakelijk gewijd aan “Europa, de Rijkstraditie”. Het richtinggevende stuk van Luc Pauwels droeg als titel: “Maastricht: ja, toch. Over de lange weg van de liberale EEG naar de Europese rijksgedachte” (TeKoS 68, p.55-74). Aanleiding was de aanzienlijke weerstand tegen deze mijlpaal in de Europese integratie. Toen zoals nu fixeerden talloze figuren in het Vlaamsgezinde of het vaagweg rechtse kamp zich op bepaalde thema’s of doelstellingen maar ze verloren daarbij het grotere geheel uit het oog. Op staatkundig vlak streefden zij naar een Vlaamse staat maar ze weigerden de nood aan Europese éénwording daarin te betrekken. Die gehechtheid aan het nationale niveau gold voor mensen in Frankrijk of Nederland met een sterk natiegevoel (vandaag bv. de Nederlander Thierry Baudet), maar ook voor Vlamingen zonder “vaderland om te beminnen”. Pauwels zette hun horloge op 1992 en wees op de noodzaak tot gestructureerde samenwerking op continentaal niveau. Tevens herinnerde hij eraan dat dit geen nieuw ideaal was maar een moderne belichaming van de aloude Rijksgedachte.

De Gouden Bul, een soort grondwet van het Heilige Roomse Rijk, uitgevaardigd door keizer Karel IV vlak na zijn kroning in 1355, stelde: “Het Heilige Roomse Rijk bestaat uit verscheidene naties, met hun zeden en leefgewoonten en hun verschillende talen en wetten.” Typisch voor het Rijk, en contrasterend met de jacobijnse natiestaat, is de eerbied voor verschil en eigenheid. Daarbij stipte Pauwels aan: “De Rijksgedachte is in essentie federaal en nooit imperialistisch.”

De Europeanen, of althans de minderheid die een volwassen politiek bewustzijn heeft, beseft de noodzaak om aan één zeel te trekken tegen enkele vijanden, zoals het communisme destijds en de islam vandaag. Maar deze negatieve reden tot samenhorigheid zal niet veel effect hebben zonder de positieve redenen. Pauwels ziet vooral de geopolitieke mogelijkheden die ontstaan in geval van een bestuurlijke eenheid, en de herwaardering van de geestelijke dimensie van Europa als “een in de geschiedenis verworteld concept van evenwicht en stabiliteit, van soevereiniteit in eigen kring, van federaal gelaagde machtsdeling, van imperium zonder imperialisme”.

 

Decentralisering

Pauwels stond niet alleen met de opvatting van gelaagde soevereiniteit, met supranationale (“imperiale”), nationale en plaatselijke niveau’s. In 1990 bracht Aleksandr Solzjenitsyn zijn boek Rebuilding Russia uit (verschoning voor de Engelse titel, mijn Russisch is wat roestig). Daarin bekritiseert hij de toenmalige hervormingen door Michaïl Gorbatsjov (glasnost/openheid en perestroika/herstructurering) als weliswaar juist maar te lauw, en ontplooit hij een ambitieuze visie voor zijn vaderland. Profetisch daarin was bijvoorbeeld zijn pleidooi voor een particulier bedrijfsleven maar met wettelijke beperkingen op de concentratie van kapitaal, dar waar in het volgende decennium juist de fabelachtige rijkdom van de “oligarchen” ofte “roofbaronnen” een bron van sociaal onrecht en verarming door ontwaarding van lonen en uitkeringen zou worden. Ook zijn tirade tegen de vulgaire genotzuchtige cultuur die uit (of liever: via) het Westen ingevoerd werd, zal in  Westerse conservatieve kringen op goedkeuring onthaald worden. Alleszins, in staatkundig opzicht spreekt hij zich uit voor een gedecentraliseerde samenleving geclusterd rond 40 steden met plaatselijk zelfbestuur en “gebouwd van beneden naar boven”. Voor de minderheden wil hij cultureel en, afhankelijk van hun grootte, diverse graden van politiek zelfbestuur. Zijn sleutelwoord is “decentralisering”, echter onder de koepel van één Rijk.

Pauwels wijst de jacobijnse invulling van de beoogde Europese staat af: naast de anti-Europese staatsnationalisten waren er immers ook pan-Europese staatsnationalisten zoals de als “extreemrechts” geboekstaafde Jean Thiriart, die opkwam voor een Europa opgevat als “één natie, één staat”. Dat begrip van Europa zou tot dezelfde kwalen geleid hebben als het jacobinisme op nationaal niveau. Wij merken op dat deze geforceerde eenmaking hier en daar binnen de Europese instellingen wel degelijk opgang maakt, vooral in de gerechtelijke sfeer. Denk bv. aan het annuleren van een Vlaams taalbeleid in de Rand omdat de Franstalige “minderheid” op Europees niveau over “mensenrechtenschendingen” ging klagen. Tegenover dat feitelijke jacobinisme stelt hij het federalisme van, als eerste, de Duits-Friese humanist Johan Althaus ofte Althusius (Politica, 1603). Deze verdeling van soevereiniteit tussen de verschillende bestuursniveau’s is bij uitstek “het organisatiesysteem om de maatschappelijke realiteiten van een ingewikkelde samenleving recht te laten wedervaren in al hun aspecten”.

Maar ook het “Europa der volkeren” van de regionalisten kan niet op zijn onverdeelde geestdrift rekenen: “Sommige historisch gegroeide naties, met een intern regionaal evenwicht, moeten zeker niet uit elkaar worden gerukt, alleen omdat ze niet in het schema passen van een regionalistisch Europa met regio’s die allemaal 5 à 6 miljoen inwoners tellen.” Inderdaad, zelfs België had zulke geslaagde meervolkerenstaat kunnen geworden zijn, maar het is anders gelopen. Typisch voor Luc Pauwels is alleszins dat hij niet uitging van een ideëel schema, maar van de werkelijkheid. Daarin zijn situaties van verschillende volkeren nu eenmaal verschillend, zodat ze een verschillende staatkundige regeling verdienen: “Tussen geen twee Europese volkeren is de relatie dezelfde.”

Binnen het Europese Rijk ziet hij dan ook volop plaats voor differentiatie en asymmetrie, voor een eigensoortige status voor de diverse geledingen van het grote geheel, die bovendien inwendig een verschillende bestuursvorm kunnen hebben. Hij stelt hierbij het Britse Rijk tot voorbeeld, waarin Noord-Ierland, Schotland, Wales, het eiland Man en de Kanaaleilanden (en verderaf bv. Canada) elk een andere status hebben, verder van of dichterbij de Britse Kroon. Dat contrasteert met de symmetrie en eenvormigheid tussen de Franse departementen of de staten van de VS. Het Rijk is een organisch geheel, waar niemand rechtstreeks burger van is, maar wel via intermediaire structuren zoals gewesten en gemeenten.

De lezer doet er goed aan, het hele artikel te herlezen. Het is één van Pauwels meest doordachte, en mogelijk zelfs het belangrijkste. Het is tekenend voor zijn zeer evenwichtige, breed geïnformeerde en uitzonderlijk geïnspireerde benadering van een voor ons cruciaal onderwerp, namelijk de staatkundige toekomst van ons werelddeel.

 

Eenheidsmunt

Vanuit zijn warm hart voor Europa is hij het proces van eenwording blijven begeleiden. In de recente financieel-economische crisis hebben velen voor een opzeggen van de eenheidsmunt en de terugkeer naar de nationale munten gepleit. Op informele fora ging Pauwels daar fel tegenin. Althans voor Vlaamsgezinden zou dit argument van hem veel gewicht in de schaal moeten werpen: als de Belgische frank nog had bestaan, zou hij zeker in deze financieel woelige tijden als veilige haven gefungeerd hebben, en als chantagemiddel tegen het “avonturisme” van de flaminganten die de Belgische eenheid willen opblazen. De euro daarentegen neutraliseert het zeer belangrijke financiële aspect van de Belgische boedelscheiding, want alle brokstukken van het koninkrijk (of zij nu naar Frankrijk, Luxemburg, Duitsland of Nederland gaan, of onafhankelijk worden) gebruiken voor en na in ieder geval de eenheidsmunt. Aldus gaat een verantwoordelijke zorg voor de Europese eenwording hand in hand met de bekommernis om het regionale en volksnationale niveau.

Zo wist Luc Pauwels de Vlaams-nationale agenda in een veel bredere visie te integreren. Dezelfde Rijksgedachte toegepast op de Vlaamse situatie leidde tot heel wat originele ideeën die de flamingantische hoofdstroom niet zou lusten, hoewel ze volmaakt verdedigbaar zijn. Om maar wat te noemen: terwijl onze politieke partijen de “afschaffing van de provincies” aankondigen, heeft Pauwels gepleit voor de herwaardering van de provincie. Hoofdargument was dat het behoren tot een provincie een reëel aangevoelde identiteit is, een ander dat aan het provinciale niveau bij ons ook een gelijkwaardig bestuursniveau in Nederland beantwoordt, wat nuttig is bij het weder samengroeien van wat in 1830 uiteengereten werd. Vooral de levende provinciale identiteit is het soort maatschappelijke werkelijkheid waar de Rijksgedachte rekening mee wil houden. In de loop van haar geschiedenis heeft het Vlaams-nationalisme wat jacobijnse vooroordelen en reflexen overgenomen. Een fundamentele bezinning op de beginselen van een bestuurlijke gelaagdheid en van de organische groei van bestuursvormen dringt zich dan ook op.

Weinigen hebben zich ermee bezig gehouden, maar gelukkig was er Luc Pauwels. Ondergetekende is één van de degenen die aan hem een omdenken van de grote politieke vraagstukken te danken hebben.

Labels: , , ,

Read more...

14 januari 2010

Een lichtzinnige professor (caput II) (vpmc)

Ik geloof vast dat de politicoloog, professor Hendrik Vos, een internetabonnement bezit. Of hij ook een degelijke scholing heeft gehad, die hem in staat zou stellen om dit abonnement met vrucht te gebruiken is minder zeker.
Over die scholing zou ik niet uit mijzelf begonnen zijn, maar Vos bracht dat thema vandaag ter sprake in zijn artikel in De Standaard “We kunnen wat leren van Europa”. Zo betwijfelde hij bijvoorbeeld niet dat Pascal Smet naar school was geweest. Of Smet ook voldoende competenties in huis had om meteen het Departement Onderwijs te beheren, liet Vos in het midden. De geleerde man had ook enige reserves bij Schauvliege en Lieten. Vooral de eerste leek zijn hart niet te hebben gestolen.

In zijn hart was een andere geliefde haar vóór geweest, te weten de beminnelijke EU. In zijn zoetste dromen noemt Vos zijn adorata ook wel Europa.
Nu is een verliefd hart altijd wat in verwarring, en koosnaampjes zijn vaak bijna willekeurig. Maar hoe vergeeflijk ook bij iemand die zijn maîtresse toefluistert –het mag zelfs een geadoreerde werkgeefster betreffen: dit grenst aan realiteitsverlies, want die EU van Vos, en anderzijds onze Europa mogen dan verre nichten van elkaar zijn: de maagd Europa is in Brussel of in Straatsburg al sinds een paar eeuwen niet meer opgemerkt.

Maar als we hem dit koosnaampje nog vergeven: Vos dicht aan zijn geliefde ook allerlei adjectieven toe, waar zij geheel niet voor in aanmerking komt. Soms lijkt hij zijn eigen woorden niet goed te begrijpen. Zo noemt Hendrik haar graag democratisch. Nu weet iedereen dat nicht EU er warmpjes inzit, en bijgevolg wel meer aanbidders heeft, maar dat zij democratisch zou zijn hoor je nooit. Op dat punt is zij zelfs deficitair wordt gezegd.
Vos lijkt van dit geheim niet op de hoogte, en dat is begrijpelijk. Minnaars zijn vaker de laatsten om iets te vernemen. Maar mijn EU is heel democratisch! roept hij, want zij neemt examens af van haar dienaren. En in zijn onschuld gaat hij door:

In de nationale politiek loopt dat wel anders. Wie bij ons als minister wordt voorgedragen, moet op geen enkel moment blijk geven van enige expertise in zijn domein.
Als Vos iets afwist –niet van politicologie: daar is hij zelfs professor in– maar van klassieke politieke filosofie, dan zou hij weten dat bekwaamheid, laat staan opgelegde bekwaamheidstests nooit eerder werden vereist in het stelsel van de democratie. In de meritocratie natuurlijk wel, en misschien kan Vos dat woordje eens gratis opzoeken met zijn internetabonnement.

Ik zal hem nog iets verklappen: de Atheners vonden zelfs dat verkiezingen ondemocratisch waren! omdat de besten dan altijd verkozen raken. Aristocratie noemden zij dat. En dan verkozen zij maar de lottrekking. Maar laten we niet afdwalen, Hendrik zal al werk genoeg hebben met zijn meritocratie.

Pijnlijk wordt het als hij in zijn verliefde dwaasheid veronderstelt dat ook alle anderen hun verstand kwijt zijn. Hij begint dan honderduit te fabuleren. Over Rocco Buttiglione bijvoorbeeld, de man die vorige keer na het examen werd afgewezen, een rechtsprof, maar volgens Vos “een conservatieve Italiaan voor wie homoseksualiteit een onsmakelijke ziekte was.
Lezers van dit blog, geen arme politicologiestudentjes of -profjes dus, weten wel beter, want in een speech van Buttiglione die hier te lezen stond al in 2005, legt die man zijn standpunt uit, en dat van die onsmakelijke ziekte lazen we niet.

Lastert Vos dan? of is hij te kwader trouw, denk je? In het geheel niet: dit is, zoals gezegd, gewoon de blufpraat van iemand die met een gerust gemoed aanneemt dat iedereen even onwetend is als hijzelf:

Dit keer zal het vermoedelijk niet zo'n vaart lopen. Dat komt vooral omdat de lidstaten na de ervaring van de vorige keer beseffen dat ze stevige kandidaten moeten voordragen. In het huidige team zit op het eerste zicht geen charlatans. En Barroso lijkt de portefeuilles verstandig te hebben verdeeld, door de zware bevoegdheden te geven aan politici met een sterke reputatie.
En iets verder denkt Hendrikje ook nog dat ...twitteren iets met democratie te maken heeft:

De hoorzittingen zijn deze week allemaal rechtstreeks te volgen op internet, in meer dan twintig talen, live gestreamd. Op facebook kan iedereen zijn gedacht kwijt over de prestaties van de kandidaat-commissarissen. Flickr publiceert foto's van de ondervragingen en belangrijk nieuws wordt onmiddellijk verspreid via twitter. Wie het democratisch gehalte van de Europese Unie op de korrel neemt, moet misschien beginnen met de aanschaf van een internetabonnement.
Nee Vos, ik wil je best het voordeel van je naïviteit gunnen, maar zo gaat het echt niet. Voor dit examen ben je gebuisd. Je moet dringend eens terug naar de humaniora. Beetje Griekse en Latijnse stammen leren in plaats van te twitteren of te flickeren. Altijd een goede basis.

.


Labels: , , , , , , ,

Read more...

9 maart 2009

De vader van De Gucht spreekt ! (vpmc)

Dat politici niet in staat zouden zijn om een goed krantenstuk te schrijven is een misvatting. Job Cohen, burgemeester van Amsterdam –een politieke functie, ook in Nederland– schreef dit weekend in De Standaard een werkelijk prachtstuk over Willem Elsschot.
Helaas geeft Karel, de vader van Jean-Jacques De Gucht, vandaag in dezelfde krant alweer voedsel aan de bestaande misvatting.

–– Die familiehistorie met Karel en Jean-Jacques doet mij nu denken aan een verhaal van Karel van het Reve. Laatstgenoemde Karel vertelt ergens, dat een vriend van weer zijn vader, hoog opgaf van Johann Christian Bach. Natuurlijk, soms kon de man er niet onderuit en moest hij ook Johann Sebastian ter sprake brengen. Dan verduidelijkte hij: de vader van Bach.

De vader van De Gucht nu, schreef vandaag een stuk over de EU waarin niet één frisse gedachte, laat staan een mooie formulering te vinden was. Karel bleef bij het bekende praatje: wij politici moeten dat nog eens goed uitleggen, want de burgers begrijpen ons niet. Kortom, la langue de bois*, het vertrouwde handelsmerk.

Het is mij een raadsel waarom de meeste journalisten denken dat juist die man zegt wat op zijn tong ligt. Journalisten zullen er bijvoorbeeld nooit op wijzen dat Karel het onderscheid nog niet weet tussen de EU en Europa, een onderscheid waar de burgers niet het minste probleem mee hebben. Zeven op de tien ondervraagden in de enquête noemden zich Europeaan, maar over de EU waren de antwoorden meestal fifty-fifty, met als uitzondering het sociale beleid van de EU, dat onvoldoende wordt geacht.
Die burgers kennen er niks van, weet dan de vader van De Gucht.

En er zijn nog zaken die hij niet wil accepteren: “Zelfs het Europees Parlement dat - zoals ik zelf mocht ervaren toen ik er tussen 1980 en 1994 lid van was - een van de meest boeiende en meest democratisch werkende instellingen uit ons politieke universum is, laat mensen koud en boezemt weinig vertrouwen in.”
Zijn gezwollen taal over het universum nog daargelaten: de burgers weten ook wel dat dat parlement er geen is, want het is hoogstens, en pas sinds kort een medewetgever, zoals Dehaene in zijn onschuld nog zei. Het is een wet van Meden en Perzen dat een echt Parlement nooit medewetgever kan zijn, en de burger weet dat. Vader niet.

Waar Karel ook stil over zweeg, was de reactie van de Europese burger op de stelling: “Turkije moet lid kunnen worden van de EU” (correcte vraag trouwens, want van Europa kan het natuurlijk nooit lid worden).
Een kwart van de ondervraagden antwoordde ja en dat is een ondubbelzinnig NEE, .zou ik menen.

Zeg daar eens iets over vadertje, ontleed dat eens, in plaats van ons aan het lachen te brengen met gewichtige zinnen over ambiguïteit:
“De burger kijkt altijd met dubbele gevoelens naar de politiek, en hoe verder die van zijn eigen leefwereld afstaat, des te groter de ambiguïteit.”
.______________

* Actinomycose: Affection fréquente sur les bovidés, pouvant frapper d'autres espèces animales. Elle est due à la pénétration d'un champignon à la faveur d'érosions de la muqueuse buccale. Elle est caractérisée par la formation d'une tumeur dure sensible au niveau des maxillaires. Elle peut aussi se développer sur la langue, qui devient rigide, d'où le nom de langue de bois réservé à cette localisation.
.

Labels: , , ,

Read more...

9 februari 2009

Om even door te gaan, goedmenende Paul Goossens: schrijf niet gelijk wát, lees af en toe ook iets ! (vpmc)

.
Dat de begrippen Europa en Christendom verstrengeld zijn is een historisch feit dat zelfs de briljantste sofist niet ongedaan kan maken […] Maar evengoed is het zo dat er in de Europese cultuur ook niet-christelijke strengen aanwezig zijn; de Romeinse, Helleense, je kunt zelfs volhouden Perzische, en (voor de moderne eeuwen) Joodse. Of er ook een moslimse streng bestaat is al moeilijker te zeggen.
[De Europese cultuur] is geen speelbal van het kapitalisme of het socialisme; het is geen monopoliebezit van EEG-eurocraten of van wie dan ook. Er zich toe bekennen, is niet hetzelfde als superioriteit over andere culturen claimen […] Het geheel van de Europese cultuur is enkel het eindproduct van 3000 jaar werk van onze voorouders. Het is een erfenis die wij op eigen risico kunnen versmaden, maar het zou misdadig zijn de jongere en toekomende generaties er verstoken van te laten. Veeleer is het onze taak haar te bewaren en te verjongen.

The interweaving of the notions of Europe and of Christendom is a fact of History which even the most brilliant sophistry cannot undo […] But it is no less true that there are strands in European culture that are not Christian; the Roman, the Hellenic, arguably the Persian, and (in modern centuries) the Jewish. Whether there is also a Muslim strand is more difficult to say.
[European culture] is not an instrument of capitalism or socialism; it is not a monopoly possession of EEC Eurocrats or of anyone else. To owe allegiance to it, is not to claim superiority over other cultures […] The unity of European culture is simply the end-product of 3000 years of labour by our ancestors. It is the heritage which we spurn at our peril, and of which it would be a crime to deprive younger and future generations. Rather it is our task to preserve and renew it.

Hugh Seton-Watson
“What Is Europe, Where Is Europe? From Mystique to Politique”
11th Martin Wright Lecture, delivered at the Royal Institute of International Affairs
Encounter 65/2 (July-Aug. 1985), pp. 9-17
.
___________



Labels: , , , ,

Read more...

4 februari 2009

Een antwoord aan Goossens sr. (& Goossens jr.) (vpmc)

.
Rémi Brague: „Het islamitische volk
wordt het meest van al om de tuin geleid.“

Anne-Catherine Simon
(Die Presse, 21.04.2008)

In dit interview met “Die Presse” spreekt de filosoof Rémi Brague* over de herontdekking van het begrip kruistocht in de XIXde E., over de beperkte Arabische invloed op het Avondland, en over de onwetendheid van de islam wat het christendom betreft.

Die Presse: Een tijdje geleden maakte u zich in een Frans televisieprogramma kwaad, toen een man verklaarde dat het Westen het grootste stuk van de antieke wetenschap pas via de omweg van de islamitische wereld had leren kennen. Wat maakte u daar zo toornig?

Rémi Brague: In de negende eeuw zijn er in Bagdad en op andere plekken vele Griekse geschriften over wiskunde, geneeskunde, filosofie, astronomie en astrologie naar het Arabisch vertaald. Toen men eind elfde eeuw in het Westen interesse begon te krijgen voor deze zaken, was het in de gebieden die door de Arabieren waren veroverd, in Spanje of Sicilië, en als men het Griekse manuscript niet kon vinden, handig om die werken uit het Arabisch terug te vertalen. Vroeger werd deze Arabische invloed veronachtzaamd. Vandaag overschat men hem. Men zou er echter beter aan doen een dwaling niet door weer een andere dwaling te vervangen, maar door het tegendeel van een dwaling. Als men, zoals dat vandaag het geval is, het heeft over de bijdrage van de islam aan de cultuur van het Avondland, dan moet men ook wel duidelijk zeggen wat men bedoelt. Bedoelt men de bijdrage van de beschaving waar de islam zijn stempel op drukte, dan klopt het. Bedoelt men de islam als religieuze gemeenschap, dan was de bijdrage nihil.

Die Presse: In hoeverre dan?

Brague: Niet één Arabische vertaler van de negende eeuw was moslim. Het waren allemaal christenen, op één of twee na die tot de gemeenschap van de Sabiërs** behoorden. Verder zijn er ook geen Arabieren bekend die, met als bedoeling aan onderzoek te doen, een niet-islamitische taal zouden hebben geleerd. In de elfde eeuw was er wel één uitzondering – Albiruni, een filosoof die ik zeer bewonder, maar wiens orthodoxie je stellig betwijfelen kunt. Hij verbleef aan het hof van de Afghaanse prins Mahmud van Ghazni. Zoals anderen postzegels verzamelen, verzamelde deze vorst geleerden, en zij mochten zijn hof niet verlaten. Maar toen de prins Indië binnenviel profiteerde Albiruni van de gelegenheid om Sanskriet te leren en met de geleerden daar in discussie te gaan. Hij schreef zelfs een prachtig en bijzonder objectief boek over de wereld van de Hindoes. Maar hij was ook de uitzondering die de regel bevestigt.

Die Presse: U bekritiseert ze, maar waar komt die nieuwerwetse overwaardering van de “islamitische” bijdrage tot de ontwikkeling van het Avondland vandaan: van moslimwetenschappers?

Brague: De beweging gaat algemeen gesproken van de andere richting uit – de islamwereld put bij westerse wetenschappers de argumenten die het hen toelaten om zichzelf ernstig te nemen. Dat was vroeger ook al het geval, en het beste voorbeeld is een boek van de radicaal antichristelijke religiewetenschapster Sigrid Hunke, die ook nog voor de SS-Ahnenerbe gewerkt heeft. Zij stelde de islam als viriele religie tegenover het christendom als verwekelijkte slavenreligie. Wat betreft die beslissende bijdrage van de islam aan de cultuur van het Avondland, verwondert mij enkel hoezeer vandaag deze legende uitbreiding neemt onder amateur-islamexperten. Het aantal islamexperten is tussen de 10de en 12de september van 2001 op wonderbaarlijke manier vertienvoudigd. Heden ten dage dienen wij islamwetenschappers en diegenen die beweren islamwetenschappers te zijn, uit elkaar te houden – dat zijn in de verste verte niet dezelfden.

Die Presse: Als islamlanden vandaag flatterende omschrijvingen tot de hunne maken, dan zal er wellicht iets gelijkaardigs aan de gang zijn met het negatieve zelfbeeld in het Westen. Is niet ook het beeld van de “kruistocht” een Westers exportproduct?

Brague: Ja, dat is zelfs een bijzonder boeiend voorbeeld. De moslimwereld was de kruistochten totaal vergeten. Pas in de XIXde E. heeft een Arabische vertaling van een Franse geschiedenis van de kruistochten, van zekere Joseph François Michaud hen daar weer aan herinnerd. De Arabische vertaler moest daarbij nieuwe woorden bedenken voor kruistocht en kruisvaarder, want het Arabisch had er geen!
De reden daarvoor is dat de Arabieren, Turken en Koerden destijds niet de nieuwsoortigheid van deze oorlogen inzagen. Zij waren al eeuwen in oorlog met Byzantium, en in het Byzantijnse leger vochten ook Europese soldaten – tiens, dachten zij, deze keer zijn er gewoon wat meer Europeanen dan anders.
Een tweede reden is dat het niet de kruisvaarders waren die de kaliefen van Bagdad slapeloze nachten hebben bezorgd, maar de Fatimiden in Egypte. De roem van Saladin, die wij ook kennen uit Lessings “Nathan de Wijze”, komt in de eerste plaats door zijn overwinning op de Fatimiden, en zijn overwinning op de kruisvaarders was veeleer bijzaak.
Voor een flink stuk is het beeld van de kruisvaarten dat men in het Midden-Oosten heeft, een door het Westen geïnspireerde reconstructie. Helemaal absurd wordt het als men in de kruisvaarten een eerste fase van de kolonisatie wil zien. Het islamitische volk is het meest belogen volk ter wereld. Als dan ook nog eens domkoppen zoals Bush van kruistocht spreken… Dat was, zoals altijd, precies wat hij niét had moeten zeggen.

Die Presse: Bedoelt u dat Europa zijn eigen zelfhaat exporteert?

Brague: Inderdaad, Europa is zover gekomen dat het zichzelf haat op grond van een, om mij theologisch uit te drukken, berouw zonder absolutie. Slavernij, inquisitie, kruistochten, de verovering van Zuid-Amerika, heel de Europese geschiedenis wordt gezien als een eindeloze serie misdaden. Onwaar is dat niet, maar toon mij een beschaving die de mogelijkheid had om over anderen haar invloed te laten gelden, en die niets dan goeds zou hebben gebracht. Stelt u zich in een porseleinwinkel eens de allerliefste olifant voor, samen met de allerkwaadste muis. Wat zal er gebeuren? Goed, Europa was niet een heel vriendelijke olifant – maar eenmaal wel een olifant.

Die Presse: Historisch gezien ligt voor u het karakteristieke van Europa in zijn “excentrische identiteit”, het nieuwsgierig zich eigen maken van wat vreemd is, zonder ontwricht te raken, zoals ook de Romeinen dat met de Griekse cultuur deden. Kan deze “excentrische identiteit” niet ook ontwrichtend gaan werken bij gebrek aan stabiliteit?

Brague: Zeer goede vraag. De vaardigheid om culturele elementen te incorporeren, zonder hun andersheid te vernielen, veronderstelt dat je met jezelf in vrede bent. Ben je dat niet, dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel scherm je je af, ofwel neem je alles op met de onbewuste wens dat het vreemde je zal vernietigen. Europa benadert het punt waar het niet eens meer kan accepteren dat het anders is. Staat u mij toe dat ik een beeld gebruik: in de zee leven er kwallen, mosselen en gewervelde dieren. Willen wij geen kwal zijn, dan kunnen we kiezen om mossel te zijn. Wij zijn dan beschut, maar onbeweeglijk, hard van buiten en week vanbinnen. Of nog, wij zijn verstandig genoeg om het pantser te verinnerlijken, een gewerveld dier te worden. Dat maakt ons veel kwetsbaarder, maar het geeft ons ook een ongelooflijke beweeglijkheid. Op dit moment vrees ik ervoor dat Europa ofwel kwal ofwel mossel wordt.

Die Presse: Boomende koranlectuur en de interesse voor Mohamedbiografieën suggereren dat de nieuwsgierigheid Europa nog niet is vergaan.

Brague: Wat betreft de religie zien wij een structurele asymmetrie. Het christendom weet niet waar de islam te plaatsen, hetgeen tot wantrouwen leidt, maar ook tot belangstelling. De islam daarentegen gelooft precies te weten wat het christendom is, de koran zegt het immers. Voor hen is dat een achterhaalde oude geschiedenis. Vandaar ook dat er nauwelijks moslims zijn die het christendom werkelijk goed kennen. Dat maakt de dialoog er niet eenvoudiger op.

_______________________

* Rémi Brague (1943) studeerde filosofie en klassieke talen, later Hebreeuws en Arabisch. In 1990 werd hij professor Middeleeuwse en Arabische filosofie aan de Université Paris 1, Panthéon-Sorbonne. Hij bekleedt ook de Guardini-leerstoel aan de universiteit van München. Andere leeropdrachten in Pennsylvania, Boston, Lausanne en Keulen.
**
Gnostische sekte die Johannes de Doper als meester erkent, maar Christus verwerpt als valse profeet. [m.v.]


Ter verklaring van mijn bloghoofding: het artikel van de islam-expert Paul Goossens vindt u hier.
(een terzijde eerst: ook iemand als de heer Vereertbrugghen, beter bekend als de islamkenner Lucas Catherine, zou baat kunnen vinden bij de lectuur van het bovenstaande interview, maar hij lijkt al evenmin als de genoemde Goossensen veel te willen opsteken van échte kenners. Dat is begrijpelijk, want tenslotte mogen zij alle drie schrijven in een blad als De Morgen, dat resoluut weigert om te discrimineren tussen echte en valse profeten. Daar geen sektarisme!)
Opmerkenswaard bij Goossens, om verder te gaan,
is dat hij, die toch geen overschot aan feitenkennis vertoont wat de islam betreft, noch wat betreft de Europese geschiedenis, aan de vraagstellers van de enquête een soort spreekverbod, sterker, een soort vraagverbod wil opleggen. Als je Vlamingen bevraagt moet je nog eens dubbel opletten, lijkt Paul te denken – overigens denkt hij dat ook als de EU, zijn broodwinning ter sprake dreigt te komen, dus inconsequent kun je hem niet noemen:
Het is niet omdat je opiniepeilingen simpel moet houden dat je om het even wat op papier moet zetten. De stelling "de islam kan iets bijdragen aan de Europese cultuur" klinkt misschien neutraal, redelijk en goed bedoeld, maar ze is wel een gedrocht van een standpunt. Onjuist, dom en nogal arrogant.
Zulke vragen stellen mag niet ...mais il est
interdit d'interdire!
Tu ne te rapelles donc plus '68, cher Popaul ?
L'imagination au pouvoir lijk je anders wél nog onthouden te hebben, want wat je daar vertelt over Averroës bestaat inderdaad enkel in de verbeeldingweze het niet alleen in de jouwe, voeg ik ter verontschuldiging toe.
Heel Europa werd er beter en slimmer van. De wijsgeer Averroes was eeuwen vooruit op zijn tijd. Al in de twaalfde eeuw schreef hij dat er geen conflict tussen godsdienst en filosofie was.
Averroës hield integendeel vol dat als er een
toegegeven, onwaarschijnlijkconflict zou ontstaan tussen de wetenschap en de koran, deze laatste het bij het rechte eind had. Dat was verstandig van hem, maar zijn rechtgelovigheid belette hem niet om vervolgd en verbannen te worden. Hoogstens was Averroës een soort islamGalileï dus, maar dan wel één zonder opvolgers in eigen rangen.
Zijn houding doet mij denken aan die van de islamlanden
Turkije bijvoorbeeld, een toekomstig EU-lid, verzekert ons Paul Goossens die de Rechten van de Mens wel erkenden, maar dan met dien verstande dat deze altijd onderworpen blijven aan de sharia.
Overigens is Paul Goossens zich er niet van bewust waarschijnlijk, dat zijn zinnetje Heel Europa werd er beter en slimmer van een aandoenlijke hertaling is van het Socratische kennis is deugd.
Maar dat zou ons te ver leiden, en Paul zelf moet ook nog kunnen volgen.

.
.

Labels: , , , , ,

Read more...

2 mei 2008

"Le Monde" over Europa en de islam (victa placet mihi causa)

.
LE MONDE DES LIVRES

Sylvain Gouguenheim: en als Europa zijn kennis

nu eens niét aan de islam te danken had?

Roger-Pol Droit


Dit werk van Sylvain Gouguenheim is een verbluffende correctie op gangbare vooroordelen, en zal debatten en polemieken losmaken. Zijn onderwerp: de culturele schatplichtigheid van de Westerse wereld ten aanzien van de muzelmaanse. Door de politieke en ideologische inzet is dit een zwaarbeladen onderwerp. Welnu, deze uiterst serieuze universitair, professor Middeleeuwse Geschiedenis aan de École normale supérieure van Lyon, voelt een aantal overtuigingen aan de tand, die algemeen aanvaard zijn geraakt. Wij zouden de voorbije decennia, in het spoor van Alain de Libera of Mohammed Arkoun, Edward Saïd of de Raad van Europa, op dwaalwegen zijn geraakt wat betreft de inbreng van de islam in de Europese cultuurgeschiedenis.
Wat zijn onze overtuigingen zoal? Samengevat: de antieke Griekse kennis – filosofie, geneeskunde, wiskunde, astronomie – heeft, nadat zij uit Europa volledig was verdwenen, een schuiloord gevonden in de muzelmaanse wereld, die deze kennis in het Arabisch heeft vertaald, de boodschap in ontvangst nam en voortzette, alvorens haar tenslotte aan het Westen door te geven. Op die manier werd de Renaissance mogelijk gemaakt, gevolgd door de plotse expansie van de Europese cultuur.
Volgens Sylvain Gouguenheim is dit gangbare volksevangelie een web van vergissingen, verdraaide waarheden en partiële of partijdige gegevens. Hij onderneemt het om, punt voor punt, de onjuiste of overdreven aspecten ervan bij te stellen.

“Duistere Tijden”

Was er inderdaad een totale breuk tussen de antieke Griekse erfenis, en het Christelijke Europa van de vroege Middeleeuwen? Vonden de zeldzame manuscripten van Aristoteles en Galenus, die ook na de definitieve instorting van het Romeinse Rijk in kloosterbibliotheken aanwezig bleven, dan echt geen enkele lezer meer die in staat was hen te ontcijferen?
Jawel, antwoordt Sylvain Gouguenheim. De banden met Byzantium, hoe dun en zeldzaam ook, werden nooit helemaal verbroken: er circuleerden Griekse manuscripten, en mét hen mensen die in staat waren ze te lezen. Gedurende deze zogenaamd “duistere tijden” was er in enkele centra, die wij tot onze schade miskennen, nooit een gebrek aan kenners van het Grieks, te weten in Sicilië en in Rome. Wat men nooit onderstreept, is dat er van 685 tot 752 een reeks pausen regeerde …die van Griekse en Siriaakse oorsprong waren! Men lijkt ook niet te weten, of men vergeet, dat in 758-763 Pepijn de Korte zich door paus Paulus de Iste, Griekse teksten laat toesturen, meer bepaald de Retorica van Aristoteles.
Deze middeleeuwse belangstelling voor Griekse bronnen vond haar oorsprong in de christelijke cultuur zelf. De Evangeliën waren in het Grieks gesteld, en ook de Brieven van Paulus. Vele Kerkvaders, filosofisch geschoold, citeren Plato en andere heidense auteurs, waarvan zij hele stukken hebben gered.
Europa is zich dus zonder onderbreking bewust gebleven van zijn verwantschap met het antieke Griekenland, en verlangde voortdurend om de betreffende teksten terug te vinden. Dit verklaart de opeenvolging van “renaissances”, van de Karolingers tot de XIIIde E., die telkens volgden op partiële ontdekkingen.
Werd de antieke Griekse cultuur door de islam ten volle omarmd? Sylvain Gouguenheim onderstreept dat de historische werkelijkheid sterke beperkingen oplegt aan deze overtuiging, die gemeengoed is geworden. Want het waren niet de muzelmannen die het essentiële vertaalwerk leverden van het Grieks naar het Arabisch. Men vergeet het feestelijk: hoe groot hun bewondering voor de Grieken ook was, al-Farabi, Avicenna en Averroës lazen geen woord van de originele teksten, maar enkel de vertalingen ervan in het Arabisch, en die waren gemaakt door Armeense christenen!
Onder deze christenen, Syriaken genaamd, die het Grieks en Arabisch machtig waren, was het Hunayn ibn Ishaq (809-873), bijgenaamd “prins der vertalers”, die het essentiële wetenschappelijke en medische Arabische vocabularium smeedde, doordat hij meer dan tweehonderd werken vertaalde – in het bijzonder Galenus, Hippocrates en Plato.
Deze Arabischtalige was in de verste verte geen moslim, net zo min als ongeveer alle vroege vertalers uit het Grieks in het Arabisch. Omdat wij al te vaak de termen “Arabier” en “muzelman” door elkaar halen, hebben wij een misvormd beeld van de geschiedenis, waardoor wij de beslissende rol wegvlakken die de Arabische christenen speelden bij het doorgeven van de antieke werken, eerst in het Syriaaks, vervolgens in de taal van de koran.
Eens deze omzetting gemaakt – met veel moeite, want het genie van de Griekse taal is sterk verschillend van het Arabische – zou het een vergissing zijn te geloven dat aan de Grieken een unaniem en enthousiast welkom te beurt viel, van zodanige aard dat het de islamitische cultuur en samenleving zou kunnen dooreenschudden.
Sylvain Gouguenheim laat integendeel zien hoe selectief de receptie van de Griekse ideeën was, hoe beperkt, en zonder grote impact tenslotte op de praktijk van de islam, die onlosmakelijk religieus, juridisch én politiek bleef.
Zelfs al stonden de filosofische geschriften van de Grieken ter beschikking, en zelfs al had men de term “falsafa” gevormd, om een verwante filosofische geestesgesteltenis aan te duiden, toch is de islam nooit waarlijk gehelleniseerd. De rede werd er nooit expliciet boven de openbaring geplaatst, noch werden politiek en openbaring van elkaar onderscheiden, noch werd het wetenschappelijk onderzoek radicaal onafhankelijk.
Het zou zelfs geen kwaad kunnen, volgens dit boek, als wij onze oordelen nog wat verder herzagen. In plaats van te menen dat heel het Europees filosofisch gedachtegoed afhankelijk is van Arabische tussenpersonen, zouden wij ons de kapitale rol van de vertalers van Mont-Saint-Michel moeten herinneren. Zij hebben de bijna volledige Aristoteles vertaald, direct vanuit het Grieks naar het Latijn, vele decennia vóór men in Toledo dezelfde werken vertaalde vanuit de Arabische versie.
In plaats van te dagdromen over een islamitische wereld, die in de Middeleeuwen open en gul de mogelijkheden tot expansie aanreikte aan het smachtende en duistere Europa, zou men zich beter herinneren dat het Westen deze wetenschappelijke geschriften niet zomaar cadeau heeft gekregen. Het is die gaan halen, omdat zij aanvullingen bevatten bij wat men zelf reeds bezat. En enkel het Westen maakte er het wetenschappelijke en politieke gebruik van dat wij kennen.
Samengevat, in tegenstelling met wat er sinds de zestiger jaren in crescendo herhaald wordt, zou de Europese cultuur in haar geschiedenis en ontwikkeling niet zo heel schatplichtig zijn aan de islam. In elk geval niet voor iets essentieels.
Dit boek is nauwgezet en het geeft argumenten, frist de geschiedenis op, en is tegelijk ook erg moedig.
______________

ARISTOTE AU MONT SAINT-MICHEL. LES RACINES GRECQUES DE L'EUROPE CHRÉTIENNE
de Sylvain Gouguenheim. Seuil, "L'Univers historique", 282 p., 21 €.
.



Labels: , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten