31 oktober 2015

Handleiding voor het islamdebat (8): Islam en "Islamisme"


 

 

('tP, 28-10-15)

“Een gematigde moslim is net zoiets als een gematigde nazi.” Dat heeft onder meer de Tsjechische president Milos Zeman verklaard in mei van dit jaar. Het is wat overdreven, want een nazi was iemand die zelf als volwassene partijlid geworden was, en die vrij was om de partij te verlaten, terwijl een moslim in zekere mate een gijzelaar is. Een kind van moslims wordt meteen geconditioneerd en is de gevangene van een ingepeperd wereldbeeld annex ontzag voor Mohammed. Veel vroeger en vollediger dan die ingebeelde nazi wordt de moslim in de islam ingekapseld.

Maar in wezen is Zemans stelling wel juist. In de nazi-beweging én in de islam kon of kan je lid worden en allerlei voordelen daarvan opstrijken zonder persoonlijk je handen vuil te maken. Evengoed blijf je een project steunen dat wel degelijk een vuile dimensie heeft.  


Tweedimensionaal

Een historische verantwoorde ontleding van de moslim is dat hij een mens is, geconditioneerd door een bepaalde leer, namelijk de islam. Een gematigde moslim is hij die maar gedeeltelijk door de islam geconditioneerd is. Dat geldt in uiteenlopende mate voor álle moslims, want niemand is 100% door zijn indoctrinatie geconditioneerd.  Als je de verflaag maar hard genoeg met wasmiddel bewerkt, blijkt de islam maar een oppervlakkig toevoegsel te zijn dat écht wel kan loskomen.

Niemand wordt als moslim geboren. Hoewel, dat laatste vergt enige kwalificatie. Volgens moslims zelf wordt iedereen als moslim geboren, en wordt men vervolgens tot afgodische religies verleid. Mocht de islam alleen Allah betreffen, dan zou dat in zekere zin juist kunnen zijn: elke mens wordt met een zeker religieus instinct geboren, en gebeurlijk laat zich dat als “Allah” verpersoonlijken. Maar de islam betreft ook (en eigenlijk: vooral) Mohammed, en niemand wordt met het geloof in Mohammed geboren. Mohammeds moeder was gestorven voordat de islam ontstond, en volgens haar zoon verbleef zij als ongelovige in de hel, net als alle mensen uit het vóór-islamitische “Tijdperk der Onwetendheid”. Zij was ongetwijfeld geboren, maar dus niet als moslim. E nook moslims worden niet als moslim geboren, en hoeven niet als moslim te sterven.

Wanneer een moslim door zijn niet-islamitische basislaag algemeen-menselijke daden stelt die van verdraagzaamheid blijk geven, dan springen islamvrienden heel onlogisch naar het besluit dat “er ook een verdraagzame islam bestaat”. Nee, die bestaat niet, maar er bestaan wel verdraagzame mensen binnen de moslimgemeenschap, die voor even juist niét de islam volgen. .

Maar die tweedimensionaliteit, dat onderscheid tussen de islam en zijn gevangenen is blijkbaar heel moeilijk. In plaats van een afstand te onderkennen tussen enerzijds mensen die een heel gamma aan gedragingen vertonen en anderzijds een vaststaande leer, laten onwetenden die twee samenvallen. Zij beoefenen de “racialisering van de islam”, alsof deze religie net als huidskleur een intrinsieke en onveranderbare eigenschap is. Dat er duizenden ex-moslims bestaan, is een vervelend obstakel voor hun neo-racistisch mensbeeld. Die worden dan ook zo veel mogelijk buiten beeld gehouden.

 

Gifdoos

Degenen die zich trouw verklaren aan de islam, hoezeer zij daar ook een verdraagzame en verlichte “interpretatie” aan verbinden, dragen wel degelijk een zekere medeverantwoordelijkheid voor de daden van hun fanatiekere broeders. Bijna alle djihaadstrijders stammen af van, of zijn grootgebracht door, gematigde moslims die hen datgene doorgegeven hebben wat hen tot djihaad gebracht heeft, namelijk de islam. Bekijk het historisch: sommigen zijn moslim geworden onder dwang, sommigen uit oprecht geloof, maar de grote meerderheid onder sociale druk. Zij ondervonden dat het voordelen had, tot de dominante groep te behoren, dus waren zij tot lippendienst aan Allah en Mohammed bereid. Het was niets voor hen om de gaan doden voor het geloof. Maar zij gaven hun kinderen wel de islam door.

De islam is als een doos vol vergif. Zij bevatte vanaf het begin een reden om de ongelovigen te haten en een oproep om hen te onderwerpen en soms zelfs te doden. Maar onze gematigde bekeerlingen die slechts oppervlakkig geïslamiseerd warden, trokken zich daar niets van aan. Hun gematigde nazaten evenmin, maar die voelden al meer solidariteit met de strijdende geledingen van de moslimgemeenschap. En zo bij elke generatie de doos met vergif midden op tafel, onschadelijk want ongeopend.

Tot een zoon de islam echt ernstig ging nemen en djihaadstrijder werd. Hij had eindelijk de doos geopend en het vergif genomen. Voor hem was de islam geen geheel van rituelen, vergelijkbaar met wat andere tradities bieden, maar een leer met een oproep tot strijd. Hij had niets nieuws uitgevonden, alleen gegeten uit de doos die al generaties lang met veel eerbied was doorgegeven. De gematigden hadden hem alles gegeven dat hij voor de djihaad nodig had.

 

Islamisme”

Het komt maar van de aangebrande journalistieke duizendpoot Guillaume Faye, maar het is wel juist: “De islam is gevaarlijker dan het islamisme.” Kijk maar hoe allerlei islamwoordvoerders en islamcollaborateurs opeens verontwaardigd doen over het “islamisme” van het Kalifaat. Nochtans is er niet echt een verschil.. Onthoofding en slaafneming is niets anders dan de orthodoxe islam, helemaal trouw aan het voorbeeldgedrag van hun  eigen Profeet; maar tegelijk zo vingerdik, zo ostentatief, dat zelfs kerstekinderen het wat verontrustend moeten vinden.  Islamstrategen beseffen ook wel dat dit slechte publiciteit is, dat het slapende honden wakker maakt. Daarom maken zij wat gebaren tegen het Kalifaat, net genoeg om hun naar geruststelling hunkerende ongelovige vrienden weer in slaap te wiegen.

Waarom de Europeanen verontrusten? Het gaat toch heel goed zonder die fotogenieke onthoofdingen. Vergelijk met ocharme dertig jaar geleden: veel meer moslims, veel meer Europese toegevingen, veel meer moskeeën, hoofddoeken, en een begin van politieke macht. Het “islamisme” van de terroristen schrikt de Europeanen wat op, maar het is de islam die Europa in het defensief drijft.

Onthoofdingen zijn lekker 7de-eeuws, zij volgen de letter van Mohammeds gedrag. Maar de brutale methodes die hij gebruikte, waren slechts de middelen van destijds voor een duidelijk doel: de verovering. De “islamisten” zijn te gehecht aan de letter van Mohammeds project. Het doel mag en moet hetzelfde blijven, maar wordt moeiteloos verwezenlijkt met de hier en nu geëigende middelen: geboortecijfers en migratie. Het bestaande system van democratie zal dan vanzelf de moslims aan de macht brengen, en die kunnen onze samenleving dan volledig islamiseren.

Labels: , , , ,

Read more...

23 oktober 2015

Handleiding voor het islamdebat (7): Wie zijn de "gematigde moslims"?


 

 

('tP, 22-10-15)

 

“Jamaar, ik ken ook gematigde moslims”, “jamaar, de meeste moslims zijn geen djihaadstrijders”: noem een feit uit het gruwelmuseum van het Kalifaat en je wordt meteen in die zin onderbroken. En inderdaad, er zijn veel gematigde moslims; verschillende soorten zelfs.

Eerst even de term definiëren. Extremisten, beweren onze gematigden, die zijn er aan beide kanten: de islamfanatici die beweren dat 1 + 1 = 4, en de islamcritici die warempel volhouden dat 1 + 1 = 2. Gematigden daarentegen vermijden deze uitersten en tonen redelijkheid, namelijk dat 1 + 1 = 3. Objectief behoren gematigden en islamfanatici, hoewel in verschillende mate, tot hetzelfde kamp, namelijk het foute. Maar in een ander opzicht behoren de critici en de fanatici wel degelijk tot hetzelfde kamp, namelijk door beider erkenning van de ware islam, tegenover de gematigden, die een fata morgana najagen: de niet-bestaande “verdraagzame ware islam”. De subcategorieën “gematige islam” en “extreme islam” bestaan namelijk niet, zoals onder meer de Turkse premier Recep Tayyip Erdoğan ons bezworen heeft; er is alleen “de” islam.

 

Bedrog in dienst van het geloof

Vele moslims hebben een geïdealiseerd beeld van de Profeet, die dan als een soort Barmhartige Samaritaan voorgesteld wordt. Dat behoort tot de normale propaganda rond absolute heersers. In de Sovjet-Unie werden ook verheffende kinderboeken verkocht onder de titel: “Moeder, vertel ons over Lenin.” Vandaag wordt dat dan heel eigentijds: Mohammed als belichaming van het egalitarisme, als bevrijder van de slaven (!), als eerste feminist (!). Het bontst maken het de ongelovige islamvrienden, die aan Mohammed allerlei in het Westen gewaardeerde deugden toeschrijven die zelfs idealiserende moslims ongeloofwaardig vinden.

Althans onder elkaar, want hun westers geschoolde zegslieden nemen tegenover westerse toehoorders meer en meer de door westerse progressisten vervolmaakte retoriek over. Bijvoorbeeld, eerder dit jaar, na een aanslag op een joods doelwit in Kopenhagen, gaven plaatselijke moslims een verklaring uit tegen discriminatie van “joden en moslims” en vormden ze een menselijke ketting rond een synagoge. Let wel: het gaat om moslims die doorgaans de joden haten, wier religie die haat ook inlepelt, en wier geloofsgenoot net een anti-joodse aanslag gepleegd had.

Dat zij opeens met toegeknepen neus een synagoge gaan “beschermen” (tegen medemoslims!), zegt vooral dat zij van hun westerse vrienden geleerd hebben welk schuldgevoel hier tegenover de joden heerst, en hoe je dat kan manipuleren in dienst van de islam. Het past in het extreemlinkse Godwin-vertoog van: “Wat de joden voor de nazi’s waren, dat zijn de moslims voor ons.” Het verdonkeremaant natuurlijk de massale sympathie die moslims voor de nazi’s hadden en hebben, de genegenheid die zij vanwege Hitler en Himmler genoten, de gemeenschappelijke jodenhaat, en het getuigenis van Winston Churchill: “Mein Kampf is de nieuwe Koran.” Nee, die uitspraak komt niet van Geert Wilders (hoewel hij ze herhaald heeft), maar van de opper-anti-nazi. De gelijkstelling van vervolgde joden en bekritiseerde moslims is een voorbeeld van taqijja, bedrog in dienst van het geloof.

 

Tariq Ramadan

Toch moet men zich soms afvragen wat zij eigenlijk echt menen. Dit voorjaar woonde ik in Brussel een islamcongres bij met als stergaste Karen Armstrong, die elders tot in het absurde de islam verdedigt, maar tegenover moslims vooral de nood aan pluralisme predikte. Nog verrassender was dat mede-organisator Tariq Ramadan zelf beklemtoonde dat de islam maar één zienswijze onder andere is. Ik kan geen gedachten lezen, maar ik vermoed dat dat niet ingegeven was door de overweging dat er één ongelovige op de persbanken zat. (En zelfs die ene viel niet uit de toon, want met mijn baard en getrimde snor zie ik er behoorlijk moslim uit.) Ik ben geneigd hem een heel licht voordeel van de twijfel te geven.

Anderzijds kan dat een geval zijn van hoe mensen hun eigen verhaaltjes gaan geloven: Zoals moslims dit woord begrijpen, zijn zij inderdaad voor “pluralisme”. In hun zienswijze is het gedoogbeleid tegenover rechteloze joden en christenen in al-Andaloes een na te volgen voorbeeld van pluralisme – een vertoog dat door talloze westerse islamvrienden is overgenomen. Dus: zich vóór “pluralisme” uitspreken sluit trouw aan de orthodoxe islam en zijn kalifaatproject niet uit.

Verder zou het pure taqijja kunnen zijn. Ik haal die verklaring er echter niet graag bij zonder duidelijke aanleiding, en bij dat congres was die er niet. Maar het is een veel voorkomend verschijnsel, nog aangemoedigd door de inmiddels onmiskenbare gretigheid van westerlingen naar geruststelling omtrent de islam. Talloze kerstekinderen zullen zich aan elke strohalm en aan het onnozelste smoesje vastklampen om toch maar toch maar te kunnen geloven dat beeldenstorm, onthoofding en slaafneming “niets met de islam te maken hebben”.

“Gematigde” moslims doen vaak heel verongelijkt als zij met achterdocht bejegend worden omwille van het palmares dat hun militantere geloofsbroeders opgebouwd hebben. Nochtans hebben zij heel wat met de djihadisten gemeen, te beginnen met de geloofsbelijdenis, waar strikt álle moslims mee instemmen, en die in de vlag van zowel Saoedi-Arabië als de Islamitische Staat prijkt. De meesten zullen zich ook aan de zijde van de radicalen scharen wanneer die bv. door de heidense politie aangepakt worden.

 

De échte gematigden

Maar sommigen (ik wil me hier niet vastpinnen op precieze percentages) geloven echt niet in de juistheid van wat de djihaadstrijders doen. Zij voelen echt dat er iets mis is wanneer zij afvalligen zien vermoord worden. Zij vinden oprecht dat de Islamitische Staat hén niet vertegenwoordigt. Zij ijveren werkelijk om medemoslims ervan te overtuigen dat de islam vredelievend en verdraagzaam is. Let wel, het is niet omdat een moslim dat zegt, dat hij het ook echt meent (zie hoger), maar er bestaan wel degelijk moslims die het oprecht menen.

Zulke moslims vergissen zich, en dat komt hierdoor. Zij zijn gehecht aan de algemeen-menselijke moraliteit of aan de westerse waarden die zij uit hun omgeving opgesnoven hebben, maar tegelijk ook aan de religie die zij van hun ouders hebben meegekregen. Daarom hebben zij zichzelf overtuigd dat deze twee verenigbaar zijn. Een dwaling dus, maar wel een oprechte en echt gemeende dwaling.

Daarom zijn deze echte gematigden menselijk gesproken een delicate uitdaging voor islamcritici. Met taqijja-moslims moet je geen medelijden hebben, met onze eigen islamvrienden nog minder. De eersten zijn schuldig aan bedrog: geen doodzonde maar wel een strategisch feit om rekening mee te houden, een daad van zelfgekozen vijandschap. De tweeden zijn hardnekkig in het zelfbedrog. Zij zijn te kwader trouw, moedwillig blind voor feiten en doof voor kennis. Maar echte gematigden in de moslimwereld hebben het hart op de juiste plaats, zij zijn alleen onderhevig aan zelfbedrog, en wel door een dilemma dat velen van ons even goed parten zou spelen.

Voor hen is de korte pijn het beste: compromisloos duidelijk maken dat zij heel hun leven in een begoocheling geloofd hebben. Het is wel onmiskenbaar pijnlijk: stel je voor dat je een moefti (jurisconsult) bent die op zijn vijftigste gaat beseffen dat de islam een dwaling is en dat hij zijn leven vergooid heeft aan valse kennis. Of stel je voor dat je de eerste in je familie bent die het licht ziet: je riskeert je leven en moet met je hele omgeving breken. Daarover volgende week meer.

Tot dan is het laatste woord voor de Marokkaans-Nederlandse schrijver en ex-moslim Hafid Bouazza, die met kennis van zaken spreekt: “De ‘gematigde moslim’ is een westerse uitvinding. We hebben geen gematigde maar afvallige moslims nodig.”

 

 

 

 

 

 

Labels: , ,

Read more...

Handleiding voor het islamdebat (5): Onze progressieve provinciaaltjes

 
('tP, 8-10-15)
 
De psychologie van de islampleitbezorgers is niet erg ingewikkeld. Het belangrijkste onderscheid binnen deze categorie is dat tussen schurken en dwazen. Sommigen liegen waar je bijstaat en zeggen al wat nodig is om hun gelijk te halen, anderen (de meesten, de meelopers met de heersende ideologie) zijn zo naïef en schaapachtig dat ze het islamvriendelijke vertoog echt geloven.
 
Vreemd
Bijvoorbeeld, Knack blokletterde recent: “Zijn wij echt zo bang van moslims dat we hun voedsel niet durven eten?” (Ann Peuteman, 8-9-15) De vraag is meervoudig verkeerd gesteld. Ten eerste gaat zij ervan uit dat het verzet tegen het opleggen van halâl-voeding uit angst voortkomt. Nee, het is niet angst maar wel zelfrespect en de democratische weigering van een sluipende invoering van het halâl-gebod zonder dat de bevolking daar ooit voor gekozen heeft.
Ze impliceert ook dat het een kwestie van vreemdheid is: de islam zou angst inboezemen omdat hij exotisch is. Dat heeft er niets mee te maken: Vlamingen die een Tibetaanse monnik of een Indiase vrouw in sari zien, beschouwen dat als kleurrijk en zijn daarvan eerder gecharmeerd, terwijl ze een hoofddoek sinister vinden. Het verschil is dat zij in de islam integratieweigering en veroveringsdrang vermoeden.
En tenslotte weet iedereen dat Vlaamse vleeseters niet moeilijk doen over de slachtwijze van hun maaltijd. Het zijn juist de moslims die daar een zaak van maken en op halâl aandringen. De juiste vraag zou geluid hebben: “Zijn moslims echt zo vies van ons dat ze ons voedsel niet willen eten?”
Zou je het tot Knack-redactrice kunnen schoppen zonder dat te weten? Het zou natuurlijk verregaande domheid plus een zelfbeschuldigende reflex kunnen zijn, maar waarschijnlijker is het een arglistige uiting van minachting voor het publiek, dat zelf voor zo dom gehouden wordt.
 
Haat
Islampleitbezorgers zijn meestal oudgedienden van verscheidene offensieven tegen wat zij als de traditionele cultuur zien, en die een nieuwe frontlinie voor hun eeuwige strijd gevonden hebben, Met het proletariaat de revolutie maken en een samenleving scheppen waarin de gehate oude elites zich vreemd zouden voelen, dat is niet te best gelukt. Maar een gedeeltelijke vervanging van onze bevolking door nieuwkomers, dat zou betere kansen op welslagen hebben, vandaar hun keuze voor het neoracisme (“antiracisme”), anti-“wit” en pro open grenzen. Als die nieuwkomers dan nog eens een hechte gemeenschap zijn, verbonden door een ideologie van machtsstrijd en onderwerping, zullen ze de behoudsgezinden helemaal wanhopig maken en vernederen. En daar gaat het toch om.
Eens in voldoende aantal zullen moslim-nieuwkomers weliswaar ook voor de progressieven niet vriendelijk zijn. Na hun steun aan de splitsing van India (1947), afgedwongen door de moslims omdat zij een minderheidspositie in een pluralistische eenheidsstaat weigerden, moesten de communisten uit het Pakistaans geworden Oost-Bengalen vluchten. Na hun bondgenootschap tegen de sjah werden de Iraanse communisten door Chomeini-aanhangers uitgemoord. Onze linkerzijde kan weten wat haar wacht hoewel ze er doldriest op afstevent. Maar dan nog zullen de gehate rechtsen zich alleszins van wanhoop de haren uit het hoofd trekken, en dat is wat telt.
Onze progressieven worden namelijk niet bewogen door een positief project, wel door haat. Het eigen welzijn is ondergeschikt aan de vernietiging van de vijand: het eerste is welkom maar het tweede is wat zij écht willen. Daarom bijvoorbeeld dat feministen tegen al hun vroegere standpunten in nu de hoofddoek verdedigen: dat is weliswaar inconsequent, maar de rechterzijde ergert zich dood aan die hoofddoek, en daar komt het tenslotte op aan. Voortschrijdende islamisering heeft geleid tot seksslavernij in Irak, ontvoeringen in Nigeria en een verkrachtingsgolf in Zweden, maar toch durven onze feministen haar niet als hét probleem van deze tijd te identificeren.
 
Provinciaal
Onze islamvrienden zijn hopeloze provinciaaltjes, bijziend in tijd en ruimte. Zij denken dat het moderne Westen aan alles schuld heeft, ook aan islamitische beleidsdaden van eeuwen geleden. Zij zijn echt “witte supremacisten”, om hun eigen term te gebruiken, want voor hen kunnen moslims niets uit eigen beweging doen: er moet altijd een “witte” hand achter zitten. (Het dooreenhaspelen van huidskleur en religie komt niet van mij, het is slechts een weergave van hun eigen standpunt.).In hun kinderlijk egocentrische wereldbeeld zijn Mohammeds aanvalsoorlogen slechts een reactie op het kolonialisme van duizend jaar later; en de verovering van Spanje in 701 maar een tegenzet tegen het opleggen van een “zionistische entiteit” aan de islamwereld in 1948. Lees er hun eigen geschriften maar op na: in de vele analyses van de “radicalisering” komt de veertien eeuwen oude factor “islam” gewoon niet voor, het is allemaal veroorzaakt door wangedrag van westerlingen.
Vandaar ook het dooreenhalen van islamkritiek met racisme. Daar zijn volop tegenvoorbeelden op te geven, van de Arabische islamkritiek over die door hindoe “raafkoppen” (minachtende term van de blanke Turkse veroveraars voor de donkere inboorlingen) tot die van hedendaagse ex-moslims; maar de kennis van onze provinciaaltjes reikt zo ver niet. In de Lage Landen valt de tegenstelling tussen islam en ongeloof heel ruwweg samen met die tussen inheems en uitheems en met die tussen verschillende schakeringen van blank. Als je onder de klokkentoren een moslim tegenkomt, is er veel kans dat hij uitheems is. Niet ernstig raciaal verschillend, want Turken en Bosniërs, sommige Marokkanen en nu ook vele Syriërs blijken gewoon blank te zijn. Maar onze neoracisten hebben een hyperfocus voor “ras”, en zullen rasverschillen zien waar die in werkelijkheid geen rol spelen.
Deze blikvernauwing en dit etiologisch egocentrisme (zichzelf de oorzaak van alles wanen) zijn diep geworteld in een recente doch voorbije positie in de wereld. Zo beweren velen dat we het migratieprobleem kunnen oplossen via meer ontwikkelingssamenwerking; de werkelijkheid is dat we onze eigen financiën nog niet in orde krijgen, laat staan dat we welvaart zouden kunnen scheppen in pakweg Afrika. Of dat wij als “rijke” landen asielzoekers moeten opvangen, terwijl rijkere dunbevolktere landen als Saoedi-Arabië (waar vluchtende Syrische moslims qua taal of religie geen integratieprobleem zullen stellen) terloops even vergeten worden. Die in wezen hoogmoedige zienswijze is een traagheidseffect van een machtspositie die ooit werkelijk het geval was, toen Europa de wereld regeerde. Wie alert is voor het evoluerende wereldgebeuren, is daar al lang aan voorbij, maar onze multiculturele heikneuters zijn blijkbaar niet meegegroeid.
 
Status
Om te besluiten besteden we wat aandacht aan het volgehouden optimisme van onze progressieven tegen de machtsambities van de islam. Dat is vooral een kwestie van status. Zich zorgen maken, dat is voor het vulgus, omdat de gevolgen van het islamiseringsbeleid immers in eerste instantie vooral datzelfde vulgus treffen. Daarna zal de elite, of minstens haar kinderen, aan de beurt komen, maar dan is het toch te laat. Die elite gaat er in stilte van uit dat zij ook onder een gewijzigde politieke constellatie haar belangen wel zal kunnen veilig stellen. Voor volkssoevereiniteit heeft zij niets dan minachting (“populisme”): de massa wordt best geleid door verlichte despoten zoals de euro- en mediacraten.
 
“Islamofoob” is gewoon een codewoord voor “plebejer”. Best vermakelijk als je weet dat het hier de onwetenden zijn die op de beter geïnformeerden neerkijken. Zoiets als een kind dat volwassenen op hun nummer zet: “Sommigen beweren zelfs dat je ouders dat speelgoed in je schoen leggen. Geloof hen maar niet: het is Sinterklaas.”

 

Labels:

Read more...

19 oktober 2015

Het P-blad ter ziele

(Doorbraak, 26 okt. 2015)



 


 


Het P-blad ter ziele


Dezer dagen ligt in de kiosk het overzichtsnummer van P-Magazine, zolang de voorraad nog strekt. Het is verschenen een week na het laatste nummer, zelfs een laatste kreet van leven na de mislukte reddingsvergadering. Weer een blad dat het leven laat, voor eeuwig.

Mij deed het natuurlijk terugdenken aan de teloorgang van een ander weekblad, waar in zelf redacteur was: Punt, waarvan begin 2002 negen nummers verschenen. Kort na zijn verdwijnen kreeg ik bezoek van een marginaal (en inmiddels eveneens verdwenen) tijdschrift Nationalistische Agenda voor een vraaggesprek, onder meer over dat blad en de lessen die we uit zijn verdwijning kunnen trekken. Om archiefredenen heb ik dat vraaggesprek begin dit jaar als blog gepost op de blogsite In Flanders’ Fields, dus zie desgewenst aldaar (http://www.inflandersfields.eu/2015/01/interview-gegeven-aan-nationalistische.html).

Lezers kunnen beneden het artikel een antwoord posten. Daar schreef, op 10 januari 2015, Paul Beliën zijn ontleding van de lotgevallen van Punt neer: “De fout van Punt was dat ze een leraar hoofdredacteur van het blad hadden gemaakt omdat de journalist die voor die functie in aanmerking kwam te omstreden bevonden werd. Ze wilden een professioneel product maken zonder professional. Dat moest wel mislukken, en het is ook mislukt.”

 

Hoofdredactie

Nu Peter De Roover, destijds hoofdredacteur van Punt, het tot kamerlid gebracht heeft, zal hij het wel aankunnen dat ik hem vernoem in mijn eigen commentaar daarop. Ja, Peter heeft zich uitvoerig bewezen als organisator, debater, columnist en vertolker van het Vlaamse separatisme, en naar verluidt ook als leraar, maar dat ene moet toch toegegeven worden: hij heeft gefaald als hoofdredacteur. Hij zal bij Punt niet de enige geweest zijn die gefaald heeft (ook ik was daar redacteur), maar we hebben het hier nu eenmaal over het door Paul Beliën aangekaarte hoofdredacteurschap. Hij zal zelf “hoofdredacteur van Punt” wel niet toevoegen aan het lijstje gloriemomenten waarvoor hij herinnerd wil worden.

Destijds zag ik er ook niet zo klaar in, maar vandaag is het duidelijk dat Punt mislukt is om twee redenen. De eerste was de slappe belangstelling, zowel vanwege het publiek als vanwege gebeurlijke investeerders: er is gewoon weinig draagvlak voor dit soort media (behalve als ze reeds een tijd zouden bestaan, want dan speelt de traagheidsfactor). Op het einde, toen Peter manmoedig geld zocht om Punt drijvende te houden, bleek dat er in Vlaanderen en zelfs in vlaamsgezinde  kringen verdomd veel geld circuleert, alleen wou niemand het in de Goede Zaak investeren; er is voor Vlamingen altijd iets dringenders dan Vlaanderen. En het publiek bestond uit Vlamingen, een soort die zo lang de wankelmoedige Tsjeven aan de macht gehouden heeft omdat ze zelfs de tsjevenaard in zich heeft en dus weigert, zich echt te engageren.

De tweede reden was wat had kunnen dienen om belangstelling op de wekken, namelijk een flitsend journalistiek product, of het ontbreken daarvan. En hier komen we bij Beliëns kritiek. Een schoolmeester kleurt binnen de lijntjes en zorgt voor “reinheid, rust en regelmaat”. Een leidinggevend journalist daarentegen moet primeurs of berichten die de basisfilosofie van het blad mooi illustreren, tot ver buiten de lijntjes uitvergroten. Hij moet flexibel zijn en de gelegenheid grijpen wanneer ze zich voordoet. Aan die reflex ontbrak het Punt wel eens.

 

Kleine wereld

Een voorbeeld uit mijn eigen ervaring. Ik had het boek van de pro-islamitische auteur Lucas Cathérine over de Marokkaanse wereldreiziger Ibn Battuta besproken, dat had een antwoord van de auteur uitgelokt, en vervolgens had ik in mijn wederwoord de onjuistheden in zijn versie van de feiten aangewezen. Daarop kreeg ik op de redactie echter te horen dat mijn antwoord te veel plaats zou innemen. Men vindt woord en wederwoord terug in mijn boek Het boek bij het Boek, hf. 13, p.97-100, of op mijn webstek: http://www.koenraadelst.info/index.php?option=com_content&view=article&id=269:bedevaart-naar-mammon-de-zaak-lucas-catherine&catid=41:islam&Itemid=59 . Men kan daar zelf vaststellen dat mijn tekst niet bovenmatig veel ruimte innam: hij is niet langer dan één alinea.

Nu, de bladzijde voor lezersreacties dient juist voor onenigheden, en het publiek leest graag een polemiek. Daar gebeurt tenminste nog eens wat. In dit geval ging het dan nog precies om de confrontatie met de dominante ideologie, toch zowat de bestaansreden van het blad. Bovendien, als een redacteur van een blad dat zichzelf ideologisch ernstig neemt, aangevallen wordt, zou het hem niet dwingen om terug te vechten met een hand op de rug gebonden. Kortom, een journalist zou er eer uit geput hebben, deze polemiek ruim baan te geven. Maar een leraar ziet dat blijkbaar anders. Regeltjes gingen voor op de te grijpen gelegenheid.

Ik heb eens van dichtbij het failliet van een bloeiend bedrijf meegemaakt. Na een private interne ruzie werd de bedrijfsleider de laan uitgestuurd en vervangen door de boekhouder van het bedrijf. Dat was een typische toepassing van het Peter Principle: iemand die goed is in zijn job, wordt gepromoveerd naar zijn niveau van onbekwaamheid. Zijn cijfers klopten ongetwijfeld, maar hij miste de visie en de durf die de vorige bedrijfsleider gekenmerkt hadden. Nu Peter het tot penningmeester van de N-VA, de grootste partij van het land, gebracht heeft, zal hij wel met die boekhouder sympathiseren. Mooi, maar op onberispelijk correcte wijze leidde die het bedrijf naar de ondergang.

En zo kwam het dat Punt aan zijn voorspelbaarheid en braafheid ten onder gegaan is. Let wel: veel bladen zijn braaf en bedienen een pantoffeldiertjespubliek. Maar zij hebben hun marktaandeel al, en zij hebben doorgaans een financiële buffer. Punt is gestart op het scherp van de snede, met heel weinig middelen, en zijn enige kans was, zichzelf met wat opvallende primeurs meteen op de kaart te zetten. Helaas, na wat proefnummers die wij zelf heel pittig vonden, beoordeelde Mark Grammens in zijn Journaal het eerste verschenen nummer als “van een wezenloze banaliteit”. Op de voorpagina prijkte een standaardfoto van toenmalig premier Guy Verhofstadt, net als op alle andere voorpagina’s.

De eigenaar van het blad, Dirk Melkebeek zaliger, had al spoedig spijt van zijn keuze voor het hoofdredacteurschap. Nochtans erkende hij Peters kwaliteiten: “Hij zou zeer goed zijn als sterreporter.” En wat journalistieke flexibiliteit betreft: Peters columns blinken nog altijd uit door originele standpunten en rake invalshoeken, door een frisse kijk op actuele onderwerpen. Helaas, om een weekblad een gezicht te geven, ontbrak er iets. Of Paul Beliën het beter had gekund, is nooit geprobeerd (al was hij in zijn journalistieke levensfase wel bij uitstek een “sterreporter”). Voor ons die het van dichtbij meegemaakt hebben, was vooral de stijgende onmin tussen eigenaar en hoofdredacteur een voorbode van de ondergang.

 

Slaapkoppen

Waarom vertel ik dit? Er is de archiefwaarde van deze getuigenis, voor mocht er ooit eens iemand aan de geschiedenis van Punt een thesis wijden. Maar er is vooral het symptomatisch karakter van deze episode voor de hele Vlaamse geestesgesteldheid.

Waarom heeft de Vlaamse beweging zo weinig bereikt? Vergeleken met de levendige Catalaanse nationale beweging, die het hele ideologische spectrum bestrijkt, is zij om historische redenen wat eenzijdig, hoezeer de Meervoud-linksen ook aan de kar trekken. Maar vooral: zij is ingeslapen en saai. Het Catalaanse nationalisme heeft meer slagkracht omdat het alle geledingen mee heeft, en het heeft meer kleur omdat de culturo’s ook deelnemen en omdat er in het volk zelf meer muziek zit.  Er is bijvoorbeeld geen vergelijking tussen een Vlaamse en een Catalaanse betoging.

Op elke gouden gelegenheid die zij in de schoot geworpen krijgen, reageren de Vlamingen met flauwe uitvluchten om ze niét te grijpen. De vijftigste verjaardag van Kongo’s onafhankelijkheid was bv. een uitgelezen mobilisatiemoment voor het Vlaamse “los van België”; de dag ging onopgemerkt voorbij. Ik heb vooraanstaande flaminganten van te voren op deze vervaldatum geattendeerd, maar ik had evengoed tegen de muur kunnen praten.

Omgekeerd, toen een bedenkelijke spellinghervorming in 1995 de spelling “Kristus” op de Yzertoren van “toegelaten” in “fout” veranderde, vond geen enkele Vlaamse beweger dat relevant genoeg om zijn mond voor open te doen. Dat zou in Catalonië wel anders geweest zijn. En het is echt niet dat de flaminganten het niet gemerkt hadden: de dominante media deden regelmatig schamper over de fout geworden spelling van AVV-VVK, want voor hen deed het er wél toe. Zeker voor een in taalstrijd gewortelde beweging was de belangstelling voor de Nederlandse taalnormering opvallend afwezig. “Jamaar, we gaan ons kruit niet aan zulke kleinigheid verschieten; we bewaren onze energie voor de grote confrontaties”, kreeg ik te horen. Ah, en welke grote confrontaties is de Beweging in de voorbije twintig jaar aangegaan? Waar is die opgespaarde energie naartoe?

Wanneer is er in een nieuw Vlaams lied nog eens zelfs maar een toespeling gemaakt op de Vlaamse strijd? Ik herinner me dergelijke passussen uit Wat heb jij vandaag op school geleerd? van de Elegasten, Pieter Breughel van Wannes Vandevelde, en misschien Brussel van de Vaganten, alle bijna een halve eeuw oud. Vlaanderen mijn land van Will Tura telt niet, het gaat niet over strijd, en ook dat lied is trouwens decennia oud. Die letterlijke radiostilte is zowel oorzaak als gevolg van het ontbreken van enig Vlaams bewustzijn bij het Vlaamse publiek.

Bij een afdeling van de Vereniging voor Vlaamse Academici (de facto een gezelligheidsclub, even ontvlaamst als het Davidsfonds of de VAB) heb ik het meegemaakt dat men een prijs wilde uitreiken aan Lode Wils, want “die heeft veel over de Vlaamse Beweging geschreven”; en dat men de jaarlijkse nieuwjaarslezing wou laten geven door Bruno De Wever, om dezelfde reden. “Over” de Vlaamse Beweging hebben beiden inderdaad geschreven, welzeker; maar vooral ertegen. Een beweging wier knapste koppen niet eens vriend van vijand kunnen onderscheiden: ga met zulke slaapkoppen naar de oorlog. 

“Dit is mijn volk, ik heb er geen ander”, zei Hugo Schiltz. Deze Vlamingen zijn nu eenmaal waar we het mee moeten doen. In die volksaard liggen de diepere wortels van de mislukking van Punt.

Pessimisme vind ik in het algemeen een scheeftrekking en ik verwacht geen “ondergang van het Avondland”, maar voor de Vlaamse Beweging zie ik weinig hoop. Ik zou in dezen ongelijk willen krijgen, maar numeriek is er steeds minder dat daar op wijst: het flamingantische kamp loopt leeg. (Voorzover de stembusoverwinningen van de N-VA dan al een communautair karakter hadden, was het een gemeend basta tegen de PS-dominantie, maar zelden een bewuste keuze voor institutionele onafhankeliijkheid.) Wat trouwens niet betekent dat haar eisen noodzakelijk onverwezenlijkt zullen blijven: internationale ontwikkelingen zouden ons iets in de schoot kunnen werpen waar een eeuw lang vergeefs voor gestreden is.

 

 

Medialandschap

Hoe dan ook, de teloorgang van Punt was niet zo’n punt, want het Vlaamsgezinde medialandschap ziet er nu beter uit dan twintig jaar geleden. Het papieren weekblad ’t Pallieterke was destijds hopeloos amateuristisch, vol taal- en schrijffouten en onbetrouwbare informatie, en ook vol gezwollen kaakslagflamingantisme. Het was  satirisch bedoeld, maar gold bij buitenstaanders vooral als een karikatuur. Onder hoofdredacteur Leo Custers is er ernstig aan de weg getimmerd. Onder Karl Van Camp is het een volwaardig blad geworden vol degelijke artikels met onderwerpen of invalshoeken die je verder in de Vlaamse media niet vindt. Linkse spotters die ’t Pallieterke slechts vermelden als spreekwoordelijk rioolkrantje hebben al jaren niet goed opgelet en zitten nog met het product van destijds in gedachten.

Het monopolie van de klassieke media is intussen doorbroken door de internetkranten en sociale media. De nijdige uitvallen van onze kranten tegen de internetberichtgeving is een teken van hun machteloosheid tegen deze evolutie. Qua middelen kunnen de meeste internetmedia wel nog niet wedijveren met de gevestigde papieren media: zij zijn letterlijk amateuristisch. Diegene die kwaliteit bieden, kunnen dat maar door hun medewerkers niet of louter symbolisch te betalen.

Doorbraak was toen nog het orgaan van de VVB en stond kwalitatief waar nu het VVB-orgaan Brandpunt staat. Het neemt, samen met onder meer De Bron (orgaan van Charta Vlaanderen) nu deel aan de wedijver tussen de opkomende internetmedia en vult de leemten in de berichtgeving van de klassieke media. Die hebben het regelmatig als nieuwsbron moeten citeren. Punt was een waterkans die het niet gehaald heeft, maar het heeft waardige opvolgers gevonden.

 

Labels: , , , ,

Read more...

Handleiding voor het islamdebat (6): "Jamaar, de Bijbel is ook niet fraai"


 
('tP, 15-10-15)


Mensen die de islam tegen kritiek afschermen, zullen pas in laatste instantie de islam inhoudelijk verdedigen. Eerst gebruiken zij verstrooiingstactieken, eender wat dat de aandacht van de onweerlegbare absurditeit en boosaardigheid van de Koran afleidt.

Eén ervan is het argumentum ad hominem, dat hierop neerkomt: “Ik hoef mijn gelijk niet te bewijzen, want mijn tegenstander is onwaardig.” Zo heb ikzelf pas het verwijt gekregen dat ik door mijn band met India “vooringenomen” ben tegen het islamland Pakistan, en dus ongeschikt om over de islam te informeren. Ten eerste kan zelfs een vooringenomene soms eens de waarheid zeggen, dus als ik dat al zou zijn, maakt het nog niets uit voor de juistheid van mijn stellingname. Ten tweede bén ik niet vooringenomen. Toen ik voor het eerst naar India ging, had ik aangaande de islam geen mening, maar kennismaking met de geschiedkundige en schriftuurlijke feiten heeft mij tot een bepaald standpunt gebracht. Dat is geen “vooroordeel”, wel een “geïnformeerd oordeel”.

 

Bijbel

De meest gebruikte verstrooiingstactiek is echter het “tu quoque”-argument. De aanval is de beste verdediging, dus men schermt de islam af door zelf iets wat de gesprekspartner dierbaar is, aan te vallen.

De laatste paar eeuwen is er een intens debat geweest tussen vrijdenkers en gelovigen over de absurditeiten en onfrisse elementen in de Bijbel. Daarbij werd de framasson nooit door de kaloot onderbroken met: “Jamaar, de Koran is ook niet fraai.” Durf daarentegen de Koran te bekritiseren, en onmiddellijk komt het antwoord: “Jamaar, de Bijbel is ook niet fraai.”

De Bijbel is binnenste buiten geanalyseerd, en allerlei theorieën doen er de ronde over. Er is geen behoefte aan nog meer Bijbeldebat, zeker niet ter onderbreking van het veel actuelere Korandebat.

Heel kort het verschil. Ten eerste heeft de Bijbel een bredere basis, met vele literair begaafde auteurs; daar waar de Koran de rauwe direct genoteerde “godsspraak” van één halfgeletterde bevat. Tegen de meeste bijbelteksten is er wel een bijbels tegencitaat. Het Nieuwe Testament is bovendien bijeengeschreven binnen een kleine sekte in een wereldrijk, zonder de ambitie om een eigen wet op te leggen; daar waar de islam vanuit een machtspositie gevormd is.

Ten tweede is “gewijde geschiedenis” voor joden en christenen vooral geschiedenis, geen gebod tot navolging. Om een heel geladen voorbeeld te geven: Jozua’s landname van Kanaän, waarbij hij de volledige bevolking uitmoordt. Het zionisme heeft dat voorbeeld nadrukkelijk niét nagevolgd: de plaatselijke Arabieren werden niet uitgemoord, noch zelfs maar verbannen. Zij hadden zonder integratieprobleem in de grote, vaak rijke en arbeidverschaffende Arabische wereld terechtgekund. Israël heeft maar een Palestijns probleem, met ettelijke duizenden doden, juist omdat het het bijbelse voorbeeld, zelfs in moderne light-versie, niét nagevolgd heeft. De katholieke en orthodoxe Kerken staan nog veel verder van de Schrift af. Het islamitische recht staat veel dichter bij de letter van de Schrift, die in de islam een veel centralere plaats inneemt

Dat leidt, ten derde, tot nog een ander belangrijk verschil: christenen passen zich redelijk goed aan de moderniteit aan, terwijl vernieuwing in de islam taboe is. Christenen zijn anders gaan denken over de slavernij en hebben ze afgeschaft. De islamwet erkent die instelling onverminderd, en de door het Westen afgedwongen afschaffing ervan is er nooit van harte aanvaard. De jezidi-heidenen hebben het pas nog ondervonden.  

 

Kruisvaart

De kruistochten dan? Zij zijn een volstrekt vaste waarde in elke poging tot islamdebat. Deze militaire avonturen zijn voor kritiek vatbaar, maar zeker geen provocatie tot de eeuwen oudere djihaad. De Kerk besloot ertoe na vier eeuwen islamitische agressie tegen de christenheid. De helft van de christelijke wereld was onder moslimgezag gekomen; in de Maghreb was het christendom zelfs verdwenen.

Toch waren de kruistochten heel multicultureel. Net als in de Reconquista hoort men voortdurend van tijdelijke bondgenootschappen tussen groepen moslims en christenen, bv. tussen Tempeliers en sjiïtische Assassijnen (die steun wilden tegen hun vijand, het Kalifaat,-- de huidige strijd tussen sjiïeten en Kalifaat is niets nieuws). Onze multiculturalisten zouden pro kruistocht moeten zijn.

Daarna maakte de idee van “strijd voor het geloof” wel school, eerst in de kruisvaart van de Duitse Ridders tegen de Baltische heidenen, later in de godsdienstoorlogen en sommige koloniale expedities. Dus ja, het christendom heeft wat gebreken, maar heeft ook bijzondere verdiensten die we in de islam niet terugvinden.  

 

“Alle” religies

Sommigen gaan in hun sabotage van het islamdebat nog verder: “alle religies” zouden in hetzelfde bedje ziek zijn. Deze bewering is logisch gebaseerd op ofwel volledige inductie, dus élke religie na studie gelijkaardig aan de islam bevonden hebben (wie durft?); ofwel op deductie, dus een definitorisch kenmerk van religie als zodanig. Welnu, wie de religies bestudeert, vindt vele tegenvoorbeelden: religies die geen leer over kalifaat, sjari’a of djihaad hebben. En dat volgt uit de definitie van religie, in wezen het ontzag voor het heilige. Als zodanig is ze niet noodzakelijk (zelfs meestal niet) monotheïstisch, en draait ze niet om het geloof in Mohammeds profeetschap,-- de twee definiërende geloofspunten van de islam. Er zijn dus ook religies, volop zelfs, die geen notie van djihaad of “heilige oorlog” kennen.

Een nieuw vertoog vonden we recent op de voorbladzijde van Time: een boeddhistische monnik met het bovenschrift: The face of Buddhist terror. Als zelfs de glimlachende bedienaren van het o zo vredelievende boeddhisme al tot “terreur” in staat zijn, dan moet religieus terrorisme wel héél wijdverspreid zijn. Die “boeddhistische terreur” (die qua geweld het niveau van straatrellen niet overstijgt, maar hier toch hetzelfde etiket krijgt als 9/11) is echter slechts de tweede helft van een verhaal waarvan onze media de beginhelft verzwijgen. Telkens weer blijkt namelijk dat incidenten tussen de twee gemeenschappen uitgelokt zijn door moslimgeweld, meestal verkrachtingen. De Thai en de Myanmarezen zijn geen volgevreten Europeanen, dus zij reageren wanneer hun meisjes verkracht worden. Het is kwade trouw om die reactie, die geen enkel religieus gebod achter zich heeft en weer verdwijnt zodra de provocatie ophoudt, gelijk te stellen met veertien eeuwen islamitische agressie tegen ongelovigen.

 

Veralgemening

Deze veralgemening komt door luiheid. Die is ofwel moedwillig, omdat zij een strategisch voordeel biedt, namelijk het islamdebat verhinderen. Ofwel is zij het traagheidseffect van decennialang in de kaas van het Systeem gezeten te hebben: islamvrienden zijn zo gewend aan afscherming tegen wederwoord dat zij te zelfgenoegzaam geworden zijn voor enige onderzoeks- of argumentatieve inspanning. Een derde reden, bij gehaaide vrijzinnigen, kan zijn dat zij heel hun leven tegen religie überhaupt gefulmineerd hebben en het huidige islamprobleem tot dat bekendere religieprobleem herleiden. In ieder geval, hun vlotte veralgemening miskent de specificiteit van de islamleer.

Labels: , , ,

Read more...

Galanterie, een Europese waarde


 

 

 

 

Zelden ben ik zo verblijd met een youtube video als toen een vriendin mij Mes Pires Histoires Personelles toestuurde, Italiaans met Franse ondertitels. Vijf Italiaanse jongens van 6 tot 9 werden daarin aan een meisje voorgesteld, en kregen dan een paar opdrachten, bv. haar aanraken. En dan kregen ze de opdracht die blijkbaar het vooropgestelde doel van de interviews was: haar te slaan.

 

Wat doet een kleine jongen wanneer hij van een volwassene, een gezagsfiguur, een bevel krijgt? Volgens het beroemde Milgram-experiment zal hij dan bezwijken en de opdracht uitvoeren, zelfs als zijn slachtoffer daar hoorbaar pijn door lijdt. (We laten hier terzijde dat dit experiment, hoewel ter linkerzijde klassiek geworden, eigenlijk onzin is: de “slachtoffers” waren acteurs en voelden geen pijn, de “daders” gingen er terecht van uit dat, ondanks de kermende schijn van het tegendeel, hun opdrachtgever tot een gerenommeerd instituut behoorde en zich zulke wreedheden gewoon niet kón veroorloven.) Hier blijkt echter het tegendeel: de jongens die letterlijk naar hun opdrachtgever opkeken, weigerden allemaal te doen wat hun gevraagd was.

 

Eén jongen maakte eerst aanstalten om de opdracht uit te voeren, maar vermande zich dan toch en weigerde. De anderen dachten er zelfs niet aan: “Nee.” Zonder stemverheffing, want hiervoor moesten ze geen strijd met zichzelf aangaan, ze wisten het volkomen zeker. Eén gelovige jongen haalde er Jezus bij, die “wil niet dat je haar slaat”. Een andere zei: “Omdat ik een man ben”: Europese mannen putten er van kindsbeen af hun fierheid uit een hoofse behandeling van de vrouw. Twee van hen wisten: “Een vrouw sla je niet.” Nog één haalde er zelfs een Italiaans spreekwoord voor aan: “Een vrouw mag je niet slaan, zelfs niet met een bloem.”

 

Katholieke en vrijzinnige jongens waren het eens, want inderdaad, galanterie is een heel-Europese waarde. Ze kan teruggespoord worden tot de voorchristelijke fase, is bekend van de minnedichten uit de christelijke fase, en is blijven gelden in de postchristelijke fase.

 

“Jamaar, in Europa bestaat ook vrouwenmishandeling door vaders en echtgenoten”: het eeuwige refrein van de mensen zonder onderscheidingsvermogen, voor wie alles overal hetzelfde is, zal ook hier weerklinken. Uiteraard zijn mannen hier en ginds fundamenteel hetzelfde, maar de norm die aan hen opgelegd wordt, maakt een groot verschil voor hun gedrag. Wanneer in de islam Gods woord zelf de man opdraagt om zijn vrouw(en) op te sluiten en te slaan, leidt dit vanzelfsprekend tot meer vrouwenmishandeling.

 

Het effect van de islam op menselijk gedrag is zoals alcohol. Sommige mensen zijn altijd een gevaar op de weg, ook broodnuchter. Anderen kunnen zelfs ladderzat nog veilig thuisgeraken. Maar voor de meesten geldt dat alcohol een negatief effect heeft op het rijvermogen. De veelgehoorde opmerking dat er ook goede moslims zijn, en ook slechte niet-moslims, doet niets af aan die statistische wetmatigheid.

 

De hoffelijkheid of galanterie is te onderscheiden van het feminisme, dat slechts in de recentste fase van de Europese cultuur opgekomen is. Het feminisme is een toepassing van het gelijkheidsdenken voortgekomen uit de Verlichting. Het is een bij uitstek moderne uitvinding afwijkend van het algemeen menselijk patroon. Wie zich tegenover de islam op de Verlichting beroept, zal terecht te horen krijgen dat dat maar een klein stukje van de Europese beschaving is. Wel, de galanterie is een fundamenteler element in de Europese beschaving dan de Verlichting. Zij is ouder, zij is premodern, en toch verschilt zij duidelijk van de islamitische opvatting over de verhouding tussen de geslachten. Hier gelden man en vrouw wel als verschillend, maar dan positief verschillend: de vrouw heeft een bijzondere waarde en geniet dientengevolge voorrechten. Zoals het recht om niet geslagen te worden, “zelfs niet met een bloem”.

 

Labels: , ,

Read more...

8 oktober 2015

Luc Pauwels en Europa


 

Het verdrag van Maastricht (7-2-1992, in werking op 1-11-1993) legde de grondslag voor de Europese Unie, een politieke waar tot dan toe alleen een economische unie bestaan had. Te dien tijde was er een door de Europese instellingen gepromote hoera-sfeer, best belichaamd in het eurosongliedje van Toto Cutugno: 1992: Ensieme (“samen”). In natiebewuste kringen daarentegen bestond veel tegentand tegen deze vernieuwing. Ook in rechtse kringen, waar men erg aan de soevereine natiestaat gehecht was, wees men de gedachte van een Europese Unie af. De Franse staatsnationalist Jean-Marie Le Pen noemde de aanhangers van soevereiniteitsoverdracht van de lidstaten naar het Europese niveau “fédérastes”, en bracht in herinnering dat Frankrijk al eeuwen vóór de Revolutie de natiestaat en de tegenstand tegen de Europese eenwording in een “rijk” belichaamd had. Waarop het standpunt van de Nouvelle Droite door Alain de Benoist aldus werd samengevat: “Je suis un de ces fédérastes.” Deze denkschool was namelijk maar “nouvelle” doordat ze het aftandse nationalisme rond de natiestaat afwees. Die is te groot voor de kleine problemen, die beter op plaatselijk niveau aangepakt worden, en te klein voor de grote, waarvoor een supranationale federatie meer geëigend is. Maastricht werd aldus aanleiding voor een bezinning op de Europese Rijksgedachte.

Het was net in die tijd dat ikzelf de redactie van Teksten, Kommentaren en Studies vervoegde, met als eerste artikel “Europa en de dreiging van de islam”. Luc Pauwels had mij kennelijk bij de redactie gehaald als tegenwicht voor de verschillende islamofiele redactieleden. Hun islamvoorliefde volgde uit ofwel een discreet antisemitisme, of en vooral uit het traditionalisme van de Franse islambekeerling René Guénon. Deze mensen behoren al lang niet meer tot de redactie, maar toen was hun invloed groot en typisch voor een bepaalde rechtse traditie, waartoe onder meer de islamofiel Heinrich Himmler behoord had. Pauwels zelf was niet zo geestdriftig over de islam, waartegen twee belichamingen van de Europese Rijksgedachte, de Karolingers (Poitiers 731) en de Habsburgers (Wenen 1523, Lepanto 1571, en Wenen 1689), zich hadden moeten verdedigen. 

 

Pro Europese eenwording

Het TeKoS-nummer dat mijn eerste artikel bevatte, was hoofdzakelijk gewijd aan “Europa, de Rijkstraditie”. Het richtinggevende stuk van Luc Pauwels droeg als titel: “Maastricht: ja, toch. Over de lange weg van de liberale EEG naar de Europese rijksgedachte” (TeKoS 68, p.55-74). Aanleiding was de aanzienlijke weerstand tegen deze mijlpaal in de Europese integratie. Toen zoals nu fixeerden talloze figuren in het Vlaamsgezinde of het vaagweg rechtse kamp zich op bepaalde thema’s of doelstellingen maar ze verloren daarbij het grotere geheel uit het oog. Op staatkundig vlak streefden zij naar een Vlaamse staat maar ze weigerden de nood aan Europese éénwording daarin te betrekken. Die gehechtheid aan het nationale niveau gold voor mensen in Frankrijk of Nederland met een sterk natiegevoel (vandaag bv. de Nederlander Thierry Baudet), maar ook voor Vlamingen zonder “vaderland om te beminnen”. Pauwels zette hun horloge op 1992 en wees op de noodzaak tot gestructureerde samenwerking op continentaal niveau. Tevens herinnerde hij eraan dat dit geen nieuw ideaal was maar een moderne belichaming van de aloude Rijksgedachte.

De Gouden Bul, een soort grondwet van het Heilige Roomse Rijk, uitgevaardigd door keizer Karel IV vlak na zijn kroning in 1355, stelde: “Het Heilige Roomse Rijk bestaat uit verscheidene naties, met hun zeden en leefgewoonten en hun verschillende talen en wetten.” Typisch voor het Rijk, en contrasterend met de jacobijnse natiestaat, is de eerbied voor verschil en eigenheid. Daarbij stipte Pauwels aan: “De Rijksgedachte is in essentie federaal en nooit imperialistisch.”

De Europeanen, of althans de minderheid die een volwassen politiek bewustzijn heeft, beseft de noodzaak om aan één zeel te trekken tegen enkele vijanden, zoals het communisme destijds en de islam vandaag. Maar deze negatieve reden tot samenhorigheid zal niet veel effect hebben zonder de positieve redenen. Pauwels ziet vooral de geopolitieke mogelijkheden die ontstaan in geval van een bestuurlijke eenheid, en de herwaardering van de geestelijke dimensie van Europa als “een in de geschiedenis verworteld concept van evenwicht en stabiliteit, van soevereiniteit in eigen kring, van federaal gelaagde machtsdeling, van imperium zonder imperialisme”.

 

Decentralisering

Pauwels stond niet alleen met de opvatting van gelaagde soevereiniteit, met supranationale (“imperiale”), nationale en plaatselijke niveau’s. In 1990 bracht Aleksandr Solzjenitsyn zijn boek Rebuilding Russia uit (verschoning voor de Engelse titel, mijn Russisch is wat roestig). Daarin bekritiseert hij de toenmalige hervormingen door Michaïl Gorbatsjov (glasnost/openheid en perestroika/herstructurering) als weliswaar juist maar te lauw, en ontplooit hij een ambitieuze visie voor zijn vaderland. Profetisch daarin was bijvoorbeeld zijn pleidooi voor een particulier bedrijfsleven maar met wettelijke beperkingen op de concentratie van kapitaal, dar waar in het volgende decennium juist de fabelachtige rijkdom van de “oligarchen” ofte “roofbaronnen” een bron van sociaal onrecht en verarming door ontwaarding van lonen en uitkeringen zou worden. Ook zijn tirade tegen de vulgaire genotzuchtige cultuur die uit (of liever: via) het Westen ingevoerd werd, zal in  Westerse conservatieve kringen op goedkeuring onthaald worden. Alleszins, in staatkundig opzicht spreekt hij zich uit voor een gedecentraliseerde samenleving geclusterd rond 40 steden met plaatselijk zelfbestuur en “gebouwd van beneden naar boven”. Voor de minderheden wil hij cultureel en, afhankelijk van hun grootte, diverse graden van politiek zelfbestuur. Zijn sleutelwoord is “decentralisering”, echter onder de koepel van één Rijk.

Pauwels wijst de jacobijnse invulling van de beoogde Europese staat af: naast de anti-Europese staatsnationalisten waren er immers ook pan-Europese staatsnationalisten zoals de als “extreemrechts” geboekstaafde Jean Thiriart, die opkwam voor een Europa opgevat als “één natie, één staat”. Dat begrip van Europa zou tot dezelfde kwalen geleid hebben als het jacobinisme op nationaal niveau. Wij merken op dat deze geforceerde eenmaking hier en daar binnen de Europese instellingen wel degelijk opgang maakt, vooral in de gerechtelijke sfeer. Denk bv. aan het annuleren van een Vlaams taalbeleid in de Rand omdat de Franstalige “minderheid” op Europees niveau over “mensenrechtenschendingen” ging klagen. Tegenover dat feitelijke jacobinisme stelt hij het federalisme van, als eerste, de Duits-Friese humanist Johan Althaus ofte Althusius (Politica, 1603). Deze verdeling van soevereiniteit tussen de verschillende bestuursniveau’s is bij uitstek “het organisatiesysteem om de maatschappelijke realiteiten van een ingewikkelde samenleving recht te laten wedervaren in al hun aspecten”.

Maar ook het “Europa der volkeren” van de regionalisten kan niet op zijn onverdeelde geestdrift rekenen: “Sommige historisch gegroeide naties, met een intern regionaal evenwicht, moeten zeker niet uit elkaar worden gerukt, alleen omdat ze niet in het schema passen van een regionalistisch Europa met regio’s die allemaal 5 à 6 miljoen inwoners tellen.” Inderdaad, zelfs België had zulke geslaagde meervolkerenstaat kunnen geworden zijn, maar het is anders gelopen. Typisch voor Luc Pauwels is alleszins dat hij niet uitging van een ideëel schema, maar van de werkelijkheid. Daarin zijn situaties van verschillende volkeren nu eenmaal verschillend, zodat ze een verschillende staatkundige regeling verdienen: “Tussen geen twee Europese volkeren is de relatie dezelfde.”

Binnen het Europese Rijk ziet hij dan ook volop plaats voor differentiatie en asymmetrie, voor een eigensoortige status voor de diverse geledingen van het grote geheel, die bovendien inwendig een verschillende bestuursvorm kunnen hebben. Hij stelt hierbij het Britse Rijk tot voorbeeld, waarin Noord-Ierland, Schotland, Wales, het eiland Man en de Kanaaleilanden (en verderaf bv. Canada) elk een andere status hebben, verder van of dichterbij de Britse Kroon. Dat contrasteert met de symmetrie en eenvormigheid tussen de Franse departementen of de staten van de VS. Het Rijk is een organisch geheel, waar niemand rechtstreeks burger van is, maar wel via intermediaire structuren zoals gewesten en gemeenten.

De lezer doet er goed aan, het hele artikel te herlezen. Het is één van Pauwels meest doordachte, en mogelijk zelfs het belangrijkste. Het is tekenend voor zijn zeer evenwichtige, breed geïnformeerde en uitzonderlijk geïnspireerde benadering van een voor ons cruciaal onderwerp, namelijk de staatkundige toekomst van ons werelddeel.

 

Eenheidsmunt

Vanuit zijn warm hart voor Europa is hij het proces van eenwording blijven begeleiden. In de recente financieel-economische crisis hebben velen voor een opzeggen van de eenheidsmunt en de terugkeer naar de nationale munten gepleit. Op informele fora ging Pauwels daar fel tegenin. Althans voor Vlaamsgezinden zou dit argument van hem veel gewicht in de schaal moeten werpen: als de Belgische frank nog had bestaan, zou hij zeker in deze financieel woelige tijden als veilige haven gefungeerd hebben, en als chantagemiddel tegen het “avonturisme” van de flaminganten die de Belgische eenheid willen opblazen. De euro daarentegen neutraliseert het zeer belangrijke financiële aspect van de Belgische boedelscheiding, want alle brokstukken van het koninkrijk (of zij nu naar Frankrijk, Luxemburg, Duitsland of Nederland gaan, of onafhankelijk worden) gebruiken voor en na in ieder geval de eenheidsmunt. Aldus gaat een verantwoordelijke zorg voor de Europese eenwording hand in hand met de bekommernis om het regionale en volksnationale niveau.

Zo wist Luc Pauwels de Vlaams-nationale agenda in een veel bredere visie te integreren. Dezelfde Rijksgedachte toegepast op de Vlaamse situatie leidde tot heel wat originele ideeën die de flamingantische hoofdstroom niet zou lusten, hoewel ze volmaakt verdedigbaar zijn. Om maar wat te noemen: terwijl onze politieke partijen de “afschaffing van de provincies” aankondigen, heeft Pauwels gepleit voor de herwaardering van de provincie. Hoofdargument was dat het behoren tot een provincie een reëel aangevoelde identiteit is, een ander dat aan het provinciale niveau bij ons ook een gelijkwaardig bestuursniveau in Nederland beantwoordt, wat nuttig is bij het weder samengroeien van wat in 1830 uiteengereten werd. Vooral de levende provinciale identiteit is het soort maatschappelijke werkelijkheid waar de Rijksgedachte rekening mee wil houden. In de loop van haar geschiedenis heeft het Vlaams-nationalisme wat jacobijnse vooroordelen en reflexen overgenomen. Een fundamentele bezinning op de beginselen van een bestuurlijke gelaagdheid en van de organische groei van bestuursvormen dringt zich dan ook op.

Weinigen hebben zich ermee bezig gehouden, maar gelukkig was er Luc Pauwels. Ondergetekende is één van de degenen die aan hem een omdenken van de grote politieke vraagstukken te danken hebben.

Labels: , , ,

Read more...

2 oktober 2015

Handleiding voor het islamdebat (4) Islamkritiek, een geestesziekte


 

('tP, 30-9-15)

 

“Islamofobie” is als term wereldwijd gelanceerd door de Britse multiculturalistische Runnymede Trust in de jaren 1990. Hij is vervolgens gretig overgenomen door islamitische lobby’s zoals de Organization of Islamic Cooperation, de koepel van alle islamlanden, en in hun zog door EU-politici. De niet-kwaliteitsmedia gebruiken en verspreiden hem uit alle macht, en er worden academische congressen aan gewijd. Hij heeft als objectieve bedoeling, het islamitische verbod op fundamentele islamkritiek een seculiere vorm te geven en het langs die omweg aan alle niet-moslims op te leggen.

 

De subjectieve bedoeling bij onze progressisten is, als steeds, een echt islamdebat te voorkomen, namelijk door de tegenpartij van het debat uit te sluiten. Islamrechtbanken en terroristen doen dat door de islamcritici te doden, maar hun eerste aanvalslinie zijn de islamvrienden in politiek en media. Soms criminaliseren die de tegenpartij (bv. met de in een ander debat veelgebruikte slagzin: “Racisme is geen mening, racisme is een misdaad”), hier pathologiseert men ze. Deze term past namelijk in het psychopathologische lijstje van arachnofobie (irrationele angst voor spinnen), claustrofobie (dito voor afgesloten plaatsen) en agorafobie (pleinvrees). Hij stelt het zo voor dat islamkritiek een geestesziekte is. Met zieke geesten ga je niet in discussie, je behandelt ze – na opsluiting of alleszins uitsluiting, om de maatschappij voor deze besmettelijke ziekte te hoeden.

 

Alleen enkele kwaliteitsmedia weigeren zich te verlagen met deze onzinterm. Eén van de opgegeven redenen daarvoor is dat die benaming te zeer doet denken aan Sovjet-methodes. Was een dissident te bekend om met zijn verdwijning weg te komen, dan gaf men hem de diagnose “geestelijk gestoord”, vaak met opsluiting in een psychiatrische inrichting en onderwerping aan schadelijke medicatie tot gevolg.

 

Anderzijds is het gebruik van Sovjet-methodes in dienst van de islam nu niet echt in de geest van de Sovjet-staatsideologie, het marxisme. Integendeel, Karl Marx had gesteld dat “godsdienstkritiek het begin is van alle kritiek”. Het cultureel marxisme, feitelijke staatsideologie van de EU en zijn westelijke lidstaten, is ver van zijn wortels afgedwaald.

Verder is er enige verwarring rond de betekenis van de term “fobie”. Hij beduidt een vorm van angst, maar men vertaalt hem soms als “haat” jegens de islam, wat iets anders is. Ik kan begrijpen dat de slachtoffers van de islam, zoals de tot slavin gemaakte jezidi-vrouwen, “haat” voelen jegens het systeem dat hun slaafneming en verkrachting rechtvaardigt. De onmensen die met de term “islamofobie” zwaaien, willen hen blijkbaar het recht op haat ontzeggen. Nu, zelf heb ik geen last van “haat” jegens de islam, net zo min als een schoolmeester die met rood potlood de fouten in een proefwerk doorstreept, die fouten “haat”. Als iemand schrijft: “1 + 1 = 4”, dan stel ik vast dat daar een fout staat, maar emotioneel laat mij dat koud, net als de ongerijmde (maar voor de islam grondleggende) bewering dat Mohammed een exclusieve telefoonlijn met God had.

En wat “angst” betreft, eens je de leerstellingen van de islam doorlicht, vind je niet veel dat je angst inboezemt. Alleen de vele aansporingen om ongelovigen en huichelaars naar de hel te sturen, och God. De basis is kinderlijk eenvoudig, en hier komt de psychopathologie opnieuw in het spel, nu niet als farce maar in alle ernst. Mohammed had een vreemde eigenwaan, namelijk dat hij de uitverkoren zegsman Gods was. De Koran vermeldt een tiental keren dat zijn sceptische tijdgenoten hem “een bezetene” of in het beste geval “een fantasierijke dichter” noemden. Meer nog, de eerste die de koranische “openbaring” een teken van “bezetenheid” vond, was Mohammed zelf. Pas door een therapeutisch opzet van zijn vrouw Chadiedja wende hij aan het idee van profeetschap. Van dan af was zijn grootste verlangen dat iedereen zijn waan zou delen. Het is hem vrij goed gelukt: ruim anderhalf miljard mensen doen nu aan “folie à deux”, aan het meespelen in de waan van een begoochelde medemens. Zij (niet “extremisten”, maar absoluut elke moslim) beamen in hun geloofsbelijdenis dat “Mohammed Gods gezondene is”.

In elk gekkenhuis zitten mensen die zichzelf heel bijzonder vinden. Maar niet alle gevallen zijn maatschappelijk zo storend dat je ze gaat behandelen. Nee, ook in bestuursfuncties vind je ze. En onder godsdienststichters.

Dat de hele islam uiteindelijk een uit de hand gelopen zelfbegoocheling is, is de jongste decennia in uiteenlopende kringen vastgesteld. Dat gaat van de Indiase historicus Sita Râm Goël zaliger (één keer tot schrappen van enkele passages veroordeeld) via de Vlaamse psycholoog Herman Somers zaliger (alleen maar doodgezwegen) tot ex-moslims als de Pakistani Ibn Warrâq (schuilnaam), de Iraniër Ali Sina (schuilnaam) en de Egyptenaar Hamed Abdel-Samad (Duitse politiebescherming; al goed dat islamvrienden van zulk ongemak gevrijwaard blijven). En nee, dat zijn geen “racisten”. Zij lezen gewoon de basisteksten van de islam, en eender wie kan hun vaststellingen verifiëren.

Merk op hoe moslimgeborenen veel ernstiger bedreigd worden; niet-moslims, of toch de geleerden die in moeilijke taal schrijven, blijven eerder onder de radar van de terroristen. De bedreigde hekelaars zouden zich overigens elk ogenblik kunnen dedouaneren: gewoon doen zoals de enige criticus van Mohammed die aan de doodstraf ontsnapte. Zijn voormalige secretaris, die als bevoorrecht getuige zelf had bekendgemaakt hoe die hele “openbaring” doorgestoken kaart was, voorzag dat hij in Mo’s handen ging vallen, keerde tijdig kazak, en begon te Profeet te prijzen (Mohammed betekent niet voor niets “geprezen”) en naar de mond te praten. Dat was waar het Mohammed om te doen was: bevestiging van zijn zelfbeeld.

Eén factor van Mohammeds stoornis was, heus waar, zijn ongelukkige jeugd. Hij verloor zijn vader nog vóór zijn geboorte, en zijn moeder toen hij zes was. De arme jongen had liefde nodig. Daar is alle ellende uit voortgekomen.

En om nog meer medeleven met hem op te wekken: zijn voogd maakte hem zijn erfenis afhandig. Daarom was hij levenslang zeer streng tegenover specifiek deze misdaad: kinderen van hun erfdeel beroven. Ziedaar dan een mohammedaans verbod om na te volgen. Onze generatie, in het bijzonder de islamvrienden, is het erfdeel van onze kinderen aan het verkwanselen. Moge Allah hen tijdig bijsturen!

Labels:

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>