30 juli 2012

De Maddens-hypothese (Hoegin)

Met een meerderheid voor de V-partijen in het Vlaams Parlement na de verkiezingen van 2014 zal er volgens Bart Maddens veel mogelijk zijn. De vraag is echter of die twee V-partijen wel zullen willen samenwerken. Over een revolutionaire daad als een eenzijdige verklaring van onafhankelijkheid (EVO) hebben we het dan nog niet eens gehad.

Enkele jaren geleden lanceerde Bart Maddens de idee dat het beter zou zijn als de Vlamingen voortaan niet meer zouden deelnemen aan communautaire onderhandelingen. In de plaats zouden ze beter de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap maximaal uitspelen, inclusief het inroepen van belangenconflicten en het luiden van alarmbellen wanneer nodig. Achtergrond was de vaststelling dat de Vlaamse onderhandelaars er tijdens communautaire onderhandelingen gewoonlijk niets van bakken, en bovendien vaak al vanuit een zwakke positie vertrekken wanneer zij wel eisen hebben, en de Franstaligen niet.

Deze idee ging al snel een eigen leven lijden onder de noemer «de Maddens-doctrine», en de N-VA kondigde aan die Maddens-doctrine in de Vlaamse Regering ook te willen toepassen. Sindsdien verwijten tegenstanders van die partij dat ze die doctrine inderdaad probeert toe te passen, of net níet wil toepassen, al naargelang de eigen achtergrond. De plechtige ondertekening van het eerste luik van de zesde staatshervorming toont echter onomstotelijk aan dat er inderdaad nog veel werk aan de winkel is voor de toepassing van de Maddens-doctrine. Zelf schijnt Bart Maddens ingezien te hebben dat het met zijn doctrine nooit wat zal worden zolang de traditionele partijen CD&V, sp.a en Open Vld mee de lakens blijven uitdelen in de Vlaamse Regering. Geen nood echter, want aan de einder valt toch enige hoop te bespeuren, dankzij wat ik de Maddens-hypothese zou willen noemen. Immers, als de V-partijen in 2014 in het Vlaams Parlement een meerderheid zouden halen, «dan is er veel mogelijk», aldus Bart Maddens. Uiteraard is er dan veel mogelijk. Maar wat?

Het probleem met Bart Maddens is dat hij een beetje een anti-Cassandra is binnen de Vlaamse politiek. Wanneer hij een voorstel of een hypothese formuleert wordt hij meteen op zijn woord geloofd, en dan in het bijzonder door belgicistische tegenstanders die zijn voorspelling al als een vaststaand feit en bewijs van de doortraptheid en het pertinent ondemocratische karakter van de Vlaamse Beweging aangrijpen. (Over de seriebelangenconflicten van de Franstaligen hebben zij echter nooit erg streng geoordeeld, of er zelfs nog maar kanttekeningen bij geplaatst.) Maar ook door het feit dat hij op zijn woord geloofd wordt, en zijn tegenstanders regelmatig elke aanzet tot Vlaamse reflex in de Vlaamse Regering doodknuppelen met een verwijzing naar de verguisde Maddens-doctrine, komt er van zijn voorstel natuurlijk niet bepaald veel in huis. De N-VA als politieke partij durft op dit punt trouwens niet erg doordrukken, omdat ze er natuurlijk een punt van wil maken dat zij, in tegenstelling tot haar concurrent Vlaams Belang, wél salonfähig is, aan de macht deelneemt, en daarmee ook een nuttige Vlaams-nationale keuze in het stemhokje is. Het stond dan ook in de sterren geschreven dat de belangenconflicten die Vlaams Belang onlangs indiende tegen de bereikte communautaire akkoorden geen schijn van kans maakten om goedgekeurd te worden in het Vlaams Parlement. Dit overigens tot zowel grote voldoening als frustratie van het Vlaams Belang, doch dit terzijde.

De vraag stelt zich dan: wat betekent dit eigenlijk voor de Maddens-hypothese, namelijk dat er met een V-meerderheid in het Vlaams Parlement in 2014 veel mogelijk zou zijn? Het excuus van de N-VA dat zij als Vlaamse regeringspartij geen belangenconflict in het Vlaams Parlement kan steunen is natuurlijk prietpraat–de Franstalige partijen maakten daar met hun seriebelangenconflicten nooit een probleem van. Maar denkt er iemand dat als de N-VA ook in het Vlaams Parlement in de oppositie had gezeten, zij wel een belangenconflict ingediend door het Vlaams Belang zou hebben willen steunen? De viscerale afkeer van Bart de Wever tegenover alles wat van het Vlaams Belang komt –behalve enkele overlopers– werd de afgelopen week naar aanleiding van de zaak–Ceder door zowel vriend als vijand nog eens dik onderstreept. Tegen 2014 zal Bart de Wever weliswaar voorzitter af zijn van de N-VA, maar zijn invloed binnen de partijtop en bij eventuele regeringsonderhandelingen zal natuurlijk wel blijven gelden. In dat opzicht heb ik sterk mijn vragen bij de Maddens-hypothese over wat er in 2014 echt mogelijk zal zijn.

Het is bovendien de eerste keer niet dat de Vlaamse Beweging zich optrekt aan een virtuele V-meerderheid in één van de vele Belgische parlementen. Zo was er in de jaren negentig lange tijd hoop dat het Vlaams Blok, door haar aantrekkingskracht op de Brusselse extreem-rechtse stem wars van elke taalverhouding, in het Brussels Parlement een meerderheid in de Nederlandse taalgroep zou kunnen halen. Op die manier zou de partij zand in het Belgische raderwerk kunnen strooien, waarna het tricolore kaartenhuisje met een smak tegen de vlakte had moeten gaan. We weten sindsdien wat er uiteindelijk van dit plan gekomen is: terwijl men zich bij de traditionele partijen klaar maakte om een «democratische» oplossing voor het Brusselse probleem te vinden, vielen de verkiezingen voor het Vlaams Belang in Brussel dik tegen. Exit VB-meerderheid in Brussel dus, zoals het net zo goed ook wel eens exit V-meerderheid in Vlaanderen in 2014 zou kunnen zijn wanneer de Vlaamse kiezer een beetje uitgekeken raakt op de N-VA en Bart de Wever.

Ik geloof dus niet in de Maddens-hypothese. Ik heb er namelijk sterk mijn twijfels over dat de zesde staatshervorming de Vlaming finaal wakker geschud heeft, zodat de V-partijen de komende twee jaar alleen maar hun aanhang zullen zien aangroeien. Jazeker, Vlaams-Brabant, en in het bijzonder Halle-Vilvoorde wordt verder en aan sneltempo verfranst, maar je hoeft echt niet verder dan tot Aalst, Mechelen of Leuven te reizen om een Vlaamse bevolking aan te treffen die zich van die verfransing geen moer aantrekt om de eenvoudige reden dat zíj nu nog niet aan de beurt zijn. (En Leuven ligt dan nota bene nog wel zelf in Vlaams-Brabant.) En voor zover de Vlaming in steden zoals Antwerpen, Gent of Hasselt al ooit gehoord heeft van het begrip apartheid-aan-de-Zenne, kan het hem allemaal geen barst schelen want heeft hij met Brussel toch geen uitstaans. Ik moet die V-meerderheid dus eerst nog uit de stembus zien komen, ook al meten de laatste peilingen onveranderlijk wel een V-meerderheid.

Maar ik geloof ook het deeltje van de Maddens-hypothese niet dat zegt dat er veel mogelijk zal zijn met een V-meerderheid. Een partij als de N-VA heeft zich opgebouwd en opgetrokken aan de these dat er met het Vlaams Belang toch niets aan te vangen valt. Dit in tegenstelling tot de CD&V, waarmee de N-VA zelfs een tijdlang een kartel wilde vormen, sp.a waarmee ze vandaag toch ook in de Vlaamse Regering zit, en Open Vld die ze zelf in de regering–Di Rupo I loodste en met wie ze in Antwerpen een nieuw stadsbestuur wil vormen. Zelfs met Groen wil de N-VA hier en daar voor de gemeenteraadsverkiezingen wel in kartel treden, maar in Antwerpen wil ze zelfs nog niet weten van gedoogsteun vanuit de oppositie door het Vlaams Belang. Als de N-VA in 2014 dan toch gesprekken met het Vlaams Belang zou willen aanknopen om een Vlaamse regering te vormen of zelfs nog maar occasioneel samen te werken, dan zou dit niets minder dan een revolutie van formaat betekenen, zo ongeveer van dezelfde grootteorde als wanneer de CD&V plots haar Vlaamse verkiezingsbeloften zou nakomen. En iedereen weet hoe de N-VA gruwt van revoluties.

Voorlopig beschouw ik de Maddens-hypothese dus vooral als een mooi sprookje. Zeg maar, iets wat je 's avonds aan je kinderen kan vertellen voor het slapengaan, met prinsen en prinsessen, ridders op hun paard, dieren die kunnen spreken, Franstaligen die Nederlands leren, en socialisten die fraude en corruptie bestrijden. En Vlaams-nationalisten dus die in 2014 de handen in mekaar zullen slaan…

Labels: ,

Read more...

29 juli 2012

We hebben niet de media die we verdienen

De grenzen van de privacy en van de professionele deontologie worden herhaaldelijk overschreden. De media huppelen met volle geweld van de ene emo-case naar de andere. Voor Tom Naegels is het een idee-fixe dat men niet anders kan. De recente case met Parweiz Sangari lijkt er echter op te wijzen dat de grenzen van de correcte berichtgeving steeds meer met voeten getreden wordt. We verdienen betere media dan de huidige.

In het juninummer van Sampol (Samenleving en politiek, ‘geëngageerd niet-partijgebonden maandblad voor een sociale democratie’, nr 6/12), behandelen Hilde Van den Bulck en Steve Paulussen (*) de vraag: ‘Hebben we als samenleving de media die we verdienen?’

Een uittreksel uit hun bijna zeven bladzijden tellende analyse

De grillen van de markt
‘Klik-, oplage- en kijkcijfers zijn voor mediabedrijven de voornaamste, zo niet de enige, graadmeter voor het succes van hun titels. Ze vormen op vele redacties de richtsnoer om te bepalen wat de nieuwsconsument wenst. Bovendien zijn ze het belangrijkste wapen in het aantrekken van adverteerders. Als de media dus beslissen om het nieuws te brengen zoals ze het brengen, dan mogen we ervan uitgaan dat de cijfers hen daarin sturen. Wat we daaruit mogen afleiden, is dat de consument zich makkelijk laat verleiden door sensationele headlines, een personalisering van het nieuws, verhalen over celebrities en zogenaamd 'soft news'. De kritiek dat de media te veel inspelen op de guilty pleasures en het buikgevoel van het publiek mag dan al terecht zijn; het is wel datzelfde publiek dat bepaalt of de media rendabel kunnen blijven. Zijn het in dat opzicht niet de gebruikers zelf die vandaag de norm voor de journalistiek bepalen?
Deze vraag pleit de media uiteraard niet vrij. Hun verantwoordelijkheid blijft. De eindbeslissing over wat al dan niet gebracht wordt, ligt nog steeds bij de redacties. Het zijn uiteindelijk zij die, in hun constante drang hun publiek te plezieren, soms foute beslissingen en uitschuivers maken. Dit gaat van de overmatige media-aandacht voor de frituur of later het dieet van Bart De Wever tot de onverkwikkelijke berichtgeving in de roddelpers rond de zelfdoding van de zangeres Yasmine. Het is echter opmerkelijk hoe de media telkens , door (een deel van) datzelfde publiek, dat via de achterdeur gretig meeleest, aan de voordeur met pek en veren worden ingesmeerd.’

De media die we verdienen
‘De toegenomen tijdsdruk, als gevolg van technologische ontwikkelingen, zorgt in combinatie met de commercialisering van de pers dus voor een structurele patstelling in de journalistiek. Wat we daarmee bedoelen, is dat we als samenleving de journalistiek hebben die we verdienen. Zolang het publiek verwacht dat de media er als de kippen bij zijn als er iets gebeurt om alle feiten en emoties onmiddellijk vanuit alle mogelijke perspectieven en tot in de kleinste details te brengen, zal de tijd voor reflectie blijven ontbreken. Zolang consumenten weglopen van zodra ze denken dat ze elders meer waar voor hun geld - of, beter nog, gratis - kunnen krijgen, zullen de commerciële media alle middelen blijven inzetten om hun publiek aan de eigen titels te binden.’

Daarna bespreken ze drie recente cases die vragen opriepen over de kwaliteit van de journalistiek.
Case 1: de berichtgeving van het NRC-Handelsblad in februari ’12 rond het skiongeval van prins Friso, zich baserend op geheime medische informatie. De conclusies van een onafhankelijk onderzoek over die berichtgeving waren uiterst streng voor de krant, waarna pas Peter Vandermeersch hiervoor zijn excuses aanbood.
Case 2: een busongeval met Belgische schoolkinderen in het Zwitserse Sierre in maart ‘12. Het Nieuwsblad pakte zelfs uit met een extra avondeditie van de krant, die volledig gewijd was aan het busdrama. Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws publiceerden foto’s van de overleden kinderen op hun voorpagina. (NvdR: De zichzelf ‘kwaliteitskranten’ noemende bladen De Standaard en De Morgen brachten elf volle pagina’s over het ongeval.)
Case 3: de berichtgeving door Humo over seksuele intimidatie op het werk door Pol Van Den Driessche in de tijd dat hij hoofdredacteur van Het Nieuwsblad was (1995-1999, nu dus ruim meer dan tien jaar geleden en lang verjaard), en de nog zwaardere beschuldigingen van seksueel machtsmisbruik in Reyers Laat aan het adres van Jos Ghysen (nu 85), zonder enig wederwoord (voor feiten die ongeveer 40 jaar oud zijn).

De twee artikelschrijvers concluderen het volgende uit hun drie cases:
‘Wat de drie cases gemeenschappelijk hebben, is dat ze beginnen met een feitelijke gebeurtenis, die veel emoties en sensaties opwekt. Om het publiek op haar wenken te bedienen, beginnen redacties vervolgens aan een ratrace. In al hun ijver om scoops te scoren en de aandacht van de grillige nieuwsconsumenten te trekken en vast te houden, tasten ze vervolgens de grenzen af. De grenzen van de snelheid waarmee het nieuws gebracht kan worden, maar ook de grenzen van de privacy en van de professionele deontologie. Wordt er een grens overschreden, dan barst de mediakritiek los en vliegen de beschuldigingen heen en weer. Pas als de storm gaat liggen, volgt een moment van onderzoek en reflectie, die meestal uitmondt in verontschuldigingen van de redacties en/of aanbevelingen vanuit de Raad voor de Journalistiek. Met de belofte uit de fouten lering te trekken, probeert men de bladzijde om te draaien.’

En ze eindigen hun analyse met vraag: ‘Heeft mediakritiek zin?’
‘We kunnen ons afvragen waar de mediakritiek dan toe dient, als ze toch niet lijkt te leiden tot de gewenste mentaliteitswijziging. Keer op keer maken de media immers dezelfde fouten, waarna hetzelfde proces van beschuldiging over schuldbesef tot catharsis weer in gang treedt. De structurele problemen waar de media mee kampen, zijn ook bekend. De remedies - minder racen tegen de klok en geen commerciële toegevingen doen die de kwaliteit van de journalistiek dreigen aan te tasten - zijn voor de mainstream media onrealistisch in een markt-omgeving waar de consument onverbiddelijk afhaakt als hij denkt elders beter en sneller op zijn grillige wenken te worden bediend. Zo'n conclusie stemt niet hoopvol.
Enige hoop schemert wel door in het feit dat het debat over de kwaliteit van de journalistiek ook in Vlaanderen eindelijk en vrij grondig wordt gevoerd. Het leeft misschien zelfs meer dan ooit, ook in de mediasector zelf, waar voortdurend gewerkt wordt aan nieuwe codes en richtlijnen die journalisten de weg moeten wijzen in het behandelen van thema's. Het leeft bij de journalist die zijn job ernstig neemt en bij de uitgever die tot nader order zijn kranten en andere nieuwsmedia niet wil zien verdwijnen. Maar het lot van de media ligt uiteindelijk in de. handen van de hele samenleving, dus ook van de burger en zijn instituties.’

“Niemand staat machteloos tegen het nieuws”

Onder de vermoedelijk niet van hem stammende titel ‘Machteloos tegen het nieuws’ (want nogal in tegenstrijd met de inhoud van het stuk zelf) publiceert Tom Naegels een evaluatie van zijn functie van ombudsman van De Standaard gedurende zijn eerste jaar. Een uittreksel:

‘Minstens even belangrijk is de kopieerdrang van alle titels – de eindeloze herhaling van hetzelfde nieuws. Die kan van mild-problematische berichtgeving een journalistieke ramp maken. Had er één journalist van één krant gebeld naar één ouderpaar dat in Sierre een kind verloor, dan had dat een zeer menselijk en mooi interview opgeleverd. Maar tientallen journo’s, uit binnen- en buitenland, creëren een onhoudbare druk. Eén website die zich door een bron laat ringeloren over de inhoud van een ministeriële mail (NvdR: Knack), da’s pijnlijk maar kan gebeuren – maar als die fout gereproduceerd wordt op talloze voorpagina’s en nieuwsuitzendingen, een ganse dag of langer, dan is de schade buitenproportioneel.

Het is een proces dat ik in mijn stukken als ombudsman niet altijd correct heb ingeschat – da’s een vierde punt van zelfkritiek, en een fundamenteel. Ik heb, zoals de meeste journalisten, te sterk gecompartimenteerd: kwam het nieuws van een andere titel, dan accepteerde ik dat het voor De Standaard onvermijdelijk was om het over te nemen, terwijl ik tegelijk accepteerde dat de titel die het verhaal lanceerde, alleen verantwoordelijk was voor de eigen berichtgeving. Knack mag dan een fout hebben begaan door te schrijven dat Ingrid Lieten Kris Peeters een ‘dictator’ had genoemd, maar Knack is alleen verantwoordelijk voor die ene fout op haar website, terwijl De Standaard nu eenmaal niet anders kon dan dat verhaal overnemen, want Knack had het tot ‘nieuws’ gemaakt.

Er zit een duidelijke denkfout in die redenering. Zonder die ‘dictator’ was dat verhaal nooit zo groot opgepikt – die ene fout van een individueel medium had dus gevolgen voor het collectief, wat de verantwoordelijkheid groter maakt. Maar dat collectief, De Standaard en alle anderen, was niet verplicht om het over te nemen. Het is een idee-fixe dat men niet anders kan.
Wat misgaat, is dat er een soort prisoner’s dilemma ontstaat: iedere redactie apart zou graag op een eigen manier omgaan met het nieuws (het niet brengen, het klein brengen, het anders brengen), maar de vrees om als enige iets anders te doen dan de rest, zorgt ervoor dat iedereen hetzelfde doet. ‘Onze lezers’ moeten immers even goed geïnformeerd zijn. Anders vragen ze: ‘Wie zijn jullie om voor mij te beslissen?’

Ook daar speelt dus het ‘populistische’ paradigma. Het versterkt de marktlogica: media die zich, net als politieke partijen, allemaal op hetzelfde doelpubliek richten, de middengroep, waardoor er een strakke consensus ontstaat over wat ‘nieuws’ is. In dit geval is het effect kwalijker dan dat het heilzaam is. Ik denk dat redacties maatregelen zullen moeten nemen tegen dergelijke ‘besmetting’. Het is niet langer houdbaar dat zes kranten op één dag elk veertien pagina’s wijden aan hetzelfde ongeluk, plus de radio ettelijke uren, plus de televisie. Het is niet langer houdbaar dat het loutere feit dat een verhaal ergens opduikt – in een tijdschrift, op het internet – voldoende is om het na te vertellen, desnoods om te zeggen dat het het niet waard is om te worden naverteld. Niemand staat machteloos tegen het nieuws.

Men kan een systeem bedenken van een ‘rode telefoon’ tussen hoofdredacties, om bij groot nieuws goede afspraken te maken. (Onwaarschijnlijk.) Men het zou het prisoner’s dilemma kunnen breken door het om te keren: inschatten wat de anderen gaan doen, betekent iets anders bedenken. (Maar hoe giet je dat in een procedure die de stress van het moment overleeft?) Men zou een interne workshop kunnen houden: hoe herleid ik veertien pagina’s over een busramp tot twee of vier, zonder essentiële info te verliezen of harteloos over te komen?’ (DS, donderdag 5 juli ’12).

Nieuwe variante: azielzoeker heilig verklaard, dan gedumpt (geval Parweiz)

Een scherpzinnige en creatieve Tom Naegels! Helaas, zijn voorstel om veertien pagina’s te herleiden tot twee of drie, kwam te laat voor de volgende steekvlamjournalistiek: het geval Parweiz, dat al vanaf maandag 2 juli ’12 de media overspoelde. Vermoedelijk is hij in juli/augustus met vakantie, want er waren geen kritische artikelen meer van zijn hand, noch als ombudsman, noch als columnist. Benieuwd of hij later nog op de zaak Parweiz terugkomt.

In Journaal nr 633-634 (26 juli en 9 augustus ’12), in een artikel met de titel ‘Waarom komt heel de wereld naar hier?’, lezen we volgende samenvatting van Mark Grammens over die zaak:

‘De emo-journalistiek is dezer dagen weer in volle heftigheid losgebroken. Om de N-VA te treffen heeft men in het verleden van een overloper uit Vlaams Belang iets ontdekt dat aangewend kan worden om de opinie tegen hem en tegen zijn partij op te zetten, verwaarlozend dat de betrokkene voor deze feiten tweemaal werd vrijgesproken door een niet bij voorbaat gunstig gezind gerecht (in eerste aanleg, en in beroep). Het slachtoffer van deze maffioze perspraktijken heeft klacht ingediend, want feiten oprakelen die iemand niet heeft begaan, mag niet.
De sfeer was toevallig goed voorbereid door een dagenlange hetze rond een jonge Afghaan, een zekere Parweiz Sangari, die asiel had aangevraagd, het niet had gekregen, en tenslotte werd teruggestuurd naar zijn land. De emotie! Om de lezer gek te maken. Totdat volgens een ter plaatse gezonden medewerker van De Morgen (13.7.12) er niets bleek te kloppen van het tragische verhaal dat de Afghaan had verteld tijdens zijn verblijf in ons land. En ziet: ineens vernam men niets meer over het geval-Sangari. Geen woord van uitleg meer, geen woord van excuus voor al de dwaasheden die men verkondigd had, noch voor de excessen van wie er in getrapt was. In de Senaat beleefde Freya Piryns van Groen een emotioneel hoogtepunt (ach, zo maakt die ook nog eens iets mee ...), maar het idiootste dat men in dit soort zaken al had meegemaakt, kwam van ene Veerle Beel, die in De Standaard (9.7.12) haar reportage over de uitzetting van de Afghaan besloot met enkele slotzinnen aan het adres van Parweiz: "Is er nog iets dat je wil zeggen aan de lezers? (...) Mag ik je veel sterkte wensen in deze moeilijke uren?"
Gericht tot een oplichter. Wist men niet dat hij dat was? Maar jawel. Naar schatting 98 procent van de mensen die hier en in onze buurlanden asiel aanvragen, zijn geen asielzoekers, maar gewoon migranten, die van land willen veranderen, en om hier binnen te geraken zeggen dat ze asiel aanvragen, wel wetend dat het buitengewoon moeilijk blijkt om zogenaamde asielzoekers, als ze hier eenmaal verblijven, weer te verwijderen.’ …

‘Asiel is er niet om immigratie mogelijk te maken’

Even verder in zijn artikel herinnert Mark Grammens er ons aan dat de hele asielprocedure schaamteloos misbruikt wordt.
Citaat: ‘We hebben enkele wetten en reglementen maar een migratiebeleid kennen we niet. Daar hebben de Franstalige regeringspartijen altijd een stokje voor gestoken. De procedure die wordt voorzien voor de toepassing van het asielrecht is een kluwen waar weinigen nog hun weg in vinden. En overigens is het bijna allemaal vals spel, want het asielrecht is er voor mensen die vervolgd worden of vervolging riskeren in hun land van oorsprong, voor politieke of andere niet-kriminele feiten. Het asielidee is nooit bedoeld geweest om immigratie mogelijk te maken, maar wordt thans vrijwel uitsluitend daarvoor gebruikt.
Men zou het hele idee kunnen afschaffen, maar daarmee zou men de luttele enkelingen straffen die écht wel vervolgd worden in hun land. Die enkelen voldoen aan de voorwaarden die worden opgesomd in de Conventie van Genève die het internationale asielrecht regelt, en waar trouwens zeer vele landen hun eigen interpretatie van geven. Probeer maar eens asiel aan te vragen in China of Japan, in Rusland of Israël, of in de Arabische landen. Zelfs als asiel echt is wat ze nodig hebben, zullen Afghanen niet naar een Arabisch land of naar Rusland trekken, maar komen ze naar hier, omdat wij de reputatie hebben hen op te vangen en eventueel veel door de vingers te zien inzake zwartwerk.
Het is intriest dat een nobele idee als het asielrecht zo schaamteloos misbruikt wordt als thans. Het was destijds bedoeld voor "de helden van de demokratie", die in eigen land vervolgd werden en (meest tijdelijk) elders een veilig onderkomen zochten. Een Garïbaldi bijvoorbeeld kon daar gebruik van maken, en in de negentiende eeuw zat Brussel vol met Franse demokraten. Het asielbeleid, voor zover er een is, is thans totaal ontspoord, en zelfs uitgegroeid tot het meest zichtbare teken van het Belgische onvermogen om voor "goed bestuur" te zorgen.’

De overweldigende aandacht voor Parweiz

Terug naar Parweiz Sangari. (DM e.a. schrijven zijn voornaam met een ‘z’, Parweiz, terwijl DS eerst ook met een ‘z’, en later, zoals enkele andere media, zijn voornaam met een ‘s’, Parweis, schreef). Met de woorden van Wouter Verschelden, hoofdredacteur van De Morgen, “was de aandacht voor Parweiz zo overweldigend op sites, in kranten en op tv dat u haast een kluizenaar moet zijn om niet van Parweiz Sangari gehoord te hebben. Nooit eerder is één jongeman zo intensief gevolgd door de media tijdens een gedwongen terugkeer: van beelden uit het vliegtuig bij de uitzetting tot en met treurige poses in de straten van Kaboel, waarbij één handige fotograaf voor keiharde dollars zijn beelden verkocht aan zowat alle Vlaamse kranten, waaronder de uwe.” (DM, editoriaal, za 14.07.12)

Als voorbeeld van die overweldigende berichtgeving nemen we de berichtgeving hierover in De Standaard. We kunnen ervan uitgaan dat het bij de andere krantentitels minstens evenveel, zoniet ‘nog veel meer van hetzelfde’ was.

Wie al die details niet hoeft, kan onmiddellijk doorgaan naar het volgende hoofdstukje ‘Huppelen van de ene emo-case naar de andere?’.

- Maandag 2 juli, blz 4-5. Meer dan 1 blz. interview met Ruth Vanhoutte, die Parweiz wil adopteren, plus een kaderstuk met ‘het pleidooi van de advocate’.
- Dinsdag 3 juli, blz 10-11. ‘Uitwijzing dreigt voor nog meer Afghanen’, naast ‘Mediacampagne geen garantie op papieren’ plus ‘Artsen pleegden massal fraude met medische attesten sans-papiers’
- Donderdag 5 juli, blz 13. Een volle bladzijde interview met Kati Verstrepen, advocate van Parweiz Sangari.
- Vrijdag 6 juli, blz 11. Een kaderstuk ‘Afgaan Parweis mag worden teruggestuurd’.
- Maandag 9 juli, blz 4-5. Meer dan 1 blz interview met Parweis. Titel ‘De afscheidswoorden van Parweis Sangari – “Is het omdat ik een moslim ben?”, plus het editoriaal van Bart Sturtewagen over migratie en asielbeleid
- Dinsdag 10 juli, blz 6-7. Over ‘Gedwongen terugkeer van minderjarigen’, plus opnieuw het editoriaal van Bart Sturtewagen over de kwestie, terugkeer van niet-begeleide minderjarigen.
- Woensdag 11 juli, de volle voorpagina! ‘Parwais neemt de benen in Kaboel’. En op blz 10-11 een lange eportage over de aankomst van Parweis in Kaboel, plus een kort artikel over Maggie De Block
- Donderdag 12 juli, blz 12-13, opnieuw bijna twee volle bladzijden over Parweis: ‘Zodra ik mijn pas heb, reis ik naar België’. Met –een zekere herademing – een opiniestuk van Luc Van Doorslaer over Parweis als typevoorbeeld van onevenwichtige journalistiek. Zie hierna, ‘Huppelen van de ene emo-case naar de andere?’.
- Zaterdag 14 juli, blz 8-9-10 (op de pagina’s ‘Binnenland’ !...): artikel over 2 ½ blz ‘Brand, vader, brief: onbekend’. De reporter ter plaatse in Kaboel onderzocht de gaten in het verhaal van Parweis. Niets lijkt te kloppen. De correspondente in Afghanistan, Bette Dam, probeerde het asielverhaal van Parwais Sangari te checken. Ze vond weinig bevestiging. (Ingekorte versie van het artikel vrij consulteerbaar: ‘Asielverhaal van Parwais vindt geen bevestiging in Kaboel’ )
- Maandag 16 juli, blz 5. 1/3de blz ‘advocate blijft Parweis steunen’.

Alles samen werd minstens in 2 weken tijd over 18 bladzijden (waarvan 1 volledige voorpagina, twee editorialen en een opiniestuk) het thema Parwaiz uitgemolken.
En daarna: volledige radiostilte, geen enkele berichtgeving meer in DS over Parweiz/Parweis, en ook geen enkel excuus dat men de lezer veertien dagen lang leugens heeft voorgeschoteld in eenzijdige emo-journalistiek.

Huppelen van de ene emo-case naar de andere?

Luc Van Doorslaer, onderzoeker (Lessius Antwerpen, KULeuven) en TV-journalist publiceert in De Standaard op donderdag 12 juli ’12 een scherpe kritiek op de ‘kwestie-Parwais’, onder de titel ‘Komkommer en kwel, Vijf Geboden voor Media-Aandacht’.

De inleiding:
‘Vierendertig Afghaanse vluchtelingen zijn dit jaar al teruggereisd van België naar hun land van herkomst. Sommigen vrijwillig, anderen onder dwang. Vanuit journalistiek oogpunt moet dat vierendertig keer een bijzonder menselijk verhaal opgeleverd hebben. Humane tragedie en doorzettingsvermogen, de ene keer gekoppeld aan authentieke angst en oprechtheid, de andere keer ook aan misbruik en misleiding. Kortom, precies de journalistieke ingrediënten die (allemaal of ten dele) in de Parwais-saga aan bod zijn gekomen.
Nochtans hebben we over die eerste vierendertig gevallen van het jaar nauwelijks tot niets gehoord in onze media. Wat heeft Parwais dat zijn landgenoten niet hadden? Of is dat de verkeerde vraagstelling? En moeten we eerder schrijven: waarom doen onze media nu vele dagen lang wel wat ze in al die vorige gevallen niet deden? Het antwoord in de Vijf Geboden voor Media-Aandacht.’

En dan volgen de vijf geboden:
1. Gij zult de komkommer eren

… Ik zal hoegenaamd niet beweren dat het verhaal op zichzelf irrelevant is. Het is wel hoogst ongebruikelijk in onze moderne mediawereld dat één case over vele dagen lang wordt uitgesmeerd. Zeker als je vaststelt dat telkens dezelfde feiten herhaald worden door grotendeels dezelfde actoren.
2. Emotionaliseer en dramatiseer
Zowat elke journalist die de voorbije twintig jaar in het vak is gestapt, heeft het vanuit de Angelsaksische traditie ingelepeld gekregen: start je verhaal met een concreet en liefst aangrijpend geval. Daar is ook niks mis mee, integendeel. Er ontstaat wel een probleem als de verslaggeving uitsluitend of onevenwichtig focust op dat particuliere verhaal vol kommer en kwel. Het ruimere kader is een noodzakelijke aanvulling, en bij een deel van onze kwaliteitsmedia was het onevenwicht groot.
In vrijwel alle gevallen leidt overbeklemtoning van de emotionaliteit ook tot verwatering van journalistieke basisprincipes. Als Lieven Verstraete in Terzake na een (jammer genoeg grotendeels onverstaanbaar) telefoongesprek met Parwais concludeert dat daarmee ‘twee argumenten zijn onderuitgehaald voor zijn uitwijzing', gaat hij bijzonder kort door de journalistieke bocht. Er waren namelijk geen argumenten aan bod gekomen, enkel een emotioneel getuigenis. Vooraleer argumenten eventueel onderuitgehaald worden, is er minstens woord en wederwoord nodig.
3. Klaag de ‘onmenselijke' trekken van het beleid aan
Tegenover het hartverscheurende particuliere verhaal plaats je de abstractie en de onmenselijkheid van ‘het beleid'. In dit geval stel je: Parwais is geen precedent, maar een mens. Het helpt als je een advocaat hebt die de media goed kan bespelen en die op het juiste moment voor de camera de juiste quote declameert. Natuurlijk is Parwais een mens. Net zoals de vierendertig voor hem. Maar tegelijkertijd heb je een beleidskader en generaliseerbare principes nodig om tot rechtvaardigheid en consistentie te komen. Dat is minder sexy dan steekvlamjournalistiek, maar maatschappelijk onvermijdelijk. En je verwacht van kwaliteitsmedia dat ze ook daarop wijzen. Anders zijn ze immers geen kwaliteitsmedia. En huppelen ze van de ene emo-case naar de andere.
4. Creëer een ‘tegenstander'
Het vleesgeworden symbool van de ‘onmenselijke' tegenstander is in dit geval staatssecretaris Maggie De Block….
5. Hou een correspondent, fotograaf of cameraman in de buurt

En hij besluit:
‘Het zijn vijf geboden die niet willen oordelen over het geval-Parwais. Maar die wel een streng oordeel uitspreken over onze media. Er is een tijd geweest waarin zij zelf de do's-and-don'ts van de media het best kenden. Maar die tijd lijkt voorbij. Hoe langer hoe meer krachten en instituties in onze samenleving weten perfect hoe de media functioneren, waar ze gevoelig voor zijn, waarop ze zullen inpikken. De macht van de media wordt erkend. En dus moeten journalisten meer dan ooit uitkijken voor instrumentalisering. Zelfkritiek kan daarvoor een stevig fundament zijn. En voor wie het positief wil bekijken: het is een perfecte weg voor kwaliteitsmedia om zich opnieuw te onderscheiden.’

Excuses? Dit keer kon zelfs dat er niet af

Volgens Hilde Van den Bulck en Steve Paulussen in hun Sampol-artikel, volgt pas, ‘als de storm gaat liggen, een moment van onderzoek en reflectie, die meestal uitmondt in verontschuldigingen van de redacties en/of aanbevelingen vanuit de Raad voor de Journalistiek. Met de belofte uit de fouten lering zal trekken, probeert men de bladzijde om te draaien.’

In het geval van Parweiz kon zelfs een excuus er niet af. De Standaard beperkte zich zaterdag 14 juli tot het doorprikken van zijn verhaal in Kaboel, en verder niets. Erger bakte het Wouter Verschelden, hoofdredacteur van de Morgen, die van enig excuus niets wou weten, meer nog: het was weer allemaal de schuld van de beleidsmakers, en met scoringsgedrag van de media had dat allemaal niets te maken. Een schaamteloze goedkeuring van steekvlamjournalistiek. Dat belooft voor volgende uitschieters. Uit zijn editoriaal:

‘Nadat we berichtten dat er een kroongetuige de geloofwaardigheid van Parweiz' verhaal stevig onderuithaalde, reageerde zijn advocate. Dat het geen goede zaak is dat de media 'onderzoek voeren' en dat 'journalisten niet opgeleid zijn om dit soort werk te doen'. Op zijn minst een vreemde redenering van de advocate die eerst zoveel mogelijk de zaak van haar cliënt in de media wilde brengen.…. Afgelopen week worstelde ook deze krant met dat spanningsveld: hoe ver ga je om dit soort verhaal te brengen? Het antwoord blijft voor ons: tot in Kaboel als het moet. Om de jongeman zijn leed te tonen, maar ook zijn eventuele leugens…. Zolang onze beleidsmakers geen zinnig antwoord hebben op dat vraagstuk, zullen er Scotts en Parweizen zijn. En dat heeft niets met scoringsdrang van de media te maken, wel met vechten voor een betere samenleving. Mogelijks zijn journalisten ook daarvoor 'niet goed opgeleid', maar we proberen het wel.’ (Editoriaal, za 14.07.12)

Besluit van dit artikel

Het publiek mag dan al zogenaamd verwachten dat de media er als de kippen bij zijn als er iets gebeurt, om alle feiten en emoties onmiddellijk vanuit alle mogelijke perspectieven en tot in de kleinste details te brengen. Dat ontslaat redacties er echter niet van de nodige tijd voor reflectie te nemen. Moeten ouders op alle grillen van nukkige kinderen ingaan? Wel integendeel. Net zo moeten redacties niet alle grillen van hun lezers/kijkers volgen.
Het zal wel enige creativiteit vragen van redacties om hier een mentaliteitswijziging en een kentering in te brengen. Of moet wellicht niets meer dan het op redacties misschien ouderwets klinkende woord ‘moraliteit’ als criterium ingevoerd worden?
Tom Naegels heeft enkele mooie suggesties, zoals: een interne workshop houden met als opdracht hoe ik veertien pagina’s over een busramp kan herleiden tot twee of vier, zonder essentiële info te verliezen of harteloos over te komen. Dat gebeurt nu niet, en dus hebben we niet de media die we verdienen. We verdienen beter, maar geen enkel medium wil blijkbaar geven waar we op de lange termijn met zijn allen het meest mee gediend zijn: objectieve, correcte informatie, respect voor de privacy, en nog een rist andere kenmerken van goede journalistiek.


(*) Hilde Van den Bulck is hoogleraar communicatiewetenschappen en hoofd onderzoeksgroep Media, Policy and Culture, Universiteit Antwerpen.
Steve Paulussen is docent media en journalistiek aan de Universiteit Antwerpen en de Erasmushogeschool Brussel, en onderzoeker aan het IBBT-Universiteit Gent.
Read more...

26 juli 2012

Joël en de optatief (vpmc)

.
Journalisten gebruiken courant de stellende wijs, de indicatief. Als voorbeeldzin kan dienen: “Dat is er gebeurd.” Ook ingewikkelder zinnen als: “Ik meld dit nu, omdat het zonlicht niet te ontkennen valt, maar liever zwijg ik over zulke zaken”, horen bij de stellende wijs, zelfs al wordt in het tweede zinsdeel niet veel opzienbarends gesteld.
Inhoudelijke aspecten en grammatica kunnen ver van elkaar staan, en dat mag tegen het gevoel ingaan maar er is niets aan te doen. Dus ook een zin als: “Zo horen wij de feiten te interpreteren, liefst nog voor we weten wat die feiten echt zijn”, staat helemaal in de stellende wijs.
Toegegeven, dat laatste voorbeeld, al is het helemaal in de indicatief, komt aardig in de buurt van de zogenaamde imperatief, de gebiedende wijs. Dat zit zo: als een sergeant roept: "Rust!" of als een baasje tegen zijn hond zegt : “Lig!” of “Pak!”, dan zijn dat imperatieven. Die zijn meestal kort. Bij een goede hond hoeft het baasje soms zelfs helemaal niets te zeggen. Het beest reageert al op een eenvoudige blik of een gebaar, een soort impliciete imperatieven.
Maar die wijs gebruiken verstandige journalisten zelf nooit. Niet dat zij geen imperatieven zouden kennen of begrijpen, integendeel, maar zij hebben die wijs wijselijk verinwendigd, geïnterioriseerd. Er komt in hun geschriften niets van aan de oppervlakte. Hun journalistieke geweten gebruikt hem dus wel op de achtergrond, maar de lezer merkt niets.
Er bestaan nog moeilijkere wijzen, en die gebruiken sommige journalisten weer wel. We spreken hier over de conjunctief of subjunctief of aanvoegende wijs, en over bijvoorbeeld ex-Knack, nu Standaardjournalist Joël De Ceulaer.
Hier een voorbeeld van zijn hand:


Voor de vervoeging maakt het geen enkel verschil, maar die conjunctief of subjunctief van hem voelt zelfs aan als een optatief of wensende wijs. Natuurlijk, dit is twitter en bijgevolg kort op de bal en kort door de bocht.
Ik weet trouwens niet of ook Joël deze mooie journalistieke uitdrukkingen met die bal en die bocht gebruikt, want daarvoor zou ik zijn rubriek moeten lezen, over de tv-programma’s die hij de week daarvoor bekeken heeft, en als je die zelf niet hebt gezien, heb je daar weinig aan, net zoals je op de trein of in de kroeg sommige gesprekken niet goed kunt volgen.
En of Joël met zijn optatief ook goed beseft wát hij juist wenst, weet ik al evenmin. Dat zijn bedoelingen edel zijn, betwijfel ik geenszins maar om de een of andere reden vermoed ik dat hij over het onderwerp hoofddoeken nog niet veel achter de kiezen heeft. Weet de man wel waar hij het over heeft?
Om Joël hier een helpende hand te reiken, stuurde ik hem twee verwijzingen op, uittreksels uit twee boekjes van de Parijse antropologe Chahdortt Djavann (Bas les voiles! Gallimard 2003, en Que pense Allah de l’Europe? 2004).
Dat eerste boekje begint zo : «J’ai porté dix ans le voile. C’était le voile ou la mort. Je sais de quoi je parle.»
Ik hoop dat onze twitterende man er iets aan heeft, en het zijn tenslotte heel dunne boekjes zodat hij nog ruim tijd zal overhouden voor zijn tv-programma’s.


.

Labels: , , , , ,

Read more...

24 juli 2012

Mieux vaut un sage ennemi, qu'un ignorant ami (vpmc)

.
Vandaag overleed in Duitsland de Amerikaans-Ierse politiek journalist Alexander Cockburn. Hij werd 71 en was al een tijd ziek. Cockburn schreef jarenlang onder meer voor The New York Review of Books, Esquire, Harper's, The Nation, The Wall Street Journal, de New Statesman.
Dat is indrukwekkend genoeg, maar bij schaakspelers was hij om een nog andere reden bekend. Cockburn schreef namelijk in 1975, drie jaar na de IJslandse match Spassky-Fischer, een geweldig goed boek tégen het schaakspel. Hij was het duidelijk eens met Edgar Allan Poe, die het spel ook vijandig gezind was. Poe vond dat schaakspelers mensen waren die ingewikkeldheid verwarden met diepzinnigheid. Cockburn vond het schaakspel een autoritaire en tegelijk kinderachtige bezigheid, een verkapte vorm van zelfmoord.
.
Dat lezen schaakspelers graag, want velen onder hen zijn aan hun spel wel verslaafd, maar daarom beminnen ze het nog niet. Winnen doen ze wél allemaal graag, en in die beperkte zin houden ze van het spel natuurlijk, maar de heilige Augustinus zou hier wellicht van een verwerpelijk libido dominandi gesproken hebben. Alleszins kwam het spel in het Aards Paradijs nog niet voor, aangezien je er twee mannen voor nodig hebt. Het bleef daar bij tuinieren.
.
Nederland is een echt schaakland, en dus verscheen er bij de Wetenschappelijke Uitgeverij in Amsterdam nog in hetzelfde jaar een vertaling van “Idle Passion” : “Loze Passie. Schaak en de Dans des Doods .”
Ik fotokopieerde toen direct het Woord Vooraf van Jan-Hein Donner. Grootmeester Donner was de grootste schrijver onder de schakers en de grootste schaker onder de schrijvers. Een stilist zonder weerga. Hier een paar paragrafen uit zijn inleiding toen:

Alexander Cockburns interesse voor het schaakspel en deszelfs beoefenaars komt vanuit de blikrichting van de psychoanalytische theorie.
Dat is zeer goed te begrijpen. De schaker bevindt zich in zijn spel in een pre-verbale, een voorwoordelijke wereld. Zijn activiteit is gereduceerd tot het snuffelend-graaiend zien. Voor de psychoanalyticus is dat de wereld van het pasgeboren kind, de zuigeling die om zijn moeder krijt. In die wereld gelden andere deugden en ondeugden, en voor het spelen van een goede partij schaak zijn andere kwaliteiten vereist dan voor het voeren van een oppassend leven. Alles waarover het psychoanalytische jargon beschikt aan negatieve kwalificaties wordt dan ook door Cockburn in stelling gebracht om de diepe verwerpelijkheid van het schaakspel aan te tonen, een bezigheid vol lediggang waarvoor hij geen sympathie zegt te hebben. [...]
Voor een kleinigheid moet de lezer gewaarschuwd worden. Niet alles wat deze schrijver vertelt over de verschillende grootmeesters die hij de revue laat passeren, is strikt genomen geheel in overeenstemming met de werkelijkheid. Aljechin was niet vijf keer getrouwd ‘waarvan minstens drie maal met een vrouw vijfentwintig jaar ouder dan hijzelf’, en Steinitz heeft nooit ‘God uitgedaagd onder voorgave van pion en zet’. In feite zijn dit legenden die sinds jaar en dag de ronde doen in de schaakwereld en daarom doet het er van psychologisch standpunt weinig toe of ze nu letterlijk waar zijn of niet: dát zulke verhalen rondgaan over schakers is op zichzelf al veelzeggend genoeg. Dit is ook het standpunt van Norman Reider in zijn kleine maar zeer interessante studie Chess, Oedipus and the Mater Dolorosa –ook door Cockburn uitvoerig vermeld– waarin de diverse ontstaansmythen van het schaakspel verzameld en vergeleken worden.
Reider vond dat het merendeel van die mythen draait om het archetype van de ‘mater dolorosa’. Een koninklijke moeder wier zoon is gestorven of een prinses wier gemaal in de slag is gevallen, vinden in hun onuitsprekelijke smart troost in een spel dat voor die gelegenheid is uitgevonden door Sissa (die dan als beloning de bekende 264 –1 graankorrels vraagt).
Geen psycholoog kan aan de betekenis van die vondst voorbijgaan. Is het schaakspel een uiteenzetting tussen een man en zijn moeder? Vanwaar haar verdriet? Heeft zij hém verloren? Hoewel Cockburn nog te veel Freudiaans is om het Oedipus-complex te laten vallen, de gedachten moeten wel in die richting gaan.
Ontzet door de grondeloosheid van zijn geworpenheid, geërgerd door de oninzichtelijkheid van de werkelijkheid, verbijsterd door het hoge toeval van de dood zoekt de schaker een wereld waarin hij zelf de grond is van zijn handelen, een spel dat inzichtelijk is en geen toeval kent. Het is de ontzaglijke onwil die hem in een ander universum drijft, terwijl het leven wenend achterblijft. Zo is het schaakspel geworden tot wat het is: een ritueel, waarvan de geschreven geschiedenis meer dan duizend jaren teruggaat, kunst, wetenschap en godsdienst tegelijk.

Idle Passion
Chess and the Dance of Death
The Village Voice/Simon and Schuster
1975, New York, $7.95
.

Labels: , , , , , ,

Read more...

23 juli 2012

N-VA, de te slagen hond (Hoegin)

Wie verleden week de Vlaamse régimemedia een beetje gevolgd heeft, zou al snel kunnen denken hebben dat met Jurgen Ceder Mister 70-Puntenplan en de reïncarnatie van het Politiek Geweld tot de N-VA is toegetreden, en daar meteen ook een centrale rol toebedeeld kreeg. Of dat Peter de Roover de N-VA daarover eens flink de levieten las.

Het spreekwoord zegt dat wie een hond wil slaan licht een stok vindt. Je zou dan ook denken dat een hond die nog niet zo lang geleden in Brugge al eens ferm slaag heeft gekregen een beetje omzichtig zou omspringen met het zelf aandragen van potentiële stokken. Maar blijkbaar is een gewaarschuwde hond er geen twee waard, en dus plaatste de N-VA-afdeling van Dilbeek voormalig Vlaams Belanger Jurgen Ceder op de zesde plaats van haar kieslijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van deze herfst. Meer hadden de régimemedia natuurlijk niet nodig om in volle komkommertijd het zwaar geschut nog eens van stal te halen tegen de N-VA.

Deze keer waren het vooral Hugo Camps en Walter Pauli van De Morgen die zich lieten opmerken als haantje-de-voorste om de N-VA-hond eens professioneel neer te knuppelen. Hugo Camps deed dit met behulp van enkele typeringen van Jurgen Ceder die kan noch wal raakten, maar hem wel uitgebreid de kans gaven om zijn pen nog eens in zijn gekende mengeling van azijn en vitriool te dopen. Een mens moet zich op z'n oude dag toch met iets bezig houden, en denken dat hij zo nog een beetje zin aan zijn leven kan geven. Walter Pauli blonk dan weer uit met zijn stuitend oneerlijke beschuldigingen van politiek geweld aan het adres van Jurgen Ceder, met een hevigheid die alleen maar verklaard kan worden door de pertinente misplaatstheid van zulke beschuldigingen vanuit precies zíjn pen.

Maar de krant De Morgen was verleden week niet de enige krant die naam niet echt waardig, al was ze wel met voorsprong de meest kwaadaardige. Bij De Standaard hadden ze het bijvoorbeeld knap lastig met de oefening begrijpend lezen die Peter de Roover hen voorschotelde in het weekblad Knack. Het probleem met Peter de Roover is natuurlijk dat hij geen gemakkelijke stukjes schrijft: correct, interessant, intelligent, doorprikkend, tegen de stroom in, en dan bovendien ook nog eens hier en daar een dikke knipoog—dat is men in de redactielokalen in Groot-Bijgaarden natuurlijk niet bepaald gewoon. En dus dacht men blijkbaar na een vluchtige lezing dat Peter de Roover de N-VA eens ferm de oren gewassen had met zijn opiniebijdrage, reden genoeg om vrijwel onmiddellijk een «Peter De Roover: “De N-VA zit met een probleem”» de wereld in te sturen.

Het zou natuurlijk kunnen dat ík er glad naast zit, maar mij komt het toch eerder voor dat Peter de Roover zijn stukje in de eerste plaats als een bezorgde nonkel heeft geschreven dan wel als een strenge meester die zich bij het huilkoor tegenover de N-VA wilde voegen. De kritiek aan het adres van de N-VA is zelfs opvallend mild: twee van de drie diagnoses zijn ronduit menselijke kwaliteiten, de derde een menselijke zwakte. Of nog, er zijn er die al harder over die partij geoordeeld hebben. Maar tussen de lijnen schuilt er wel een veel hardere kritiek richting Vlaamse (nou ja) media, nog harder dan de kritiek die Peter de Roover hen expliciet al geeft. Volgens hem spelen die media het spel niet eerlijk, en dát is de waren reden waarom de N-VA verleden week in de problemen raakte. Een «nuance» die in de samenvatting van De Standaard niet bepaald goed uit de verf komt. Incompetentie, kwade wil, of heeft ondergetekende ze verleden week ferm zien vliegen?

Labels: , , , ,

Read more...

16 juli 2012

Pleegt CD&V harakiri?

De kopstukken van CD&V slaan wild in het rond tegen De Wever. Hiermee misachten ze een van de elementaire principes bij communicatie: zet uw concurrent niet in het brandpunt van uw boodschap, maar spreek over uzelf en uw sterke punten. Uithalen naar een concurrent zet hem in het centrum van de belangstelling, en verzwakt de eigen positie. Blijkbaar is men bij CD&V al zozeer in paniek dat ze bij de volgende verkiezingen helemaal als irrelevant van de kaart geveegd zullen worden, dat ze niet meer weten van welk hout pijlen maken. En blijkbaar volgt VLD hen nu in hetzelfde spoor.

Kan u zich inbeelden dat de baas van Delhaize een interview geeft over een, tot zelfs drie bladzijden in de krant, en het bijna uitsluitend over Colruyt heeft? Over hun politiek om altijd onder de prijs van Delhaize te duiken, over hun rekken die goedkoper zijn, hun spaarzame koeling van hun verse producten, in plaatst van zijn eigen positie te verklaren en aan te prijzen. Natuurlijk zal Delhaize zoiets niet doen, een hele bladzijde indirect ter beschikking stellen van Colruyt. Evenmin zal een baas van BMW in een interview het overwegend over Mercedes hebben. Of neem eender welke andere concurrentiesituatie, zoiets is het domste wat men kan doen. Een baas die dat wel zou doen, mag meteen zijn C4 ophalen denk ik.

Niet echter CD&V. De laatste week misachte ze op een onvoorstelbare manier een van de elementaire principes bij communicatie: zet uw concurrent niet in het brandpunt van uw boodschap, maar spreek over uzelf en uw sterke kanten.
Woensdag 11 juli publiceerde De Tijd een interview met Eric Van Rompuy. Titel: ‘De Wever bedreiging voor onze welvaart’. (Te lezen op de website van Van Rompuy )

Zaterdag 14 juli deed hij het nog eens over op een volle bladzijde 31 in Le Soir, met aankondiging en korte uittreksels op de voorpagina. Titel: 'Il faut démasquer De Wever’.

Diezelfde dag kreeg CD&V-voorzitter Wouter Beke niet minder dan drie bladzijden voor een interview in De Standaard, met de titel ‘De Wever deelt alleen muntjes met azijn uit.’ (Integraal alleen voor abonnés. Een deel is wel vrij toegankelijk op hun website, onder de titel 'Beke: 'N-VA heeft haar kiezers al twee keer en panne achtergelaten')

Het was niet alleen in de titel allemaal De Wever wat de klok sloeg. In de drie interviews gaat het bijna uitsluitend over De Wever en de N-VA, en tussendoor ook nog af en toe over hun partij, of beter gezegd, over de goede werking van de huidige meerderheid op het federaal niveau. Beke eindigt zijn interview met de uitspraak: ‘Ik verkies een CD&V-strategie boven een anti-N-VA-strategie. Ik beschouw onze partij als de Volvo van de Wetstraat: degelijk, duurzaam, misschien niet de meest sexy wagen, maar hij brengt je ergens. De N-VA heeft haar kiezers al twee keer ‘en panne’ gelaten. Het is niet mijn ambitie om de tegenstander op de huid te zitten. Maar enige correctheid van hun kant, zou aangenamer zijn.’
Die uitspraak als besluit van een lang interview dat niets anders bevat dan tekenen van een anti-N-VA-strategie, en niet veel anders dan de tegenstander op de huid te zitten. Cd&V is duidelijk de pedalen kwijt. Het interview werd afgenomen door Bart Brinckman en Marjan Justaert. Wellicht heeft Brinckman behoorlijk gestuurd om Beke in de richting van een een anti-N-VA-strategie te krijgen, want bijna alle vragen gaan over de N-VA en De Wever.

De pannes van CD&V

En à propos de kiezers ‘en panne’ laten, dat is wel een CD&V, en geen N-VA specialiteit. Even opfrissen:
CD&V is in 2007 federaal naar de verkiezingen getrokken met de belofte dat ze niet zou toetreden tot een regering indien er in het regeerakkoord geen duidelijke afspraken werden opgenomen over de realisatie van de Vlaamse eisen. Een akkoord over de splitsing van het kies- en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde was 'een evidente voorwaarde alvorens in een regering te stappen'. Daarna stapte CD&V toch in de federale regering, en leverde niet minder dan drie premiers (Leterme I, Herman Van Rompuy, Leterme II), zonder dat er één letter van de CD&V-belofte werd uitgevoerd. Ze had niet eens tot de overbruggingsregering van Verhofstadt III mogen toetreden als ze haar verkiezingsbelofte wou nakomen. Hiermee verbrak ze een eerste keer haar plechtige verkiezingseed. CD&V brak daarna in anderhalf jaar tijd nog drie keer haar verkiezingseed. Het werd de vierde keer met Leterme II.
(Zie ook het artikel van 25.11.09: ‘Leterme II: CD&V-kiezer een vierde keer bedrogen’)

Bij de federale verkiezingen van 2010 werd CD&V voor dit herhaalde kiezersbedrog afgestraft met het slechtste resultaat ooit uit haar geschiedenis. Daarna hebben ze blijkbaar nog altijd niets geleerd uit de afstraffing van hun kiezersbedrog. In een interview in De Standaard, vrijdag 8 juli '11, zegt Wouter Beke: "Op het politiek bestuur donderdagochtend heb ik gevraagd of er iemand denkt dat we er met de MR en zonder de N-VA wel uitgeraken. Niemand is toen rechtgestaan. Zonder de N-VA zijn we voor het bereiken van een tweederdemeerderheid overgeleverd aan het FDF. Ik denk niet dat die partij ons een oplossing voor BHV zal aanbieden". Hij bleef eerst herhalen dat er nooit sprake van kon zijn te onderhandelen zonder de N-VA. Maar op 21 juli zat hij dan toch aan de onderhandelingstafel, zonder de N-VA. Zogenaamd 'onder zijn voorwaarden', herhaalt hij nog eens in zijn interview in De Standaard van vorig weekend. Maar daar klopt niets van. (Meer hierover in het artikel 'Wouter Beke had (gedeeltelijk) gelijk', 25.07.11 )

Ook VLD doet mee aan inbeuken op de N-VA

In De Morgen van maandag 16 juli ’12 staat een opiniestuk van Patrick Dewael en Marleen Vanderpoorten met de titel: ‘N-VA, het nieuwe platform voor extreem rechts’.

Reactie van lezer Mathieu Bos op de website:
‘Het is armoe trof bij de klassieke tripartite CD&V, SP-A en O-Vld. Vraag aan een ieder die wat van imago building weet heeft en die zal U zeggen dat je niet sterker wordt door op de andere te schieten. Enkel consequent handelen en je sterke punten uitspelen zullen op de lange termijn winstgevend zijn. Waarbij ik niet wil zeggen dat sommige evoluties bij de N-VA me wat verontrusten.’

Hiermee ben ik het nogal eens. Zie ook mijn artikel: 'De slecht onderbouwde en kaduke standpunten van de N-VA', 22.03.12. 'Het discours van de N-VA tot nu is slecht onderbouwd en nogal amateuristisch. Ook over ‘Europa’. Het pleidooi van N-VA voor een 'sterker Europa' vind ik wat triest, want zonder enige kritiek op het volstrekt ondemocratisch karakter van de Europese Unie. N-VA wil zelfs een niet verkozen administratie, de Europese Commissie, de macht geven om een afdwingbaar beleid te voeren, wat de partij dan een 'democratisch kader' durft te noemen.'
Read more...

13 juli 2012

IJsland heeft weinig problemen (vpmc)

.
Onze taal heeft mooie uitdrukkingen die geen verdere uitleg vragen. “Een waarheid als een koe” is er zo een. Ook andere talen hebben zulke uitdrukkingen.
Zo heeft de Duitser het over eine Binsenwahrheit. Maar wat zijn in godsnaam Binsen? Wel, onze koe is niet veraf: het is een soort gras, biesgras namelijk dat algemeen voorkomt op vochtige plekken in het bos. Het behoort tot de soort Scirpus zegt van Dale.* En zelfs al verstonden wij geen Duits, “de biezen pakken” kennen wij wel.
De Engelsen hebben ook hun uitdrukkingen, maar meestal zeggen zij nuchter: a truism.

Bij de Fransman ligt het wat moeilijker. Hun waarheid als een koe heet daar une vérité de la Palice, en dat veronderstelt meteen dat je weet dat Jacques de la Palice (1470–1525) een edelman was, die een prachtig kasteel bouwde, dat nog altijd te bezichtigen is en waar zijn afstammelingen ook nog altijd wonen, en dat die man een kwartier voor zijn dood nog in leven was. Un quart d’heure avant sa mort, il était encore en vie.
.
Politicologen hebben ook zulke uitdrukkingen. In De Standaard dinsdag (p.10) had professor doctor Marc Hooghe, nu in zijn hoedanigheid van socioloog, deze variant: “Als we in IJsland leefden, was racisme misschien geen praktisch probleem.”
Avec des si on met Paris en bouteille, had hij nog kunnen toevoegen, maar dat is weer een andere uitdrukking. Maar dat we hier met een zorgvuldige wetenschapsman te maken hebben, zal iedereen opvallen. De omzichtigheid in zijn “misschien” geeft dat al aan. Ook zijn kwalificatie “praktisch” is heel terecht, want in puur theoretische zin zou dat probleem zich ook in IJsland kunnen voordoen, of wij daar nu woonden of niet.

Minder goed vond ik Hooghe als hij het had over die “diverse werkvloer”, waar leerlingbouwvakkertjes later op belanden. Nu zitten die nog in scholen waar zij “met diversiteit in aanraking komen”, en blijkbaar worden ze daar onverdraagzaam door.
Verbazend is dan de conclusie van de professor (of hij wordt slecht geciteerd we hebben hier met journalistiek te maken): "concentratie versterkt negatieve standpunten". Maar diversiteit in scholen blijkbaar ook?
Misschien hebben dit soort wetenschappers, sociologen, politicologen &c. wel een praktisch probleem met moeilijke begrippen als diversiteit, onverdraagzaamheid, concentratie enzovoort, en moeten ze die eerst eens aan zichzelf uitleggen en een paar operationele definities bedenken. En dan statistiek leren natuurlijk, en vervolgens een andere naam voor hun wetenschap bedenken.
___________________

* Mijn Duden weet daar nog meer over te vertellen: binsenglatte Wahrheit; wohl nach lat. nodum in scirpo quaerere = einen Knoten an der (glatten) Binse suchen, d.h., Schwierigkeiten suchen, wo es keine gibt: allgemein bekannte Tatsache: das ist [doch] eine B.!
.

Labels: , ,

Read more...

10 juli 2012

Welkom in de EUSSR, het steeds communistischer Europa

Niet de euro moet gered worden. Wel eerst o.a. de Griekse overheidsschuld, gezien de Grieken niet genoeg belastingen betalen en teveel uitgeven. En nu ook de aandeelhouders van de banken, die hun risico door de belastingsbetaler willen laten dragen. Het scenario zou uit een marxistisch leerboek kunnen komen: opzetten van een Europese schuldenunie met nationalisering van private bankschulden ten koste van de burgers van vooral Noord-Europa. Steeds meer Europese beslissingen met steeds minder democratie. Het gaat blijkbaar niet om de euro, maar om de machtshonger van een clubje eurofielen die geen afbraak van hun macht en privileges dulden, maar er steeds meer willen. De sluipende installatie van een nomenclatura, quoi…
(Een iets langer artikel)

In de nacht van donderdag 28 op vrijdag 29 juni ’12 hebben de leiders van de 17 eurolanden een reeks maatregelen goedgekeurd om de noodlijdende landen Italië en Spanje tegemoet te komen. (Midden in de nacht, omdat het akkoord geen daglicht kan verdragen? ). Het nog te starten ESM, het permanent Europees noodfonds, zal kunnen gebruikt worden om banken in moeilijkheden rechtstreeks geld toe te stoppen. Italië en Spanje betalen nu zeer hoge rentes op hun overheidsobligaties. Om deze te verlagen zou het helpen dat ze niet zelf hun banken in geldnood moeten bijspringen, en zo hun staatsschuld verder zien oplopen, maar de hele eurozone hiervoor moet inspringen. (Nog beter zou natuurlijk zijn de banken zelf voor hun risico’s te laten opdraaien, in plaats van de belastingsbetaler. Insolvabel = faillissement, ten laste van de geldschieters, niet van de belastingsbetalers van de hele eurozone). Het ESM zou dus rechtstreeks kapitaal kunnen lenen aan banken in moeilijkheden. Zonder deze temoetkoming weigerden Italië en Spanje het door de Franse president François Hollande voorgestelde groeipact te ondertekenen. Vooral Mario Monti was de woordvoerder voor deze eisen, waarop Merkel omwille van intern-Duitse redenen niets anders kon doen dan toegeven, en zogenaamd ‘een knieval voor Monti’ moest doen. (Zie meer in detail hierna, ‘Wat er werkelijk gebeurde’). Het akkoord voorziet dus dat het ESM in de toekomst rechtstreeks probleembanken zal kunnen herkapitaliseren, zonder dat de overheden als tussenstation dienst moeten doen. Bovendien zou het ESM in het geval-Spanje zijn status van bevoorrechte schuldeiser laten vallen. Als het ESM bevoorrechte schuldeiser is, hebben de private schuldeisers een groter risico hun belegging (deels) in rook te zien opgaan als het mis loopt met de schuld van de banken. Met deze beslissing worden de risico’s van privé beleggers afgewenteld op de belastingsbetalers van de andere eurolanden, zeg maar de Duitsers.

Het echte verhaal mag de lezer niet kennen

In het artikel in De Standaard van zaterdag 30 juni '12 over de beslissingen op de eurotop was er helemaal geen sprake van de chantage van Mario Monti. De titel van het artikel, geschreven door de eurofiele journaliste Annelien De Greef - staat zij soms op de loonlijst bij Herman Van Rompuy? -is:

Europese top overtreft de verwachtingen
Ondertitel: Merkel maakt knieval voor Monti

Uittreksel:
'Niemand die er nog in geloofde en dan gebeurt het toch: het noodfonds krijgt een belangrijke facelift. Spanje en Italië zijn erin geslaagd hun collega's het mes op de keel te zetten. Merkel kon niet anders dan plooien... De hele avond lang voerde Monti samen met zijn Spaanse collega Mariano Rajoy de druk onverbiddelijk op. De Italiaanse premier had nog voor zijn vertrek vanuit Rome laten weten ‘desnoods tot zondag’ te zullen onderhandelen om een fors akkoord af te dwingen.... Met een bloedbad op de financiële markten in het verschiet zonder krachtig akkoord, was het alle hens aan dek. Alleen: met de stemming in het Duitse parlement voor de boeg, leek Merkel niet in staat om veel toegevingen te doen. Maar veel keuze had ze niet.'

Wat er werkelijk gebeurde

In het artikel van Annelien De Greef is er helemaal geen informatie over hoe Spanje en Italië Duitsland 'het mes op de keel' hebben gezet. Daarom hier het hele verhaal: Bondskanselier Angela Merkel had - redelijk tegen haar zin, maar als compromis - toegestemd in het groeipact dat de Franse president François Hollande had geëist. Daarnaast was er het stabiliteitspact - een beperking tot min 3% van de begrotingen in de Grondwet van alle eurolanden opnemen en de overheidsschuld afbouwen tot maximum 60% van het BBP - en de oprichting van het permanent noodfonds ESM om de landen leningen te geven. Stabiliteitspact en noodfonds ESM moesten nog, en dat pas net na de Europese top van 28/29 juni, door het Duits parlement worden goedgekeurd. Voor die goedkeuring moest er zowel in de Bundestag (Kamer) als in de Bundesrat (met afgevaardigden van de Länder) een tweederde meerderheid gevonden worden. Hiervoor had Merkel dus de medewerking van de oppositie - socialisten en groenen - nodig. Hun goedkeuring van stabiliteitspact en ESM maakten zij dan weer afhankelijk van de invoering van een belasting op sommige beurstransacties, de toezegging dat, wanneer de Länder een boete kregen van Europa omdat ze de voorwaarden van het stabiliteitspact niet eerbiedigen, de federale overheid die boete tot 2020 voor hen zou betalen, en ook het goedkeuren van het Hollande-Groeipakt. De stemming over stabiliteitspact en ESM was voorzien na de Europese top in Brussel , op vrijdag 29 juni, eind van de namiddag.

‘De druk’ van Mario Monti op de top van donderdagnacht 28 juni tot in de vroege uurtjes bestond er in dat hij zegde het ‘Hollande-groeipakt’ niet te zullen tekenen - terwijl Italië een van de begunstigden hiervan is, niet Duitsland - tenzij er substantiële toegevingen zouden gebeuren op het vlak van het ESM en aanverwante thema's. Door de eis van de Duitse oppositie het stabiliteitspact alleen te zullen goedkeuren mits ook het groeipact wordt goedgekeurd, zat Merkel in een wurggreep. Zonder goedkeuring van Monti geen groeipakt, maar dus ook geen goedkeuring van het stabiliteitspact door het Duitse parlement. Zoals een commentator in Die Welt van zaterdag 30 juni schrijft, had SPD en Grün zo Merkel door Monti afpersbaar gemaakt. 'De markten' zouden het niet goedkeuren van het stabiliteitsplan door Duitsland nerveus maken, en was er op de beurzen vanaf maandag een zogenaamd ‘bloedbad' te verwachten (wat dat ook mag betekenen). Dat zou dan in de schoenen van Merkel geschoven worden. Om dat 'bloedbad' te vermijden moest Merkel dus aan de chantage van Monti toegeven. En dat werd dus ondermeer dat het ESM rechtstreeks probleembanken zal kunnen herkapitaliseren, zonder dat de overheden als tussenstation dienst moeten doen, dat het ESM in het geval-Spanje zijn status van bevoorrecht schuldeiser zal laten vallen en dat het EFSF en het ESM toch overheidsobligaties zullen mogen opkopen op de secundaire markt. (Zie bijvoorbeeld het commentaarstuk van Clemens Wergin, chef Buitenland van de Welt Gruppe, in Die Welt van 30.06.12 ‘Dank SPD und Grünen wurde Merkel erpressbar’)

De bankiers zetten samen met socialisten en groenen Merkel het mes op de keel

Mario Monti chanteerde dus Merkel om toegevingen te bekomen. Als men weet dat hij de laatste zes jaar internationaal adviseur van zakenbank Goldman Sachs was, werpt dit toch een ander licht op de situatie. Ook de huidige baas van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi, was tevreden over de concessies op de Brusselse top. Maar ook hij is een ancien van Goldman Sachs: hij was verschillende jaren vicepresident van Goldman Sachs International. Hij nam op 1 november '11 het roer over van de Fransman Jean-Claude Trichet, die acht jaar aan het hoofd van de Europese Centrale Bank stond.
Mario Monti werd op 16 november 2011 Italiaans premier van een kabinet van technocraten. In dat zakenkabinet zit nog een bankier: Corrado Passera, baas van de tweede grootste Italiaanse bank, Intesa San Paolo, werd minister van het departement voor Economische Ontwikkeling, Infrastructuur en Transport. Hiermee werden drie grote portefeuilles samengevoegd onder één ministerie, en onder het gezag van een bankier geplaatst. Dezelfde mensen die verantwoordelijk zijn voor de wereldwijde financiële crisis worden nu ingehaald als potentiële redders van de eurozone. Kan men nog meer de kat bij de melk zetten? Het resultaat is er aan te zien: de bankrisico’s worden steeds meer afgewenteld op de belastingsbetaler. Een Belgisch scenario (Dexia), maar dan op Europese schaal.

Volgens een marxistisch leerboek: Europese schuldenunie met nationalisering van privé schulden

De Frankfurter Allgemeine Zeitung (FAZ) is niet mals voor het akkoord op de top. Vrije vertaling van het artikel: Het Europees huis van de schulden- en borgstellingsunie is bijna klaar. Hun architecten spreken van 'solidariteit'. Maar een dermate etatisering van private schulden bestond tot nu alleen in marxistische leerboeken, niet in deze van de sociale markteconomie. In dat Europees huis geldt het principe: wie teveel schulden heeft en de rente van de kapitaalmarkten hinderlijk vindt, kan goedkoop geld halen bij de sterkste Europese buren (momenteel vooral uit Duitsland). In het artikel wordt uitgebreid stilgestaan bij een intern Duits voorbeeld van 'solidariteit' dat helemaal verkeerd is afgelopen. De stadsstaat Bremen kwam begin jaren '90 aankloppen bij de federale overheid omdat het zijn schulden niet meer kon betalen. De schuld was opgelopen tot 13.000 euro per inwoner. De federale overheid gaf tien jaar lang een 'Sanierungshilfe' van 15.000 euro per jaar per inwoner. Men zou dus kunnen denken dat de miserie hiermee voorbij was, en er zelfs een spaarpotje was opgebouwd, maar op het einde waren de schulden opgeklommen tot 17.000 euro per inwoner, vandaag bedragen ze zelfs 27.000 euro. Ondanks het feit dat er strenge voorwaarden aan de hulp verbonden waren. FAZ meent dat de 'redding' van Bremen pure geldverkwisting was. De Bremer politici kwamen altijd maar weer met het excuus voor de aangroeiende schulden dat de economische ontwikkeling niet was uitgekomen zoals ze die hadden verwacht. Besluit van de FAZ: als het binnen een bondsstaat al niet lukt een evenwichtige solidariteit te beheersen, ondanks de grotere mogelijkheden om in te grijpen, hoe zou het dan in Europa lukken. Uiteindelijk zullen in Europa de reddingsgelden in stromen vloeien, maar niemand zal de macht hebben hun gebruik te controleren en misbruik te sanctioneren. Niemand mag geloof hechten aan de Duitse belofte dat er eerst een fiscale unie moet komen, en pas daarna een schuldenunie. Daarin zijn de zuidelijke landen eerlijker, die vrank en vrij toegeven dat ze niets houden van hervormingseisen die inhouden dat ze deels zouden moeten verzaken aan hun souvereiniteit. Nog volgens de FAZ kan een gemeenschappelijke munt voor verschillende staten slechts functioneren, als er juist geen 'solidariteit' is tussen de staten, en transferts van schulden verboden is, maar elk volledig voor zijn schulden moet instaan, zoals in Zwitserland met de Kantons, of met bepaalde beperkingen eveneens in de VS. (FAZ, 30.06.12, 'Europäische Schuldenunion: Zentralwahn', door Rainer Hank, chef economie van de FAZ Sonntagszeitung).

‘Solidariteit’ was verboden in het verdrag van Maastricht

Een verbod op ‘solidariteit’ was trouwens in het verdrag van Maastricht voorzien, waarbij in 1992 de muntunie werd afgesproken. Daarbij werd expliciet bepaald dat financiële steun voor landen met te hoge staatsschuld uitgesloten was. Het toenmalige stabiliteits- en groeipakt legde daarom de leden concrete grenzen op voor hun jaarlijkse tekorten en hun staatsschuld. Er werd een strenge niet-bijstandsclausule afgesproken („No-Bailout-Clause“), waarbij het zowel de muntunie als geheel, als de individuele lidstaten verboden werd borg te staan voor schulden van andere lidstaten. Dat moest de verantwoordelijkheid en financiële discipline van de afzonderlijke staten garanderen. Bovendien moest zo het gevaar verhinderd worden, waarbij de lidstaten de verwachting zouden koesteren, dat ze bij onvoldoende eigen discipline in hun staatshuishouding, andere staten hen wel zouden bijspringen. Dat pact werd echter meer dan 60 keer met voeten getreden, zonder dat één enkele keer beslist werd de in het verdrag voorziene sancties toe te passen. En dan gebeurde het dat Griekenland en enkele andere eurolanden begin 2010 in een staatsschuldencrisis terecht kwamen. De landen van de eurozone voerden in mei 2010 een voorlopig stabiliteitsmechanisme in (het European Financial Stability Facility, EFSF) om het gevaar van een faillissement van minstens Griekenland te voorkomen. De Europese Raad besliste in december 2010 het EFSF te laten opvolgen door een permanent stabiliteitsfonds, het ESM.

Zowel EFSF als ESM staan dus minstens op gespannen voet met de „No-Bailout-Clause“ van het verdrag van Maastricht, als men het nog zacht uitdrukt. Maar duidelijker gesteld, ze zijn niet alleen verboden volgens de tekst van het verdrag, maar ook zondigen ze tegen een principe nodig om een muntunie staande te houden: elk staat in voor zijn eigen schulden. Voor het EFSF haalde men vooreerst het art. 122 van het verdrag aan, dat financiële hulp toestaat aan lidstaten “op basis van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen, die aan hun controle ontsnapt, die door problemen worden getroffen of ernstig bedreigd worden door grote moeilijkheden”. Of hoe een soort ‘tsunami-clausule’ misbruikt wordt om toch maar alle eurolanden aan boord te kunnen houden door ‘collectieve’ steun. Daaruit blijkt al dat niet de euro redden de bedoeling is, maar het gezicht, de macht en de privileges van een eurofiele nomenclatura, die ten alle prijze wil vermijden macht te moeten afstaan. En een land minder, of zeker enkele landen minder, vermindert hun macht. (Zie verder een prachtig voorbeeld van hoe de nomenclatura zichzelf wil beschermen: het ESM personeel krijgt volledige immuniteit, het betaalt geen belastingen, het ESM patrimonium is vrijgesteld van eender welke belasting).

Voor het definitieve ESM-fonds werd een andere truuk bedacht, die echter een wijziging van het Verdrag nodig maakt. De clausule van verboden bijstand tussen de lidstaten laat men voor de schone schijn onaangeroerd, maar aan art. 136 wordt een alinea toegevoegd die expliciet de oprichting van een permanent stabiliteitsmechanisme door de landen van de eurzone mogelijk maakt, met de argumentatie dat dit ‘in geval van nood de stabiliteit van de eurozone in zijn geheel moet garanderen’, waarbij financiële hulp in het kader van het permanent mechanisme ‘aan strikte vorwaarden moeten gekoppeld worden’. Het wordt dus zo ingepakt dat het een maatregel is voor de eurozone ‘in zijn geheel’, terwijl het in de grond om niets anders gaat dan om ‘solidariteit’ tussen lidstaten.

Het zou hier te ver leiden om te onderzoeken of dit wel allemaal zuiver op de graat is, welke beroepsmogelijkheden de burgers in de verschillende eurolanden hebben tegen dergelijke verdragswijzigingen en –interpretaties, en of er wel, en indien ja, welke rechterlijke instanties daar iets zouden over kunnen vonnissen. Dan gaat het alleen nog maar om de juridische kant van de zaak. Waarom verlaat men het verstandige pad van het verdrag van Maastricht om het door een in de grond bodemloze aansprakelijkheid te vervangen ten laste van de belastingsbetaler, voor alle schulden van alle eurolanden, en straks nog van al zijn banken?

Zes klachten bij het Bundsverfassungsgericht

Het Duitse parlement keurde dus op vrijdag 29 juni ’12 het stabiliteitspact en de oprichting van het ESM goed. Het is tegen deze goedkeuring dat er een zestal klachten ingediend werden bij het Duitse Grondwettelijk Hof, waaronder van de partij Die Linke en van de beweging voor ‘Mehr Democratie’ met 12.000 handtekeningen. Het betreft dus nog niet de in Brussel op 28/29 juni goedgekeurde uitbreidingen van de zogenaamde ‘solidariteit’ en de mogelijkheid van het ESM om banken rechtstreeks te steunen. Volgens de klagers zijn om diverse redenen de goedgekeurde besluiten ongrondwettelijk, onder meer omdat ze beslissingen over de begroting overdragen aan een niet-democratisch verkozen orgaan, en omdat er geen uitstapclausule voorzien is in het ESM-verdrag, waardoor ook dit ongrondwettelijk is, gezien de grondwet een ‘Ewigkeitsklausel’ verbiedt.

Het Hof oordeelde eerder, bij de goedkeuring van het tijdelijke ESFS dat het parlementair besluit welliswaar rechtsgeldig was, maar dat het voltallige parlement bij iedere wijziging opnieuw moest worden geraadpleegd. Vraag is of het Hof zo gemakkelijk tot een zelfde uitspraak zal komen als het om het permanent ESM gaat, en het niet minstens de voorwaarde er aan zal koppelen dat een dergelijke ingrijpende beperking van de souvereiniteit van het Duits parlement via een bindend referendum de goedkeuring van minstens de helft van de Duitsers moet krijgen. In tegenstelling tot de Belgische traagheid, behandelt het Hof al op dinsdag 10 juli (2012, niet 2013…) de zaak. Ondertussen wacht bondspresident Joachim Gauck nog om het ESM-verdrag te bekrachtigen. Volgens een bericht in de FAZ en Die Welt zou een arrest met een eventueel verbod voor president Gauck om het verdrag te ondertekenen vóór het definitief arrest ten vroegste einde juli te verwachten zijn, en het definitieve arrest over de gecontesteerde wetten zelf ten vroegste over enkele maanden. Deze uitspraak – en de commentaren hierop - is later zeker een afzonderlijk artikel waard. Dat hebt u dus nog tegoed.

Bundesverfassungsgericht: behoeder van de democratie

Het Bundesverfassungsgericht is een van de laatste bolwerken dat zeer alert waakt over de democratie in Europa, en niet alles slikt wat in Brusselse nachtelijke cenakels wordt bekokstoofd. Daarom is het schockerend te moeten lezen wat De Standaard over dit Hof schreef. In een artikel over de ‘vier valkuilen voor de euro’ na de nachtelijke akkoorden van 28/29 juni, schrijft iemand die het artikel ondertekent met ‘nta’ (vermoedelijk dus de economieredacteur Nico Tanghe), dat een van de vier valkuilen ‘de bemoeizucht van het Duits Grondwettelijk Hof’ is. Verder kan men er lezen: ‘Sleutelvraag is hoe groot de Duitse bemoeizucht in Europa wordt.’ Toch onvoorstelbaar hoe een journalist probeert ons te indoctrineren! Het bewaken van de spelregels in de democratie wordt bestempeld als ‘bemoeizucht’, en wanneer Duitsland, dat voor honderden miljarden euro borg staat (alleen al rond de 200 miljard in het ESM, als het in werking treedt) , zijn risico wil beperken en zijn belangen democratisch wil verdedigen, heet dat ‘bemoeizucht in Europa’. Staat niet alleen Annelien De Greef, maar ook Nico Tanghe soms op de loonlijst bij Herman Van Rompuy?

Ook in Duitsland wordt het Bundesverfassungsgericht door de Europese nomenclatura aangevallen. De FDP-Voorzitter in het Europees parlement, Alexander Graf Lambsdorff, gaat zelfs zo ver, in een interview met de "Passauer Neuen Presse" te twijfelen aan de oordeelsbekwaamheid van de hoogste Duitse rechters. (Duitse kranten, maandag 9.07.12). Zover gaat men dus als Europese nomenclatura, de integriteit en bekwaamheid van de hoogste rechters in eigen land in twijfel te trekken. (Lambsdorff: "Manche Beobachter kritisieren zu Recht, dass die Richter des Bundesverfassungsgerichts nicht mit allen Vorgängen in Europa ausreichend vertraut sind. Deshalb kommt es gelegentlich zu Fehleinschätzungen aus Unkenntnis.")

172 Duitse economen tegen de laatste Brusselakkoorden

De klachten in Karlsruhe betreffen dus momenteel slechts de akkoorden van vóór de Mario Monti chantage in de nacht van 28 op 29 juni. En daar kwam in Duitsland al meteen een krachtig NEEN op als reactie, door 172 Duitse economen. In een openbare protestbrief aan de ‘Liebe Mitbürger’ gepubliceerd op de website van de FAZ op donderdag 5 juli roepen ze burgers op de politici te waarschuwen voor de gevolgen van de gekozen reddingspolitiek. Hun argumenten, kort samengevat:

De besluiten van de recentste EU-top betekenen een verdere solidarisering (Vergemeinschaftung) van de aansprakelijkheid. Dat gaat ten koste van de stevige landen, vooral van Duitsland, het laatste anker in de eurozone. De grote schulden-socialiseringsorgie is pas begonnen, de belastingsbetalers en spaarders riskeren te bloeden. De beslissing ook banken direct uit het ESM-crisisfonds te herkapitaliseren, ontslaat de schuldeiser van zijn aansprakelijkheid. Dat een Europees banktoezicht het ergste zou kunnen verhinderen is slechts een wensdroom. De bankschulden zijn zowat drie maal groter dan de staatsschulden. Het is onmogelijk dat de belastingsbetalers, gepensioneerden en spaarders van de tot nu stevigste landen van Europa de garantie van deze schulden overnemen, vooral gezien de grote verliezen uit de financiering van de economische luchtbellen van de zuidelijke landen geen theorie zijn, maar zeer concreet te verwachten zijn. Volgens de initiatiefnemer van de brief wordt niet de euro, maar de schuldeisers van schimmige banken gered. Dat is zowel economisch vals als onrechtvaardig. Wanneer de banken hun schulden niet meer kunnen terugbetalen, moeten niet de belastingsbetalers de lasten dragen, maar de schuldeisers van de banken. Alleen zij beschikken over het noodzakelijke vermogen en zijn het investeringsrisico aangegaan.
Ook Bundesbank-President Jens Weidmann heeft kritiek op het Brussels akkoord. Het evenwicht tussen aansprakelijkheid en controle wordt opnieuw een stuk opgeschoven naar een collectieve aansprakelijkheid.

Angela Merkel probeert zich te verdedigen tegen de kritiek van de economen. Volgens haar gaat het helemaal niet om bijkomende borgstellingen of aansprakelijkheid, zegde ze dezelfde dag in Berlijn. Critici zouden de besluiten echt zeer goed moeten bekijken en dan ook dat berichten wat in de besluiten staat. De garantie van het EFSF/ESM voor bankschulden is volgens de huidige regeling evenzeer verboden als de garantie voor de staatsschulden, en daar hebben de Brusselse besluiten niets aan veranderd, zegt ze. Ze verstopt zich dus achter de toevoeging van art. 136, dat het daarover heeft dat het niet gaat om een garantie voor de schulden van andere landen, maar om het garanderen van de stabiliteit van de eurozone ‘in zijn geheel’…

We leven steeds meer in een irreële, surrealistische wereld waar de werkelijkheid vervangen wordt door spoken en spoken voor de werkelijkheid moeten doorgaan. Naast Merkel verdedigde ook haar minister van economie Philipp Rösler (FDP) de Brusselse besluiten. Tegen de 172 economen zegt hij dat ze met de bankunie iets bekritiseren dat nog helemaal niet bestaat. Er moet eerst een Europees bankentoezicht komen, en pas daarna moeten er nog duidelijke afspraken over de herstructurering van banken in problemen gemaakt worden. Dan pas wordt het besluit van toepassing dat het ESM banken kan herkapitaliseren. Een bankunie met een algemene solidarisering van de risico’s (Vergemeinschaftung von Haftung) wijst hij van de hand. Er is dus in Brussel blijkbaar eigenlijk niets beslist volgens Merkel en Rösler. Ofwel blijft alles zoals het al was, of slaat kritiek op iets wat er nog niet is. Struisvogels zouden het niet beter kunnen.

Ondertussen woedt het debat naar aanleiding van de open brief aan de ‘liebe Mitbürger’ op een nogal gepassioneerde manier. De minister van financiën Schäuble maakt de critici uit, en spreekt van hun berichtgeving als „Horrormeldungen“. (Wie meer wil lezen over dat debat – dat hier totaal onbestaande is - kan terecht op de website van de FAZ, via het artikel ‘Scharfe Debatte über Bankenunion’, met daar links naar een reeks andere artikels over dit debat).

Het ESM van vóór 28/29 juni is al een EUSSR organisme

Het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) is een permanent financieringsprogramma ‘voor de redding’ van lidstaten van de Europese Unie in moeilijkheden. Redden wordt dus blijkbaar permanent noodzakelijk! Na 28/29 juni zou daar dus nog moeten bijkomen dat banken rechtstreeks geld kunnen krijgen. Tot nu omvat het ESM in eerste instantie zo’n 700 miljard euro. In tegenstelling tot de EFSF heeft het ESM-fonds een eigen basiskapitaal. Dit kapitaal kan door de Raad van Bestuur van het ESM op elk gewenst moment worden verhoogd. In dat geval is de financieringsverplichting van de deelnemende landen "onvoorwaardelijk en onherroepelijk" en moet er binnen de gestelde termijn worden bijgestort. En landen die hun extra bijdrage niet betalen, wordt het stemrecht ontnomen.

Het ESM krijgt nogal wat privileges die doen denken aan de nomenclatura in de Sovjettijd. Een uittreksel uit de statuten:
Aan het ESM worden op het grondgebied van elk ESM-lid voorrechten en immuniteiten toegekend. Het ESM, zijn eigendommen, fondsen en bezittingen, waar deze zich ook bevinden en wie deze ook onder zich heeft, zijn vrijgesteld van rechtsvervolging.
De eigendommen, fondsen en bezittingen van het ESM, waar deze zich ook bevinden en wie deze ook onder zich heeft, zijn vrijgesteld van onderzoek, vordering, verbeurdverklaring, onteigening of andere vormen van beslag op grond van een maatregel van bestuurlijke, gerechtelijke, bestuursrechtelijke of wetgevende aard.
De voorzitter van de Raad van gouverneurs, gouverneurs, plaatsvervangend gouverneurs, bewindvoerders, plaatsvervangend bewindvoerders, alsmede de directeur en andere personeelsleden verkrijgen immuniteit van rechtsvervolging voor wat zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan en zij genieten onschendbaarheid wat hun officiële papieren en documenten betreft.
Het EMS krijgt vrijstelling van belasting: het ESM, zijn bezittingen, inkomsten, eigendommen en zijn operaties en transacties waartoe het op grond van dit Verdrag gemachtigd is, zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.
Het personeel van het ESM is alleen onderworpen aan een (kleine) interne belasting ten bate van het ESM op de door het ESM betaalde salarissen en emolumenten. Vanaf de datum waarop deze belasting wordt geheven, zijn deze salarissen en emolumenten van nationale inkomstenbelasting vrijgesteld.

Uitpers, het online tijdschrift over internationale politiek, heeft het over 'ESM, een staatsgreep in 17 landen' en schrijft over de immuniteit van de medewerkers van het ESM:
'We zijn er al aan gewend dat bestuurders en volksvertegenwoordigers niet verantwoordelijk gehouden willen worden voor hun woorden en daden. Maar bij het ESM maken ze het wel heel erg bont. De regels zijn zo opgesteld, dat degenen die er werken alles kunnen doen en laten wat ze willen, zonder dat ze daar door parlementen, bestuursorganen of rechters op aangesproken kunnen worden. Hooguit kan een minister van Financiën vervangen worden door een andere, die dan ook meteen weer van dezelfde buitensporige privileges geniet. Een crimineel zou zich geen beter boevenhol kunnen wensen.' (Rudo de Ruijter in nummer 136, november 2011).

Organisaties met heel uiteenlopende ideeën zijn tegen het ESM, van Vlaams Belang tot Attac Vlaanderen en leggen de nadruk op het ondemocratisch karakter van de hele onderneming, en (Vlaams Belang) op de organisatie van transferts van Noord naar Zuid op Europese schaal. Pieter Cleppe, die het Brusselse kantoor van de onafhankelijke denktank Open Europe leidt ziet minstens 'Tien redenen om tegen het EMS te stemmen' (Knack online, 12 juni '12). Maar de meanstream, genre Paul Goossens, Guy Verhofstadt, Annelien De Greef, prof. De Grauwe en vele anderen verafgoden de Europese beslissingen, en zouden niet liever hebben dat er nog meer collectieve schulden bijgemaakt worden met zogenaamde ‘eurobonds’.

Democratisch debat? Geen sprake van

De verdediger van de belangen van de banken Mario Monti heeft het niet begrepen op een democratisch debat dat al de hervormingen die de macht van de Europese nomenclatura uitbreiden in vraag durft te stellen. De Finse minister van Financiën zei eind vorige week in een kranteninterview dat Finland wel voorstander is van de euro maar ze uitte ook stevige reserves. ‘De gedeelde verantwoordelijkheid voor de schulden en de risico's van andere landen is niet waar we ons op voorbereiden', zei Jutta Urpilainen. Finland sprak zich ook uit tegen steunaankopen van staatspapier van zwakke eurolanden door het permanente Europese noodfonds ESM. Ook Nederland, dat net als Finland nog een AAA-rating heeft, is weinig enthousiast over de op de eurotop van 28 en 29 juni gemaakte afspraken. Daar reageerde Monti op tijdens een jaarlijkse conferentie van economen in het Zuid-Franse Aix-en-Provence het afgelopen weekend. Volgens Monti is de nieuwe onstporing van de rente in Zuid-Europa het gevolg van ‘ongepaste uitlatingen' van sommige noordelijke landen over de euro. Voor Monti kan het niet dat een individuele lidstaat de geloofwaardigheid ondergraaft van wat Europa collectief beslist. (Bron: De Standaard, 9.06.12). Over een ‘collectieve beslissing’ de bankenrisico’s te laten dragen door de belastingsbetalers van het Noorden, daar mag geen debat gevoerd worden. Het zijn echter niet de ‘ongepaste uitlatingen’ die de rente doen ontsporen, maar de ontsporende begrotingen en de belastingsmoraal van het Zuiden die de geloofwaardigheid van de euro als collectieve munt ondergraven.

Weg wezen?

Moet niet ernstig overwogen worden uit een dergelijk totaal ondemocratisch verband van de eurozone te stappen? En ook uit de Europese Unie, met zijn schijnparlement, voor we helemaal in de EUSSR terechtkomen? Idem voor alle mogelijke andere 'internationale' verbanden, zoals de VN, vóór ze hier zogenaamde ‘islamofobie’ (kritiek op de islam) strafbaar komt stellen? Er bestaat een alternatief: alleen nog deel uitmaken van een te vormen confederaal echt democratisch Europa, naar Zwitsers model, waar de burgers van elk land het laatste woord hebben via bindende referenda. Binnen Europees verband zou België/Vlaanderen de EU kunnen verlaten en lid worden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EFTA), waarin we Zwitserland, Noorwegen, Liechtenstein, en momenteel ook nog IJsland aantreffen.

Documentatie

ESM-verdrag in alle EU-talen
ESM-verdrag in PDF in het Nederlands
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>