25 november 2011

Goossens en Magnette: trouwe marxisten

Paul Goossens vergelijkt Angela Merkel met Machiavelli. Behalve De Grauwe zijn volgens hem ‘de meeste Vlaamse economen’ kneusjes met een bedenkelijk verhaal en geloven ze in sprookjes. En zijn ze schuldig aan collusie. Noels is een ‘doorgeschoten heimat-econoom’. Wie er met hem niet mee akkoord gaat dat de ECB volop en onbeperkt overheidsobligaties opkoopt is gek. De economen die aan die aanpak twijfelen hebben een verborgen politieke agenda. De marxist Goossens die probeert andere meningen dan de zijne te kleineren in een zielig en niveauloos scheldpamflet.

‘Europa-journalist’ Paul Goossens publiceerde nog eens een pamflet van meer dan anderhalve bladzijde in De Standaard, onder de titel ‘Oorlog om de Europese bank’ (DS 23.11.11, alleen leesbaar voor abonnees). Daarin vergelijkt hij Angela Merkel met niemand minder dan Machiavelli. (‘Stel dat Machiavelli een eigentijdse Berlijner was, zou hij de eurocrisis anders hebben aangepakt dan Angela Merkel? Nee toch. Evengoed zou hij de regeringen van de lidstaten op het vuur van de financiële markten hebben laten gaar koken.'). Wat Merkel met de opvattingen van Machiavelli te maken heeft is een raadsel, om niet te zeggen domme idiote kletspraat van een warkop. Maar bij snellectuur heeft hij zijn doel bereikt: Machiavelli is niet direct een personnage dat sympathie opwekt, wel integendeel, en dat straalt dan af op Merkel. Verder is het hoegenaamd geen opiniestuk, maar een pamflet ter glorie van het links etatisme en interventionisme. ‘De markten verstikken de democratische besluitvorming,’ beweert hij zonder blozen, terwijl ‘de markten’ niets zouden kunnen ondernemen moesten de regeringen hun begrotingstekorten niet hebben laten aangroeien en de overheidsschuld niet tot in de hemel hebben laten klimmen.

De Grauwe verdedigt blijkbaar in deze een stelling die Goossens dierbaar is: de ECB onbeperkt laten tussenkomen om staatsobligaties op te kopen. Dus wordt De Grauwe opgehemeld, en zijn alle andere economen maar kneusjes. (‘Aan de autoriteit van De Grauwe kan niemand tippen. Ongetwijfeld zijn Geert Noels, Ivan Van de Cloot en Van Overtveldt lokale beroemdheden, De Grauwe speelt als enige in de Champions League.’). Al die anderen geloven in sprookjes, en hun verhaal is bedenkelijk. Desnoods scheldt hij ze uit voor ‘doorgeschoten heimateconomen’. (‘Nogal wat Vlaamse economen hebben twee obsessies (competitiviteit en inflatie) en één universeel recept: bezuinigen. Ongeacht het jaargetijde of de economische cyclus, voor Noels moet de buikriem altijd aangehaald worden en moet er op de kleintjes gelet, een micro-benadering die typisch is voor vermogensbeheerders en doorgeschoten bedrijfs- of heimateconomen. Dat zo'n beleid een land en een continent voor lange tijd in een recessie kan onderdompelen, hoor je bij deze lieden bijna nooit. Daarvoor is hun geloof in het sprookje dat besparingen in een depressieve economie de economie zullen stimuleren, te groot. Al even bedenkelijk wordt hun verhaal als er een centrale bank in opduikt. Dat mysterieuze ding wordt meestal versimpeld tot een razend gevaarlijke geldpers, die absoluut uit de handen van de politici of, erger nog, keynesianen moet blijven.’).

En hij beukt maar verder: dat men ‘de Vlaamse economen’ niet of nauwelijks hoort over derivaten en andere complexe financiële producten ligt volgens hem noch min noch meer aan collusie! Collusie tussen de universiteiten en de bankwereld. Dat geldt blijkbaar dan alleen niet voor De Grauwe? (‘Dat Vlaamse economen in deze nauwelijks hun stem laten horen, is geen toeval. Niet zo lang terug was de universiteit de kortste weg naar een topfunctie in het bank- of financiewezen. De collusie garandeerde de bankiers minimale theoretische en politieke tegenspraak. Het gevolg? Hybris en bankgiganten die met toxische producten waren opgefokt.’).

En het gaat noch verder met een scheldpartij: wie het met hem niet eens is, is gek, of werkt voor een hefboomfonds. (‘De markten zullen niet inbinden, tenzij de zwaarste artillerie uitrukt, de ECB dus. Waar het nu op aankomt, is dat de destructieve marktlogica onmiddellijk wordt gestopt. Wie die prioriteit in twijfel trekt, is gek of werkt voor een hefboomfonds.’).
Maar dat is nog niet genoeg: de economen die daaraan twijfelen hebben of een verborgen agenda of ze lezen teveel Duitse kranten. (‘Alleen de Europese Centrale Bank kan nog verhinderen dat de eurozone in de totale chaos wegzinkt. Ongetwijfeld is zo'n operatie niet zonder risico's en valt collateral damage niet uit te sluiten. Et alors? Een brandend huis moet je blussen, de waterschade neem je er noodgedwongen bij. De economen die daaraan twijfelen, hebben te veel Duitse kranten gelezen of ze hebben een verborgen, politieke agenda.’).

En dan pas komt de reden van zijn hele aanval, heft hij een tipje van de sluier op van zijn verborgen agenda, want hij vervolgt: ‘Hoe groter de druk van de markten, hoe groter de hefboom om de sociale en politieke weerstand te breken.’ De operatie van tussenkomst door de ECB is niet zonder risico, schrijft hij zelf, zonder dat hij enige informatie geeft over die risico’s. Maar, ‘et alors’, die doen er helemaal niet toe. Het moet gebeuren, om de sociale en politieke weerstand niet te breken. Een variante op de eisen van het behoud van alle sociale verworvenheden, of van de Franstaligen die niet mogen verarmen, enz... En daar heeft een marxist als Goossens veel voor over, net zoals de PS. Ook al zitten er grote risico’s aan vast, die ondermeer Merkel niet (nog niet?) wil nemen. Daarom vergelijkt hij ze met Machiavelli, en scheldt hij alle economen uit met een andere mening. Een zielig pamflet, wellicht goed voor de Pravda of De Rode Vaan, dat spijtig genoeg als ‘opiniestuk’ een uitgever vond, een zichzelf ‘kwaliteitskrant’ noemend dagblad.

Kameraad Magnette

Magnette formuleert het op zijn manier: 'Men kan ons onder het voorwendsel van internationale druk niet vragen sociale verworvenheden en openbare dienstverlening op te offeren (...) of zich een volledig politiek programma laten opdringen.’ Hiermee verdedigde hij op de RTBF-radio donderdagmorgen 24 nov ’11 waarom formateur Di Rupo aan de koning om bedenktijd vroeg om na te gaan of het nog mogelijk is een akkoord te bereiken dat aanvaardbaar is voor de zes partijen. Magnette: 'Er moet niet lang worden nagedacht, maar alvorens weer aan tafel te gaan zitten, moet worden nagegaan of de zes partijen de wil hebben te slagen... Het slechtste signaal naar de buitenwereld zou zijn weer aan tafel te gaan zitten en 'binnen 24 of 48 uur opnieuw een blokkering vast te stellen'. (DS online, 24.11.11, 9u25).

Het slechtste signaal was natuurlijk dat Di Rupo maandag wegliep van de onderhandelingstafel en alweer koning Albert gebruikte als wapen in zijn schaakspel om maximaal zijn zin te krijgen bij de regeringsonderhandelingen. Kan zo een deserteur wel eerste minister worden? Zal hij dan ook om de haverklap gaan lopen om bij de koning uit te huilen en om zijn gelijk te krijgen?

De PS blijft de Europese druk die ze eerder al slechts ‘suggesties’ noemde weg wimpelen, en nu zegt Magnette dat de PS geen enkele sociale verworvenheid of openbare dienstverlening wil opofferen, ‘onder het voorwendsel van internationale druk’. De volgende dagen weten we meer. Zijn er voldoende andere politieke partijen die daar in meegaan, en aan Di Rupo toegeven wat hij wil krijgen, omdat zij niet willen verantwoordelijk gesteld worden voor nog meer uitstel, nog meer internationale druk en een nog hogere spread? Dan heeft Di Rupo met een vorm van chantage bereikt wat hij wou, krijgen we nog meer belastingen en gaan we zeker een nog grotere spread en Griekse toestanden tegemoet. Van machiavellisme gesproken. (Zie ook ‘Di Rupo kan het perfect’)


Toemaat 1

Lezersreactie op het pamflet van Goossens, Op 23 november 2011 omstreeks 15:23, zei André V., Ukkel:
‘Een typische Goossens bijdrage: ik heb gelijk en al wie dat niet toegeeft, is een idioot. Bewijs: hier is een Jan of Piet die dat ook zegt wat ik zeg. Quod erat demonstrandum en nu allemaal bek toe. Daarbovenop nog wat beledigingen en persoonlijke aanvallen en klaar is Paul. Waar gaat het bij Paul werkelijk om? Dat wat in de volksmond de sociale welvaartstaat is, is aan het ineenklappen als een kaartspel. Waarom? Wegens een ondraagbare en niet meer terug te betalen schuldenlast. M.a.w. wanbeheer. En wie heeft die schuldenlast opgestapeld, ondanks alle goede raad om dat niet te doen? Paul's medestanders. Waarom is dat zo erg? Omdat de sociale welvaartstaat een prachtige uitvinding had kunnen zijn als Paul's vrienden er maar waren afgebleven en we die uitvinding door competente mensen hadden laten realiseren. Mensen die niet vastgeroest zijn blijven zitten in voorbijgestreefde en utopische 19de eeuwse vooroordelen en van daaruit, zij die hun rotzooi nu moeten opkuisen, staan uit te jouwen.’

Toemaat 2

De volgende dag reageert Ivan van de Cloot, hoofdeconoom Itinera Institute in een opiniestuk in De Standaard als volgt: ‘Paul Goossens gelooft in een complottheorie waarbij sommige Vlaamse economen tegen interventie zijn van de Europese Centrale Bank, omdat de druk op de politieke ketel daardoor hoog blijft om een agenda van structurele hervormingen te realiseren. De auteur suggereert dat die economen dat bepleiten ten koste van het algemene belang, een soort van verrottingsstrategie dus (DS 23 november). Ik kan niet in het hoofd kijken van mijn collega's, maar dit lijkt me als intentieproces nogal straffe kost. Is het niet correcter om te kijken naar de argumenten die gehanteerd worden in plaats van onmiddellijk een verborgen agenda te vermoeden?’ (Stuk gratis leesbaar. Titel: ‘Intentieprocessen & co - Over het complot van de Vlaamse economen’)

Toemaat 3

Goossens fulmineert in zijn pamflet ook tegen Eric Van Rompuy: ‘Zondag 6 november al, haalde hij in zijn blog voor de tweede keer in nauwelijks tien dagen naar De Grauwe uit. Hij ergerde zich aan diens promotie tot huiseconoom van de VRT, terwijl hij nochtans de foute remedie voor de eurocrisis bepleitte. Voor Van Rompuy is het een ketterse gedachte dat de ECB de grote middelen inzet.’

Schrijft Van Rompuy dat hij het een ketterse gedacht vindt dat de ECB de grote middelen inzet? Oordeel zelf, hierna de tekst van Van Rompuy op zijn website publiceerde onder de titel ‘Geërgerd’:
‘Bij het kijken naar de Zevende Dag heb ik mij geërgerd aan:
- Paul De Grauwe: deze heeft de status gekregen van huiseconoom van de openbare omroep. Als professor gelden zijn stellingen als objectief en wetenschappelijk en niemand spreekt hem nog tegen. Zo hoor ik nu al dagen lang op de publieke radio en televisie dat “de oplossing van de eurocrisis erin zou bestaan dat de Europese Centrale Bank de geldkraan moet openzetten en zonder limieten staatsobligaties moet opkopen van de zwakke eurolanden als Griekenland en Italië”. Zijn opvolger aan de KUL, prof. Frank Smets, stelt daartegenover: “Als de ECB een soort blanco cheque geeft aan de overheden zou dit een omgekeerd effect hebben. Het leidt tot budgettair laxisme. Die overheden zouden dan de noodzakelijke sanering van de overheidsfinanciën uitstellen.Volgens het Europees verdrag is monetaire financiering (geld drukken om overheden te financieren) trouwens niet toegelaten. De ECB kan niet onbeperkt cash ter beschikking stellen van de overheden.” (De Tijd 5/12). Een andere topeconoom Frank Boll waarschuwt “voor inflatie bij het onbeperkt toenemen van de geldmassa. Het opendraaien van de geldkraan is om de financiële crisis te bestrijden geen goed idee en tast op termijn het vertrouwen aan.” ( De Tijd 3/12). De Grauwe heeft 35 jaar lang aan generaties studenten in Vlaanderen onderwezen dat de rol van de overheid zich moest beperken tot het beheersen van de “money supply”; de overheid had in zijn monetaristische visie geen andere ordenende taak in de markt. Dat was toen zijn wetenschappelijke analyse; vandaag hoor ik net het omgekeerde. Wordt de publieke opinie hier niet misleid? De Grauwe heeft natuurlijk het recht om zijn mening te uiten maar kan de openbare omroep ook geen andere stemmen laten horen? Economie is geen exacte wetenschap en zit vol meningen en waardeoordelen. Nu komt het over alsof er maar één objectieve waarheid is.’
Read more...

19 november 2011

De neo-eurosceptici (Hoegin)

Sp.a-voorzitter Bruno Tobback zou in besloten kringen regelmatig laten horen dat hij zich «geen moer aantrekt van wat Europa komt vertellen». PS-kopstuk Paul Magnette dan weer verkondigde onlangs dat de Europese sociaal-economische aanbevelingen voor België slechts een «inspiratiebron» waren. En ook de populistische manier waarop Kathleen van Brempt twee weken geleden in De Zevende Dag uithaalde naar alles wat van «Europa» komt, doet de wenkbrauwen fronsen. Het is immers ooit anders geweest.

Inderdaad, de tijd dat de socialisten bij de grootste aanhangers van het Europese «project» (zoals dat dan heet) konden gerekend worden, ligt nog niet zó ver achter ons. Meer dan een jaar of vijf–zes hoeven we eigenlijk niet terug te gaan in de tijd om nog resten te vinden van het enthousiasme van de linkerzijde voor de EU. Het was de tijd dat de Europese Unie nog gebruikt kon worden om het migrantenstemrecht in België door te duwen. Het was de tijd dat men hoopte achtergestelde landen te kunnen «ontwikkelen», door via het achterpoortje van één of ander Europees verdrag de mensenrechten abortus en het homo-huwelijk algemeen ingang te doen vinden, en dan liefst van al nog zonder inspraak van de lokale bevolking. De Ierse vrees hiervoor naar aanleiding van het referendum over het Verdrag van Lissabon, door «Europa» weliswaar nadrukkelijk afgewimpeld als paranoia, was wel degelijk gewettigd, want de plannen lagen klaar in de linkse lade. En men was absoluut niet van plan een Iers-katholieke versie van Bruno Tobback de optie te laten zich «geen moer aan te trekken» van wat Europees links hem ging komen vertellen.

Het is dan ook traditioneel rechts, dat vaak nog belang wil hechten aan in een Europese context compleet achterhaalde begrippen als democratie, inspraak en soevereiniteit, dat tot nu toe het verwijt van euroscepticisme naar het hoofd geslingerd kreeg. Zeker, ook aan de linkerzijde liepen er hier en daar wat eurosceptici rond, maar dat beperkte zich voornamelijk tot figuren die het maar niets vonden dat het Europees Parlement nog altijd een verkozen parlement was, en niet één of andere door de nomenklatoera samengestelde raad, waarbij het woord «raad» uiteraard in de eerste plaats als een vertaling van het Russische woord sovjet (совет) gezien diende te worden. Wie tot nog toe het woord eurosceptisch uitsprak, zei dus vooral ook rechts, bekrompen, anti-sociaal, eng-nationalitisch en proto-fascistisch, en bijvoorbeeld nadrukkelijk niet links, progressief of sociaal-democratisch.

Aan de Europese natte droom van links kwam echter geleidelijk aan een einde naarmate in de lidstaten de ene socialistische regering na de andere vervangen werd door een conservatieve regering. Gedaan met de hoop op een Europese sociale zekerheid die zou kunnen zorgen voor uitkeringen op Scandinavisch niveau gekoppeld aan regels toegepast op Mediterrane leest. Bovendien zorgt de recente financiële crisis ervoor dat er nog maar weinig tijd overblijft voor fetisjen als euthanasie en homo-adoptie, toch ook twee fundamentele mensenrechten in de linkse bijbel. Nu de conservatieven meer en meer de plak zwaaien in Europa, en de economische realiteit het gulle uitkerings- en overheidstewerkstellingsbeleid van een aantal landen heeft ingehaald, is de ster van de Europese Unie bij links sterk gedaald, om niet te zeggen dat het woord «Europa» er bijna synoniem is geworden voor het scheldwoord «neo-liberaal». En dat wil al wat zeggen.

De links-populistische onzin die sommige socialistische kopstukken echter uitslaan, is soms echt niet te harden. Zo was er bijvoorbeeld Kathleen van Brempt, die in De Zevende Dag beweerde dat de Grieken toch zelf niet schuldig zouden zijn aan de huidige Griekse schuldencrisis, en er daarom ook niet het slachtoffer van mogen worden. Toch een gedurfde stelling, want het zou betekenen dat alleen maar immigranten geprofiteerd zouden hebben van de pensioenen van overleden Grieken. Of overleden immigranten. Alsof de Griekse bevolking ook de opeenvolgende sjoemelende regeringen opgelegd gekregen heeft door Europa. Alsof het geen Grieken waren die loon uitbetaald kregen voor overheidsbaantjes waar ze zich nooit lieten zien, of zich zelfs niet hoefden te laten zien. En alsof het geen Grieken waren die zich prompt organiseerden om al hun vernuft aan te wenden om te kunnen ontkomen aan elke vorm van extra belasting dan ook, ja zich zelfs met grote woede verzetten tegen een poging van de Griekse overheid om al jarenoude belastingen nu ook effectief te gaan innen.

Wat bovendien opviel: als Kathleen van Brempt op één ding erg gebrand was, dan toch wel op het vreselijke feit dat de Duitsers – die uiteindelijk toch de Griekse, Italiaanse en Spaanse putten zullen moeten dempen – niet zomaar bereid zijn hun portemonnee volledig open te trekken. Ja, stel je dat voor, in volkomen tegenstelling dus tot de Vlamingen, die jaarlijks zonder veel morren meer dan tien miljard euro lammeren aan de Franstaligen, vooral dan nog omdat ze het vaak niet eens weten. De Duitse regering bedankt daar echter voor, en is niet bereid zomaar en stoemelings een gigantische Europese geldstroom van Noord naar Zuid op te zetten. Van een vertegenwoordigster van de sp.a, zowat dé behoeder in Vlaanderen van de belangen van de PS en dus hevig voorstander van het instandhouden van die continue aderlating, mag die verwondering misschien niet verwonderen, maar je blijft toch je oren uitwrijven van het virulente anti-Duitse discours waar de politica maar op bleef terugkomen.

Over Duitsland gesproken: een fiscale unie zal de Duitse belastingbetaler niet kunnen redden. Integendeel zelfs, het zou dé ultieme, geïnstitutionaliseerde en daarmee ook permanente aderlating voor de Duitse middenklasse betekenen. Het zou dan ook goed zijn als de Duitse bondskanselier Angela Merkel, en met haar de CDU, CSU en FDP, de financiële mechanismen binnen dat kleine landje, dat ze af en toe genoodzaakt is ambtshalve te bezoeken, eens wat nauwkeuriger onder de loep zou nemen. Want als België Europa iets kan leren, dan wel dat eengemaakte fiscale regeltjes absoluut niets te betekenen hebben zolang iedereen de vrijheid behoudt die regeltjes zelf naar eigen goeddunken toe te passen.

Laat ze dus maar een Europese fiscale unie opzetten: zolang de Grieken zélf hun belastingen zullen mogen innen (of werklozen schorsen, om maar iets te zeggen) laat het zich gemakkelijk raden waar de regeltjes wél strikt toegepast zullen worden, en waar niet. Je kan er trouwens nu al gif op innemen dat in zo'n fiscale unie de belastingopbrengsten in Griekenland het eerste jaar meteen een pak naar beneden zouden gaan, om nooit meer te stijgen. Ik neem aan dat de lezer daar zelfs geen tekeningetje bij nodig heeft. Als het er echter toch ooit van komt, verdient alvast Europees keizer Herman van Rompuy zonder twijfel dat in elke Griekse, Italiaanse en Spaanse stad het grootste plein of de grootste boulevard naar hem vernoemd wordt, met uiteraard een meer dan levensgroot standbeeld. De rekening zal toch elders betaald worden.

Hoe dan ook: de liefde voor Europa staat voorlopig op een laag pitje, nu links zijn grootse plannen voor het Europese «project» noodgedwongen in de koelkast heeft moeten zetten. Europa afwimpelen als niet meer dan een «inspiratiebron», zoals Paul Magnette deed, is daarbij zelfs nog één van de mildste uitspraken over de Europese Unie die we de laatste tijd in linkse hoek te horen hebben gekregen. Bruno Tobback zingt natuurlijk zoals zijn vader gebekt is, maar dat iemand als een Europees Parlementslid Kathleen van Brempt zich verlaagt tot de meeste onzinnige plat links-populistische praat is toch een teken aan de wand. Drie jaar duurt de financiële crisis ondertussen toch al, en nog steeds hebben de socialistische partijen, vastgeroest als ze zitten in de twintigste eeuw, er geen zinnig antwoord op gevonden. En dat ondanks die morele en intellectuele superioriteit waar ze anders toch zo prat op gaan. Vandaar het links-populistische taaltje, nu ook overgoten met een neo-eurosceptisch sausje, want de socialistische keizers van weleer staan allemaal lelijk in hun blootje.

Labels: , , , ,

Read more...

18 november 2011

Di Rupo kan het perfect

De Vlaamse kranten beginnen zich af te vragen ‘of Di Rupo het wel kan’. De vraag is natuurlijk wat hij wil kunnen. Hij doet het momenteel perfect voor zijn Waalse achterban: elke dag gaan er nu 30 miljoen euro transferts van Vlaanderen naar Wallonië. Hij wil dus de onderhandelingen zo lang mogelijk rekken om die te vrijwaren, tot zijn tegenstrevers door de knieën gaan en met massa's nieuwe belastingen instemmen. Al de rest lijkt hem geen barst te schelen.

De Standaard zet vrijdag 18 nov ’11 formateur Di Rupo op zijn cover en vraagt de formateur dat hij de sprong waagt:
'De financiële markten en de Europese commissie laten hem geen keuze meer. Hij moet het begrotingsconclaaf met de zes kandidaat-regeringspartijen snel afronden en grondige sociaal-economische hervormingen doorvoeren.' Er volgen vijf opdrachten aan de formateur, waaronder deze: 'Neem de Europese aanbevelingen ernstig'. Hij en andere PS-ers hebben toch al duidelijk gesteld dat de Europese aanbevelingen slechts vrijblijvende suggesties zijn, en meer niet. Wat zou hij zich dan storen aan de opdrachten die een Vlaamse krant meent hem te moeten geven?

Men mag niet vergeten dat Di Rupo niet van besparingen houdt, en nog meer belastingen wil innen. Dat bleek toch begin deze maand uit zijn eerste voorstellen, met beduidend veel meer nieuwe belastingen dan besparingen. Begin juni '10, net voor de verkiezingen, lanceerde de PS nog een 'contract met de kiezer' met de belofte van 5 tot 7 miljard meeruitgaven (500 miljoen voor Brussel, hogere sociale uitkeringen, hoger pensioenen en kinderbijslag), te financieren door de eeuwige 'strijd tegen de fiscale fraude'. Net het omgekeerde van besparen... Hij blijft dus proberen zoveel mogelijk zijn verkiezingsbeloften na te komen, en zolang het hem niet voldoende lukt, vertraagt hij de hele zaak. Laatste bewijs: de zes partijen hebben laatste donderdagavond (17 nov ’11) tot tegen middernacht onderhandeld, de volgende bijeenkomst is pas gepland voor zondagnamiddag om 15 uur (20 nov ’11). Haast? Druk van ‘Europa’? Dat kent hij helemaal niet.

Hij heeft geen kinderen, en wil de mensen die vandaag leven geen al te grote inspanningen vragen, zoals hij meer dan duidelijk stelde in een interview in De Standaard: "Natuurlijk moeten we denken aan onze kinderen, maar de mensen leven hier en nu. We gaan de mensen van hier en nu niet opofferen in de naam van je ne sais quoi, nog een economisch probleem, nog een bankenprobleem.. .. Wij hebben altijd een belastingverlaging verdedigd voor de laagste inkomens. Maar mensen die 200.000 euro per jaar verdienen, wat kan mij dat schelen dat die 75 procent belastingen moeten betalen." (DS, 14 sept '09). Dat is dus de stijl van onze mogelijke toekomstige eerste minister. Men wordt van minder beschaamd.

Bart Brinkman vindt dat de methodiek van Di Rupo stilaan ‘iets chaotisch’ krijgt. 'Dagwerk wordt nachtwerk, elke deadline vervalt zonder gevolg, een best and final offer houdt het op de onderhandelingstafel nauwelijks een half uur uit. En uit schrik voor lekken, begint Di Rupo zelfs begrotingstabellen te dicteren. Alsof iedereen het eeuwige leven heeft.’ (DS 18.11.11).

Mijn idee: er speelt bij Di Rupo helemaal geen gebrek aan durf of moed mee, of faalangst, wel integendeel: het is een duivelste taktiek. Zijn chaos is geprogrammeerd, om zijn ‘tegenstanders’ op hun knieën te krijgen, zodat hij een akkoord op zak kan steken met veel nieuwe belastingen, en de lof van zijn werklozen in Henegouwen en omstreken. Voor hen doet hij het momenteel dus perfect: elke dag gaan er nu nog steeds 30 miljoen transferts van Vlaanderen naar Wallonië. Meer lijkt hem geen barst te kunnen schelen. De Rupo kan het dus perfect, alleen betreft het iets heel anders dan wat andere partijen, belangengroepen en de media van hem verwachten. En blijkbaar gaan de andere politieke partijen daar nog altijd behoorlijk in mee, en kan men verwachten dat ze eerstdaags zullen toegeven omdat zij niet willen verantwoordelijk zijn voor nog meer uitstel. Dan heeft Di Rupo bereikt wat hij wou, en gaan we dan samen Griekse toestanden tegemoet.
Read more...

17 november 2011

Het Vlinderakkoord (3). Brussel wordt ook een (bijna volwaardige) Gemeenschap

Alles wat het Vlinderakkoord aan nieuwe bevoegdheden naar de Gemeenschappen overhevelt, komt in Brussel helemaal niet bij de Gemeenschappen terecht, en zelfs niet bij de Vlaamse- (VGC) en Franstalige (Cocof) Gemeenschapscommissie, maar bij de GGC, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Alle 89 Brusselse verkozenen uit de Brussels Gewest zitten in de Raad van de GGC (= een tweede Brussels parlement) en alle Brusselse ministers en staatssecretarissen zitten in de executieve van de GGC (= een tweede Brusselse regering), en ALLEEN zij. De Vlaamse Gemeenschap in Brussel wordt dus voor alle nieuwe materies afgeschaft, en zo ook de zeggingschap van het Vlaams parlement of de Vlaamse regering hierbij ontnomen. Alle nieuw overgehevelde ‘Gemeenschapsbevoegdheden’ worden dus de facto Gewestmateries. Brussel wordt zo naast een volwaardig Gewest ook een bijna volwaardige Gemeenschap, met het behoud van dure dubbele instellingen.

In mijn artikel van 26 juni ‘11 'Het schimmig bestaan van de Gemeenschappen' ging ik uitvoerig in op het schijnbestaan van de Gemeenschappen. Kort samengevat komt het er op neer dat de Gemeenschapsbevoegdheden zoals onderwijs, cultuur en welzijn in Brussel niet de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, en dus van het Vlaams parlement zijn, maar de Gemeenschapsmateries er de exclusieve bevoegdheid van de parlementsleden en ministers van het Brussels Gewest zijn. Gemeenschapsmateries worden in Brussel beheerd door organen die een soort ontdubbeling van het Brussels Gewest zijn, met eigen kabinetten en een eigen administratie. De Vlaamse 'Brusselminister', tevens Vlaams gemeenschapsminister van onderwijs heeft er niets te zeggen. Het Vlaams parlement mag decreten over ‘Gemeenschapsmateries’ goedkeuren, de uitvoering hiervan gaat altijd via de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).

Gemeenschapsmateries worden in Brussel dus exclusief praktisch uitgevoerd door de Brusselse gewestministers. Wat dus bedoeld was om de 'persoonsgebonden materies' van zowel alle inwoners van Vlaanderen als de Vlamingen van Brussel samen te beheren, de Vlaamse Gemeenschap, is dus één grote farce, om niet te zeggen leugen en bedrog. Tot nu werden de Gemeenschapsmateries ten minste nog beheerd door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, zeg maar de Vlamingen van het Brussels Gewest, maar heeft de Vlaamse Brusselminister er al niets te zeggen. De Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bestaat uit alle leden van de Nederlandse taalgroep in het Brussels Parlement (17). Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bestaat uit de twee Vlaamse Ministers en de Vlaamse Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: momenteel de ministers Jean-Luc Vanraes (VLD) en Brigitte Grouwels (CD&V) en de staatssecretaris Bruno De Lille (Groen). Pascal Smet mag als Brussels lid van de Vlaamse regering de vergaderingen van het College wel bijwonen, echter alleen met raadgevende stem. In een gemeenschappelijk persbericht van 19 mei ’11 zeggen Vanraes, Grouwels en De Lille maar al te duidelijk dat de Vlaamse Gemeenschap hen niets te zeggen heeft, en zij hun Brusselse zaakjes onder elkaar regelen, zonder Vlaamse pottenkijkers: "De Vlaamse Gemeenschapscommissie krijgt middelen uit Vlaanderen maar dat betekent niet dat Vlaanderen als een schoonmoeder over de schouder van het VGC-college moet hangen om te beslissen wat er met die middelen moet gebeuren."

Als men het heeft over de Belgische overdosis aan instellingen en spreekt van 7 parlementen en 6 Regeringen, dan telt men er nog niet eens de drie Brusselse Gemeenschapscommissies bij, waarvan er één vandaag al de bevoegdheid heeft om decreten te maken en goed te keuren, de Cocof. Men zou bij België dus moeten spreken over 10 parlementen en 9 regeringen. (Eén regering minder dan er parlementen zijn, omdat er federaal één regering is, met twee parlementen: Kamer en Senaat). Die Gemeenschapscommissies zijn dan nog geldverslindende instellingen die alleen maar dienen om te verbergen dat Brussel al lang Gemeenschapsbevoegdheden heeft, zonder dat men ze zo noemt. In die Gemeenschapscommissies zitten alleen politici die verkozen zijn in het Brussels Gewestparlement of deel uitmaken van de Brusselse regering. Totaal overbodige geldverslindende instellingen: er is toch ook geen afzonderlijke commissie voor het uitoefenen van de Vlaamse Gemeenschapsbevoegdheden in eender welke stad of provincie! Alleen in Brussel, juist om te bedekken dat Brussel al lang gedeeltelijk een Gemeenschap is.

Vlinderakkoord maakt van Brussel een bijna volwaardige Gemeenschap

De nieuw over te dragen ‘Gemeenschapsbevoegdheden’ gaan helemaal niet eens meer naar de schaamlapjes VGC of Cocof, maar naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de GGC. Alle 89 Brusselse verkozenen uit de Brussels Gewest zitten er in de Raad (= een tweede Brussels parlement) en alle Brusselse ministers en staatssecretarissen in de executieve (= een tweede Brusselse regering), en ALLEEN zij. Het is dus gelogen te beweren dat nieuwe zogenaamde ‘Gemeenschapsbevoegdheden’ naar de Gemeenschappen gaan, ze gaan in de feiten naar de Gewesten. Met een dure omweg van parallele parlementen, ministerraden en administraties komen we nu zo in de buurt van het voorstel van Vande Lanotte van drie Gewesten (+ de Duitse Gemeenschap) en de de facto afschaffing van de bevoegdheden van de Gemeenschappen.

Het Vlinderakkoord bepaalt expliciet dat de financieringsmiddelen van de nieuwe bevoegdheden van de Gemeenschappen zullen worden overgeheveld naar de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van Brussel waar ze naar de GGC zullen worden overgeheveld.
De rubriek ‘Gezondheidszorg en hulp aan personen’ begint hiermee trouwens meteen in de eerste zin: ‘De onderstaande beleidsdomeinen zullen gecommunautariseerd worden. In zoverre de bevoegdheden – voor wat personen betreft – verplichtingen of rechten op een tegemoetkoming of toelage inhouden, of in de mate dat het om bicommunautaire instellingen gaat, zal in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de bevoegde overheid zijn.’
Verder wordt dit nog een paar maal herhaald:
- ‘De tegemoetkoming hulp aan bejaarden wordt aan de gemeenschappen overgedragen (in Brussel zal de GGC die bevoegdheid krijgen).’
- ‘Overheveling kinderbijslag, geboortepremies en adoptiepremies naar de Gemeenschappen. In Brussel is de GGC bevoegd, met uitsluiting van de twee Gemeenschappen.’
- ‘Jeugdsanctierecht. Communautarisering (GGC in Brussel) van de volgende materies... :’

Twee keer wordt zelfs direct het Brussels Gewest aangeduid als vervanger voor de Gemeenschappen, en niet eens meer de GGC:
- 'Voor de financiering en subsidiëring van de gemeentelijke sportinfrastructuur zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de mogelijkheid hebben om op dezelfde manier als de Gemeenschappen op te treden.'
- 'De beroepsopleiding blijft een gemeenschapsbevoegdheid. Er wordt de wettelijke mogelijkheid voorzien voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om programma’s voor beroepsopleidingen op te zetten in het kader van het werkgelegenheidsbeleid, waarbij rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van Brussel.’
Dat alles wordt 'natuurlijk' al weer gebetonneerd in een bijzondere wet, met een wijziging van de bijzondere wet op de institutionele hervormingen van 8 augustus 1980.

Het Vlinderakkoord komt dus sterk overeen met de voorstellen van Vande Lanotte begin 2011. Mark Grammens over ‘Brussel’, in Journaal nr. 595, 10 febr '11: 'De toon voor de Vlaamse kapitulatie werd gezet door Vande Lanotte, wiens nota - het produkt van maanden overleg - op één punt een radikale hervorming beloofde: Brussel kwam er zeer versterkt uit, zo institutioneel als financieel. Vande Lanotte zette "de staatsstruktuur definitief op het spoor naar een federalisme met drie en ondergraaft bovendien de garanties voor de Vlamingen in Brussel. In ruil voor deze verregaande toegevingen krijgen de Vlamingen enkel wat bric-a-brac bevoegdheden" (Bart Maddens, in De Standaard, 27.1.11). Bovendien kreeg Brussel hopen (Vlaams) geld, en allerlei bijkomende taken, plus de oprichting van een grootstedelijke raad reikend tot ver over de gewestgrenzen, plus nog tweetalige kieslijsten waarop slechts Vlamingen zouden prijken die voor de Franstaligen "aanvaardbaar" zijn.…. Beseft iedereen wel voldoende dat als men Brussel tot een derde gewest uitbouwt volgens de termen van de nota-Vande Lanotte, Brussel voor Vlaanderen definitief verloren is zonder dat, en vooral vóórdat, Vlaanderen onafhankelijk wordt? In dat laatste geval, had men de politieke en taalrechten van de Brusselse Vlamingen misschien nog kunnen laten waarborgen door de Verenigde Naties, en bovendien zou daar héél veel, namelijk een volledige zelfstandigheid van Vlaanderen, tegenover staan, en bestond de kans dat een zelfstandig Vlaanderen zou wegen op Brussel. Maar hier gaat het louter en alleen om het opgeven van Brussel, in ruil voor slechts wat meer bevoegdheden voor het Vlaamse gewest, maar die liggen alles bij elkaar nog ver verwijderd van bijvoorbeeld de bevoegdheden van een Zwitsers kanton, dat ook de sociale zekerheid runt, waar in de visie van N-VA hier geen sprake van is. Zonder dat Vlaanderen de voordelen geniet van de zelfstandigheid wordt volgens dit ideetje dus reeds weggegeven wat een laatste ruil voorafgaand aan een volledige zelfstandigheid had moeten zijn. Nu echter kunnen de Franstaligen, als ze hun eigen Brussels gewest hebben, bevrijd van een Vlaamse politieke aanwezigheid, weer "demandeurs de rien" zijn, en zal Vlaanderen over geen drukmiddel meer beschikken om verdere stappen te zetten in de richting van zijn zelfbestuur.' ’ (Einde citaat)

In het Vlinderakkoord is er wel geen sprake meer van tweetalige lijsten, maar er staat wel in: 'Een ad hoc werkgroep, samengesteld uit Brusselse vertegenwoordigers van de acht bij de onderhandelingen betrokken partijen, onderzoekt de specifieke vraagstukken van het gebruik der talen in Brussel en van de tweetalige lijsten.' Dat betekent dus dat de Vlaamse partijen niet eisen dat de taalwetgeving in Brussel onverkort eindelijk gerespecteerd wordt, en niet langer dode letter blijft, maar er wel mee akkoord gaan dat 'het gebruik der talen' in Brussel moet herzien worden (wat niets anders kan betekenen dan versoepelen), en dat dit uitsluitend zal gebeuren met Brusselse vertegenwoordigers. Vlaanderen heeft dus volgens die onderhandelaars in Brussel niets meer te zeggen.

De Wever stelde al voor de kinderbijslag de facto over te dragen naar de Gewesten

De Wever stelt in zijn ‘Verslag aan Koning Albert II’ van 17 oktober ‘10 voor om in Brussel de bevoegdheid over kinderbijslag en kraamgeld toe te kennen aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Dus kan Di Rupo zonder problemen in die richting verder gaan, en de bevoegdheden van de GGC nog verhogen, ‘in de geest van De Wever’…. Letterlijk in de ‘nota-De Wever’:
'Sinds de staatshervorming van 1980 zijn de Gemeenschappen bevoegd voor het gezinsbeleid, met inbegrip van alle normen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen. Ter wille van de homogenisering van de bevoegdheidspakketten en om hen een bijkomend beleidsinstrument ter beschikking te stellen, zou het aangewezen zijn de kinderbijslag over te dragen aan de Gemeenschappen. Ter wille van de specifieke situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kan aanvaard worden daar een gemeenschappelijk beleid van de twee Gemeenschappen te ontwikkelen, meer bepaald door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). De Vlaamse en Franse Gemeenschapsregeringen en -parlementen zullen hun bevoegdheden inzake gezinsbijslag dus uitsluitend in respectievelijk het Vlaamse en het Waalse Gewest uitoefenen. De Duitstalige Gemeenschap kan haar bevoegdheid in deze zelf uitoefenen of deze overdragen aan de Franse Gemeenschap. De nieuwe regering zal de bevoegdheid en de middelen voor de toekenning van kinderbijslag en kraamgeld naar de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) overhevelen, met dien verstande dat in het Brusselse Gewest die bevoegdheid uitgeoefend wordt door de Vergadering en het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De Gemeenschappen krijgen volledige autonomie voor de jaarlijks toegekende middelen. In het Brussels gewest gaat deze bevoegdheid naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) in wiens college de ministers van de Vlaamse en Franse Gemeenschap voortaan volwaardig stemrecht krijgen in plaats van een louter adviserende stem.'

Het Overlegcentrum van de Vlaamse Verenigingen (OVV) startte in november een informatiecampagne over de 'Akkoorden Di Rupo'. Na een dergelijke fenomenale toegeving van De Wever, heeft de OVV het natuurlijk moeilijk om hard te protesteren tegen de de facto naar de Gewesten over te dragen kinderbijslag. Uit hun tekst hierover:
‘In Brussel zijn die twee gemeenschappen buiten spel gezet. Daar zal, als dit akkoord ooit goedgekeurd wordt, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) alles beslissen. De Gemeenschappen kunnen er zelfs geen toeslag geven. Een Vlaams kind krijgt dus een andere uitkering al naargelang in welk gewest het woont. Daardoor is elke solidariteit tussen alle Vlamingen in de kinderbijslag uitgesloten.
Deze regeling geeft de Frans- en Duitstaligen de door hen gewenste autonomie. Daarbij aanvaarden de Franstaligen blijkbaar wel verschillende kinderbijslagen voor éénzelfde kind, al naargelang dat in het Waalse of het hoofdstedelijke gewest woont. Verschillende bijslagen per kind, dat was nochtans hun grote argument tegen echte overdracht aan de gemeenschappen! Dat terzijde. Maar de Vlamingen krijgen dus geen zulke autonomie. Zij moeten aanvaarden dat ze verdeeld worden en dat de door hen gewenste solidariteit tussen alle Vlamingen onmogelijk gemaakt wordt. Vele Vlamingen
ervaren dat als een gevaarlijke strategische toegeving.
Wat denkt het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen ( OVV ) daarover?In welke andere democratische, federale staat eist één bevolkingsgroep dat een andere pas autonomie krijgt, als het eerst een deel van de eigen groep en gemeenschap wil laten vallen? De onderhandelende partijen noemen de overdracht van kinderbijslag een 'communautarisering'. Dat is bedrieglijk. Het wordt de gemeenschappen immers onmogelijk gemaakt om alle kinderen van hun gemeenschap een gelijke kinderbijslag te geven!’

Zover het OVV. Daarbij is de transfert van de kinderbijslag, goed voor circa 5 miljard euro, zowel naar de Gemeenschappen als naar de Gewesten een symbooldossier. Het geld voor de kinderbijslag komt in hoofdzaak van bijdragen van werkgevers, werknemers en zelfstandigen. De uitbetaling gebeurt niet door de overheid, maar door een hele reeks kinderbijslagfondsen, die het nodige geld hiervoor krijgen van de betalingen die bij de RSZ of de RSVZ terecht komen. De invloed van eender welke overheid hierin is dus minimaal. De huidige kinderbijslag overhevelen naar de deelgebieden, is zoiets als beslissen dat de benzinestations geregionaliseerd worden. Men blijft verder tanken bij BP, Q8, enz. en diezelfde maatschappijen blijven benzine leveren. Alleen factureren ze hun leveringen globaal aan drie of vier regionale tussenadressen, die dan op hun beurt aan de afzonderlijke tankstations factureren. Dat kost alleen maar meer geld, of het betekent nog meer staatsinmenging. Is het dat wat de N-VA wil? Als de N-VA dan bovendien nog toegeeft om dat symbooldossier de facto aan de Gewesten over te dragen, dan sabotteert ze zelf heel het begrip Gemeenschap en steunt ze de Franstaligen in hun streven van Brussel een volwaardige entiteit te maken die dan samen met het Waals Gewest een Franstalige dominantie zou instellen in een zogenaamd ‘federaal’ België. Er is één troost, die overheveling zou er slechts komen na gelijktrekken van de bijslag voor zelfstandigen en loonrekkenden: ‘Vóór de overheveling wordt het verschil tussen loontrekkenden en zelfstandigen weggewerkt.’ Zal men dan eerst hogere uitkeringen voor zelfstandigen vastleggen op overheidskosten? Wie heeft daar vandaag geld voor? Of de zelfstandigen dwingen veel meer af te dragen? Die overheveling komt er dus vermoedelijk nooit, als het pas na een gelijkschakeling gebeurt.

Brussel is al een 'Région à part entière'

Men mag niet vergeten dat België bestaat uit Gewesten en Gemeenschappen, elk met zijn specifieke bevoegdheden. Grof samengevat zijn de Gewesten bevoegd voor alle grondgebonden zaken (wegen, enz..) en de Gemeenschappen voor alle persoonsgebonden zaken (onderwijs, cultuur, enz..). Brussel is in feite al een volwaardig Gewest, behalve voor enkele grondwettelijk geregelde zaken. Het Brussels Gewest moest wat bijzonderheden aanvaarden, die samenhangen met zijn hoofdstedelijke functie en met de bescherming van de Vlamingen in Brussel. Het heeft, in tegenstelling tot het Vlaams en Waals Gewest en de Gemeenschappen geen zogenaamde volledige 'constitutieve autonomie', (zie artikel hierover in Wikipedia) waarmee men volledig autonoom zaken mag regelen betreffende de verkiezing, samenstelling en werking van hun parlement, de samenstelling en werking van hun regering, enz. Met de bijzondere wet op de Brusselse instellingen is dit materie die federaal gehouden werd. Het Brussels Gewest kreeg deze bevoegdheid niet, om te verhinderen dat Brussel dit eenzijdig zou kunnen wijzigen ten nadele van de Vlaamse minderheid, terwijl dit samenhangt met de beschermingsregeling voor de Franstalige minderheid op federaal niveau. Verder heeft het Brussels Gewest exact dezelfde bevoegdheden als de andere Gewesten, en is het dus zonder meer als een volwaardig gewest te beschouwen. Wanneer de Franstalige politici eisen dat Brussel een 'Région à part entière' moet worden, bedoelen ze, veel meer dan dat het een volwaardig Gewest zou worden, dat het eveneens volle bevoegdheid krijgt over alle Gemeenschapsmateries. Met het Vlinderakkoord is een reuzenstap in die richting gezet.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Région à part entière + Communauté

Het Vlinderakkoord voorziet nu in de toekenning van een bijna volledige constitutieve autonomie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (en de Duitstalige Gemeenschap), zij het met nog enkele beperkingen. De waarborgen van de Vlaming in Brussel (zoals de pariteit in de ministerraad en de gewaarborgde vertegenwoordiging in het Brussels parlement) zouden niet onder de constitutieve autonomie van Brussel vallen. Dit blijft een federale bevoegdheid. Zoniet zou Brussel die bevoegdheid kunnen aanwenden om de beschermingsmechanismen ten voordele van de Vlaamse Brusselaars te omzeilen of af te schaffen. Maar verder kan het Brussels Gewest besturen als de andere deelgebieden van dit land. Men wijkt dus meer en meer af van het concept van een collegiaal beheer van de gemeenschappelijke hoofdstad door de twee taalgemeenschappen, en komt heel duidelijk tot een federale staat met vier zelfstandige Gewesten en het uitdoven van de Gemeenschappen.

En er komt echter nog meer! Brussels Gewest en GGC zouden gezamenlijke decreten kunnen uitvaardigen, leest men in de rubriek 'Gezamenlijke decreten' in het hoofdstuk over de overdracht van bevoegdheden: 'De mogelijkheid invoeren om de samenwerkingsprocedures tussen de entiteiten te vereenvoudigen. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de GGC zullen deze decreten bij dubbele meerderheid “pre-Lombard” worden aangepast.' (Dat betekent dat de beschermingsmechanismen ten voordele van de Vlaamse Brusselaars gelden bij die gezamenlijke decreten).

In Le Soir van 12 oktober ’11 schrijft Veronique Lamquin over het toen net gepubliceerd Vlinderakkoord: ‘Dernier élément significatif de cette réforme : le poids renforcé de Bruxelles. Par le refinancement, certes (461 millions à l’horizon 2015). Mais, aussi et surtout, par le statut qu’indirectement, les négociateurs ont reconnu à la capitale. Bruxelles reçoit les mêmes compétences que la Wallonie et la Flandre. Surtout, pour toutes les matières communautarisées, à Bruxelles, c’est à la Commission communautaire commune qu’on les confie ; une institution gérée conjointement par les Bruxellois néerlandophones et francophones. Voilà qui écarte tout à la fois le risque de cogestion de la capitale par les deux grandes Communautés du pays, et l’obligation, pour les Bruxellois, de choisir leur camp linguistique.’

Vlaanderen zal dus niets meer te zeggen hebben in Brussel, maar het moet wel nog betalen. Bijvoorbeeld met een zogenaamde ‘correctie’ voor de "pendelaars": ‘Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal een financiering krijgen die tegen 2015 een deel van de gemiddelde gewestelijke belasting (inclusief de nieuwe Gewestelijke dotaties) van de nettostroom pendelaars zal compenseren, en dit tot een bedrag van 44 miljoen in 2015 (13 in 2013, 28 in 2014). De twee andere Gewesten zullen dit bedrag financieren via een verdeelsleutel die gelijkwaardig is aan die van de pendelaars. Vanaf 2016 wordt die financiering nominaal constant gehouden.’

Nog over de ‘nota-De Wever’

Niet alleen stelde De Wever voor de kinderbijslag de facto te regionaliseren naar de Gewesten, hij stelde voor om zo veel mogelijk allerhande overlegorganismen op te zetten die niets anders zullen doen dan de Vlaamse bevoegdheden aan banden leggen, minstens hinderen bij het uitoefenen van die bevoegdheden: ‘Gelet op de grote interactie op velerlei bevoegdheidsdomeinen (mobiliteit, economie, werk…) worden de drie Gewesten uitgenodigd om samenwerkingsakkoorden te sluiten over zoveel mogelijk beleidsdomeinen. Gelet op de pendel van en naar het Brussels gewest en de centrale ligging, wordt in een bijzondere wet ingeschreven dat voor verkeersplannen en wegenwerken die de toegang of uitgang tot Brussel betreffen, er een verplicht voorafgaand overleg dient plaats te hebben tussen de betrokken gewesten.’

De Wever stelt dus zelf voor de Vlaamse bevoegdheden te beperken door allerhande samenwerkingsakkoorden. Di Rupo doet dus gewoon verder in de stijl van De Wever, en gaat uiteraard iets verder, zover hij de belangen van de Franstaligen kan dienen. Het waren dus niet zomaar woorden, als Magnette stelde dat de PS akkoord kon gaan met 90% van de nota De Wever.
‘Gelet op de grote interactie op velerlei bevoegheidsdomeinen..’ leest men dus bij De Wever! Is dat niet heel duidelijk toegeven dat al dat regionaliseren en federaliseren op zo’n lapje grond als België geen verstandige oplossing is: eerst rommelig splitsen, en dan nog bovenop ‘over zoveel mogelijk beleidsdomeinen’ samenwerkingsakkoorden sluiten. We krijgen zo straks een voortdurende herhaling van het spectakel in het Egmontpaleis in 2010, toen op vrijdag 19 maart '10 niet minder dan 39 excellenties uit de verschillende federale en deelstaatregeringen aan tafel zaten, voor de eerste gemeenschappelijke vergadering van alle regeringen van het land. Meer volk dan op een ministerraad van de Europese Unie met 27 lidstaten. En gelukkig waren ze er niet allemaal, want dan zouden er 56 'excellenties' aangeschoven zijn die ons land 'rijk' is, maar ons dus arm maakt.

(Het is ook niet goed begrijpbaar dat De Wever zich heeft laten vangen om een opdracht van de koning te aanvaarden als koninklijk verduidelijker, die expliciet beperkt werd tot slechts 10 dagen, en ook onbegrijpelijk waarom hij in die extreem korte tijd een dikke nota schrijft. Twee dagen voor de publicatie schreef Joëlle Milquet al een mededeling om de nota hoe dan ook meteen af te schieten, en stelde die voor aan Di Rupo. Di Rupo is daar niet op ingegaan, maar heeft wel zoals het hele Franstalig front, enkele uren na publicatie de nota namens de PS ‘inadmissible’, inbuvable’, desastreus, enz.. genoemd. De Wever had het moeten weten, en hij had veel meer tijd dan tien dagen moeten nemen, om pas na veel langer onderhandelen met een tekst te komen. Dan had hij wellicht geen voor Vlaanderen zo barslechte voorstellen gedaan?).

“Toutes les balises des francophones sont là”

Het Vlinderakkoord bevat geen vooruitgang voor meer Vlaanderen, maar de Franstaligen zien er wel al hun bakens en stoptekens in terug.
Le Soir, zaterdag 24 sept ’11:
"On a obtenu un accord vraiment très très équilibré", se réjouit Joëlle Milquet, la négociatrice CDH.
C'est un pas de géant dans la bonne direction », a commenté le président du MR Charles Michel. C'est «mission accomplie» pour les francophones et le cdH, a lancé la vice-première ministre Joëlle Milquet. Au PS, Laurette Onkelinx parle de « grande joie et de soulagement » et voit dans l'accord les prémices de « la nouvelle Belgique fédérale » que tentent de dessiner les négociateurs. Pour Ecolo, il s'agit d'un « accord équilibré qui permettra à chacun de construire l'avenir avec de justes moyens ».
Pas d'appauvrissement des Régions wallonne et bruxelloise, financement plus juste des Communautés, refinancement de Bruxelles. La présidente du CDH se félicite de l'accord intervenu cette nuit.
Un bon accord pour les francophones ?
C'était sans doute la négociation la plus difficile. L'enjeu, c'était l'existence des Wallons et des Bruxellois, la survie du fédéral. Au final, on a obtenu un accord vraiment très très équilibré. Toutes les balises que les francophones, et en particulier le CDH, s'étaient fixés, sont là. C'est inespéré. On a obtenu le non-appauvrissement des entités fédérées et un financement plus juste des Communautés, ce qui est positif pour les francophones !’

Nog Le Soir, dezelfde dag:
Giuseppe Pagano, professeur de Finances publiques à l'Université de Mons, nous a livré ses premiers commentaires.
Les francophones se réjouissent d'avoir rééquilibré en leur faveur le financement des Communautés ?
L'idée générale c'est qu'on va financer les Communautés selon leurs besoins. C'est très favorable aux francophones, bien plus que dans l'actuelle loi de financement. C'est donc très rassurant. A ce propos, autre point majeur, pour les francophones : ils ont obtenu que l'on transfère les allocations familiales, pour Bruxelles, à la Commission communautaire commune. Cela revient, en pratique, à régionaliser les allocations familiales. C'est très important. Cela évite d'ouvrir la boîte de Pandore des sous-nationalités, de la coexistence, à Bruxelles, d'un système francophone et néerlandophone, cela évite de mettre deux Communautés en concurrence directe sur le territoire de la capitale. On n'a donc évité de créer un dangereux précédent !

Weg met dat akkoord?

Tot slot nog terug even Mark Grammens, in zijn Journaal nr. 613 van 20 oktober ‘11, waarin hij ook Béatrice Delvaux citeert:
‘’Het enige positieve dat kan gezegd worden van de akkoorden die onder leiding van Di Rupo door de kleinste vier Vlaamse partijen met alle Franstalige partijen tezamen gesloten werden, is dat ze met zoveel haken en ogen aaneen hangen dat de kans dat ze onuitvoerbaar zullen blijken, zeer groot is.
Dan is B-H-V niet gesplitst maar dan nemen de faciliteiten in gerechtszaken voor de Franstaligen in B-H-V ook niet toe, zoals nu werd voorzien. Dan komt er geen nieuwe financieringswet maar hoeft men Brussel ook geen bijkomend bedrag van 500 miljoen euro toe te stoppen zonder duidelijke afspraken over de vraag waar dat geld uiteindelijk terecht zal komen. En wat de overdracht van bevoegdheden betreft: dat is prima, en het is leuk te vernemen dat we in Vlaanderen ons eigen "dierenwelzijnsbeleid" zullen kunnen voeren, maar het zou beter zijn als we door een splitsing van de sociale zekerheid ook nog ooit eens ons "mensenwelzijnsbeleid" zelf zouden mogen invullen.
Struikelt het akkoord, dan krijgt Brussel niet de nieuwe bevoegdheden die er een volwaardig derde gewest van maken, en die Béatrice Delvaux in Le Soir (12.10.11) doen jubelen: wij, Franstaligen, hebben niets opgeofferd dat we niet wilden geven, zegt ze, en we hebben het essentiële binnengehaald van wat we wilden verkrijgen, te weten: Brussel is zo goed als een gewest (quasi une Région a part entière), het krijgt genoeg geld om zijn positie te verstevigen, de zes faciliteitengemeenten zijn bijna ingelijfd (sont potentiellement bruxelloises), en de corridor Brussel-Wallonië is gewaarborgd (est garanti). Wilfried Martens zei onlangs nog (in Knack, 5.10.11) dat de definitieve afbakening van de gewesten maar plaats zou vinden nadat niet slechts de kieskring maar ook het gerechtelijk arrondissement B-H-V zou zijn gesplitst. Welnu, wat het gerechtelijk arrondissement betreft, is het tegenovergestelde gebeurd: de positie van de Franstaligen (noem het faciliteiten) wordt er versterkt.
Dus, het moge duidelijk zijn: weg met dat akkoord.’ (Einde citaat) (Artikel met de titel ‘met Di Rupo keert de PS-staat terug’).

Er valt nog veel over het Vlinderakkoord te zeggen, maar na dit deel drie stop ik. Globaal is het een akkoord waarbij de Franstaligen, de zelfverklaarde ‘demandeur de rien’, alles krijgen wat hun hartje wenst, en de Vlamingen fundamentele toegevingen gedaan hebben die het bestaan van de Gemeenschappen doet wankelen, de Franstaligen nog weer meer grendelwetten oplevert om de Vlaamse meerderheid te neutraliseren en veto’s te kunnen stellen, de aanzet geeft voor een ‘très grand Bruxelles’ van heel de vroegere provincie Brabant, de positie van Vlaanderen en van de Vlamingen in Brussel zwaar onderuit haalt, de faciliteitengemeenten quasi deel laat uitmaken van het Brussels Gewest, de Vlaamse overheid niet het laatste woord heeft over de benoeming van de burgemeesters in de zes faciliteitengemeenten, maar een algemene vergadering van de Raad van State, de verfransingsdruk in Vlaams-Brabant nog toeneemt, de Franstaligen een corridor voor hun gedroomde staat Wallonie-Bruxelles zogoed als binnen hebben, de Franstaligen een Franstalige senator mogen coöpteren in Halle-Vilvoorde (BHV gesplitst??..), de afbouw van de overfinanciering van Wallonië op basis van de financieringswet pas over tien jaar begint en bovendien de transferts in de sociale zekerheid – door sommigen op 11 miljard euro per jaar geraamd – volledig buiten schot blijven, Brussel meer geld krijgt zonder enige inspraak van de Vlaamse Gemeenschap, enz., enz. Men kan moeilijk goede zaken vinden in dat akkoord die de Gemeenschappen zouden versterken, BHV op een zuivere manier zou splitsen zonder compensaties, een eind zou maken aan de transferts, de Franstaligen eindelijk zouden aanvaarden dat niet ook Frans, maar alleen het Nederlands de bestuurstaal is in heel Vlaanderen, enz., enz… Waren er eigenlijk wel onderhandelaars bij die de belangen van de Vlamingen behartigden? Die de ‘hardwerkende Vlaming’ verdedigden tegen een nog grotere en duurdere overheid, die hem bovendien nog een neus zet?
Met de woorden van Guy Tegenbos: 'de bevoegdheidsverdeling blijft een lappendeken die nog meer staat vergt.' (DS 12 okt '11). En dat kunnen we net missen als kiespijn.

Het valt te verwachten dat in Vlaanderen een massale reactie op gang zal komen tegen het Vlinderakkoord, net als eerder tegen het Egmontpact van 1977 (artikel in Wikipedia over het Egmontpact ).

Vooraf:
Vlinderakkoord (2). Het blijft meer dan ooit: "La Belgique nous appartient"
'Het vlinderakkoord (1). Het verslag in de kranten'

Andere kritische en minder kritische stemmen over het Vlinderakkoord kan men vinden op de website van de Vlaamse Volksbeweging, op de bladzijde ‘Niet in mijn naam – Verwijzingen’
Read more...

16 november 2011

Een zacht eitje (victacausa)

.
Als we het over karaktertrekken hebben, dan zijn bescheidenheid, openheid, hoffelijkheid, ernst en voorzichtigheid eigenschappen die een mens sieren. Respect betonen ook. Zelfs een bepaalde mate van naïviteit is een sieraad.

Nu bezitten veel mensen één, of soms twee van deze zeven eigenschappen –die trouwens enige verwantschap vertonen: zo zul je een hoffelijke mens vaak ook respect zien betonen– maar zeker moet je flink wat geluk hebben om ze alle zeven bij één en dezelfde persoon aan te treffen. En de kans dat je op één enkele dag meerdere zulke exemplaren opmerkt –dat je ze bij wijze van spreken bij bosjes vindt, dat je er bijna over struikelt– die kans is zo goed als onbestaande.


Nochtans is dat precies wat de Gentse acteur en stadsdichter Peter Verhelst vrijdag is overkomen in de grote familie van Thurn und Taxis, vertelt hij ons vandaag in De Standaard. Peter was daar uitgeloot bij de 704 waar u waarschijnlijk al van gehoord hebt als u een radio of tv bezit. Misschien dat Peter door het lot speciaal een handje werd geholpen omdat die genoemde zeven eigenschappen ook in zijn eigen persoon verenigd zijn – terwijl hij nochtans een gewoon mens is gebleven, zoals u en ik.


Dat van zijn zeven goede eigenschappen zegt hij natuurlijk niet zelf –zijn bescheidenheid belet hem dat– maar ik leid het toch af uit zijn ingezonden briefje. En je moet dan al goed lezen, want het is opmerkelijk dat Verhelst ons op het verkeerde been probeert te zetten door expres de wat grovere termen niet uit de weg te gaan. Zijn ernst zal hem daartoe verplicht hebben. Zo zijn zijn tegenstanders cynisch, plat, te kwader trouw. Ze blaffen en brullen.

Hijzelf houdt wel van tegengestelde meningen anderzijds, op voorwaarde dat die zachtjes tegen elkaar aanbotsen. Dus niet zoals biljartballen die in verwarde patronen onmiddellijk  weer wegketsen. Nee, we kunnen hier beter denken aan het oude ijskarretje van de Veneziana op het SintVeerleplein. Als je daar drie bollen vroeg, bijvoorbeeld vanille, chocolade en appelsien, dan liet de man die bollen inderdaad zachtjes tegen elkaar aanbotsen, en maakte hij er één mooi tricolor horentje van. Die bollen bleven wel gescheiden, dus niet zoals bij dat verfoeilijke soft ice waar alles één kliederboel wordt.

Nu is soft ice meen ik niet wat Peter Verhelst wil, want hij heeft het in zijn briefje over het duidelijke rode bolletje dat hijzelf vorig jaar in het stemhokje maakte. Niet naast zijn eigen naam vermoed ik, want dat zou in tegenspraak zijn met alle zeven zijn deugden, maar wellicht toch op zijn eigen lijst Groen!
Maar met dat rode bolletje van hem is naderhand geen rekening gehouden, zegt Peter. Er werd geen acht op geslagen, hij werd niet gehoord. Zijn voorzitter zat wel maanden aan tafel met di Rupo, maar dat maakt niet uit. Trouwens, die zevenhonderd en drie anderen bij Thurn und Taxis waren ook niet gehoord.

Alle 704 mochten ze daarom nu mooie ochtendpredikingen aanhoren van beroemde professoren en baronessen, kregen zij vervolgens spijzen die een milde hand hen gaf, en tot slot werd hen door alle parlementsvoorzitters die het land rijk is de biecht afgenomen.

Maar om nu van onze Peter niet helemaal een heilige te maken: een achtste eigenschap, die hem lijkt te ontbreken, is die van de durf. Geen vermetelheid bedoel ik, gewone durf.
Peter durfde wel schrijven: al wie de G1000 smalend afdoet als een ridicule, particuliere, systeembevestigende jamboree is te kwader trouw.” en nu is mijn vermoeden dat hij hier mijn Facebook-berichtje van 8 november citeerde: “ongelooflijk dat het radionieuws nog maar eens reclame maakt (hoofdpunt!) voor die ridicule, particuliere, systeembevestigende G1000, waar burgers zullen discussiëren over thema’s die hen “nauw” [bedoeld werd “na”] aan het hart liggen
En misschien ook dit berichtje van twee dagen later:  “En radio, televisie en alle kranten lopen zich uit de naad om reclame te maken voor die “Jamboree” (omschrijving van Van Cauwelaert).”
Die namen noemen durfde Peter echter niet. Zoals iemand zei: “audacieux, mais pas téméraire”. 

Doe dan toch maar soft ice voor deze knaap.
.

Labels: , , , ,

Read more...

15 november 2011

Vive la République

We weten allemaal dat bovenstaande leuze door ene Julien Lahaut werd geroepen tijdens de eedaflegging van Koning Boudewijn op 11 augustus 1950. Een week later werd hij voor zijn deur geëxecuteerd. De leden van het doodseskader, afkomstig uit Leopoldistische kringen, verbonden met het koninklijk Hof, de CIA en het Gladio-netwerk, waren bekend maar zijn nooit verontrust. Ondertussen is de zaak verjaard en voer voor historici. Jean-Pierre Van Rossem deed het in 1993 nog eens dunnetjes over, toen Koning Albert werd gekroond.


Op elke 15de november, Dag der Dynastie, worden we er nog eens aan herinnerd dat we in een (weliswaar constitutioneel) koninkrijk leven, als relict van het middeleeuwse feodalisme. De Belgische kloof is hier bepaald frappant. Ik woon in Overijse, aan de taalgrens, en hoef maar een paar honderd meter te wandelen om te zien hoe talrijk de driekleur wappert in Wallonië, en hoe zuinig in Vlaanderen. De Vlaming heeft mentaal al lang afscheid genomen van de Koningshuis, al heeft datzelfde Koningshuis zijn overleving ooit te danken gehad aan diezelfde Vlamingen, toen het na WO. II tot een referendum kwam bij de terugkeer van Leopold III.

Die onthechting is het resultaat van een langzaam proces dat toch eerder met verlichting en emancipatie te maken heeft, dan met verzuring en negativisme. Maar zo ziet de Belgitude het niet, een verzamelnaam voor de systeem-ondersteundende elementen en geledingen in dit land: België, het vorstenhuis van de Coburgs, de gestelde lichamen (waarmee alle institutionele en maatschappelijke dragers worden bedoeld), en de veronderstelde culturele identiteit van deze natie (geassocieerd met het surrealisme, bier en frieten),- het behoort tot één onlosmakelijk pakket. Wie aan één van deze pijlers raakt, wordt haast als inciviek beschouwd. Ergo: Laken is en blijft het mentale middelpunt van deze natie, en frieten zullen er gegeten worden. Zijdelings speelt ook het kerkorgel nog altijd mee, want vandaag, 15 november, is de Basiliek van Koekelberg de place-to-be.

Lakeien


Men zou in theorie België kunnen hermodelleren tot een republiek. Maar dat schijnt niet in de genen van deze staat te zitten. De verwevenheid van de politieke, economische en culturele elites met het Hof is daarvoor te groot, en te historisch gedetermineerd. De gestage productie van baronnen en baronessen mag men als de meest geslaagde marketingstrategie van het Belgische koningshuis beschouwen: allemaal mannen en vrouwen met verdiensten voor de samenleving, maar meteen ook gewillig ingelijfd in het tricolore establishment.

Men kan koning Albert en zijn troonsopvolger Filip niet kwalijk nemen dat ze voor hun job vechten, ik zou het misschien ook doen. Maar dat kunstenaars zoals Anne Teresa De Keersmaeker en Jan Fabre daarin enthousiast meegaan, bewijst dat ze het politiek statement achter zo’n eretitel zeer goed begrijpen én onderschrijven: het is een steun aan de het koningshuis, de Belgische constructie (in Vlaamsgezinde kringen “la Belgique à Papa” genoemd), het establishment, en de daarbij behorende identitaire ideologie.

En dat is een zeer dubieuze affiniteit. Waarom afficheren ze zich als rebellen, en gedragen ze zich als lakeien? Acties zoals “Niet in onze naam” dragen onmiskenbaar deze signatuur. Speciaal het initiatief voor dit KVS-evenement is in uiterst-linkse artistieke kringen ontstaan, maar de teneur is conservatief, tricolore, en, jawel, lichtjes Albertiaans.

Meteen valt het republikeinse discours vrijwel samen met het radicaal-flamingante. De ironie is, dat de links-progressieve Vlaamse cultuurwereld die tendens heeft bewerkstelligd. Hier en daar zie ik een eenzame dichter, genre Dirk Van Bastelaere, die zich onbeschaamd republikein durft noemen (daarom nog niet flamingant), maar doorgaans zie we overal tamelijk bizarre, “tegennatuurlijke” combinaties van modern artiestendom met melig royalisme dat we eerder in de boekskens verwachten.

Meteen is ook de complete Vlaamse culturele klasse vervreemd van een groot deel van de Vlaamse publieke opinie. Ze weet het, en gedraagt zich als een verlichte minderheid tegenover de domme, “rechtse” Vlaming. Deze haat-liefde-verhouding is sterk uitgesproken bij schrijvers als Dimitri Verhulst en kunstenaars zoals Wim Delvoye: zo Vlaams als hun idioom is, zo Vlaamshatend is hun ideologie, of wat daarvoor moet doorgaan. De Vlaming houdt dus ook niet van zijn kunstenaars, en terecht. Volgens alle clichés van de links/rechts-tegenstelling, is er een echte loopgravenoorlog ontstaan tussen de culturo’s en de zwarten, ik gebruik met opzet de stigmatiserende benamingen, zie bijvoorbeeld ook de manier hoe schilder Luc Tuymans zich in deze profileert. De affiniteit van links met het Belgische koningshuis blijft daarin een duurzaam breekpunt.

Het Land van Ooit

Het is wachten op de dag dat de Vlaamse linkerzijde het republikeins gedachtegoed herontdekt, de filosofie van de Res Publica (letterlijk: “de zaak van iedereen”) die eigenlijk tot de harde kern van ons immaterieel Europees erfgoed behoort. De republiek is dé institutionele uitdrukking van de democratie. Een rechtstreeks verkozen staatshoofd met beperkte legislatuur, en een hoge graad van burgerparticipatie (de zgn. “rechtstreekse democratie”, inclusief bindende referenda) behoren tot de essentie van die natievorm. Zelfs een pure representatieve, “ceremoniële” functie van een koninklijk staatshoofd is niet meer van deze tijd, en fantomiseert de democratie. We zitten dan met schaduwpolitiek, ongestelde lichamen en veel ruis op het debat. Een land dat samengehouden moet worden door een monarch, wordt beter afgeschaft, zo spreekt het gezond verstand.

Burgerparticipatie kan men niet afdwingen: ze moet gestimuleerd worden, ook pedagogisch, in een maatschappijvormend kader. Maar in Vlaanderen smelt dat kader nog elke dag weg: we herkennen ons niet in een natie, er is geen gemeenschapsgevoel. De culturele elite die hier een pedagogische opdracht heeft, is weggelopen en koestert zich in een vrijwillige ballingschap, zoals ze na de Val van Antwerpen in 1585 deed.

Nu het G-1000-initiatief in elkaar is gekla pt tot zijn reële, niet-gemediatiseerde afmeting, namelijk die van een vaderlandslievende hobbyclub, is het tijd voor een ander, breder verhaal. Vanaf dag 1 werd David van Reybrouck al uitgespuwd door de kanunniken van de Vlaamse beweging. Hij zal er plezier aan beleefd hebben, en het opgevat hebben als een zelfbevestiging. Toch zijn ze op elkaar aangewezen, en wordt het tijd dat de Vlaamse intelligentsia de emanciperende kracht van het republikeinse denken (her)ontdekt, en dat, omgekeerd, die Vlaamse beweging uit haar stereotiepe klaagzang der kruideniers geraakt.

Voor het Belgische regime, het friet-en-bier-nationalisme, en voor onze vorst en zijn hofhouding, is er dan geen plaats meer. We hoeven hen niet naar de guillotine te sturen. Ik pleit eerder voor een Europees “Land van Ooit”, waar alle monarchen en hun uitgebreide families in een groots domein een luxueus leven kunnen leiden, met als enige tegenprestatie het publiek tentoonstellingskarakter daarvan. Ideaal voor schooluitstappen. Ze kunnen in dat sprookjesbos verder onder elkaar keuvelen, staatsiebezoeken afleggen, cohabiteren, zelfs trouwen en kindjes krijgen. Ik ken zelfs een park in Tongeren dat daar ruimte voor biedt.

Daar vallen ook de handelsmissies van Prins Filip te situeren, de troonredes, het raadplegen van verkenners, de colloques singuliers,- zelfs af en toe een aanval van onmacht, zoals het Boudewijn I overkwam toen hij de abortuswet moest ondertekenen.

Neen, als romanticus hou ik echt van operakoningen, prinsen en prinsessen, hun tribulaties, hun emoties. Het goed bestuur van een gemeenschap is natuurlijk iets helemaal anders,- daar hoeft geen drama, komedie, of, godbetert, surrealistische kunst, bij te komen kijken.

De roep “Vive la République” blijft, speciaal in België, als vloeken in de kerk. Speciaal vandaag, als het Te Deum weerklinkt, blijven we hopen dat dat daar eens iemand recht staat en…

Johan Sanctorum
Read more...

11 november 2011

Vlaamse geheimhouding i.p.v. openbaarheid van bestuur

Het Vlaams parlement verzaakt aan een van zijn kernopdrachten: de regering controleren. De regering wil hen slechts selectief bepaalde adviezen van de Inspectie van Financiën bezorgen. Daartegen is geen kamerbreed protest, noch een wetgevend initiatief om de regering daartoe te verplichten. Moeten wij zo een dure praatbarak nog betalen?

Tijdens de plenaire vergadering van 9 november 2011 stelden drie parlementsleden een 'actuele vraag' aan ministerpresident Kris Peeters: Lode Vereeck (LDD), Filip Watteeuw (Groen)en Erik Tack (Vlaams Belang), 'over de weigering van de Vlaamse Regering om nog langer de adviezen van de Inspectie van Financiën systematisch over te maken aan het parlement'. Peeters verstopte zich achter wetten en decreten om uit te leggen waarom niet meer alle adviezen aan het parlement bekend gemaakt worden. Volledige radiostilte bij de drie meerderheidspartijen (CD&V, SP.a en N-VA), waarvan niemand tussenkwam om de vraag te ondersteunen en mee volledige inzage te eisen. Helaas kondigde ook niemand de indiening van een voorstel van decreet aan om de regering te verplichten alle adviezen aan het parlement te bezorgen, zodat Peeters zich daar niet meer kan achter verstoppen. Het Vlaams parlement verzaakt dus meer en meer aan een van zijn kernopdrachten: de regering controleren en het nodige decretale werk verrichten om die controle optimaal te kunnen uitvoeren. Moeten wij zo een dure praatbarak nog met ons belastingsgeld onderhouden?


De volledige tekst kan u nalezen in het verslag van de Plenaire vergadering 16 nr. 8 (2011-2012) – 9 november 2011 (vanaf blz. 13)

Een licht ingekorte versie van het debat:

De heer Lode Vereeck
: Ik richt me eerst tot de collega’s, want mijn actuele vraag over de weigering van de Vlaamse Regering om de adviezen van de Inspectie van Financiën nog langer systematisch aan het Vlaams Parlement over te maken, overstijgt de grenzen van meerderheid en oppositie. Ik vind het persoonlijk een uitholling van het parlementaire controlerecht.... U, minister-president, wil ik dit vragen: waarom beslist de Vlaamse Regering wat zij heeft beslist? Waarom stelt u deze adviezen niet langer op eenvoudig verzoek ter beschikking? Waarom maakt u zichzelf ongewild verdacht? Waarom staat u mij niet toe om mijn parlementair controlerecht uit te oefenen?

De heer Filip Watteeuw: ... Waarom wilt u geen volledige openheid geven in dossiers die ons aanbelangen? Ik ken u als een zeer verstandige man die weet waarom hij bepaalde zaken naar voren schuift en andere niet. U hebt daar argumenten voor. Ik ben het er vaak niet mee eens, maar u hebt wel altijd argumenten. Wanneer u dan adviezen krijgt van bijvoorbeeld de Inspectie van Financiën, ga ik er ook van uit dat u argumenten hebt waarom u wel of niet ingaat op die adviezen. Als u dat inderdaad goed weet, lijkt het me logisch dat u die adviezen ook ter beschikking stelt van het parlement. Ik wil even illustreren hoe belangrijk dit is. Er staat een actuele vraag op de agenda over het Land van Ooit. U moet 1,7 miljoen euro terugbetalen. Weet u dat vier à vijf jaar geleden de voorzitter van dit parlement, toen nog gewoon parlementslid, storm liep tegen dit project? Hij kon heel goed argumenteren dat dit een dossier was dat niet klopte aan de hand van de adviezen van de Inspectie van Financiën. Een ander voorbeeld is het dossier van I-Cleantech.... Het mooiste voorbeeld is dat van de Oosterweelverbinding en BAM. De oppositie die daar is gevoerd, had tot resultaat dat er openheid is gekomen over alle constructies. Er zijn voortgangsrapportages afgedwongen op basis van de adviezen van de Inspectie van Financiën. Minister-president, in hoeverre blijft u erbij dat die adviezen niet meer ter beschikking worden gesteld?

De heer Erik Tack: ... De voorzitter van het Vlaams Parlement heeft ons in het begin van het jaar meegedeeld dat die adviezen van de Inspectie van Financiën op de databank DORIS II beschikbaar zouden zijn voor ons. Nu merken wij dat die daar helemaal niet meer te vinden zijn. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat er eind vorig jaar een besluit was van de Vlaamse Regering waarbij de werkwijze van de Inspectie van Financiën is aangepast. Die inspectie moest zich concentreren op bepaalde dossiers en haar adviezen een meer preventief karakter geven. Zij moest dus wel eens negatief of op zijn minst heel kritisch uit de hoek komen. U hebt niet graag dat de oppositie die adviezen leest.... Waarom zijn die documenten niet meer beschikbaar op de site voor de parlementsleden? Zult u van mening veranderen?

Minister-president Kris Peeters: Ik betreur een beetje de sfeer die hier wordt gecreëerd als zou de Vlaamse Regering zaken achterhouden omdat ze bang is van de oppositie. Het tegendeel is waar. De Vlaamse Regering hecht veel belang aan de optimale relatie tussen het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering....
Ik wil u er eveneens op wijzen dat u uw eigen decreten moet kennen, voor u op een populistische wijze stelt dat de Vlaamse Regering een niet-transparante houding heeft. Ik verwijs naar het decreet betreffende de openbaarheid van bestuur. Natuurlijk is het eerste algemeen principe van dat decreet dat bestuursdocumenten openbaar moeten zijn. Ik deel uw mening dat de adviezen van de Inspectie van Financiën onder de bestuursdocumenten vallen. Ik ga er echter van uit dat u uw eigen decreten kent, namelijk artikel 13, ten derde, artikel 14, ten eerste, en artikel 14, ten derde. De vraag is of adviezen van de Inspectie van Financiën hieronder vallen. Mijn antwoord luidt dat het niet automatisch zo is dat die adviezen onder de uitzonderingen te rangschikken vallen. Dat betekent niet dat alle adviezen van de Inspectie van Financiën moeten worden geweigerd indien ernaar wordt gevraagd. Het is echter al evenmin zo dat die adviezen van de Inspectie van Financiën altijd moeten worden gegeven: in bepaalde omstandigheden vallen die adviezen immers onder die uitzonderingen van uw eigen decreet. U hebt daar waarschijnlijk ook juridisch advies over ingewonnen.
Ik denk dat dit de juiste houding is: de adviezen kunnen niet automatisch altijd worden geweigerd, maar ze kunnen niet altijd automatisch worden gegeven. In dat licht, met respect voor het decreet en voor de uitzonderingen, moeten we bekijken hoe we verder omgaan met het Vlaams Parlement wat die adviezen van de Inspectie van Financiën betreft. Dan is er nog de bijzondere wet van 16 januari 1989. Ik vermoed dat u die ook kent. Ik citeer artikel 51 van die bijzondere wet: “De Gemeenschappen en de Gewesten organiseren een eigen administratieve- en begrotingscontrole en doen daartoe een beroep op inspecteurs van Financiën die hun ter beschikking worden gesteld en onder hun gezag staan. De inspecteurs van Financiën stellen hun verslagen op in volle onafhankelijkheid, en delen deze alleen mee aan de Regering waaronder zij ressorteren.” We moeten dus een weg vinden tussen enerzijds het decreet, dat heel duidelijk is wat de algemeenheid betreft, maar een aantal uitzonderingen bevat, en anderzijds dat artikel 51, dat heel duidelijk stelt dat de adviezen van de Inspectie van Financiën in eerste instantie voor de ministers, voor de beraadslaging door de Vlaamse Regering bestemd zijn. Voorzitter, ik sta ervoor open om, bijvoorbeeld via ontwerpen van decreet, sowieso de adviezen van de Inspectie van Financiën toe te voegen. Ik hoop echter dat dit parlement zijn eigen decreten erkent, en ook het feit dat wij in bepaalde omstandigheden met recht en reden kunnen stellen dat iets valt onder de in het decreet bepaalde uitzonderingen.

De heer Lode Vereeck: Minister-president, uiteraard hebben wij dat juridisch laten uitvlooien. Ik maak me sterk, op basis van de juridische adviezen die wij hebben gekregen, dat een doorsnee burger gewoon op basis van het decreet betreffende de openbaarheid van bestuur aan die bestuursdocumenten kan komen. Het gaat niet over een automatisme. Dat is evident. Het gaat er echter over dat, als een parlementslid die documenten opvraagt, u die nu, sinds de zomer, echt wel doelbewust weigert. Minister Vandeurzen was daar zeer expliciet over: er is een omslag geweest, de Vlaamse Regering heeft het geweer van schouder veranderd. Er is dus duidelijk iets veranderd in uw houding ter zake. Wat is het probleem? Neen, u hoeft me niet alle adviezen ter beschikking te stellen, zeker niet als het gaat over adviezen ex ante, adviezen in voorbereiding van een beslissing die eventueel niet wordt genomen. Als die beslissing er echter is, en ik krijg een nota van de Vlaamse Regering, dan bevat die vaak replieken op het advies van de Inspectie van Financiën. Dan mag ik toch wel het oorspronkelijke document bekijken zeker. Dat lijkt me de evidentie zelf. Ik mag hopen dat u niet bang bent van de oppositie. Dat zou nogal raar zijn. Dit gebeurt natuurlijk echter omdat uw eigen regering zo verdeeld is dat u niet meer naar buiten durft te komen met die adviezen.

De heer Filip Watteeuw: Minister-president, het is voor ons enorm belangrijk dat wij over alle gegevens beschikken die nodig zijn om uw beleid te controleren. Dat is nodig. Als u voorstellen doet, als u ontwerpen voorlegt waarin wordt verwezen naar onder meer het advies van de Inspectie van Financiën, dan vind ik het logisch dat wij over het volledige dossier kunnen beschikken, dat we niet bijkomend allerlei procedures moeten doorlopen om die gegevens te krijgen....

De heer Erik Tack: ... Er is duidelijk een omslag in het beleid van de Vlaamse Regering. Eerst zouden die documenten op de DORIS II-databank worden geplaatst. Nu kunnen we ze plots niet meer inzien. Die verandering komt niet zo maar uit de lucht gevallen. Eerst is het geen probleem. Nu is plots niets meer beschikbaar. U schermt met alle mogelijke argumenten.... Ik herhaal mijn vraag: waarom is uw houding omgeslagen?

Minister-president Kris Peeters: Ik wil dit punt afronden. We willen in grote transparantie met het Vlaams Parlement en met zijn voorzitter in het bijzonder blijven samenwerken. Dit punt is hier al een aantal keren aan bod gekomen. We zullen openbaar maken wat openbaar moet worden gemaakt. Ik hoop dat het Vlaams Parlement ook respect kan opbrengen voor argumenten die op basis van het decreet betreffende de openbaarheid van bestuursdocumenten steek blijken te houden.... Het Vlaams Parlement moet respect voor de eigen decreten opbrengen. Dat is het eerste wat iedereen, zelfs de Vlaamse Regering, mag vragen.

De heer Lode Vereeck: Ik ben absoluut niet tevreden met het antwoord. There’s something rotten in the republic of Flanders. Dit gebeurt systematisch. De fractieleiders van de meerderheidspartijen en de minister hebben exclusief bevestigd dat het hier een omslag in het beleid betreft. Ik wil erop wijzen dat het Rekenhof een half jaar geleden een vlammende brief heeft verstuurd om aan te klagen dat het Rekenhof opnieuw de verslagen van de Inspectie van Financiën niet te zien kreeg. Hierop hebben de minister van Begroting en het Rekenhof overleg gepleegd. Gisteren heeft de voorzitter van het Rekenhof in een brief aan de voorzitter van het Vlaams Parlement verklaard dat het Rekenhof opnieuw niet over de verslagen van de Inspectie van Financiën kan beschikken. Dit is niet tolereerbaar in een democratie. De Vlaamse volksvertegenwoordigers en hun budgettaire waakhond, het Rekenhof, moeten hun parlementair controlerecht kunnen uitvoeren.

De heer Filip Watteeuw: ... Ik vraag me dan ook af waarom de minister-president niet op onze vraag wil ingaan. Voor mij is het duidelijk waarom hij de adviezen niet wil bekendmaken. Hij bouwt een verdedigingslinie op voor een kwetsbare en hopeloos verdeelde Vlaamse Regering.

De heer Erik Tack: Het is duidelijk dat de minister-president zich in alle mogelijke bochten wringt om hier onderuit te komen. Hij heeft verklaard dat alle informatie in de databank direct beschikbaar wordt gesteld. Dat klopt niet. Het gaat enkel om de informatie die hij kwijt wil. Hij beslist wat hij kwijt wil.... De minister-president beslist wat we wel en niet kunnen lezen.
Read more...

10 november 2011

Over kleine landen weet David Van Reybrouck minder dan over grote (vpmc)

.
David Van Reybrouck: Na de G1000 gaat een G32 aan de slag. Dat zijn opnieuw gewone burgers, en die gaan doen in België wat vijfentwintig burgers onlangs in IJsland hebben gedaan, op last van de overheid daar. Die hebben daar de Grondwet herschreven.
Volt: Maar u zegt…
Rik van Cauwelaert: Daar wil ik toch even tussenkomen. Wat in IJsland is gebeurd, ik weet dat, dat voorbeeld wordt vaak gegeven, die hebben, die vijfentwintig hebben niet de Grondwet herschreven, die vijfentwintig hebben een aantal ideeën aangeleverd, waarna het IJslands Parlement al dan niet daarvan gebruik heeft gemaakt,
David Van Reybrouck: Wel…
Rik van Cauwelaert: ...en eerlijk gezegd: de invloed is niet overweldigend gebleken daar in IJsland. Bovendien zit je in IJsland met een land van 300.000 inwoners.
David Van Reybrouck: Precies, ja: het is een stad.

. . . . 
.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

9 november 2011

Matthias Storme oog in oog met zijn reputatie

Matthias Storme: ‘Karikaturen blijven slechts hangen in de kringen die erin willen geloven’





‘Oei!’, reageert een collega van de krant als hij hoort dat ik Matthias Storme (52) ga interviewen. De advocaat en professor privaatrecht en rechtsfilosofie heeft nogal een reputatie in progressieve kringen. Nadat het Gentse hof van beroep het Vlaams Blok in 2004 veroordeeld had wegens racisme stelde Storme dat het bijna een morele plicht was om op die partij te stemmen. Later nam links er met verbijstering akte van dat hij zijn pijlen richtte op de antidiscriminatiewet. Meer hoef je in Vlaanderen echt niet te doen om in extreem rechtse hoek gestoken te worden.
Zelf heb ik al mogen aanschouwen hoe hij in een debat geestdriftig blijft inhakken op argumenten waar hij het niet mee eens is. Zijn temperamentvolle manier van discussiëren is een heus spektakel. Niet dat Storme zijn tegenstrevers omver schreeuwt, wel is de man verdraaid rad van tong.
De Matthias Storme die ik te spreken krijg, is echter één en al charme. Met voorname beleefdheid ontvangt hij me in zijn mooie villa in de Gentse deelgemeente Mariakerke. Ik leg hem uit waarom ik aan m’n boek ben begonnen en vraag hem of hij kan inschatten wat zijn imago is. ‘Aan de verschillende reacties te merken is dat zeer uiteenlopend en dus maak ik er mij niet te veel zorgen over’, glimlacht hij diplomatisch.


Toch is er één beeld dat overheerst: dat van de Vlaams-radicale advocaat. ‘Wel, advocaat is mijn beroep. Dus dat komt al overeen met de werkelijkheid’, grijnst Storme. Hij heeft nooit weggestoken dat hij een communautaire scherpslijper is. Zo wees hij er al op dat er ‘een alternatief’ moet zijn voor de onderhandelingen over de staatshervorming. ‘Als niets nog vooruitgaat, wat doe je dan? Dat is de situatie waar we nu zo ongeveer in verzeild geraakt zijn. Het zou geen kwaad kunnen dat er nog iets meer gewerkt wordt aan een meer radicaal scenario voor het geval dat noodzakelijk zou zijn. Je moet weten wat je gaat doen als de onderhandelingen niets opleveren. Ik heb zelf altijd geprobeerd om daarover na te denken. Dan krijg je gemakkelijk het etiket van radicaal.’
Het stoort hem niet wanneer de omschrijving ‘Vlaams-radicaal’ opduikt. ‘Ik heb de gewoonte om woorden nogal positief te bekijken. ‘Radicaal’ komt van het woord ‘radix’, of wortel. Vlaams-radicaal betekent dus de communautaire problemen bij de wortel aanpakken. Met dat imago heb ik niet te veel moeite. Wel met de connotatie die sommige mensen aan het woord ‘radicaal’ geven, dat is nog iets anders.’ Wat is die connotatie dan? ‘Voor sommige mensen zijn ‘radicaal’ en ‘extreem’ hetzelfde. Voor mij is dat niet noodzakelijk zo. Je kunt bij wijze van spreken radicaal centrum zijn.’
De flamingante advocaat heeft ook het imago een ethisch conservatief man te zijn. ‘Wat wil dat precies zeggen, ethisch conservatief? Dat lijkt zeer duidelijk, maar dat is niet zo. Conservatief is een begrip dat vele nuances kent, al was het maar omdat het conservatisme geen vastomlijnde ideologie is, maar veeleer een levenshouding met gradaties. Een Weltanschauung, zoals ze dat zo mooi zeggen in het Duits.’
Het lijkt wel een paradox dat hij als conservatief ook radicaal is. ‘Dat hangt ervan af. Ik denk dat bepaalde radicale ideeën perfect verzoenbaar zijn met het conservatisme. Je moet kijken wat de noden zijn van deze tijd’, legt Storme uit. ‘Conservatisme betekent voor mij enerzijds dat je jezelf voortdurend de vraag stelt wat fundamenteel is en wat bijkomstig. Anderzijds is er ook de overtuiging dat er een zekere stabiliteit nodig is, zelfs ten aanzien van zaken die niet fundamenteel zijn. Je moet dingen niet te rap veranderen als dat niet echt nodig is. Er kunnen goede redenen zijn om tradities en gebruiken niet zomaar weg te gooien. In dat opzicht zijn er twee niveaus aan het conservatisme die niet noodzakelijk met elkaar in tegenspraak zijn.’
Met het etiket van conservatief heeft hij nooit een probleem gehad. ‘Ook niet toen het nog een echt scheldwoord was. Tot vijf jaar geleden was dat zo, vandaag niet meer. In die zin is er wel wat veranderd. Ik stel vast dat het woord ‘conservatief’ het niet meer doet, dus maakt men er ‘aartsconservatief’, ‘extreem conservatief’ of ‘oerconservatief’ van. ‘Conservatisme’ heeft niet voldoende negatieve lading meer. Daar kan ik vanzelfsprekend alleen maar blij om zijn’, vertelt Storme met een geamuseerde glimlach.
Als conservatieve intellectueel blijft Storme gevreesd. Zeker vroeger kon er niet genoeg gewaarschuwd worden voor zijn boosaardig persoon. Net omdat hij zo schaamteloos conservatief was, werd hij regelmatig aan het toenmalige Vlaams Blok gelinkt. ‘Blijkbaar kun je in Vlaanderen niet een beetje rechts zijn zonder de verdenking op je te laden dat je eigenlijk een Blokker bent’, zei een aanstormend politiek talent dat luisterde naar de naam Bart De Wever in 2003. De toenmalige ondervoorzitter van de N-VA nam in Knack de verdediging van Storme op zich. ‘Matthias Storme bij het Vlaams Blok? Dat is absurd. Hij is het soort conservatief dat je bij uitstek bij CD&V vindt: een burgerlijke, rechtse cocktail van old fashioned values.’
‘Dat is leuk’, lacht Storme als hij hoort hoe De Wever hem omschrijft. ‘Globaal genomen vind ik dat een niet geheel onterechte typering. Ik kom uit een christendemocratische familie en beschouw mezelf tot op zekere hoogte nog altijd als christendemocraat. Het woord ‘burgerlijk’ heeft bij ons natuurlijk een veel negatievere connotatie. In Duitsland spreekt men van ‘die bürgerliche Parteien’, waarmee men in de eerste plaats CDU en CSU bedoelt. In die betekenis is daar niets mis mee.’
Maar het klopte wel dat conservatieven meteen in de hoek bij het VB werden gezet? ‘Ja, tenzij je al zo publiekelijk in de ethisch conservatieve vleugel van de CVP of de CD&V militeerde dat zo’n claim absurd was. Anders kreeg je snel die connotatie, zelfs als je niets met het Vlaams Blok te maken had. Ik heb natuurlijk nooit ontkend dat ik ook in die partij vrienden heb. Ik heb altijd gevonden dat je persoonlijke loyauteiten niet te snel moet verbreken om partijpolitieke redenen.’ Storme zelf is lid van het partijbestuur van de N-VA.
Het christelijke geïnspireerde opinieblad Tertio omschreef hem als ‘fervente verdediger van de vrije meningsuiting’. Dat klinkt veeleer liberaal dan conservatief. De advocaat probeert de verwarring weg te werken met een anekdote. Hij vertelt hoe Filip Rogiers, toen journalist bij De Morgen, in januari 2004 een dubbelinterview afnam van hemzelf en professor rechtsgeleerdheid Boudewijn Bouckaert (UGent, toen VLD), die sedert 2009 in het Vlaams Parlement zetelt voor LDD. ‘Op het einde van het gesprek vroeg de journalist wat het verschil was tussen ons beide. Ik antwoordde met een ingeving van het moment: “Boudewijn Bouckaert is een conservatieve liberaal en ik ben een liberale conservatief.” Waarop de journalist opmerkte dat dat toch hetzelfde was. “Dat is helemáál niet hetzelfde”, antwoordden wij in koor’, lacht Storme uitbundig.
Ah neen? En waarom is dat niet hetzelfde? ‘Er zijn duidelijke accentverschillen. Een liberale conservatief weet meer dan sommige old school conservatives bepaalde fundamentele vrijheden te waarderen. Niet alle conservatieven hechten evenveel belang aan de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting. Er zijn ook conservatieven die godsdienstvrijheid maar niets vinden’, verklaart Storme. ‘Het verschil met een conservatieve liberaal is vrij groot omdat liberalisme heel sterk de nadruk legt op het individu. Een conservatief gaat er veel meer van uit dat mensen maar mensen worden als ze deel uitmaken van een gemeenschap. Dan pas kun je vertrouwen hebben in mensen die je eigenlijk niet persoonlijk kent. Dat is een belangrijke conservatieve gedachte. Een netwerk van tradities, betekenissen en instellingen maakt het mogelijk om een samenleving op te bouwen die niet louter gebaseerd is op individueel vertrouwen. Als je het enkel daarmee moet stellen, zul je niet ver geraken. Dan zit je in een variant op een tribale samenleving.’
Tertio bestempelde Storme eveneens als ‘public intellectual’. Journalist Gilbert Roox noemde hem in De Standaard zelfs ‘de laatste volksnabije Vlaamse intellectueel’. Moet een volksnabije intellectueel er zich voor hoeden populist te worden? ‘Er bestaan verschillende visies op intellectuelen. Sommigen zeggen dat de intellectueel moet provoceren en choqueren – zelf ben ik niet vies van provocatie, maar er is een verschil tussen provoceren en choqueren. Er is ook een visie die zegt dat je als intellectueel afstand moet nemen van het volk, dat je antipopulistisch moet zijn. Het andere extreem is de intellectueel als populist die geen eigen mening heeft, maar louter luidspreker speelt van de volksgevoelens’, somt de hoogleraar op.
Welk soort intellectueel is hij dan? ‘Zoals Edward Shils het schreef, moeten intellectuelen de ervaringen en de noden van hun volk representeren, wat tegelijk betekent dat je ze op een hoger niveau tilt in de manier waarop je je uitdrukt. Er is altijd een spanningsveld. Je koppelt je niet los, maar je probeert wel een meerwaarde te bieden ten opzichte van het zuivere, platte populisme’, benadrukt Storme.
Als flamingante intellectueel mag de advocaat dan vinnig uit de hoek komen, voor het etiket van de bekrompen Vlaming past hij. ‘Ik kan me voorstellen dat het voor sommigen paradoxaal is dat je als nationalist en Vlaams-radicaal toch enorm kosmopolitisch bent in je intellectuele leven. Ik lees veel meer buitenlandse dan binnenlandse kranten en literatuur’, benadrukt hij. ‘Ik vind het altijd leuk als mensen die zich tegen het nationalisme kanten zelf ternauwernood in staat zijn om twee, laat staan drie, vier of vijf talen te spreken. Ikzelf zou me niet kunnen opsluiten in één taal.’
Ooit pakte het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) uit met de slogan ‘Vlaanderen eentalig, Vlamingen meertalig’. Die kon hij wel smaken. ‘De eentaligheid van een persoon is een verschrikkelijke verarming, maar je hebt wel een gemeenschappelijke bestuurstaal nodig, één taal waaraan iedereen kan deelnemen en waarin het maatschappelijke leven zich afspeelt’, betoogt Storme. ‘Het is toch absurd om te denken dat je als voorstander van het opsplitsen van België geen vriendschappelijke verhoudingen zou kunnen hebben met Franstalige Belgen? Dat is totale nonsens. Ik hoef niet in één land te leven met Fransen, Duitsers en Italianen om daar vrienden te hebben.’
Opvallend aan Matthias Storme is dat hij rustig de meest complexe zinnen formuleert en ze netjes op hun pootjes doet belanden. Deze advocaat en professor brengt zijn ideeën zeer precies onder woorden. Als er toch eens een frase passeert die zichzelf vastrijdt in een overdaad aan kronkelende bijzinnen, excuseert Storme zich. ‘Je zult werk hebben om hier een deftige zin van te maken’, glimlacht hij dan. De advocaat kan zijn liefde voor het geschreven en het gesproken woord niet verbergen.
In 1998 schreef de Belgicistische auteur Geert Van Istendael in De Morgen over hem: ‘Hier spreekt een retoricaleerling die het welsprekendheidstoernooi van zijn college wil winnen. Matthias Storme is wel wat opgewonden, maar niet gek.’ Alweer kan mijn gastheer een beleefd gegniffel niet onderdrukken. Hij herinnert zich het citaat niet meer, maar begint meteen in zijn geheugen te graven op zoek naar de aanleiding voor Van Istendaels stukje. Het duurt amper enkele seconden voor hij zich de plaats en de datum van de bewuste toespraak voor de geest haalt. ‘Ook Josse de Pauw heeft daar een commentaar over geschreven in De Standaard der Letteren.’
In zijn artikel had Josse de Pauw het over de ‘man in het te grote maatpak’. ‘De man op het podium trekt zijn schoudervullingen recht, heft zijn kop en stoot, vol van zijn eigen naam, het vervolg van zijn zin uit’, schreef de auteur. ‘Ik moet toegeven die ik er toen niet mee gediend was, die pakte volledig de persoon aan. Nu kijk ik er veel milder tegenaan’, zegt Storme vergevingsgezind.
Hoe voelde het om opeens over zichzelf te lezen in de pers? ‘Het is evident dat bepaalde beschrijvingen helemaal niet klopten, maar daar heb ik me niet zoveel zorgen over gemaakt. Nu en dan heb ik de moeite genomen om te reageren, maar eigenlijk enkel in het geval van feitelijke onjuistheden’, vertelt Storme.
Heeft hij de indruk dat mensen zich een beeld vormen van hem op basis van zijn mening? ‘Men gaat heel snel over tot het diaboliseren van mensen die een andere visie hebben. Ik zal niet zeggen dat elk debat het summum van beschaving moet zijn. Je mag al eens een retorische truc gebruiken. Maar er is een verschil tussen een retorische truc en venijnig, onder de gordel uithalen. Er zijn een aantal mensen die ik bepaalde aanvallen nog altijd kwalijk neem, hoewel ik erken dat ze daarnaast wel verdiensten hebben. Sommige reacties waren compleet onzinnig.’ Kan hij een voorbeeld geven? ‘Het is misschien niet eerlijk om er eentje uit te halen, maar ik herinner mij een reactie van Johan Leman (voormalig voorzitter van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, TVDM). Nadat ik mijn kritiek had gegeven op het arrest in het proces tegen het Vlaams Blok zei Leman dat ik de scheiding der machten overtrad. Dat was complete nonsens, want ik ben geen parlementslid en was dat toen evenmin. Als professor in de rechten behoort het tot mijn taak om kritische commentaar te geven op rechtspraak. Die reactie van Leman was nonsensicaal.’
Draagt hij zulke aanvallen lang mee? ‘Ik zal niet zeggen dat ik alles snel vergeet, maar het moet al heel erg zijn voor ik haatdragend word’, repliceert Storme minzaam. Hij laat wel van zich horen als hij zich onheus behandeld voelt in een artikel. ‘Toen ik de Prijs voor de Vrijheid 2004 kreeg van Nova Civitas heb ik een toespraak gehouden. De dag nadien stond er in De Standaard een niet erg vriendelijk arikel van Tom Naegels’, herinnert Storme zich. In een opiniestuk verbaasde de schrijver-journalist er zich over dat een intellectueel als Storme had gezegd dat het bijna een morele plicht was om voor het Vlaams Blok te stemmen nadat de partij veroordeeld was wegens racisme. ‘Ik begrijp niet dat uitgerekend conservatieven het recht verdedigen om zo'n ranzige propaganda te verspreiden’, schreef Naegels ontgoocheld in zijn opiniestuk. ‘Zeg mij, Matthias Storme, wat minaretten-op-de-kathedraal te maken hebben met intellectueel fatsoen? Of geldt fatsoen alleen wanneer het de fatsoensridder past?’
Storme kon niet met die aantijgingen lachen. ‘Tom Naegels heeft toen de moeite genomen om naar mijn voordracht te komen luisteren, maar maakte er een karikatuur van. Ik ben op hem afgestapt: “Wat gij hier schrijft, klopt voor de helft niet. Ik wil dat met u bespreken.” Wij hebben toen een supergezellige lunch gehad. Onze verhouding is sindsdien perfect hoffelijk. Hij zal nooit meer op die manier over mij schrijven. We hebben elkaar als mens een stuk genuanceerder leren kennen. Ik hoef het niet eens te zijn met Tom Naegels om te erkennen dat hij genuanceerd is. Je kunt natuurlijk ook zeggen dat hij té genuanceerd is, een eeuwige twijfelaar. Ik heb vrienden die Tom Naegels helemaal niet appreciëren omdat hij altijd schippert. Toch is dit een voorbeeld van een goed gesprek dat tot een betere verstandhouding heeft geleid’, zegt de advocaat. Zo’n verzoening lukt niet altijd. ‘Er zijn personen waarbij de nadere kennismaking mijn overtuiging versterkt dat ze helemaal niet genuanceerd zijn. Maar bij mensen die te goeder trouw zijn, is dat dus corrigeerbaar.’
Ten tijde van paars-groen kreeg Matthias Storme het etiket van cryptofascist opgeplakt. ‘Ik herinner mij een vrij onaangename ontmoeting met Karel De Gucht (toenmalig VLD-voorzitter, TVDM) toen ik voorzitter was van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen. Achteraf weigerde hij mij de hand te schudden. Ik heb ’m toen voorgesteld de linkerhand te geven, maar daar kon hij niet mee lachen’, grinnikt Storme. ‘Ik ga niet zeggen dat die verhouding sindsdien nooit beter is geworden, maar echt goed zal ze nooit zijn. Ik heb nu ook niet beweerd dat De Gucht mij ooit een cryptofascist heeft genoemd, maar hij zal het misschien wel gedacht hebben. Anderen zullen het ongetwijfeld gezegd hebben.’
Vond hij dat vervelend? ‘Ach, ik maak mij daarvan af met een boutade van Jacques Presser, de Nederlandse historicus van Joodse afkomst die zeer belangrijk onderzoek heeft verricht naar het lot van de Joden in Nederland. “Als het fascisme ooit terugkomt, zal het dat doen onder de naam antifascisme”, zei Presser. Dat is een fenomeen dat we ondertussen al een paar keer in werkelijkheid hebben gezien. Wat dat betreft, maak ik mij dus niet te veel zorgen. Als men het woord ‘fascisme’ moet gebruiken, is het meestal omdat men over geen enkel ander argument meer beschikt. Dat is het zwakste scheldwoord dat je kunt bedenken.’
Toen presentator Jean-Pierre Rondas begin 2011 afscheid nam van radio Klara klopte hij zich in De Morgen op de borst dat hij de eerste was om ‘horresco referens Matthias Storme te interviewen op de radio’. Wekte de naam Matthias Storme dan werkelijk zoveel gehuiver op? ‘Bij sommige mensen wel, ja. “Het is schandalig dat u die man interviewt!”, reageerden enkele luisteraars na de bewuste uitzending. Ach, ik probeer mensen te overtuigen, maar sommigen zijn niet te bekeren.’
Eveneens in De Morgen dichtte mijn collega Bart Eeckhout Storme nogal wat invloed toe binnen de Vlaamse Beweging. Is hij werkelijk zo invloedrijk? ‘Dat is een waardering waar ik zelf weinig commentaar op kan geven’, pareert hij bescheiden. Maar hij is toch niet de aanvoerder van een eenmanskruistocht, zoals Luc Van der Kelen, editorialist bij Het Laatste Nieuws, in 1999 schreef? ‘Toen heb ik gesproken voor een enthousiaste zaal van een aantal duizend mensen. Sindsdien zijn de troepen alleen maar aangedikt. Ik zeg niet dat dat mijn verdienste is. Wat ik wel vaststel, is dat er vandaag heel vaak ideeën of uitdrukkingen opduiken die ik het eerst heb gelanceerd, of geïmporteerd zonder ze daarom zelf te hebben uitgevonden. Er is sprake van een intellectuele invloed. Bij geschriften van de N-VA heb ik regelmatig een gevoel van herkenning: “Tiens, die uitdrukking is mij niet geheel onbekend en ik weet nog heel goed wanneer ik die voor het eerst heb gebruikt.” Ik weet heel zeker dat Bart De Wever, die meer dan superintelligent is, een heel pak teksten van mij heeft.’
In de man met wie ik zo rustig zit te keuvelen herken je niet meteen een gevreesde debater, een verbale krachtpatser die z’n tegenstanders zo’n pak onder de broek kan geven dat het hen nog lang heugt. Nochtans schreef Mark Deweerdt, toen nog journalist, thans raadgever van Vlaams minister Geert Bourgeois (N-VA), anno 1998 in De Tijd dat Matthias Storme zijn Sturm-und-Drang-periode nog niet ontgroeid was. Ik betwijfel of dat ondertussen wel al het geval is. Vorig jaar was ik in een klein zaaltje in het Brusselse Justititiepaleis getuige van een pittig debat tussen Storme en Hendrik Vuye, professor staatsrecht aan de universiteit van Namen. Vuye is beslist niet op zijn mondje gevallen en een voorbeeldige Belgicistische knaap is hij evenmin. Toch werd de brave man bijna wanhopig toen Matthias Storme maar bleef doorbomen over de absolute prioriteit van een cleane splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Het ging ’m om details, want Vuye krijgt zélf koude rillingen van alle bijna-niet-splitsingen die de afgelopen jaren op de onderhandelingstafel beland zijn. Maar een ontketende Matthias Storme leg je niet zomaar aan banden. Als hij voor een publiek spreekt, kan hij behoorlijk assertief uit de hoek komen.
‘Dat hangt ervan af’, nuanceert de advocaat. ‘Als het moet, kan ik wel een echte meetingtoespraak houden, met retorische wendingen enzovoort. Ik doe dat niet vaak meer, al was het maar omdat ik het gevoel heb dat de zaken zo traag evolueren dat ik tien jaar later nog altijd exact hetzelfde moet vertellen. Je moet dat met mate doen. Ik wil in mijn toespraken ook niet te blunt zijn. Tussen de regels door moeten er toespelingen, dubbele bodems en citaten zitten. Dat hoort erbij, anders is het geen goede toespraak.’
Kan hij ervan genieten om zo’n toespraak te geven? ‘Ja, toch wel. Ik geniet van het woord’, knikt Storme. ‘Ik denk niet dat ik gemaakt ben om echt literair te schrijven. Ik zal het mij niet riskeren om dichtbundels of romans uit te brengen. Ook past niet elk soort toespraak mij even goed. Het kost mij altijd enige moeite. Altijd is het vloeken tot op het laatste moment. Zelden is zo’n toespraak echt helemaal klaar, maar ik doe het wel graag.’
Rik Van Cauwelaert, ‘chef politiek’ van Knack, merkte op dat Stormes vijanden – en dat zijn er volgens de journalist nogal wat – hem arrogant vinden. Komt dat doordat hij altijd zo zeker van zijn stuk lijkt? ‘Als men mij arrogant noemt, heeft dat allicht weinig te maken met de inhoud van wat ik zeg, maar hoogstens met de stijl. Ik heb nooit intellectuele twijfel uitgesloten. Ik zeg altijd dat men mij kan proberen te overtuigen met tegenargumenten. Bij sommige onderwerpen zal dat moeilijker zijn dan bij andere’, zegt Storme droogjes. ‘Maar ik heb mezelf altijd verplicht om op vele vlakken te proberen het tegenovergestelde te bedenken en zo te onderzoeken welke nuances dat met zich meebrengt. Zelfs in communautaire zaken doe ik dat.’
Hij vindt zichzelf geen gehaaid debater. ‘Maar ik ga het debat niet uit de weg, zelfs niet met mensen die vrij gevaarlijk zijn. Sommige tegenstanders zijn iets meer te duchten dan andere. Op televisie heb ik nog met Karel De Gucht gedebatteerd, wat niet evident is. Vrij veel mensen zouden daarvoor passen’, geeft Storme toe.
Heeft hij ooit al spijt gehad dat hij zijn mond niet gehouden heeft, zoals bijvoorbeeld na zijn fameuze uitspraken over het Blok-proces? ‘Uiteindelijk leidt dat tot niets. Je moet de kans krijgen om de zaken volledig weer te geven. Misschien bedenk je achteraf wel dat je de nuances al van in het begin duidelijker had moeten maken’, erkent de advocaat. ‘Wat vaker gebeurt, is dat je na een debat zegt: “Verdorie, ik ben dat argument vergeten! Hoe kon ik die insteek nu gemist hebben? Daar had ik zó mee gewonnen!” Wat ook gebeurt, is dat ik jaloers ben op een oneliner van een ander lid in het panel.’
In 2003 kreeg de advocaat de Holebifederatie over zich heen vanwege de ‘ongenuanceerde en kwetsende manier’ waarop hij zijn ongenoegen uitte over de antidiscriminatiewet. ‘Dat was heel merkwaardig. Ik had toen een vrij scherp opiniestuk geschreven over de antidiscriminatiewet. Ik betoogde dat die niet in het voordeel was van de zwakkeren in de samenleving die men beoogde te beschermen, maar dat de wet enkel in het voordeel speelde van goed georganiseerde, sterke minderheidsgroepen. Dat was een algemene beschouwing. Toen heeft de Holebifederatie daar blijkbaar een regelrechte aanval op zichzelf in gezien. Waarschijnlijk schreven ze mij allerlei ideeën toe – ten dele terecht, ten dele onterecht – waar ze geen enkel bewijs voor vonden. Daarom hebben ze één zinnetje, een abstract-filosofische beschouwing, als aanleiding gebruikt. Ik heb ze toen geschreven dat ik met groot plezier naar de uitreiking van de Homofobieprijs zou komen op voorwaarde dat ze mijn fysieke veiligheid konden garanderen. (grijnst) Nooit antwoord op gekregen. Met die ironie konden ze blijkbaar niet lachen.’
Heeft men toen zijn imago gekoppeld aan een algemene uitspraak om hem met vinger te wijzen? ‘Vermoedelijk zullen ze uit een aantal punctuele standpunten een heel spookbeeld gemaakt hebben. Maar ze hebben bitter weinig concrete aanknopingspunten gevonden om me compleet zwart af te schilderen. Ik denk dat dat allemaal nogal overroepen was.’ Hij laat zich niet opjagen door de spookbeelden die van hem bestaan? ‘Karikaturen blijven meestal slechts hangen in de kringen die erin willen geloven. Ik beschouw me dus niet als een slachtoffer van bepaalde spookbeelden’, besluit Storme met een vriendelijke glimlach.

Dit interview verscheen in Tim F. van der mensbrugghe, Imago. 13 bekende koppen oog in oog met hun reputatie, uitg. Luster 2011.
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>