18 september 2014

“Imperialistische oorlogsstokers” starten WO2


 

 (Nieuw Pierke, 18 sep 2014)



 

Honderd jaar na het uitbreken van de Groote Oorlog is het bon ton om je afschuw uit te spreken over de verschrikkingen van de oorlog. Met het zicht op de loopgraven ligt het voor de hand om te zeggen: “Nooit meer oorlog!” Ja, daar zijn we het over eens: weg met het zinloos geweld. Maar zeg hetzelfde over de Tweede Wereldoorlog, en daar breken de protesten los, en de verontwaardiging. Raak niet aan onze heilige oorlog! De vijftig+ miljoen doden zijn niet voor niets gestorven! Er moest strijd totterdood gevoerd worden tegen het absolute kwaad!

Tja, als zelfs de grootste oorlog uit de wereldgeschiedenis gerechtvaardigd kan worden, dan kan elke oorlog dat, ook bv. de Eerste Wereldoorlog. Als men de vorige oorlog veroordeelt maar meteen de volgende goedpraat, dan kan men voor eender welke oorlog wel iets verzinnen. En inderdaad, met de oorlog van 1939-45 in de hand worden tal van andere oorlogen gerechtvaardigd. Wie niet tot een inval in Vietnam, Irak of Libië bereid is, wordt beschuldigd van “een tweede München”, van vrede te sluiten met “de nieuwe Hitler”. Wie dus de Tweede Wereldoorlog rechtvaardigt, laadt nogal wat latere oorlogen op zijn geweten.

Men moest dus wel de oorlog verklaren aan Adolf Hitler. Dat niet doen zou volstrekt immoreel geweest zijn, zo denkt men nu algemeen. Die houding gaat ervan uit dat het nazisme al van vóór de oorlog uitbrak, het absolute kwaad was. Het was niet sympathiek, maar het absolute kwaad is iets heel anders. Het plande bv. geen uitmoording van de Joden –- zulk “intentionalisme” is weliswaar een wijdverbreide opvatting, maar is onder geschiedkundigen grondig achterhaald, en enig document dat de vooroorlogse nazi-intentie tot de Holocaust bevestigt, is naarstig gezocht doch nooit gevonden. Nee, het tegendeel is waar: het nazisme is veel boosaardiger geworden juist ten gevolge van de oorlog. Met name de Holocaust zou nooit gebeurd zijn zonder die oorlog. Er was een plan om het Duitse Rijk judenrein te maken door emigratie, maar vóór 1941 was er geen plan om dat doel door uitmoording te bereiken; dat alternatief was een gevolg van de oorlog. Geen oorlog, geen Holocaust. Deze stelling roept veel emotionele tegenkanting op, maar zij is zeker juist.

 

 

Grammens

Ook de inval in België zou nooit gebeurd zijn zonder de Brits-Franse oorlogsverklaring aan Duitsland.

De huldezitting voor Mark Grammens, herfst 2013, was voor mij het voorwerp van een artikel, waarin ik even uitweidde over het ontbranden van de tweede wereldoorlog. Grammens had de voorafgaande weken in zijn column in ’t Pallieterke betoogd dat de Vlaamse beweging gelijk had, met Duitsland te collaboreren. Jan Neckers had daar in hetzelfde medium ondermeer tegenin gebracht dat de bevolking veel wrok tegen de Duitsers had, want dat zij concreet veel te lijden had onder de bezetting. Dat is zonder meer het geval, maar de vraag is of Duitsland die bezetting wel gewild had.

Zelf meen ik dat de Vlaamse Beweging, ook met de kennis van toen, een fout maakte door te collaboreren. Ten eerste had de leidersgeneratie die als jongere, soms als frontsoldaat, de Eerste Wereldoorlog had meegemaakt, moeten weten dat de Duitse overwinning geen verworvenheid was en in haar tegendeel kon verkeren. Ten tweede was de toestand in België weliswaar niet rechtvaardig, maar was er zonder enige buitenlandse hulp toch grote vooruitgang geboekt. Er zou zonder collaboratie veel meer bereikt geweest zijn dan met. Het weinige dat er onder de bezetting aan Vlaamse vooruitgang te noteren viel, was vooral het doen naleven van de Belgische taalwetten (wat in het Belgische kader weleens een probleem was), en het is waarschijnlijk dat de wetsgetrouwe Duitsers dat hoe dan ook zouden gedaan hebben. Andere Vlaamse eisen, zoals de splitsing van het land, zouden hun eigen plannen maar doorkruist hebben, waarin de toekomst van België een pasmunt zou worden van een latere beoogde machtsverdeling met het Verenigd Koninkrijk. Kortom, zelfs in het geval van een Duitse zege kregen de Vlamingen slechts weinig doch betaalden ze een hoge prijs: zoalniet medeplichtigheid aan de nazi-misdaden, dan alleszins toch aan de militaire bezetting van een gebied dat ook Vlaanderen omvatte.

Maar in een “wat als?”-benadering van de geschiedenis kunnen wij de denkoefening maken of de Vlaamse Beweging wel voor die keuze hoefde geplaatst te worden. Had de Duitse verovering van de westelijke buurlanden kunnen voorkomen worden?

Ik wees erop dat Duitsland in het noodlottige jaar 1939 Tsjechië bezet had en binnengevallen was in Polen, onmiskenbaar oorlogshandelingen, maar in het kader van een plaatselijk midden-Europees oorlogje. Sorry voor het verkleinwoord, maar de Tweede Wereldoorlog heeft nu eenmaal onze inschatting van het formaat van oorlogen veranderd. Het was de Frans-Britse oorlogsverklaring van 1 september 1939 die van dit oorlogje een wereldoorlog maakte. Men herleze de kommunistische pers van de 22 maanden volgend op deze oorlogsverklaring, toen de Sovjet-Unie een bondgenoot van nazi-Duitsland was: daarin worden de “koloniale bourgeoisdemocratieën” Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk als aanstichters van de oorlog aangemerkt. Formeel was dit in ieder geval juist: niet Duitsland heeft de westelijke mogendheden de oorlog verklaard, het omgekeerde is gebeurd. En na acht maanden van “phoney war” of “drôle de guerre” zette het de verklaarde oorlog in een feitelijke oorlog om. Het bezette een deel van Frankrijk, was de Britten één dag voor met het inlijven van Noorwegen, en legde om strategische redenen ook beslag op de neutrale landen Denemarken, Nederland, België en Luxemburg.

   

 

Het Duivelspact

In het lezenswaardige artikel “Duivelspact” (De Tijd, 16 aug. 2014) bevestigt Rik Van Cauwelaert dat de kommunisten in die periode tegen de "echte schuldigen voor de oorlog" fulmineerden. Pas in 1941, met de inval in de Sovjet-Unie, werd dat nazi-Duitsland, maar in 1939-41 waren dat de koloniale bourgeois-democratieën. De implicatie schijnt te zijn dat de kommunisten moedwillig blind waren voor Hitlers ongebreidelde oorlogszucht, maar in feite hadden zij gewoon gelijk. Men stelt het nu zo voor dat Hitler door de inval in Polen WO2 op gang bracht, maar toen gold het als politiek correct om de schuld bij Frankrijk en het VK te leggen, volgens de kommunisten “imperialistische oorlogsstokers”, die immers de oorlog aan Duitsland verklaard hadden, niet omgekeerd.

Het diepere verwijt aan de marxisten is dat zij het nazisme niet moralistisch verabsoluteren, zoals in de Hollywoodversie gebruikelijk is. Zij vatten het op als functie van de strijd tussen socialisme en kapitalisme. Het nazisme is niet het ultieme kwaad, het is gewoon een laat stadium van het in crisis verkerende kapitalisme. De kapitalistische bourgeois-democratieën stellen het zo voor dat er een “goed” (bourgeois-democratisch) tegenover een “slecht” (totalitair, nazi) kapitalisme stond, maar in feite ging het om twee varianten van het kapitalisme, waarvoor alleen het socialisme een modern alternatief is. Dat kapitalisme is dan wel de vijand, maar is ook geen absoluut kwaad. Zo heeft het de verdienste om allerlei religieuze voorstellingen, erfelijke aangehorigheden en irrationele identiteiten uit de voorafgaande feodale fase ongedaan gemaakt te hebben. Anders dan in de moralistische “herinneringseducatie” aangeleerd wordt, denkt het marxisme niet in termen van goed en kwaad, en is verontwaardiging in zijn kijk op de geschiedenis misplaatst. Het kapitalisme is nu eenmaal een noodzakelijke stap in de sociaal-economische ontwikkeling, zoals vroeger de slavernij en nog vroeger het “oercommunisme” dat waren, en zoals later het socialisme dat zal zijn. Het marxisme beroept er zich op, “wetenschappelijk” te zijn, en inzake de Tweede Wereldoorlog is het alvast wetenschappelijker dan het nu gebruikelijke gemoraliseer over het “absolute kwaad”.

In dat raamwerk past de beoordeling van de periode 1939-41 als een oorlog uitgelokt door de “imperialistische oorlogsstokers”. Wat Hitler zocht waren beperkte veroveringen in het Oosten, in Tsjechië en Polen, en op termijn wellicht Europese delen van de Sovjet-Unie, gebieden die als deel van het Pruisische of Habsburgse rijk of via de Wolga-Duitsers en de eertijdse Krim-Goten als “historisch Duits” konden voorgesteld worden. Het verhaal dat Hitler “de wereld wou veroveren” is op niets dan op oorlogspropaganda gebaseerd. Het papiertje met het onzinnige Duitse plan voor een invasie van de VS via Latijns-Amerika, waarmee FD Roosevelt in het Congres zwaaide, was een vervalsing door de Britse geheime dienst. Dat iedereen deze oorlogspropaganda nog steeds gelooft, is de massapsychologische vertaling van het diplomatieke feit dat WO2 nooit met een vredesverdrag beëindigd is. In weerwil van dit wijdverbreide verhaal had Hitler niet vooraf de bedoeling om de hele wereld of zelfs maar West-Europa in te lijven.

In hetzelfde artikel schrijft Rik Van Cauwelaert aan Adolf Hitler als intentie achter het "duivelspact" toe, zijn handen vrij te hebben voor de oorlog in het Westen. Dat draait de zaken om: Hitlers hoofddoel was het Oosten, terwijl de oorlog in het Westen hem opgedrongen werd. Zonder oorlogsverklaring door de westelijke mogendheden was Vlaanderen niet in oorlog gekomen en had het geen bezetting moeten ondergaan. De ontstaansgeschiedenis van WO2 was, evengoed als die van WO1, ingewikkelder dan het kinderlijke zwart/wit-beeld uit de oorlogspropaganda en de Hollywoodversie.

 

 

Midden-Europese oorlog

De tweede wereldoorlog is niet mijn specialiteit als geschiedkundige, maar hij is in onze cultuur nu eenmaal alomtegenwoordig, en ik heb me er ook moeten in verdiepen naar aanleiding van het levensverhaal van onder meer Mahatma Gandhi (die met de Britse zaak sympathiseerde doch met het oog op een schijnbaar nakende overwinning van de As in 1942 de “Quit India”-beweging begon), Subhas Chandra Bose (collaborerend vrijheidsstrijder), Radhabinod Pal (dissident rechter in het naoorlogse Tokio-tribunaal) en Savitri Devi Mukherji (Frans Hitlerfanate en schrijfster die de oorlog in India doorbracht en voor Japan spioneerde). Verder heb ik ruime ervaring met polemieken onder geschiedkundigen, en ik meen wel de mechanismen daarvan te herkennen. Ik ben dan ook redelijk zeker van mijn zaak waar het de oorzaken van die oorlog betreft. Maar ik zou me natuurlijk kunnen vergissen, en blijf benieuwd naar gebeurlijke nazi-beleidsdocumenten van vóór 1939 die de Holocaust of de inval in de westelijke buurstaten plannen. Daarentegen maken lekenargumenten van het genre: “Jamaar, iedereen wéét toch…” op mij geen indruk. Enkele becommentarieerde reacties die ik gekregen heb, volgen hieronder.

Op de blogstek In Flanders’ Fields (http://www.inflandersfields.eu/2013/11/grammens-voor-eens-en-altijd.html), eind november 2013, merkt een zekere Johan op dat ik geschreven heb dat het Hitler alleen maar te doen was om "een plaatselijke oorlog om historisch Duitse gebieden". Hoe verklaar ik dan “dat Duitsland op 15 maart 1939 de rest van Tsjechië bezette en een dag eerder Slowakije tot de status van vazalstaat van Duitsland dwong”? Hij beroept zich daarvoor op Wikipedia, doorgaans een zeer onbetrouwbare bron maar in dit geval spreekbuis van een breed gedragen opvatting: "Met deze stap overschreed Duitsland de grenzen van zijn Groot-Duitse ruimte naar het gebied van de Lebensraum."

Uiteraard waren de ingrepen in Slovakije, Tsjechië en Polen daden van agressie. Merk op dat Hitler Slovakije niet inlijfde maar tot onafhankelijke vazalstaat maakte. Zelfs Tsjechië werd niet strikt ingelijfd maar werd een protectoraat, zoals er toen in de koloniale gebieden wel meer waren. Deze landen behoorden tot de grijze zone rond Duitsland, en bevestigen formeel dat Duitsland wel degelijk niet-Duits gebied erkende en veel minder ambitie had dan de wereldheerschappij. Ook de westelijke buurstaten zouden in de nazi-toekomstvisie wel tot de Duitse invloedssfeer behoren maar onafhankelijk blijven. Het eerste gevolg van de Brits-Franse oorlogsverklaring was echter dat de Duitse leiding haar territoriale plannen herzag.

Maar goed, de inval in Tsjechië en daarna in Polen waren zonder meer oorlogshandelingen. De aanhechting van Oostenrijk en Sudetenland werd door een meerderheid van de betrokken bevolkingen gesteund, en werd in München 1938 door de andere Europese mogendheden goedgekeurd als een verlate toepassing van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, aanvaard na de Eerste Wereldoorlog. De aanhechting van Tsjechië in maart 1939 maakte een einde aan de opluchting van “peace in our time”. Dit keer stond de bevolking de binnentrekkende Duitse troepen niét toe te juichen. Om verdere gebiedshonger van Duitsland in te perken, dreigden de westelijke mogendheden Duitsland met militaire interventie als het nog eens zou gebeuren. Bij de inval in Polen op 1 september, gedekt door het Hitler-Stalin-pact, dacht Hitler er nog net mee weg te geraken. Er heerste in zijn hoofdkwartier een zekere verslagenheid toen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk dan toch de oorlog verklaarden.

Het lijdt geen twijfel dat het in Tsjechië en Polen om oorlogshandelingen ging. Formeel werden zij ook gerechtvaardigd. De Tsjechische verovering heette door historische aanspraken gedragen te worden: Praag was zelfs de hoofdstad van het Heilige Roomse Rijk geweest. Vandaar mijn term "historisch Duitse gebieden", daar waar Oostenrijk en Sudetenland actuele "volks-Duitse gebieden" waren. (Het probleem met nationalisten is altijd dat ze die historische kaart uitrollen waarop hun land het grootste was.) Deze verovering was echter strijdig met het modernere en democratischere zelfbeschikkingsrecht der volkeren, waar Duitsland het jaar tevoren nog een beroep op had gedaan. De Poolse verovering gold als een reactie op Poolse mishandeling van de Duitse minderheid, die inderdaad plaatsvond, en op zeer betwiste beschuldigingen van Poolse agressie tegen Duits grondgebied. Hoe dan ook, dit was duidelijk agressie, dit was een oorlog die eenzijdig door Duitsland begonnen was. Maar het was geen wereldoorlog, en door het Hitler-Stalin-pact en de daarin afgesproken verdeling van Polen stuitte Duitsland nu op een nieuwe en veel moeilijker te nemen oostgrens met de Sovjet-Unie. Voorlopig was de gebiedsuitbreiding dus voltooid.

Als de westelijke mogendheden de oorlog niet verklaard hadden, dan bleef de emigratie van de Joden mogelijk, en dan had bv. het van oorsprong Poolse Madagascarplan kunnen uitgevoerd worden. Niet sympathiek, zo’n gedwongen uitwijking, maar zeker te verkiezen boven de Holocaust. In de politiek kan men al van een succes spreken als het ergste vermeden is omdat een minder kwaad bedongen kon worden. Maar door de oorlog te verklaren, blokkeerden de westelijke mogendheden die uitweg en maakten ze de Midden-Europese Joden tot gevangenen van het Duitse Rijk.  

 

 

Pacifisme  

Johan merkt nog op: “Met uw bewering dat pacifisme het juiste standpunt was in de jaren '30 ben ik het evenmin eens. Ze valt te vergelijken met de bewering dat stoppen met het vergrendelen van ramen en deuren het juiste standpunt is om diefstal te vermijden. Juist een eerder militair ingrijpen had WOII kunnen vermijden, bv. bij herbezetting van het Rijnland in 1936.”

Ik heb nooit gezegd dat “pacifisme” de oplossing was. Er bestaat een zekere “economie van het geweld”, die maakt dat soms een kleiner geweld vandaag een groter geweld morgen kan voorkomen. (Het is wel een gevaarlijk beginsel, want zo kan elke hoeveelheid geweld gerechtvaardigd worden als genoodzaakt door de dreiging van nog meer geweld.) Een hogere vorm van deze economie is de afschrikking: duidelijk maken dat je zo’n groot geweld kan ontplooien dat de ander maar liever van zijn snode plannen afziet, en dat zonder dat er één schot gelost wordt. En daar zijn de westelijke mogendheden mogelijk te kort geschoten. Het pacifisme vierde hoogtij, wat zeer begrijpelijk was voor een generatie die de zinloze loopgravenoorlog meegemaakt had. Zelfs toen nazi-Duitsland herbewapende, vond men dat men “de nazi’s niet bestreed door hen na te doen”.

Het Navo-uitgangspunt van “peace through strength” had zeker verschil gemaakt ten goede. Men had, net als Ronald Reagan in de Koude Oorlog met succes gedaan heeft, zelf een geloofwaardige militaire sterkte kunnen opbouwen om nazi-Duitsland af te schrikken. Maar in de tijd van het "gebroken geweer" deden de westerse democratieën precies het omgekeerde. De betrokken politici hadden, net als de Britse en Franse premiers in 1939, niet alle gevolgen van hun daden kunnen overzien. 

De hier aanbevolen bezetting van het Rijnland zou eens te meer een schending van de Duitse soevereiniteit geweest zijn, een herhaling van de vernedering van Versailles, precies de belangrijkste factor van het nazi-revanchisme. Het was ook geen misdaad dat Duitsland op zijn eigen grondgebied zijn soevereiniteit uitoefende, en moest dus ook niet bestraft worden. Het lijkt maar misdadig vanuit de demonisering van Duitsland die precies het gevolg is van alles wat na de oorlogsverklaring gebeurd is, vooral de Holocaust. Zo was de Kristalnacht weliswaar een misdaad, maar op die schaal gebeuren er in zo veel landen misdaden; hij wordt maar herdacht als een stapsteen naar de Holocaust juist omdat er een Holocaust op gevolgd is – en die was het gevolg van de wereldoorlog. 

 

Het is merkwaardig dat degenen die zo verontwaardigd zijn over mijn pleidooi voor een vreedzaam samenleven met nazi-Duitsland geen enkele moeite hebben met de reëel gebeurde vreedzame coëxistentie met de Sovjet-Unie. Integendeel, terwijl zij uitschruwelen hoe immoreel het wel is om het loutere bestaan van het nazi-bewind te gedogen, dulden zij in hun pleidooi wel het bestaan van de Sovjet-Unie, haar inlijving van Polen en de Baltische staten, en zelfs de samenwerking (“collaboratie”) met datzelfde “totalitaire, vrijheidsberovende” systeem. Van 1945 tot 1989 heeft er tussen het Sovjet- en het westelijk blok (rechtstreeks) een gewapende vrede bestaan, precies zoals de "lafhartige pacifisten" het wilden. Vergeleken met de hypothetische kernoorlog die anders ontbrand zou zijn, was dit waarschijnlijk wel te verkiezen. Zoals in 1939 zelfs de tijdelijke verdrukking van Tsjechië en Polen achteraf bezien misschien wel te verkiezen was boven WO2 en de Holocaust, die sommigen blijkbaar moreel superieur vinden.

Terwijl men de Holocaust had kunnen voorkomen door de vrede met nazi-Duitsland te bewaren, was er wel een oorlog nodig om Polen en Tsjechië weer aan de Duitse heerschappij te ontworstelen. Echter: deze landen zijn door de westelijke mogendheden wetens en willens aan de Sovjet-controle opgeofferd, en zouden hoe dan ook pas in 1989 hun vrijheid terugkrijgen. De oorlog is dus wel formeel om hun vrijheid begonnen, maar is objectief niet daarvoor gevoerd. In een vredesscenario had de Duitse bezetting mogelijk niet eens tot 1989 geduurd – we hebben het niet geprobeerd en weten gewoon niet welke tendens binnen het allerminst monolithische nazi-bewind het zou gehaald hebben. Evenmin weten we wat er met diplomatieke middelen voor hun vrijheid bereikt had kunnen worden. We hebben iets anders geprobeerd, de oorlog, en daarvan weten we dat hij voor Tsjechië en Polen tot een halve eeuw onvrijheid geleid heeft. We weten sedert 1989 wel dat totalitaire regimes niet het eeuwige leven hebben, en ook het nazi-bewind zou ooit wel geïmplodeerd zijn, zonder oorlog.

 

Nog over het vredesalternatief was ene Marc het met die Johan eens: “ Niemand is volkomen zonder blaam, maar dat is geen geldig argument om lafhartig 'pacifisme' te prediken wanneer men komt te staan tegenover manifest kwaad zoals het nazisme (of eender welke vorm van vrijheidsberovend totalitarisme).”

 

“Lafhartig”, “manifest kwaad”, toe maar! Waar lopen die grote woorden met dat ventje naartoe?! Ik pleit voor niets lafhartigs, enkel voor een verantwoordelijke economie van het geweld,-- en het grootste conflict aller tijden is “manifest” géén zuinige omgang met geweld.

 

Deze Marc pleit voor een militaire aanpak van “manifest kwaad zoals het nazisme (of eender welke vorm van vrijheidsberovend totalitarisme)”. Maar in dat geval had men ook de Sovjet-Unie moeten de oorlog verklaren, want die had eveneens de helft van Polen veroverd. Ze had tegen 1939 onder haar eigen bevolking honderden keren meer mensen gedood dan nazi-Duitsland, en was zeker een “vrijheidsberovend totalitarisme”. Misschien kan Marc zijn sabelslepende aanpak verantwoorden, maar dan niét de eenzijdige oorlogsverklaring aan Duitsland waarbij de Sovjet-Unie met rust gelaten werd.


 

Jodenuitroeiing


“De notie dat de Jodenuitroeing een direct gevolg was van de oorlog is pure speculatie. Zij staat direct in contradictie met het feitelijke lot van talloze minderheden die als zondebokken werden gebruikt door totalitaire regimes. Eigentijdse voorbeelden zijn de Falung Gong in communistisch China en de Bahai in theocratisch Iran. De Brits-Franse oorlogsverklaring was een direct gevolg van de Duitse inval in Polen en die verklaring was uitdrukkelijk op voorhand 'getelegrafeerd' aan het nazi-regime met Polen als een 'red line' na een serie van voorafgaande Duitse verdragsovertredingen. Het historisch revisionisme van de heer Elst, en ook van Grammens vermoed ik, is een vorm van kopindegronderij.”

 

Dat de Jodenuitroeiing evengoed plaats zou gevonden hebben zonder oorlog, zoals Marc impliceert, dát is zuiver speculatie. Er is volstrekt niets dat erop wijst, volstrekt niets. Ook niet de “demonische” aard van het Hitlerregime, want Hitler, die eind 1936 op het voorblad van Time stond als “man van het jaar”, is pas na de oorlogsverklaring echt gedemoniseerd. Daarentegen is de oorzakelijke keten van het begin van de oorlog tot, twee jaar later, het besluit van met name de SS-leiding tot lijfelijke eliminatie van de joden vrij goed bekend. Maar om een oorlog te rechtvaardigen die onbeschrijflijk veel ellende aangericht heeft, waaronder de Holocaust, moet men wel beginnen schelden en schreeuwen.

 

Noch de Falungong noch de Bahai’s zijn voorwerp van een dermate omvattend programma tot uitroeiing als de Holocaust. Maar het is een feit dat sommige regimes ook in vredestijd hun minderheden weg willen, en soms ook uitroeien. Met name Stalin, voor Marc niet zo’n “manifest kwaad” als Hitler, had in Oekraïne in 1932-33 de Holodomor georganiseerd, de hongermoord op miljoenen Oekraïners. Wikipedia spreekt van “2,7 tot 10 miljoen” doden (lemma Holodomor, Nederlands, 16 aug. 2014); 10 miljoen was ook de private schatting door Walter Duranty, correspondent van de New York Times, die de moordpartij toen geheim hield om bij Stalin in het gevlij te komen. Het is altijd leuk als quizvraag: “Wat was de grootste moordpartij in 20ste-eeuws Europa? Het begint met Holo…” Maar goed, tegen deze achtergrond, waar men in nazi-Duitsland bij uitstek van op de hoogte was, bleek het nazi-regime in vredestijd verhoudingsgewijs nog vrij humaan: wel repressie tegen opposanten, wel Jodenwetten, maar géén uitmoording. Die begon pas na en als gevolg van de oorlogsverklaring. (Er was wel het euthanasieprogramma op mentaal gehandicapten, dat al vóór de oorlog begonnen was; maar ziet, dat werd onder protest van de Duitsers, nog wel in oorlogstijd, teruggeschroefd. De nazi-dictatuur plooide dus voor de openbare mening. Daarom werd de Holocaust in het grootste geheim uitgevoerd: de SS wist dat de modale Duitser het niet zou smaken.)  

 

Marc en anderen mogen mij eender welk feit betreffende de oorlog onder de neus duwen, ik verwacht niet dat het mijn stelling zal weerleggen. Een weerlegging zou zijn: een document uit het interbellum waarin de nazi’s reeds de uitroeiing van de Joden plannen. Topgeleerden hebben het nooit kunnen vinden, ook Marc zal het niet vinden. “Kopindegronderij” schijnt te betekenen: moedwillig blind blijven voor feiten. Maar Marc heeft nog altijd geen historisch feit kunnen noemen dat met mijn stelling in strijd is. Hij moet wel oppassen met de term “revisionisme”. In België is deze term gaan betekenen: de Holocaust ontkennen –- sedert 1995 een strafbaar feit. En iemand ten onrechte van een strafbaar feit beschuldigen, is zelf óók een strafbaar feit. Verre van de Holocaust te ontkennen, komt mijn stelling juist voort uit de vraag hoe de Holocaust had kunnen voorkomen worden.


In het boek The Myth of Rescue (Routledge 1997) vraagt William Rubinstein zich hetzelfde af. Hij besluit dat de Holocaust op geen enkele manier voorkomen had kunnen worden “once the mass murder of the Jews of Europe had begun”, tenzij door de oorlog te winnen. Nee, dus. De oorlog is immers gewonnen, en de Holocaust heeft “toch” plaatsgehad. De oorlog voeren en winnen was dus niet de methode om de Holocaust te voorkomen. Wat wel gewerkt had, was de oorlog voorkomen. Dan had men alle Joden, ook uit bezet Polen, kunnen laten vertrekken. Hitler zou zich verheugd hebben, van hen verlost te zijn, en de Joden zouden betrekkelijk blij geweest zijn, weer eens het vege lijf gered te hebben. Dan had men wel met Hitler moeten verder leven, maar die had zich dan niet met het bloed van de Joden bevlekt, noch met de tientallen miljoenen oorlogsdoden, en zou dus bijlange niet zo’n spreekwoordelijk demonische figuur geworden zijn.

 

 

Bergen lijken


In mijn artikel over Mark Grammens’ huldezitting had ik Winton Churchill een “liefhebber van bergen lijken” genoemd. Dat is niet mijn gewone spraakgebruik, en in die zin wil ik mij ervoor verontschuldigen. Het wekte deze reactie van Marc: “Tenslotte, Churchill was geen 'heilige' -- wie onder ons zou dat wel zijn -- maar hem afdoen als een ‘liefhebber van bergen lijken’ is een historicus onwaardig. Het is weer een directe vorm van kopindegronderij en een weigering om de complexiteit van zijn reële dilemmas te willen onderkennen.”

 

Nou, deze “kopindegronderij” steunt zich op een aantal historische feiten die men in neutrale geschiedenisboeken terugvindt, maar die bij de Churchill-vereerders minder goed bekend zijn. Er is heus geen bombardement op Dresden voor nodig om Churchill een liefhebber van bergen lijken te noemen. Hij was nu eenmaal zeer slordig met mensenlevens, en dat is op vele andere fronten gebleken. In de Eerste Wereldoorlog joegen vele legerleiders hun mannen in groten getale een zinloze dood in, en dat is ook wat Churchill in Gallipoli deed. Nu maarschalk Ferdinand Foch door de burgemeester van Leuven als een “oorlogsmisdadiger” afgedaan (en zijn plein van naam veranderd) is, is het niet overdreven om ook Churchill aan dat soort verantwoordelijkheid te herinneren. Wie de zinloze dood van zovelen nu veroordeelt, ontkomt er niet aan dat zijn veroordeling ook Churchill treft.

 

Churchill rechtvaardigde ook het gebruik van gifgas tegen de bolsjevieken en andere “niet-beschaafde” groepen. En toen zijn geforceerde oorlogsproductie in Bengalen in 1943 tot een hongersnood leidde die uiteindelijk een drie miljoen mensen het leven zou kosten, kreeg Churchill de keuze voorgelegd om Bengalen wel of niet met graan uit Australië te bevoorraden; hij koos ervoor om deze “niet-beschaafden” te laten creperen. In India staat hij vooral bekend als een verwoed racist en kolonialist, die welbewust van de gevolgen de beslissing nam om geen graantransporten in te leggen die talloze mensenlevens hadden kunnen redden, omdat hij deze Bengali’s de moeite niet waard vond. Het is werkelijk “kopindegronderij” om deze kant van Churchill mordicus niet te willen zien.

 

 

Besluit

 

 Mijn stellingen zijn niet "controversieel" -- wel voor gelovers in de Hollywood-versie, maar niet onder ernstige historici. Dat de Holocaust niet tot het nazi-programma behoorde maar door omstandigheden na 1939 tot stand kwam, is gewoon de “functionalistische” these, intussen gemeengoed onder historici. Dat Churchill "een liefhebber van lijkenbergen was", blijkt uit niet-controversiële en niet op de nazi's betrekking hebbende feiten uit zijn loopbaan, van Gallipoli tot de Bengaalse hongersnood. Dat Duitsland vóór 1939 niet de inlijving van de westelijke buurlanden beraamde, blijkt eveneens uit alle mij bekende bronnen.

 

Maar anders dan na WO1 is na WO2 de oorlogspropaganda nooit rechtgezet en is zij integendeel in de algemene beeldvorming overgegaan. Vandaar dat de meeste mensen vaag menen te weten dat "Hitler de wereld wou veroveren" en van daar uit de daden van de wereldleiders in de jaren 30 beoordelen. Of denken dat de Holocaust van in 1933 onvermijdelijk was en de oorlogsverklaring van 1939 daaruit voortkwam.

 

In september 1939 vond een plaatselijk oorlogje plaats, dat voor Polen een kwestie van leven of dood was maar voor de rest van de wereld van beperkt belang. Tijdens zijn pogingen in 1940 om met de Britten vrede te sluiten, toonde Hitler zich zelfs bereid om de niet-Duitse gebieden te ontruimen, dus zelfs voor (een deel van) Polen was er nog hoop. In ieder geval, van dat plaatselijke oorlogje heeft de Brits-Franse oorlogsverklaring een wereldoorlog gemaakt. Die oorlog heeft tientallen miljoenen doden geëist en de Holocaust mogelijk gemaakt. Ik hoop dat zijn pleitbezorgers de nabestaanden in de ogen kunnen kijken en zeggen dat hun dode niet voor niets gestorven is.

Ze heeft ook Vlaanderen aan een aanvankelijk niet-geplande Duitse bezetting blootgesteld. Deze heeft dan weer het Belgisch koningshuis, belgicisten als Léon Degrelle en een groot deel van de Vlaamse Beweging ertoe gebracht, met de bezetter te collaboreren. Sommigen zijn daar niet voor gestraft, anderen kregen dan weer de volle laag, ook onschuldigen zoals de opgroeiende Mark Grammens. Uit al die ellende kan ik alleen besluiten dat de Tweede Wereldoorlog nog meer dan de Eerste de leuze rechtvaardigt: “Nooit meer oorlog!”   

 


 

 

 

 

 

Aanhangsel: “Aline Sax”, lezersbrief van Iny Driessen in Tertio, 10 april 2013.

“Met pijn in het hart las ik de recensie van Jooris van Hulle over het boek van Aline Sax, Voor Vlaanderen, Volk en Führer (Tertio nr. 680). Ik ben de dochter van een Oostfronter en heb me jarenlang – en nog – verdiept in hun motiveringen. Velen handelden uit winstbejag of om bijvoorbeeld een gevangenisstraf te ontlopen, om macht te krijgen, of omdat ze in de Führer en de Nieuwe Orde geloofden. Maar ik wil het tegen Sax toch opnemen voor de idealisten die er ook waren, onder wie mijn vader. Hij was in 1942 onwetend over het lot van de joden. Het erkennen van de waarheid was nauwelijks te dragen. Hij is ervoor gestraft: vijf jaar gevangenis – smerig behandeld – [en] het verlies van zijn burgerrechten, die hij op zijn knieën terugvroeg omwille van zijn kinderen. Hij zocht naar vergeving en rust, zijn leven lang. In zijn naam ben ik aan opperrabbijn Albert Guigui vergeving gaan vragen. Die heerlijke man heeft me liefdevol omhelsd en gezegd dat de liefde die mijn vader de rest van zijn leven aan zovelen betoonde, voldoende was. Nu hij er niet meer is, heeft papa eindelijk rust en vergeving gevonden, want God is barmhartiger dan Sax.”

 

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

19 november 2013

Grammens voor eens en altijd


 

De 80-jarige Mark Grammens werd op 16 november voor een 700 mensen in de Rector Dhanis-aula van de Universiteit Antwerpen groots in de bloemen gezet. Onder de aanwezigen noteerden we een aantal vooraanstaanden, onder wie Vlaams parlementsvoorzitter Jan Peumans, minister Geert Bourgeois, en parlementsleden Jean-Marie Dedecker, Gerolf Annemans en Bart Laeremans. Figuren uit het Vlaamse openbare leven, onder wie ex-parlementslid Nelly Maes, voerden er het woord.

Een aantal relevante teksten van prominenten kreeg, samen met het Journaal-afscheidsartikel van Grammens zelf, een plaats in een uitstekend gelegenheidsboek, Journaal voor Vlaanderen (Groeninghe, Kortrijk 2013): Ludo Beheyt, Axel Buyse, Frans Crols, Jean-Marie Dedecker, Jacques De Visscher, Wilfried Dewachter, Jürgen Mettepenningen, Rik Van Cauwelaert, Ivan Van de Cloot, Luckas Vander Taelen en Karel Van Eetvelt. Zij hebben het over de thema’s die Grammens nauw aan het hart liggen: het multiculturele drama, de verstikkende particratie, geschiedkundige scharnierjaren als 1944 en 1968, de teloorgang van het moreel en kwalitatief gehalte van de media, en het bevrijdingsnationalisme. De uitgevers hebben het gebruik van de progressieve spelling door de bejaarde topjournalist geëerbiedigd, bv. in de vaak voorgekomen titel: “Geen kompromis.”

Sommige sprekers zouden zich wel op hun gemak gevoeld hebben op een N-VA-meeting, maar waren eigenlijk minder op hun plaats bij een Grammens-hulde. Zo bevestigde Karel Van Eetvelt zijn reputatie als een bekwaam woordvoerder voor de zelfstandigen en een doeltreffend criticus van de huidige PS-regering, maar zijn beroepsgroep is erg gevoelig voor materiële argumenten, dus omkoopbaar door België en afkerig van het Vlaamse radicalisme dat Grammens uitdraagt. Zijn neoliberalisme ligt goed bij de N-VA en vele aanwezigen, maar is beslist niet de ideologie van Grammens, die nog altijd gelooft in het gemeenschapsbezit van de productiemiddelen. Het viel trouwens op dat enkele vooraanstaanden minder geestdriftig waren bij de separatistische taal van sommige sprekers.

 

Kippenhok

Van de redes zal ik er slechts twee bespreken. Rik Van Cauwelaert had het over Grammens’ “strijd tegen de verkleutering en de verleugening” van onze media. Over die verkleutering is al genoeg geschreven (reeds door Neil Postman in 1985: Amusing Ourselves to Death), zij hangt samen met de commercialisering en met het steeds lagere niveau van onze afgestudeerden. Onze nieuwsuitzendingen bespreken nagenoeg dezelfde onderwerpen als de boulevardpers, schreeuwerig en sentimenteel. Daartegen moeten we een “onzindetector” ontwikkelen, een instrument dat bij Grammens feilloos functioneerde.

Maar het echte probleem is de verleugening, dat door perslui in debatten daarover altijd ofwel vakkundig verzwegen ofwel staalhard ontkend wordt. Naar mijn mening ging ook Van Cauwelaert er niet diep genoeg op in. Het is een probleem dat Grammens zelf regelmatig aankaartte, en dat deze huldezitting voor hem meteen illustreerde: ondanks het belang ervan en de massale toeloop rapporteerde geen enkel gedrukt of uitgezonden medium erover.

Een ander thema was de bekende slagzin: “Wat we zelf doen, doen we beter.” Die uitspraak van wijlen Gaston Geens wordt vooral ter weerlegging geciteerd: Vlaanderen zou het geen haar beter doen dan België. Provocateur Peter De Roover gebruikte als beeld de haan die niet kan kraaien als hij in een verduisterd en te laag kippenhok geplaatst wordt. Daar kan hij zijn longen niet volzuigen om zijn adem in een langgerekt kukelekuuu uit te stoten. Zijn kop wordt naar beneden gedrukt zodat hij naar de grond moet kijken. Pas als hij in de open lucht komt, kan hij zijn longen openzetten en de buren wakker kraaien.

Welnu, dat kippenhok met een te laag plafond, dat is het Vlaamse parlement. Als men het verwijt, ondermaats te functioneren, moet men bedenken dat het steeds weer voor een te laag Belgisch plafond moet buigen. Nergens anders ter wereld moet een gewestelijk bestuursniveau voor 6 miljoen inwoners een niveau voor minder dan het dubbele boven zich dulden. Als doorgewinterd pleitbezorger van Vlaanderens onafhankelijkheid hoefde De Roover zijn oplossing voor dit bestuurlijk fileprobleem nauwelijks te expliciteren.

 

Collaboratie

En dan kwam Grammens’ eigen rede. Vanuit zijn lange binnen- en buitenlandervaring kon hij het benepen Belgische nationaliteitendebat in perspectief plaatsen. Nu men meer en meer de Eerste Wereldoorlog begint te gedenken, moeten de Vlamingen zich voorbereiden op de honderdste verjaardag van de bestuurlijke scheiding en de uitroeping van de onafhankelijke Vlaamse staat door de Raad voor Vlaanderen, tijdens de Duitse bezetting in 1917. Hier speelt alvast niet de afschuw voor het regime: Duitsland was niet noemenswaardig minder democratisch dan België. Er vallen wel andere dingen aan te merken op deze virtuele onafhankelijkheid, die op last van het Duitse bestuur trouwens werd teruggedraaid (om de geheime vredesbesprekingen met de kandidaat-collaborateur Albert I niet te doorkruisen); maar geen enkele nationale geschiedenis is vrij van gebreken. En toch viert een volk dat zichzelf eerbiedigt de grote momenten van zijn vrijheidsstreven.

Inhakend op een debat dat de jongste weken in de kolommen van ’t Pallieterke woedde, hernam Grammens zijn stelling dat samenwerking met een buitenlandse mogendheid “wél juist was”. Het is eens wat anders: in plaats van de typische Vlaming die zich in bochten wringt om de collaboratie te minimaliseren of zich ervoor te verontschuldigen, dringt er hier één fier aan op het recht om de hele nationale geschiedenis te omarmen en de pogingen tot zelfbevrijding volmondig goed te keuren, ook al deden ze beroep op buitenlandse hulp.

En hier is toch wat nuancering vereist. Jan Neckers had op deze boude stelling geantwoord dat de collaboratie wel degelijk fout was, ondermeer omdat zeer veel mensen onder de bezetting concreet geleden hebben en daardoor tijdens en ook na het Duitse bewind de Duitsers haatten. De Vlaamse zaak werd dus geschaad door associatie met de Duitse bezetting, en Vlaamse leiders konden dat ook toen al weten, tijdens beide bezettingen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het kwalijke karakter van de Duitse staatsideologie, het nationaal-socialisme, voldoende bekend, hoewel niet in al zijn consequenties. Voorts bleken de Duitsers niet bereid om Vlaanderen daadwerkelijk te helpen (ook al deden zij voor het eerst de Belgische taalwetgeving naleven, een omstandigheid die geheel ongeacht de marsrichting van de Vlaamse beweging maakte dat de Franstaligen deze wetgeving nadien met des te beter geweten aan hun laars lapten). Integendeel, zij begunstigden tegen de Vlaamse beweging in de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap en de SS-Vlaanderen, de “duitskiljons” die de Vlaamse voor de groot-Germaanse zaak geruild hadden.

Allemaal waar, maar Grammens stelde zich daartegenover op een principieel standpunt: ongeacht de bijzonderheden van hun specifieke situatie hadden de Vlamingen gelijk, eender welke voorradige buitenlandse hulp te aanvaarden. Talloze nationale bevrijdingsbewegingen hadden hetzelfde gedaan. Geen Ierse onafhankelijkheid zonder de Duitse steun van de voorafgaande jaren. Nederlanders verweten de Indonesische onafhankelijkheidsleiders collaboratie met de Japanners. Geen onafhankelijk Mongolië en geen vrijheidsstrijd in de Portugese kolonies zonder Sovjet-hulp, geen zelfstandig Korea zonder geallieerde tussenkomst, geen Amerikaanse onafhankelijkheid zonder Franse hulp. Daarbij stelden de vrijheidsstrijders zich geen vragen over het mensenrechtenpalmares van bv. de Cubaanse en Libische sponsors van hun eigen strijd tegen de Apartheid.

Grammens had er zeker kunnen bij zeggen dat ook België zijn onafhankelijkheid aan buitenlandse tussenkomsten dankt. De Belgische revolutionairen zorgden eerst voor onofficiële militaire steun vanuit Frankrijk, hoewel dat land na Napoleon dezelfde negatieve faam had als Duitsland vanaf 1914, om de Nederlanders op de vlucht te jagen. Dat gaf hun de ademruimte om Belgische instellingen op te zetten, en intussen zorgden zij voor Britse diplomatieke steun, ondermeer door een Britse prins tot koning te maken, om hun onafhankelijkheid te consolideren. Zonder collaboratie geen België. 

 

Mahatma

De gelauwerde liet het beoordelingsprobleem dat de geschiedkundige moet aansnijden, onaangeroerd: in hoeverre was Duitsland eigenlijk schuldig aan de wereldoorlog? Weliswaar had die achtergrond weinig te maken met de perceptie door de bevolking, maar theoretisch kunnen we de oefening doen. Tenslotte was het de oorlogsverklaring door Engeland en Frankrijk die van een plaatselijke oorlog om historisch Duitse gebieden een wereldoorlog maakte. Als men de communistische pers van vóór de Duitse inval in de Sovjet-Unie leest, dan worden daar de “koloniale bourgeois-democratieën” als oorlogsstokers beschouwd die Duitsland tot de oorlog dwongen. De bezetting waar de Vlamingen onder leden, was volgens de meeste toenmalige waarnemers niet de uiteindelijke schuld van Duitsland, maar van de latere “geallieerden”. De Belgische geschiedenisboeken vertellen daarover een zeer oppervlakkig verhaal, dat pas met de Duitse inval in 1940 begint, een louter gevolg en niet de oorzaak: de Brits-Franse oorlogsverklaring in september 1939.  

Een onverwacht medestander van de pacifist Grammens was Mahatma Gandhi. Hij was destijds tegen de oorlog, wat voor een apostel van de geweldloosheid eigenlijk maar vanzelfsprekend mag heten. De geschiedenisboeken behandelen het grootste conflict uit de wereldgeschiedenis echter als een soort heilige oorlog tegen het absolute kwaad, en elk pacifisme komt in dat geval neer op collaboratie. Gandhi heeft veel en zware fouten op zijn geweten, die door zijn vereerders weggemoffeld worden, maar hier had hij nu eens helemaal gelijk, en ook dit juiste standpunt wordt zo veel mogelijk verborgen.

Gandhi was echter (typisch) verward toen hij na de oorlog verklaarde dat de joden hun afslachting maar monter hadden moeten aanvaarden. Overwinnen door vrijwillig te sterven, dat was zo één van zijn bizarre beginselen. Daaruit volgt echter niet dat hij ongelijk had gehad met zijn pogingen om de wereldoorlog in de kiem te smoren. De waarheid is dat de Europese joden zonder de oorlog nooit met de dood bedreigd zouden zijn. In de Hollywoodversie beraamden de nationaal-socialisten vanaf het begin een genocide op de joden. De werkelijkheid is minder sensationeel: het plan tot uitroeiing van de joden kwam er pas na de inval in de Sovjet-Unie, najaar 1941, in volle oorlog, en kon ook maar in het geheim georganiseerd worden dankzij de oorlogsomstandigheden. Daarvóór hadden er deportatieplannen bestaan, die de joden weliswaar hun heimat zouden gekost hebben, maar niet het leven. Men kon kiezen: ofwel een Europa met Hitler (in wiens bewind na een tijd wel de klad zou gekomen zijn, vgl. de destalinisering en de val van de Sovjet-Unie) maar zonder wereldoorlog en zonder Holocaust, ofwel een Europa zonder Hitler maar met wereldoorlog en Holocaust. Liefhebbers van bergen lijken, zoals Winston Churchill, kozen het tweede, en tekenden vanuit hun kasteel voor de dood van tientallen miljoenen.  

Desalniettemin blijft de samenwerking met een bewind dat zich, zij het dan nog onder onbedoelde oorlogsomstandigheden, tot zeer moorddadig ontpopt heeft, problematisch. Toch is het goed, eens de andere klok gehoord te hebben: niet Vlaanderen was moorddadig, en andere landen en bewegingen hebben ook volop met moorddadige regimes samengewerkt. Zo werkte de Belgische regering in ballingschap binnen het anti-nazi bondgenootschap met de Sovjet-Unie samen, het regime dat al op miljoenvoudige schaal gemoord had nog voor de nationaal-socialisten aan de macht kwamen, en dat ook juist voor, tijdens en na de oorlog hele categorieën mensen met de grond gelijk gemaakt heeft (ondermeer duizenden Vlaamse en Waalse oorlogsvrijwilligers). Verder is het typisch voor de Vlamingen dat zij er juist een bondgenoot uitkozen die uiteindelijk de strijd zou verliezen en in geen positie was om Vlaanderen de onafhankelijkheid aan te bieden. Dan heeft België het in 1830 wel slimmer aangepakt.

 

Repressiegedenkteken

Onder de andere factoren die de collaboratie legitimeerden, noemen we nog de deportatie van honderden “verdachten” en de moord op sommigen van hen (onder wie de belgicist Joris Van Severen) door de vaak bespotte Belgische staatsveiligheid. Die kostte België veel krediet en bevorderde onder de bevolking de bereidheid om met de bezetter samen te werken. Tenslotte was er de collaboratie van het officiële België, het best gesymboliseerd door de aanvaarding van de Nieuwe Orde (een term die Grammens trouwens verwerpt) door koning Leopold III. Hij had een voorbeeldfunctie en naar hem konden alle  mandatarissen en ambtenaren die op post bleven of een nieuwe functie aanvaardden, verwijzen. In dat licht was alvast het beginsel van collaboratie verdedigbaar.

Grammens beëindigde zijn rede met een oproep die weer eens getuigde van de repressie-ervaring die zijn eigen jeugdjaren getekend had. Hij wenste iets dat niet in België kan, maar wel in het onafhankelijke Vlaanderen zal kunnen: een gedenkteken voor de slachtoffers van de Belgische repressie.

Op elke Vlaamse bijeenkomst met receptie stoot ik wel op iemand met een repressiegetuigenis die ik nog niet gehoord had. Een bejaarde vrouw vertelde mij hoe haar vader vóór de bezetting in het VNV actief was, maar zijn partijfuncties om principiële redenen neerlegde bij het begin van de collaboratie. Omdat niets “zwarts” tegen hem bewezen kon worden, tenzij zijn Vlaamsgezindheid, werd hij dan maar van kindermisbruik beschuldigd. Welke historici beweerden daar weer dat het anti-Vlaamse karakter van de repressie een mythe is?

 

Meerderheid

Een argument dat belgicisten wel eens tegen de Vlaamse onafhankelijkheid gebruiken, is dat er geen meerderheid voor is. Dat staat nog te bezien, er is immers nooit een referendum over geweest, en de debatten voorafgaand aan een volksraadpleging blijken wel eens de openbare mening te doen keren; maar laten we het nu aannemen. Daarop zei Grammens dat de nationale onafhankelijkheid altijd bewerkt is door een voorhoede, die tegen een politiek niet-bewuste en statusquo-gezinde massa moet optornen. Weer eens die verwijzing naar de wereldgeschiedenis, tegen de gezichtsvernauwing van de Belgische nationalisten in.

De belgicisten die een democratischer-dan-gij gezicht opzetten wanneer ze van de flaminganten uitdagend het bewijs van een pro-Vlaamse meerderheid eisen, vergeten dat ook het onafhankelijke België de vrucht is van een minderheidssamenzwering. Zelfs de daaropvolgende legitimering van het Belgische feit via de stembus betrof onder het cijnskiesrecht slechts een kleine minderheid van de burgers, die zich dan nog in reeds geschapen militaire en institutionele voldongen feiten schikten. Als een democratische meerderheid vereist is, laten we dan maar de Belgische onafhankelijkheid terugdraaien en de Verenigde Nederlanden herstellen.

Mij dunkt echter wel dat de democratische standaarden van de 21ste eeuw hoger zijn dan die van de 19de, en dat Vlaanderen het beter moet kunnen dan België. Onafhankelijkheid langs de moeilijke democratische weg stuit echter eens te meer op een kwaal die dit volk al lang teistert: de Vlamingen hebben geen ernstige en betrouwbare voorhoede, zij zijn een “volk zonder bovenlaag”. Maar daar was Grammens gerust in: wanhoop niet, te zijner tijd zal er wel een leiderschap opstaan.

Na afloop zette het publiek spontaan De Vlaamse Leeuw in. Na de eerste strofe wilden velen buiten gaan, maar een voorhoede ad hoc deed nog de obligate tweede strofe volgen, met de zin: "Geen tronen blijven staan." Dat was een eerbetuiging van de massa aan Mark Grammens als Vlaanderens verdienstelijkste revolutionair.

Labels: , , , , ,

Read more...

3 oktober 2013

Aan wie de 16? (Hoegin)

Rik van Cauwelaert noemde het in De Tijd «politieke gezelschapsspelletjes»: met nog meer dan negen maanden te gaan tot de verkiezingen schrijven de journalisten zich krom over wie kandidaat is om Elio di Rupo op te volgen. Waarna hij zelf het gerucht lanceert dat zowel Elio di Rupo als Paul Magnette zouden azen op… een Europees commissariaat!

Regering–De Wever-Reynders

Het scenario duikt af en toe op, en het klinkt goed, zo'n herstelregering–De Wever-Reynders als tegenbeeld van een regering–Di Rupo II. Maar welke partijen zouden aan zo'n regering kunnen deelnemen? N-VA en MR om te beginnen natuurlijk, en in het zog van de MR ook de Open Vld. Maar wie regeert er dan nog mee? De CD&V en cdH? Dat wordt aan Vlaamse zijde dan een zogenaamde Antwerpse coalitie, maar aan Franstalige zijde vooral een minderheidscoalitie. Benieuwd of de Franstaligen volgend jaar al even principeloos zullen willen zijn als de Vlamingen in 2011. Met een centrum-rechtse overwegend Vlaamse federale regering, en als reactie daarop misschien wel een links-linkse Waalse regering van PS en Ecolo staan we dan misschien wel voor zeer interessante tijden in het zuiden van het land.

Persoonlijk houden we het dus op een voortzetting van de huidige regering. Grootste argument voor zo'n scenario is dat alle ervaring leert dat Vlaamse politici veel gemakkelijker buigen dan Franstalige. Enige mogelijke spelbreker voor dit scenario: de Vlaamse kiezer, als die de N-VA en het Vlaams Belang in het Vlaams Parlement zo groot maakt dat een Vlaamse afspiegelingsregering zonder N-VA niet meer mogelijk is.

V-meerderheid

Maar wat dan nog? Ons vermoeden: dan verandert er op federaal vlak niets, en krijgen we op Vlaams niveau een Antwerpse coalitie. Als je ziet hoe de federale begroting vandaag mismeesterd wordt, zou je gaan vermoeden dat men zelfs doelbewust aanstuurt op een economisch rampenscenario, waarbij er na 26 mei 2014 in alle haast een federale regering gevormd zal móeten worden omwille van de «financiële markten». Met andere woorden, een voortzetting van de huidige regering–Di Rupo, omdat er geen tijd zal zijn om te neuten over confederalisme. En al zeker niet als de Rode Duivels op hetzelfde ogenblik wereldkampioen spelen in Brazilië.

Wouter Beke zal de N-VA dan met plezier voor de keuze plaatsen: Vlaanderen maandenlang in een bestuurlijke chaos storten terwijl de CD&V in de federale regering haar «verantwoordelijkheid opneemt», of braafjes met hen (eventueel aangevuld met de Open Vld) een Vlaamse regering vormen en de kracht van verandering uitstellen tot 2019. Zolang de N-VA bij voorbaat revolutionaire toestanden afzweert heeft Wouter Beke geen reden om met de N-VA veel rekening te houden bij de vorming van een federale regering.

IJdeltuit Di Rupo

In ons lijstje staat Elio di Rupo dan ook nog steeds met stip op nummer één om zichzelf op te volgen na 25 mei 2014. En zoals de zaken er op dit ogenblik voorstaan –rebus sic stantibus, zou Bart de Wever zeggen– zal dat zelfs nadrukkelijk zonder de N-VA moeten zijn. Sedert 13 mei 2010 is er, buiten de provincieraadsverkiezingen, nog geen enkele peiling verschenen die de N-VA onder de dertig procent plaatst. Zelfs die dertig procent zou nog een winst van 1,8% zijn tegenover de laatste federale verkiezingen, en dus mogen we er gerust van uitgaan dat de N-VA na de volgende verkiezingen in de federale Kamer nog groter zal zijn dan ze nu al is. Bij de PS is het dan weer van eind 2011 geleden dat de partij nog gepeild werd op een niveau dat vergelijkbaar is met de laatste federale verkiezingsuitslag, want sindsdien staat de partij op verlies. Conclusie: in de volgende federale Kamer zal de N-VA niet alleen groter dan de PS zijn, ze zal afgetekend groter dan de PS zijn.

Je ziet dan ook van hier dat Elio di Rupo premier zal willen spelen in een regering waarin de N-VA een kop groter is dan zijn eigen PS. Wie denkt dat dit betekent dat de N-VA dan de premier zal moeten leveren is echter van een goed jaar. Koning Philippe die de eed afneemt van eerste minister Bart de Wever? Neen, de enige mogelijke oplossing is dat de N-VA opnieuw uit de federale regering gehouden wordt. Onze kakelverse koning-met-een-missie zal over zo'n hyperdemocratisch manœuvre zeker geen problemen maken.

Drama queen zkt camara's

Dat Elio di Rupo zou azen op een Europees commissariaat lijkt ons dan ook een lachertje. Hoe vaak komt zo'n Europees Commissaris in de pers? Alleen als hij blundert, of als hij als zwarte piet kan dienen in één of ander nationaal debat. Zelfs de «hoge vertegenwoordiger» voor buitenlandse zaken en veiligheid Catherine Ashton –wie kent haar?– komt amper in het nieuws. Karel de Gucht zou zich trouwens met geen Menense pictogrammen bezighouden als hij daar in de Europese Commissie niet totaal zat te verwelken (of de vloer aangeveegd werd door Chinezen).

Nog eentje: als de uitslag van de PS tegenvalt, en Waals klein-links enkele zetels haalt, zou Elio di Rupo liever naar de oppositie trekken om zijn partij te laten herbronnen. Alsof dat enige garantie zou geven dat hij er in 2019 dan wel bij zal zijn. Detail: in 2019 wordt hij trouwens 68 jaar.

Neen, ze gaan een heel straf postje moeten uitvinden om Elio di Rupo vrijwillig uit «de 16» weg te krijgen. En na de passage van Herman van Rompuy als Europees «president» is het eerder twijfelachtig of er in 2014 veel vette postjes voor Belgen beschikbaar zullen zijn.

Bart de Wever

Hij mag zeggen wat hij wil, maar Bart de Wever is op dit ogenblik de enige natuurlijke kandidaat-premier van de N-VA. Elke andere N-VA-kopman of -vrouw is slechts tweede keus. En we zijn het niet persoonlijk gaan rondvragen onder de N-VA-leden, maar we hebben een sterk vermoeden dat ze er zo ongeveer allemaal hetzelfde over denken, op twee na. De ene zit in Antwerpen, en zegt dat hij niet beschikbaar is. De andere zit in Gent, en dacht dat hij eind augustus zijn federaal regeringsakkoord al uit de doeken mocht doen in een interview met De Standaard. Dat laatste was, zoals ondertussen bekend, «voor zijn beurt gesproken».

Bart de Wever zit natuurlijk wel met hetzelfde probleem waar Jannie Haek mee geplaagd zat: zoals die laatste zijn opzegpremie thuis niet uitgelegd kreeg, zo krijgt Bart de Wever een federaal premierschap thuis niet uitgelegd. Net zoals het ook niet snor zit met het confederalisme van de N-VA. Ironisch, dat op dit ogenblik net het communautaire het zwakke punt is van wat ooit als een communautaire one-issue-partij vertrokken is…

Didier Reynders

Didier Reynders zou natuurlijk maar wat graag eerste minister van België worden. Maar iets zegt ons dat de man intelligent genoeg is om te weten dat dat weinig waarschijnlijk is, tenzij zich één of andere bijzonder opportuniteit zou voordoen. Enerzijds maakt hij geen kans mét de PS in de federale regering, en anderzijds maakt een federale regering zonder PS geen of weinig kans. Maar je weet natuurlijk nooit. In 2010 zag het er immers lang naar uit dat de MR en de Open Vld zelfs de regeringsbanken niet zouden halen.

Kris Peeters of Wouter Beke

Kris Peeters die liever niet premier zou willen worden, het klinkt een beetje als een Yves Leterme die de huwelijkstrouw predikt. Weinig geloofwaardig dus. Al was het maar omwille van de dure eden die ook die laatste zwoer toen híj Vlaamse minister-president was. Het scenario, waarbij Kris Peeters Wouter Beke federaal zou laten voorgaan, is zo mogelijk nog gekker. Welke paddenstoelen moet je al gegeten hebben om in alle ernst te kunnen beweren dat een CD&V'er geen Belgisch postje zou ambiëren, of woord zal houden?

Er zijn echter twee dingen die ervoor zorgen dat CD&V vandaag geen openlijke kandidaat naar voren schuift. Ten eerste: het is een gemakkelijke manier om het zwakke punt van de N-VA in de schijnwerpers te plaatsen. En ten tweede: het pijnlijke besef dat Kris Peeters niet alleen geen kandidaat van rang 1 is, maar ook niet van rang 2 (Didier Reynders of Bart de Wever), doch slechts rang 3. Zeg maar de categorie waar ook Johan vande Lanotte en Alexander de Croo spelen dus. Pijnlijk, voor een partij die ooit volstrekte meerderheden haalde in Vlaanderen.

Dit artikel verscheen op 18 september 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , , , , , ,

Read more...

6 april 2013

Quaregnon of Knokke ? (vpmc)


De Tijd geeft elke week ruimte aan Rik Van Cauwelaert voor zijn opiniebijdrage “Paleis der Natie”. Vandaag is de titel van zijn stuk:
“De SP.a en de oude waarden”. Het staat op pagina 15 en gaat over de problemen van een partij die “haar ijkpunten kwijt is”.

Van Cauwelaert begint met een oud citaat van Mark Elchardus, die het toen had over globalisering, vrije markt, migratie en dergelijke. Allemaal zaken die bij het intussen verdwenen traditioneel-socialistische kiespubliek moeilijk lagen, maar niet bij de partijleiding. Rik Van Cauwelaert:

Voorzitter Steve Stevaert wilde het socialisme gezellig houden. En gezellig is het nog steeds voor de kosmopolitische elite die dagelijks in verbinding staat met de rest van de wereld, zoals beschreven door Elchardus’ Berkeley-collega Manuel Castells.

Maar, is dat wel zo? van die kosmopolitische elite die zich kostelijk vermaakt? zou die echt bestaan? Voor een antwoord op deze vragen moeten we even opzij kijken en pagina 14 lezen, links bovenaan.

Want, op bestelling moet je haast geloven, illustreert daar Frank Van Massenhove –baas van de Sociale Zekerheid– de reëel bestaande Stevaertse socialistische gezelligheid.

Columnist Frank heeft namelijk in Knokke een tapasbar ontdekt, en hij kan zijn kosmopolitisch enthousiasme niet op: ...een tapasrestaurant dat je eerder in Downtown San Francisco of het Londense West End zou verwachten.”

Hij roemt en looft en prijst de Knokse koks, vergelijkt hen met stervoetballers, met deejays, met alles en nog wat, want zo’n column moet een bepaalde lengte hebben en met enkel tapas lukt dat niet. Ook het grootste schrijftalent zou dan passen.

De columnist noemt de tapaskoks, en meteen ook die diskjockeys: “het prototype van de nieuwe entrepreneur. […] Ze zijn passie én fun, ze zijn van hier maar nog meer van de wereld.”

Knokke is zo te zien een betere plek dan Quaregnon om aan een nieuw charter te werken.

Labels: , , , , , , , , ,

Read more...

29 september 2012

Op zoek naar graziger weiden (vpmc)



De page van Patrick
Wordt menner bij de Knack
Dat houdt de teugels strak
Maar lezers zijn geen paarden
Zij gaan naar uiterwaarden
Op vakantie met Rik

.
.

Labels: , , ,

Read more...

19 september 2012

Il n'y a pas de belges (vpmc)


Deze voormiddag was er in het Vlaams Parlement de voorstelling van het boek “Ils nous ont pris la Flandre” van Rik Van Cauwelaert, en uitgegeven bij Pelckmans. Het boekje (136 blz.) bevat naast zijn essay ook een vertaling van de volledige brief uit 1912, van de Waalse socialist Jules Destrée aan Albert I, en in die brief van tienduizend woorden staat heel wat meer dan het bekende: “Il n'y a pas de Belges”. Rik Van Cauwelaert had me gevraagd om die vertaling te maken, wat ik natuurlijk heel graag deed, want Destrée schrijft precies zoals ik het graag lees: precies genoeg pathos, en precies genoeg precisie.

Kamervoorzitter Peumans gaf een korte inleiding, waarna de historicus Philippe Destatte, directeur van het Institut Jules Destrée, een bijzonder interessante uiteenzetting hield.
Veel politici aanwezig, maar weinig journalisten.
.

Labels: , , ,

Read more...

23 augustus 2012

Rik Van Cauwelaert over Jules Destrée (vpmc)

.

In dit audiofragment, uit het Radio1-programma Touché van deze middag, praat Friedl' Lesage met Rik Van Cauwelaert over de figuur van Destrée, en over diens brief aan Albert, brief die na honderd jaar voor het eerst in zijn geheel vertaald zal te lezen zijn in het boek «Ils nous ont pris la Flandre» Waals socialisme en Belgische illusies.Van Jules Destrée tot Elio di Rupo. Dit boek verschijnt eerdaags bij Pelckmans.

.

Labels: , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten