De eeuwenlange strijd van het autonomistische Catalonië tegen het Spaanse unitarisme, streng en centraalgeleid vanuit Madrid, moet bij ons, Vlamingen, toch een gevoel van verwantschap opwekken. Inderdaad, ook Vlaanderen werd in de 16de eeuw vanuit het strenge Madrid bestuurd, en volgens sommige cultuurhistorici is ons dat blijven parten spelen. De geuzen en protestanten zijn naar het Noorden vertrokken. Wij, achterblijvers, zijn katholiek, onderdanig en monarchistisch gebleven, misschien te “Spaans”, terwijl de Catalanen ook in moeilijke tijden hun identiteit veel sterker wisten te handhaven, in het teken van een verlichte, mediterrane levenskunst die “vanonder uit” komt en niet van bovenaf is opgelegd. Alleen al taalkundig speelt dat populisme sterk: het Catalaans stamt af van het volkslatijn, terwijl het Spaans (het “Castilliaans”) eerder schatplichtig is aan het burgerlijk-aristocratische Latijn van de clerus, de ambtenarij, de adel. Het Catalaanse separatisme s ook lokaal verankerd: in Arenys de Munt ten noorden van Barcelona stemde vorig jaar 96 procent van de kiezers voor een onafhankelijk Catalonië. De opkomst was 41 procent. In de recente wereldkampioenschappen voetbal supporterde het gros van de Catalanen voor… Nederland, uit afkeer van de Spaanse vlag (ook al bestond die nationale ploeg voor het merendeel uit spelers van FC Barcelona).
Voor de rest is er qua mentaliteit geen groter contrast denkbaar tussen Catalonië en Spanje. En ik vermoed zelfs dat de Catalaanse identiteit zich ook bewust afzet tegen Madrid en zijn waarden, en zich definieert als anti-Spaans, on-Madrileens. Alle zuidreizigers zullen de hiernavolgende clichés beamen. Spanje is zuur, dor, totalitair, gesloten, dwangmatig, oerkatholiek, sadistisch, macho, denkt vertikaal, en ruikt hardnekkig naar knoflook. In de herbergen gooit men zijn afval gewoon op de grond, het volksplezier bestaat uit het ritueel afmaken van mannelijke runderen in een arena. Berucht zijn ook de verhalen van de Spaanse windhonden die, eens afgeschreven, een ellendige dood door uitputting en mishandeling tegemoet gaan.
Catalonië anderzijds smaakt zout-zoet, is libertair-anarchistisch, mercantiel, speels, open, profaan, empathisch, humoristisch, vrouwelijk, republikeins, denkt horizontaal en ruikt naar zeelucht. Geen wonder dat de dictator Franco de Catalanen als gevaarlijk tuig beschouwde. De cultuur is zeer gericht op de Middellandse zee (ooit was het een Griekse kolonie), en daardoor des te minder op het Iberische binnenland. Vis, zeevruchten en rijst vormen culinaire hoofdingrediënten. De maan en de getijden spelen een sleutelrol in de collectieve psyche (Cata-lunya: “Kat op de maan”, Barce-lona: “Bark naar de maan”). Stierengevechten? Een Madrileense barbarij!
Terwijl de Baskische afscheidingsbeweging in het slop zit, piekt de Catalaanse als nooit te voren, omdat ze zich echt identitair opstelt en vanuit de maatschappelijke onderstroom groeit. Ik ga op deze cultuurclash tussen Barcelona en Madrid niet verder in, al steek ik niet onder stoelen of banken dat ik veel liever een Vlaamse beweging met een stevige scheut Catalaans esprit zou hebben, meer gevoel voor ironie en humor, dan dat zuur-katholieke, “rechtse” gemierenneuker van half-seniele opa’s. Maar het moment dat een miljoen Vlamingen op straat komt om onafhankelijkheid te eisen, is dan ook nog lang niet in zicht, er is nog werk aan de winkel.
Over dan maar naar het tweede heuglijk feit van deze zomer: de beslissing op 22 juli 2010 van het Internationaal Gerechtshof van Den Haag, dat de Kosovaarse onafhankelijkheidsverklaring wel degelijk legitiem was, en dus wereldwijde erkenning verdient. Kosovo?! Men hoorde toen, daags na de Belgische feestdag, in Vlaanderen zachtjes vloeken en tandenknarsen. Waarom staan zij waar wij nog lang niet staan? En hoe heeft de geschiedenis hier ingewerkt op het identiteitsgevoel? Even een korte historische glijvlucht.
Kosovo bestaat voor het grootste deel uit etnische Albanezen. Het zit van oudsher geprangd tussen het Ottomaanse imperialisme (het islamitische Turkije was van de 14de tot de 19de eeuw een wereldrijk dat op een bepaald ogenblik grote delen van Europa heeft bezet), en de aanspraken van het groot-Servisch nationalisme (traditioneel door Rusland gesteund). Anno 1389 komen die twee tegenover elkaar te staan in de “Slag op het Merelveld”, waar de Turken de Serviërs in de pan hakken. De “heilige grond”, waarop de slag plaats greep, zou voor het Servisch nationalisme een obsessie blijven, en een van de redenen om Kosovo als Servisch oer-territorium te blijven claimen.
In de 20ste eeuw zou het gebied pas zijn reputatie van mondiaal kruitvat waarmaken. Na twee balkanoorlogen was het tijd voor het serieuze werk, en schoot een Servische ultra-nationalist te Sarajevo de eerste wereldoorlog in gang, via een aanslag op prins Frans-Ferdinand van Oostenrijk, nota bene op de herdenkingsdag van de Slag op het Merelveld. En met een Belgisch FN-pistool. Twee keer zouden de Kosovaren vervolgens het “foute” Duitse kamp kiezen, in een poging om autonomie af te dwingen,-waar hebben we dat nog gehoord. Waarna ze definitief als zwarte schapen werden gecatalogeerd, eerst door het Joegoslavië van Tito, nadien door het Servië van Slobodan Milošević. In 1996 begon, met de oprichting van het Kosovaarse Bevrijdingsleger (UÇK), een gewapende onafhankelijkheidsoorlog, die uitliep op een internationale conferentie, een gewapende NAVO-interventie, en een bestuur onder UN-voogdij. Op 17 februari 2008 riep Kosovo tenslotte eenzijdig de onafhankelijkheid uit, na een verkiezingsoverwinning van de autonomist en gewezen rebellenleider Hashim Thaçi.
Meer radicalisme… én meer diplomatie?
Geef toe: de geschiedenis van de Vlaamse beweging is daarbij vergeleken maar een stationsromannetje. Maar i

s Kosovo voor ons een voorbeeld? Ja en neen. België en West-Europa zijn de Balkan niet, bij ons ontbreekt het explosieve kader,- gelukkig maar, zullen de meesten zeggen. Vlaanderen is nog altijd een van de sterkste economische regio’s met een wereldhaven, terwijl in het verpauperde Kosovo de mensenhandel nog altijd welig tiert. Wij hebben veel te verliezen, zij niet. Toch strekken enkele aspecten van hun verhaal tot lering.
Ten eerste is er het algeme
ne identiteitsvraagstuk: waarom hechten de Kosovaren zo hardnekkig aan hun eigenheid en onafhankelijkheid? Bovenstaande korte historische survey geeft aan dat de etnische of religieuze homogeniteit niet de dominerende kracht is (de republiek Kosovo proclameert zich trouwens uitdrukkelijk als multi-etnisch). Wel is er het gedeelde gevoel van mismeesterd te zijn door de geschiedenis, waarin men de status heeft gekregen van slagveld, buffer, of restgebied. Dat geldt eveneens voor Vlaanderen. Men ontwikkelt zo een collectieve identiteit, niet zozeer door grote overwinningen, maar vooral door een revanchisme tegenover de geostrategische logica’s van de grootmachten met hun parallelle culturele en taalkundige dominantie. Dat is een belangrijke republikeinse constituante: zich verzetten tegen de kaarten die de geschiedenis heeft uitgedeeld, en een
“new deal” afdwingen. Daar moet ook Vlaanderen kracht uit putten: een kritisch standpunt tegenover het bureaucratische Europa van de grootmachten is een onvermijdelijke consequentie. Wij kunnen niet zomaar het Europa accepteren dat sinds het Congres van Wenen de positie van de grootmachten (Frankrijk, Duitsland, Engeland, Spanje) heeft geconsolideerd. Het republikeins autonomisme heeft historische trauma’s te helen, en moet in staat zijn om met het verleden in het reine te komen. Het verdriet van Kosovo is niet helemaal dat van Vlaanderen, er is zeker meer bloed gevloeid, maar de idee om de mentale én geografische kaart te hertekenen en vanuit een eigen territorium aan een soort collectieve psychoanalyse te doen, die terapeutisch werkt, moet ook ons, Vlamingen, kunnen aanspreken. Wij moeten leren de geschiedenis aanvaarden én opheffen. Binnen het Belgische kader is dat onmogelijk.
Tweede opmerking is dat men onafhankelijkheid afdwingt, men krijgt ze niet kado: de fluwelen evolutie-logica leidt meestal nergens toe, behalve tot een diplomatiek omkaderde verlenging van het status-quo. Ook Kosovo had zijn Bart De Wever, namelijk Ibrahim Rugova, een briljante intellectueel en spreker, die echter een afkeer had van radicaliteit, en tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Italië zat te wachten tot het voorbij was. Het zijn uiteindelijk de radicalen van Hashim Thaçi die de kastanjes uit het vuur hebben gehaald en de onafhankelijkheid hebben afgedwongen. Idem dito voor andere jonge Balkanrepublieken zoals Bosnië-Herzegovina (denk aan het driejarig beleg van Sarajevo!) en Kroatië: op een zeker moment moest er iets “geforceerd” worden, al was het maar met een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring (die bij ons verkeerdelijk en kwaadwillig als “utopisch” wordt afgeschilderd).
Derde vaststelling: de separatisten legden het, in al hun radicaliteit, diplomatiek aan boord wat betreft de internationale goodwill. In het Kosovo-verhaal valt de welwillendheid op van de internationale gemeenschap, via o.m. de NAVO-interventie en het UN-bestuur als overgangsfase, en uiteraard de recente beslissing van het Internationaal Gerechtshof. Ook Bosnië genoot de sympathie van de internationale gemeenschap, zie de solidariteit met de belegerde stad Sarajevo en de heropbouw ervan met Europees geld tot culturele toplocatie. Grappig en absurd is dan uiteraard het feit dat het merendeel van de EU-landen (waaronder België) de onafhankelijkheid van Kosovo erkent, terwijl men binnen de Europese Unie als de dood is voor regio-autonomistische tendenzen. De vraag dringt zich dan ook steeds meer op, hoe wij een Vlaamse republiek aan Europa en de wereld kunnen verkopen. Uiteraard hebben wij geen tiran Milosevic die als een soort schaduw van Rusland en een naschok van de koude oorlog wordt gepercipieerd,- dat heeft in de balkan zeker de zaak bespoedigd. Toch denk ik dat we meer op het rechtvaardigheids- en billijkheidsgevoel van de internationale gemeenschap een beroep moeten doen, terwijl we nu zelf worden afgeschilderd als verdrukkers,- mede dankzij de francofone propagandamachine.
Dit wordt een primordiale opgave, parallel aan de binnenlandse politieke radicalisering: diplomatieke kanalen openen die de internationale erkenning van Vlaanderen op korte termijn mogelijk maken. We moeten de internationale politieke context bestuderen en daar strategische krijtlijnen op uitzetten. Nederland zou de allereerste focus in dat offensief moeten zijn, maar wellicht zijn er nog landen die met de Belgische staat een appeltje te schillen hebben, en uit opportunisme of rancune voor de Vlaamse republiek zouden kiezen. Ik denk dat dit soort diplomatieke, semi-ondergrondse lobby-activiteit nuttiger is dan geldverslindende culturele centra in Amsterdam of New-York open houden, “Vlaamse huizen” waar vooral apparatsjiks van deze of gene partij de dienst uit maken en de budgetten opsouperen, zie bijvoorbeeld de geurtjes van fraude en corruptie rond de figuur van Philip Fontaine, ex-directeur van het Vlaams huis in New-York.
Beslist moet de Vlaamse beweging ook meer aansluiting zoeken bij andere Europese onafhankelijkheidsbewegingen. Dat doen we veel te weinig. Rechts-nationalistisch Vlaanderen gaat nog altijd liever J.M. Le Pen opvrijen dan Joan Puigcercós, voorzitter van de Esquerra Republicana de Catalunya. We delen nochtans één strijd tegen het oude bureaucratische Europa en de oude wereldorde, één zoektocht naar meer democratie. We kunnen samen een belangrijk diplomatiek netwerk uitbouwen, dat niet noodzakelijk via de instituties van de EU verloopt.
Benieuwd welke V-partij daar ernstig werk van maakt…
Johan Sanctorum