26 januari 2012

Bart Brinckman: geen journalist maar professionele roddeltante

Zeven keer citeert Bart Brinckman in zijn reportage over De Wever en de N-VA in DS Weekblad (21 jan ’12) anonieme bronnen die men dus helemaal niet kan natrekken. Wat moet men met uitspraken toegeschreven aan 'een insider', 'een Open-VLD-onderhandelaar', 'een Franstalige'? Evengoed kan Brinckman die zogenaamde bronnen uit zijn duim gezogen hebben om zijn tendentieus artikel exact in de richting te kunnen sturen die hij zich voorgenomen had. Dit is helemaal geen journalistiek meer, maar roddel. Vriendelijk uitgedrukt.

De artikels van Bart Brinckman in De Standaard over de N-VA en Bart De Wever zijn steeds zo tendentieus, dat men zich moet afvragen of hij op de loonlijst staat van een andere partij of van het ABVV als militant, eerder dan op de loonlijst van De Standaard als journalist. Men kan niet elke keer reageren op al zijn van de pot gerukte en valse voorstellingen van de feiten. Maar nu hij in DS Weekblad van 21 jan ’12 op niet minder dan 5 bladzijden mag roddelen over De Wever en de N-VA moet daar toch op gereageerd worden. Een ratatouille over van alles en nog wat, als het De Wever maar in een slecht daglicht kan plaatsen: de regeringsonderhandelingen van vorig jaar, de viering van de Vlaamse feestdag op de Kortrijkse Groeningenkouter, de nieuwjaarsreceptie van de N-VA, de volgende gemeenteraadsverkiezingen, vergelijkingen met Leo Tindemans en Hugo Schiltz. Vijf bladzijden zonder kop noch staart, stemmingmakerij zonder eind.

Samenvatting van het artikel volgens de 'lead' (= de samenvatting vooraan boven het artikel, in een groter lettertype):

Gefrustreerde politieke tegenstanders spuwen hun gal over het misplaatste martelaarschap en de onbetrouwbaarheid van dat onbekwame godenkind Bart De Wever. Zelf hoopt hij om zijn exploderende aanhang in 2014 de Belgische Confederatie binnen te leiden. ‘Wij gaan voor de grote shock, de anderen niet. Ieder zijn verantwoordelijkheid.’

Niet nader genoemde ‘politieke tegenstanders’ 'spuwen hun gal uit' over 'het misplaatste martelaarschap', 'de onbetrouwbare en onbekwame' Bart De Wever. We laten u hier niet uw tijd verspillen met een detailanalyse van alle uitspraken in het artikel. De 'lead' zegt al genoeg.

Naast de in de inleiding hierboven al aangehaalde drie anonieme bronnen kan men ook standpunten lezen van vier verdere spoken: ‘een CD&V'er uit de G4’, ‘een politiek tegenstander’ 'een Antwerps schepen' en ‘een hooggeplaatste CD&V'er’. Niemand kan de bron checken, geen enkele anonieme kan erop reageren om te melden dat hij iets dergelijks niet gezegd heeft, en Brinckman kan evengoed die ‘bronnen’ uit zijn duim gezogen hebben om zijn tendentieus artikel exact in de richting te kunnen sturen die hij zich voorgenomen had. Dit is helemaal geen journalistiek meer, maar roddel. Vriendelijk uitgedrukt.

Brinckman mag natuurlijk schrijven wat hij wil, maar zijn artikels zouden beter opgenomen worden in de zaterdagse rubriek ‘Parbleu’ van De Standaard, waarin Jo Van Damme situaties parodieert door de werkelijkheid aan te vullen met zijn eigen fantasieën. Daar is niets tegen, als het duidelijk zo zichtbaar is. Zo heeft Koen Meulenaere een zowel gevreesde als gewaardeerde satirische rubriek in Knack, waarbij ook werkelijkheid met fictie gemengd worden. Het gaat hier echter bij Brinckman wel om een ‘ernstig’ artikel, in een ernstig bedoelde DS Weekblad, in de rubriek ‘Inzicht’ met ‘De verhalen’ van de week. Wat beloofden de hoofdredacteurs Karel Verhoeven en Bart Sturtewagen in het eerste nummer van DS Weekblad (za 27 aug '11): 'In DS Weekblad willen we journalistiek brengen waarvan wij vinden dat we die moeten maken. Journalistiek met een langere adem. Reportages waarvoor we ruim de tijd nemen. Portretten van hoofdrolspelers waarin we belichten wat nog niet aan de oppervlakte kwam... Het weekend is bij uitstek het leesmoment van de week geworden. En in de luwte van het weekend voelen veel lezers de behoefte om ergens dieper in te duiken, om iets te lezen wat beklijft, ontroert, verrijkt of inzicht geeft.'

Over Brinckman op zijn Brinckmans:

Daaraan beantwoordt volgens een ervaren collega 'het geroddel van Brinckman op geen enkel punt'. Een andere goed geïnformeerde insider zegt dat de artikels van Brinckman (49) alleen nog in DS komen 'omdat het te duur zou zijn hem te ontslaan, gezien de hoge afscheidspremie die hij in 2000 als kontendraaier bij zijn overstap van De Morgen naar De Standaard kon bedingen'. In die tijd van de internetzeepbel was 'the sky the limit', en was het DS een kwak - potentieel te betalen - geld waard om Brinckman, chef van de politieke redactie bij DM, binnen te halen en zo DM te jennen, in het kader van de strijd tussen beide kranten die zichzelf 'kwaliteitskrant' noemen. Maar nu zitten ze er mee, en volgens een bron bij de directie van De Morgen willen ze hem daar ook niet meer terug, want 'zelfs voor De Morgen gaat Brinckman al te vaak te kort door de bocht. We zijn nu veel meer een 'lifestyledagblad' voor de linkse Bobo en inwoners van 't Stad, maar net als bij Story staan we erop correct te berichten. En dat kan Brinckman niet'. Een ex-collega, nu met pensioen, heeft erg geleden onder de koppige eenzijdigheid van Brinckman. 'Ik heb nogal problemen met hem gehad. Wat hij schreef mocht niet gewijzigd worden. Hij vond zichzelf alwetend, en na mijn verbeteringen aan zijn teksten als eindredacteur volgden altijd hevige woedeuitbarstingen. Niet te verwonderen dat hij sinds kort ook Chef Wetstraat af is, en Johan Rasking, begonnen als 'simpele' journalist bij Het Nieuwsblad in 1987, nu opgeklommen is tot ‘chef Wetstraat’ van De Standaard.’ Brinckman is er nu nog slechts - in hun huidige Neder-snob-Engels – ‘Senior Writer Wetstraat’.

De Blijde Intrede van Christus..

Terug naar de inhoud van zijn artikel. Een stukje lichten we er exemplarisch toch uit, dat waarmee het artikel begint. Het betreft de viering van de Vlaamse feestdag, vorig jaar in Kortrijk. Maarten Goethals, redacteur Wetstraat, bracht daar toen op maandag 11 juli '11 verslag van uit in die krant. Uit zijn reportage toen:

‘Elke crisis is een voorbode van een grote verandering.’ De zondag voor 11 juli, de Vlaamse feestdag, spreekt Bart De Wever in Kortrijk de Vlamingen moed in. We zijn bijna 710 jaar na de Guldensporenslag en vier dagen na het keiharde njet tegen de formateursnota van Elio Di Rupo (PS). Het duizendkoppige publiek knikt instemmend.... ‘De federale partijen hebben het recht niet om het status quo aan de Vlaming op te dringen.’ De aanwezigen, met het zangboekje nog in de handen, applaudisseren hard....
Twee andere mannen, wachtend tot de stoet vertrekt, fezelen aan de zijkant.
Waarom De Wever niet en Peeters wél in het stadhuis zijn speech mag geven? ‘Dat is toch logisch’, klinkt het. ‘Kortrijk is van de tsjeven. Natuurlijk dat Peeters het beste plekje krijgt.’ ’s Avonds om acht uur houdt Kris Peeters zijn toespraak in het stadhuis van Kortrijk. Hij geeft niet op, zegt hij. ‘Ik ga voor niets minder dan de verwezenlijking van de Copernicaanse omwenteling die het zwaartepunt bij de deelstaten legt....’


Dat wordt nu bij Brinckman een volledig ander verhaal: 'Bart De Wever vergelijkt zijn kantelmoment met de Blijde Intrede van Christus in Jeruzalem. Aan de vooravond van de Vlaamse feestdag verwelkomde een uitzinnige menigte hem vorig jaar als een messias op de Groeningekouter. Elk half woord maakte de aanwezigen hysterisch, zelfs al sneed de N-VA-voorman alleen het levensverhaal van Hendrik Conscience aan. Luttele dagen voordien had hij de onderhandelingsnota van formateur Elio Di Rupo (PS) genadeloos in de prullenmand gekieperd. Het compromisloze njet zette een turbo op zijn toch al indrukwekkende populariteit. De aanwezige maar genegeerde minister-president Kris Peeters (CD&V) voelde zich vernederd.'

Reeds in de reeks ‘België in blessuretijd’ in dec ’11, met een zogenaamde reconstructie van enkele fasen van de regeringsonderhandelingen, was er al Brinckmaniaans sprake van dat ‘De Vlaamse feestdag op 11 juli 2011 voor de omslag zorgde. De Wever liet zich als een onwrikbare held fêteren op de Groeningekouter in Kortrijk, Kris Peeters (CD&V) moest uitwijken naar het stadhuis van Kortrijk en voelde zich danig voor schut gezet. De Vlaamse minister-president staat misschien wel het dichtstbij de N-VA, maar binnen zijn partij gingen de geesten aan het schuiven.’ (Artikel ‘Het spook van de N-VA - Aanwezig door afwezigheid’, vrijdag 30 december 2011). In het nieuwste artikel doet hij er nu nog een schep bovenop. Waar in december nog sprake was van een held die zich laat fêteren, wordt dat in januari bij elk half woord, door een hysterische en uitzinnige menigte.
De reeks ‘België in blessuretijd’ was een zogenaamd ‘onderzoek’ van de politieke redacties van De Standaard en Le Soir, waaraan ook Brinckman meeschreef. Ook dat ‘onderzoek’ stond bol van de anonieme getuigen: ‘zegt een onderhandelaar’, ‘zeggen sommigen’, ‘klonk het elders’, ‘vertelt een Franstalige onderhandelaar’, ‘aan Vlaamse kant luidt het’, ‘zegt een Vlaamse voorzitter’, ‘zegt een socialistisch kopstuk’, enz., enz....). Totaal waardeloze bladvulling dus, onverifiëerbaar geroddel.

(Eerdere artikels over Brinckman: 'Bart Brinckman: geen journalist maar propagandist', 28.10.10 en 'Brinckman en Eeckhout, journalisten of sp.a-propagandisten?', 02.06.11)

Naschrift

Ik heb op geen enkele manier de bedoeling of de behoefte om de N-VA te verdedigen, noch eender welke partij. De enige bedoeling is een kritisch stuk publiceren over de media en over één gazet in het bijzonder, die zichzelf een kwaliteitskrant noemt. Een stuk ‘Mediakritiek’ dus, zoals ik eerder artikels schreef over de vraag of Evita Neefs, met haar zeer eenzijdige artikels vóór de Europese Unie, zonder enig kritisch geluid, niet op de loonlijst staat van de Europese Commissie (Artikel: 'Evita Neefs: geen journaliste maar propagandiste', 17.09.10), of over haar eenzijdige overdreven lof zonder enige kritiek op Obama (Artikel: ‘Evita Neefs: geen journaliste maar fanatieke militante’, 03.08.11), of ook nog over 'belgicist' Marc Reynebeau, die onder de mom van een reportage van volle 2 blz. over 'wonen in eigen streek' een berg foutieve informatie (leugens dus) publiceert om de 'Vlaams-nationalisten' toch maar in een slecht daglicht te kunnen plaatsen: 'Reynebeau bakt het nog veel bruiner dan (ema)', 23.03.10)
Read more...

23 januari 2012

2007 is al lang geleden (vpmc)

.
"Het wordt wel vaker gezegd: kijk afwisselend naar de journaals van VRT en RTBf, en je krijgt een totaal ander beeld van dit land."

.
Een waar woord van Lieven Verstraeten deze week in Terzake maar, als u het mij vraagt dan was zijn bewering toch minder ter zake dan ze dat vijf jaar geleden nog was. Ik zal dit uitleggen.
.
Op 21 juli 2007 was er in de Sint Goedele in Brussel een Te Deum – dat is namelijk altijd zo op de nationale feestdag. Albert Coburg verschijnt daar dan, met zijn vrouw en zijn wettige kinderen, en alle grote namen van de Belgische politiek verschijnen daar ook, op een paar zonderlingen na die dit met hun geloof niet in overeenstemming kunnen brengen.
Mogelijk lezer, kunt u zich niet meer alle Te Deums van de voorbije vijf jaren levendig voor de geest halen, maar in 2007 gebeurde daarbij iets speciaals, alleszins toch volgens de lui van de RTBf.

Op de monumentale trappen van de Sint Goedele had die omroep een stelletje goddelozen neergezet –en waarom hun namen niet noemen? het waren Jean-Michel Moulin en de beruchte Christophe Deborsu– met als enige opdracht de binnentredende kerkgangers lastig te vallen.
Yves Leterme kwam nu aangestapt, en hem overvielen zij met de vraag waar die datum van 21 juli wel mocht op slaan? Dat wist Yves niet. Nog niet verzadigd, vroegen de nieuwswolven hem lacherig om dan misschien even de Brabançonne aan te heffen. Dat ging helaas ook mis, zoals intussen iedereen weet.
.
Ik zou deze pijnlijke herinneringen hier niet te berde brengen, als mij niet diezelfde avond twee dingen hadden getroffen.
Om te beginnen kijk ik ongaarne naar de televisie, omdat het leven te kort is, maar naar de radio luister ik continu en zeker naar het VRT-nieuws: een dag als een andere daar, verslag van het Te Deum in Brussel, applaus voor de Vorst, weerbericht, verkeersinformatie.
Tot goed zeven uur ’s avonds was ik mij nergens van bewust, maar dan zette ik het journaal van de RTBf-televisie aan, zoals ik dat toen bijna elke dag deed want ik wilde graag vernemen hoe het met de Belgische politiek werkelijk stond, en om de een of andere reden vond ik hun journaal soms een tikkeltje informatiever.
Dat journaal was die avond zo goed als uitsluitend gewijd aan de zangprestatie van de toekomstige premier. Voor alle zekerheid luisterde en keek ik nog even naar de VRT. Volslagen niéts over de vaderlandse geschiedenis, noch over de vocale kunsten.
.
In die dagen was Siegfried Bracke nog de grote baas bij het Nieuws, en omdat wij als Gentenaars elkaar kenden, en in de gangen oenderien altijd Geints klaptegen, stuurde ik hem een SMS-je met de vraag wat er miljaar aan de hand was. De RTBf geeft niets, schreef ik, behalve die Marseillaise van Leterme, en de VRT geeft alles, behalve juist dat.
Nu zat Siegfried –ik was vergeten dat de 21ste juli in de vakantie valt– toen in New York. Hij wist van toeten noch blazen, maar belde direct naar de RTBf-redactie en vervolgens naar zijn eigen redactie.
En daar, het is niet anders, wist men evengoed van niets. Men was zich van geen kwaad bewust, er was niet het minste kwaad opzet in het spel, en zeker geen beschermingsmaneuver rond Leterme (wat ik met mijn paranoïde geest eerst nog als mogelijke verklaring had geopperd): nee, geen enkele VRT-journalist keek toen, vijf jaar geleden naar de RTBf. Dat was niet de gewoonte.
Sindsdien is dat wel anders, maar toch: t
wee democratieën.
.

Labels: , , , , , , , , ,

Read more...

20 januari 2012

Rafistoleren, rafistolage, rafistoleur: drie nieuwe Nederlandse woorden (vpmc)

.
Die koninklijke dotaties, vervolgens de ministervergoedingen, de pensioenregelingen voor 'parlementsleden', de schijnsplitsing van een gerechtelijk arrondissement op grond van vervalste cijfers en (als we een paar episodes mogen overslaan) vandaag weer die hypothecaire aftrekbaarheid –kortom al die zaken die Woeterbècq en de jonge Alexander niet duidelijk voor ogen stonden aan de onderhandelingstafel– welnu, bijna al die dingen kunnen alsnog gerafistoleerd worden.
Gerepareerd worden dus, of toch enigszins rechtgetrokken, geremedieerd, gecorrigeerd. Bijgestuurd lees je ook vaak, of geamendeerd. Synoniemen bestaan niet, maar een hoop namen voor hetzelfde ding zeker wel. Heel soms ontbreekt toch nog een term. Zo heb ik geperfectioneerd nergens gehoord of gelezen. Misschien speelt hier een zekere pudeur, ofwel is het een term die men voor de amendementen op de amendementen in gereedheid wil houden.
Nog een geluk dat het regeerakkoord niet punt voor punt geamendeerd hoeft te worden. Sommige afspraakjes ontsnappen daaraan en blijven gewoon wat ze zijn. Bij de regeling rond dat gerechtelijk arrondissement bijvoorbeeld, zijn aanpassingen zelfs uitgesloten. Die valse cijfers daar moeten vals blijven, om het akkoord niet te denatureren. In dat compromis zitten namelijk bepaalde evenwichten die om zulke cijfers vragen.
.
Maar politiek gesproken blijft de toestand verward genoeg en het zou dus geen kwaad kunnen, meen ik, om de genoemde veelheid van termen die tenslotte één en hetzelfde ding aanduiden, uit de wereld te helpen. Noch de journalist noch zijn lezer is bij verwarring gebaat, en één omvattende term zou hen zeer te stade komen.
Rafistoleren lijkt mij dan een uitstekende kandidaat.
In van Dale komt het woord nog niet voor, maar dat is juist een voordeel: de term krijgt als het ware vanzelf een specifieke, Belgische betekenis die overigens aardig overeenkomt met de etymologie van het woord.
Komt nog bij: wij hebben de term uit het Frans, dus aan de andere kant van de taalgrens zal hij moeiteloos begrepen worden, en in het Brusselse dialect is het werkwoord rafistoleire heel gewoon, net als rafistolaasj en enkele andere afgeleiden.
.
«Rafistoler: remettre en état, réparer grossièrement et avec des moyens de fortune.»
Wellicht, zegt mijn woordenboek nog, is het begrip afkomstig (XVde eeuw) van het Italiaanse fistola: .flûte, chalumeau, fluit of schalmei dus.* Er kwam een prefix a bij, en later nog een prefix r, want ook “afistoler” bestaat in het Frans nu niet meer.
.
Het woordenboek duidt verder nog op la relation entre «flûte, chalumeau» et «tromperie». Denken we maar aan de rattenvangers die in alle landen gebruik maakten van de fistola.
In het middeleeuwse Frans zei men nog “flageoler” als men bedriegen bedoelde. “Piper”, eveneens met die Italiaanse fluit verwant, betekent ook vervalsen (van dobbelstenen dan).
.
Redenen genoeg dus om al dat amenderen, corrigeren, repareren, rectificeren enz. gewoon met een duidelijke technische term aan te duiden: rafistoleren.
.
_____________________
* zie evenwel de opmerkingen hieronder, van lezer bartvs.
.

Labels: , , ,

Read more...

14 januari 2012

Eén tegen allen, maar wie tegen wie? (Hoegin)

Zolang Groen (toen nog Groen!) deelnam aan de federale onderhandelingen, zag de VRT zich genoodzaakt het beruchte cordon médiatique even in de kast te stoppen. Alleen de N-VA als Vlaamse oppositiepartij uitnodigen tegenover maar liefst vier regeringspartijen was zelfs voor de openbare zender een brug te ver. Maar het veto van Alexander de Croo tegen de groenen zorgde ervoor dat het cordon opnieuw uit de kast gehaald kon worden, en sindsdien is van het Vlaams Belang bijna geen spoor meer te merken in politieke programma's.

Mogen we de cijfers over de politieke genodigden van De Zevende Dag als graadmeter gebruiken voor de vertegenwoordiging van de politieke partijen in de media? Hoewel de basis, slechts 122 politici, ettelijke grootteordes kleiner is dan dat van het bredere onderzoek dat onlangs gepubliceerd werd, zijn de conclusies toch opvallend gelijklopend. Het meest in het oog springend: de sterke ondervertegenwoordiging van de zogenaamde V-partijen, namelijk N-VA en Vlaams Belang. Hoewel de twee partijen samen meer dan veertig procent van de stemmen haalden bij de laatste federale verkiezingen, mochten ze amper een vijfde van de gasten leveren. Wie echter wat meer in detail gaat, en de cijfers per partij vergelijkt, kom al snel tot contrasten waaruit men niet anders kan dan concluderen dat de Vlaamse openbare omroep allesbehalve partijpolitiek neutraal is.

Vergelijk bijvoorbeeld N-VA en Open Vld: hoewel N-VA in 2010 dubbel zoveel stemmen haalde als Open Vld (28,2% tegenover 14,0%), mocht de Open Vld de helft meer genodigden voor De Zevende Dag leveren dan de N-VA (30 tegenover 19). Het argument dat de ene partij in de regering zou zitten, en daarom vaker aan bod zou mogen komen dan de andere, houdt voor deze partijen natuurlijk geen steek. N-VA zit immers federaal in de oppositie, terwijl Open Vld in het Vlaams Parlement op het oppositiebankje moet zitten. Zelfs het argument dat men toch geen twee N-VA'ers tegelijk kan uitnodigen voor eenzelfde debat gaat niet op, want het verklaart nog niet waarom een partij die maar half zo groot is de helft meer keren naar De Zevende Dag mocht komen. Ook CD&V en sp.a, twee andere partijen die een pak minder stemmen haalden dan de N-VA, waren vaker te gast dan de N-VA (respectievelijk 27 en 22 keer). Als we bovendien wat strenger zouden zijn, en het triple-interview vanop de betoging in Linkebeek van 18 september met drie N-VA-kopstukken niet als drie gasten, maar slechts één zouden rekenen, dan komt zelfs Groen, met amper een kwart van de stemmen, in de buurt van de N-VA (14 tegen 17).

Grosso modo kan men zeggen dat de N-VA het afgelopen seizoen slechts de helft van de gasten mocht leveren waar het eigenlijk recht op had, als we tenminste de verkiezingsuitslag van 13 juni 2010 als uitgangspunt zouden nemen. Dit is een sterke ondervertegenwoordiging, maar er was een partij die het met nog minder moest doen. Vlaams Belang werd slechts zes keer uitgenodigd, terwijl het met 12,6% van de stemmen recht had gehad op ongeveer 15 uitnodigingen. Groen, een derde kleiner dan het Vlaams Belang, mocht bijna drie keer meer (14) naar de studio's van De Zevende Dag komen, terwijl LDD, met minder dan een derde van de stemmen van het Vlaams Belang toch nog vier keer uitgenodigd werd.

Het valt bovendien op dat het Vlaams Belang in het begin van het seizoen nog regelmatig te gast was, maar eens Groen de federale onderhandelingstafel verlaten had, was de partij amper nog welkom in de studio's. Misschien ligt het aan mijn slecht karakter, maar zou het kunnen dat men het vóór het veto van Alexander de Croo zelfs bij de VRT toch iets te bar vond om de N-VA als enige federale oppositiepartij tegenover de vier onderhandelende partijen te plaatsen? Eens Groen de federale onderhandelingstafel verlaten had was de situatie natuurlijk radicaal anders: plots kon men twee oppositiepartijen tegenover drie regeringspartijen plaatsen, en dus hoefde men het Vlaams Belang niet meer zo vaak uit te nodigen. Dat één van die twee oppositiepartijen door haar steun aan de staatshervorming toch niet helemaal in de oppositie zat was daarbij natuurlijk een detail waar men de kijker liever niet lastig mee wou vallen.

Het is daarmee duidelijk dat de V-partijen sterk ondervertegenwoordigd zijn, maar bovendien dat die ondervertegenwoordiging het Vlaams Belang veel harder treft dan de N-VA. (Het valt bovendien op dat de Open Vld wel heel erg gunstig behandeld wordt. De lezer die zag hoe Ivan de Vadder bijna letterlijk aan de lippen van Guy Verhofstadt hing zal waarschijnlijk wel begrijpen dat ondergetekende zo zijn vermoedens heeft over waarom dat zo zou zijn.) Maar de recente «klacht» van de N-VA dat de gemeenteraadsverkiezingen een strijd van één-tegen-allen wordt, daaronder te verstaan de traditionele partijen én het Vlaams Belang tegenover de N-VA, strookt dan ook niet helemaal met de waarheid. Als er in de media al een één-tegen-allen-strijd gevoerd wordt, dan nog steeds diezelfde, oude één-tegen-allen-strijd tegen het Vlaams Belang. En twee voorvallen bewijzen dat de N-VA daarbij niet helemaal vrijuit gaat.

Het eerste voorval vond tijdens de reeds vermelde uitzending van de De Zevende Dag van 18 september plaats. De VRT maakte er toen met de N-VA de afspraak dat drie kopstukken van de partij rechtstreeks vanop de betoging in Linkebeek geïnterviewd zouden worden, op voorwaarde dat het Vlaams Belang niet aan het woord zou komen. Dit is een hoogst merkwaardige afspraak, een beetje alsof ik met mijn linkerbuur zou afspreken dat mijn rechterbuur met zijn auto de straat niet meer in zou mogen. Of misschien correcter: alsof de VRT tijdens een milieubetoging drie mindere goden van de sp.a zou interviewen omdat de sp.a-voorzitter zijn kat stuurde, terwijl Groen mét partijvoorzitter en met een grotere delegatie parlementairen in de achtergrond dan maar braaf zou moeten staan koekeloeren. Misschien had de N-VA niet zo heel veel keuzevrijheid omdat het inderdaad ontegensprekelijk in een mini-cordon médiatique zit, maar anderzijds hoefde ze zich achteraf ook niet bij het huilkoor te voegen dat vond dat het Vlaams Belang een afspraak gebroken had waarvan het uiteindelijk toch alleen maar het lijdend voorwerp was. Galant kon men de houding van de N-VA al helemaal niet noemen.

Maar misschien nog meer voor de borst stuitend is de oneerlijkheid rond de recente mediarel over het optrekken van de koninklijke dotatie. Zoals Marc Hooghe opmerkte in De Morgen, maar dan vooral om ervoor te pleiten dat ook de N-VA doodgezwegen had moeten worden, was het wel degelijk het Vlaams Belang dat reeds vóór Kerstmis aan het licht bracht dat die dotatie omhoog ging, en helemaal niet omlaag. De mediarel ontstond echter pas toen Theo Francken van de N-VA deze budgettaire «rekenfout» van de regering–Di Rupo I enkele weken later recycleerde. En opnieuw kan men niet verwachten dat de N-VA een politieke concurrent zou verdedigen of zelfs in de bloemetjes zou zetten, maar, ook opnieuw, erg galant was dit toch weer niet. Je zal maar Barbara Pas heten, en Theo Francken een heel week-end lang in alle mogelijk media zien blinken terwijl je zelf twee weken eerder volkomen doodgezwegen werd. Van de stelling dat in de media een één-tegen-allen-strijd tegen de N-VA gevoerd zou worden blijft, voor wie nog een beetje intellectueel eerlijk wil blijven, niets meer over.

Maar de cijfers vertellen ook dat in Vlaanderen geen mediawetten nodig zijn om te bereiken waar Viktor Orbán in Hongarije waarschijnlijk zelfs nog niet van durft te dromen. Of precies van gruwelt. Het ziet er trouwens niet naar uit dat er in het nieuwe seizoen van De Zevende Dag veel verbetering op komst is. Zo mocht in de eerste aflevering PVDA-voorzitter Peter Mertens opdraven om er zijn boek «Hoe durven ze?» voor te stellen, samen met Dimitri Verhulst die het voorwoord schreef. Het werd een gezellig onder-onsje van een dik kwartier, samen met Indra Dewitte, dochter van een andere PVDA'er en die in een ver verleden trouwens zelf nog op een PVDA-lijst gestaan heeft. En dat allemaal voor een boek waarvan er tegenwoordig uiteindelijk toch dertien in een dozijn verschijnen. Er kan gerust gesteld worden dat de PVDA, nog te klein om haar aanhang in een peiling te kunnen meten, hiermee voor minstens tien jaar oververtegenwoordigd is bij De Zevende Dag. We kunnen ons bovendien niet herinneren dat bijvoorbeeld Gerolf Annemans van hetzelfde voorrecht mocht genieten met zijn boek «De Ordelijke Opdeling van België», maar misschien vond de redactie van De Zevende Dag het onderwerp van dat boek niet actueel genoeg op een ogenblik dat federaal België totaal geblokkeerd zat. Of zou het aan iets anders gelegen hebben?

Labels: , , , , , , , , , , ,

Read more...

9 januari 2012

Open brief aan minister-president Kris Peeters en aan alle Vlaamse ministers

Geachte heer Peeters,
Geachte ministers van de Vlaamse regering

U moet ernstig besparen om tot een sluitende begroting te komen. Hierbij moet u heilige huisjes durven slopen. In het domein van de ruimtelijke ordening kan de hele regelgeving over vergunningen en de hele planologie geschrapt worden. De burgers – en evt. de gemeenten - krijgen het domein volledig zelf terug in handen, zoals voor de communistische dominantie in de ruimtelijke ordening. Toen werd, dankzij de afwezigheid van dictatoriale plannen en planologen, ons werelderfgoed van belforten en begijnhoven gebouwd, verrezen prachtige kastelen en uitgestrekte kloosters, kregen steden de vorm waardoor ze vandaag wereldwijd toerisme aantrekken. Dankzij die schrapping kunnen zeer substantiële besparingen gerealiseerd worden op het budget van het Gewest, bijna 40 miljoen euro. Ook provincies en gemeenten, en de burgers kunnen hiermee fors besparen. Tezelfdertijd verbetert U wezenlijk het bruto binnenlands geluk. Hierna meer details en argumenten voor dit voorstel.

In de 'Verklaring van de Vlaamse regering betreffende de algemeen maatschappelijke situatie en betreffende de krachtlijnen van de begroting 2011', afgelegd op 27 september 2010 in de plenaire vergadering van het Vlaams parlement, staat dat de regering het teveel aan regelneverij wil beperken, ‘omdat de mensen hierbij nodeloos tijd verliezen’. Naar aanleiding hiervan schreef ik in oktober 2010 een open brief aan minister-president Kris Peeters, met voorstellen van vermindering van de regelneverij op het domein van de ruimtelijke ordening. (‘Open brief aan onze huidige Keizer-Koster Kris Peeters’, 12.10.10). Die voorstellen zijn nog steeds actueel, en ik beveel nog graag hun invoering aan, maar vandaag zijn zij onvoldoende. Nu moet er ook drastisch bespaard worden om tot een begroting in evenwicht te komen.

Vlaanderen heeft nog steeds een communistische planologie

Men mag niet vergeten dat de hele huidige regelgeving in de ruimtelijke ordening en de planologie aan de basis een marxistisch-collectivistisch concept is, sterk gepromoot door communistische architecten als Le Corbusier en zijn lokale volgeling Renaat Braem. Dat Braem België bestempelde als ‘het lelijkste land ter wereld’ lag daaraan dat hij behalve op enkele plekken geen succes oogste met zijn concept om iedereen in grote woontorens op te stapelen, met daarrond winderige lege vlakten en een landschap doorkruist door snelwegen. De Standaard, 1 februari 2001, n.a.v. het overlijden van Braem:
“De kritiek van Braem (1910-2001) op het gebrek aan ruimtelijke ordening in België bereikte in 1968 een hoogtepunt, toen hij zijn vaderland in een opzienbarend pamflet brandmerkte als ,,het lelijkste land ter wereld''. Bij wijze van alternatief greep hij terug naar zijn Lijnstad uit 1934 en breidde ze uit tot de Bandstad België, een keten van lijnsteden die zich uitstrekten tussen de grote steden. Hij stelde voor alle gebouwen voortaan in de voorgestelde banden te concentreren, en het inmiddels aanzienlijk aangetaste landschap te restaureren. Dit plan, dat eertijds als een utopische grap werd weggelachen, blijkt ondertussen profetisch te zijn geweest. Het dertig jaar later tot stand gekomen Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is nagenoeg op dezelfde opzet uitgedraaid. Zij het dan, na zoveel jaren ongebreidelde bouwdrang, noodgedwongen minder radicaal.”

Braem was het type communistische Aparatsjik, die wel dwingende regels wilde opleggen aan het gewone volk, maar zich daar zelf zeer hoog verheven bovenstaand achte. Hij ging niet in een van zijn torenblokken wonen, maar ontwierp voor zich een driegevelvilla in Deurne.
Uit: 'In memoriam Renaat Braem', Tijdschrift voor Ruimte & Planning, 2001, nr. 1:‘Renaat Braem (1910-2001) was zijn hele leven een overtuigd marxist. Als stedenbouwkundige had hij het aanlegplan van Deurne getekend, maar toen hij het ontwerp van zijn huis aan de Meneghemlei in Deurne aan de dienst stedenbouw had toegestuurd, kreeg hij het ontwerp ook pardoes terug met de droge bemerking, dat het op minstens tien plekken afweek van de stedenbouwkundige bepalingen die hij nota bene zelf had ontworpen. Dit was niet van aard om iemand als Braem uit zijn lood te slaan. "Ik maak alleen maar aanlegplannen voor slechte architecten," sneerde hij overigens terecht. "Ze maken al genoeg stomme dingen, zelfs wanneer er een aanlegplan is."

Zoals De Standaard het bij het overlijden van Braem formuleert, is de collectivistische erfenis van Braem door de planologen grotendeels uitgevoerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De Berlijnse muur is al meer dan twintig jaar gevallen, in Vlaanderen zitten we nog steeds met regelgeving in de ruimtelijke ordening uit die tijd, met het dogmatische, belerende en onderdrukkende van die collectivistische strekking. Triestig Vlaanderen.

Daarom dus, het mes erin:

1. Schaf de hele centralistische planologie af en de afbakening van gebieden

Iedereen mag overal bouwen, gedaan met ‘zonevreemdheid’
Planbaten en planschade worden geschrapt
Alle voorkooprechten ten gunste van verschillende overheden worden afgeschaft


Schaf de hele planologie af

Volgens de gemeentewet van 1836 werden bouwvergunningen afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen "van de plans der bouwwerken in de aaneengebouwde gedeelten der gemeenten door private personen uit te voeren". Verder was bouwen aan weinig regels gebonden, voor zover men geen burenhinder veroorzaakte. Dit bleef in grote lijnen zo tot 1940, toen een samenwerking van ‘Duitsgezinden’ (Henry van de Velde) en communisten (Braem), verenigd rond de ideeën van de ‘moderne beweging’ hun centralistische visie op de inrichting van de ruimte konden beginnen realiseren. (Zie voor wat meer historische informatie hierover het artikel ‘De viriele urbanist’). Een communistisch minister beval met de besluitwet van 2 december 1946 dat niemand nog mocht bouwen zonder voorafgaandelijke geschreven toelating van de minister van Openbare Werken of zijn afgevaardigde (de beruchte en geduchte ‘gemachtigde ambtenaren’), tot er – door hem (!) goedgekeurde - bijzondere plannen van aanleg bestonden. Sindsdien zijn ‘de viriele urbanisten’ er ondertussen stapsgewijs steeds beter in geslaagd ons onder een collectivistisch juk te doen leven. Na de wet op stedenbouw van 1962 werden Gewestplannen gemaakt, waarbij voor heel België werd vastgelegd waar nog mocht gebouwd worden en waar niet. Met alle ellende voor zonevreemd gemaakten tot gevolg. Sinds midden jaren ’90 is er een opvolger, het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, met nog meer collectivistische planologie.

Tot de jaren zeventig van vorige eeuw waren er helemaal geen centralistische plannen voor het hele grondgebied. Die werden pas ingevoerd met de gewestplannen eind jaren ‘70. Met een vijfentwintigtal gewestplannen was heel Vlaanderen in kaart gebracht. Maar de planologenhonger was hiermee niet gestild. Dus werden er in 1999 nog meer plannen ingevoerd, ZES soorten nog wel: ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen op drie niveau’s: Gewest, provincie en gemeente. Al die plannen kunnen op elk moment worden herzien, waardoor een bijna permanente herzieningscaroussel in gang gehouden wordt, tot grote blijdschap van vele studiebureaus die daar hun boterham mee verdienen en de overheidsbudgetten belasten.

We zijn zo steeds meer overgeleverd aan de grillen van de planologen. De ene generatie wil de functies scheiden (de zonering uit de gewestplannen: hier wonen, daar werken), ons ophokken in hoge torenblokken, de volgende heeft het over ‘gedeconcentreerde bundeling’, ‘verdichting’, of dan weer over ‘verweving van functies’. We moeten ophouden deze dictators hun zin te geven, en de mensen weer hun lot in eigen handen laten nemen. De plannenmakers leven zich uit in het afbakenen van gebieden. Eenmaal zus, eenmaal zo. Maar ze zouden niet eens landbouw- of stedelijke gebieden kunnen ‘afbakenen’ op hun plannen, als de mensen, eeuwen voor zij hun diktaten op papier zetten, geen landbouw zouden bedreven hebben of steden gebouwd. We kunnen perfect zonder centralistische plannen die elke vierkante meter een bestemming geven, meer nog, we zullen gelukkiger zijn zonder hen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en alle andere in zijn kielzog moeten niet voortdurend herzien worden maar afgeschaft.

Terug naar de redelijkheid en menselijkheid

Laat ons dus terugkeren naar de pre-communistische ruimtelijke ordening door het afschaffen van de centralistische planologie en het laten vallen van de afbakening in allerhande zones. Tot de invoering van de gewestplannen mocht iedereen ongeveer overal bouwen, met enkele minimale beperkingen, zoals het eerbiedigen van de rooilijn, of geen burenhinder veroorzaken. Pas sinds de invoering van de gewestplannen in de jaren zeventig werden er drastische beperkingen ingevoerd. Het woongebied werd drastisch ingeperkt, en in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd die beperking becijferd op 16,8% van de oppervlakte van Vlaanderen. Al wat er aan woningen buiten dat afgebakende woongebied stond werd zonevreemd verklaard. Dat was totaal in strijd met de historische ontwikkeling van het ruimtegebruik in Vlaanderen doorheen alle eeuwen, en volledig haaks op het echte gebruik van de landelijke ruimte buiten de steden. Het Structuurplan Vlaanderen bepaalde dat 59,6% van de Vlaamse bodemoppervlakte voor landbouwgebruik was. Volgens dat structuurplan en de gewestplannen zou die oppervlakte UITSLUITEND mogen gebruikt worden voor landbouwactiviteiten en ‘knarsetandend’ wordt aanvaard dat de boeren niet in de stad, maar op hun bedrijf in landbouwgebied er mogen wonen. (Uit een omzendbrief: ‘Het is duidelijk dat de bedrijfsuitbater (eigenaar, pachter of bedrijfsleider) op het bedrijf moet kunnen wonen. De nodige woongelegenheid daartoe kan dan ook worden opgericht. Vermits binnen het agrarisch gebied woongelegenheid echter enkel kan worden toegelaten ingeval het de woning van een exploitant van een landbouwbedrijf betreft, kan een woning enkel worden vergund indien deze een integrerend deel uitmaakt van het bedrijf. Dit is het geval indien de woning fysisch geïntegreerd is in het bedrijf, of een integrerend deel uitmaakt van het gebouwencomplex van het bedrijf.).
De bedoeling was dus: alleen landbouwactiviteiten in de strikte zin, en alleen door beroepslandbouwers. Geen zitbanken op landelijke wandelpaden dus, geen mariakapelletjes, geen manèges, geen voedselverwerkende industrie, geen vervoerondernemingen van dieren en landbouwproducten, wel landbouwloonwerkondernemingen die een landbouwmachinepark ten dienste stellen van de landbouwers, maar dan weer geen garages voor landbouwmachines. Er is de laatste jaren wat gesleuteld aan ‘mede-gebruik’ van de landbouwgebieden (mariakapelletjes mogen wel en banken ook), maar fundamenteel blijft het principe overeind van zonering, en bijvoorbeeld blijft het wonen beperkt op slechts 16,8% van de Vlaamse grondoppervlakte, het woongebied. Geen wonder dat de prijs van bouwgronden de pan uitrijst.

De planologen willen ons dus een ruimtegebruik opleggen in functie van hun ideologie of wensdroom van een ‘ideale’ ruimtelijke ordening, dat totaal geen rekening houdt met de echte menselijke samenleving. Waarom houden ze aan bijna zestig procent grondoppervlakte voor de landbouw? De ene omwille van dezelfde redenen als Braem, een andere omwille van de heilige ‘open ruimten’ die bezoedeld worden door menselijke aanwezigheid, zoals ex-Vlaams bouwmeester bOb van Reeth. Volgens hem moeten we de steden nog veel meer verdichten, compacter maken, door de hoogte in te gaan, tot meer dan dertig verdiepingen hoog. Van Reeth: “Ik ben een absoluut voorstander van steden om in te wonen. Buiten is voor de koeien, daar moet je absoluut wegblijven.” Ondertussen plannen ze een illusionaire wereld, van weiden met koeien in landschappen zonder mensen, terwijl vandaag in de werkelijke wereld, in de meest landelijke gebieden in Vlaanderen de landbouw er slechts goed is voor 3,9% van de omzet, terwijl de industrie er instaat voor 50,2% en de diensten voor 45,9% van de omzet. In het landelijk overgangsgebied is de landbouw er nog slechts goed voor 1,9% van de omzet. Dat blijkt uit een onderzoek dat reeds dateert van 2001. (Studie:'De plattelandseconomie in de nabijheid van stedelijke gebieden. Een ruimtelijk-economische visie'. Gepubliceerd in het trimestrieel tijdschrift Ruimte & Planning, 2001, nr. 4). Een van de conclusies in het onderzoek:
"In de Vlaamse plattelandsgebieden zijn de traditionele kenmerken van het platteland niet meer zo prominent aanwezig. Dit blijkt onder andere uit het relatief klein aandeel in de lokale toegevoegde waarde van de landbouw als economische sector. Verder blijkt uit de analyse van de functionele relaties tussen stad en platteland dat beide op elkaar zijn aangewezen en elkaar kunnen versterken. Het platteland functioneert daarbij als flankeringsgebied voor de stedelijke gebieden. Dit impliceert dat het beeld van een plattelandseconomie die lokaal en op zichzelf zou staan, in een sterk verstedelijkt gebied zoals Vlaanderen, geen steek houdt. Een gevolg hiervan is dat een traditionele, door de landbouw gedomineerde visie op plattelandsvernieuwing niet alleen uit de mode maar ook incorrect is."

Tien jaar later zal er vandaag nog minder landbouwaandeel zijn in de omzet in landelijke gebieden. Dat industrie en handel tien jaar geleden, en dus nog meer vandaag, een veelvoud belangrijker zijn dan de landbouw in de landelijke gebieden is voor iedereen een evidentie die even rondrijdt op 'de buiten', behalve natuurlijk voor sommige stedelijke groenen en dogmatische planologen die van het platteland nog steeds een groot Bokrijk willen maken. De studie maakt duidelijk dat de indeling van Vlaanderen in strikte zones, totaal voorbijgestreefd is.

Schrap de illusionaire en dictatoriale planologie

Heel het principe van afbakeningen in het RSV, afgekeken van Nederland, is niet alleen voorbijgestreefd en volledig tegengesteld aan de werkelijkheid van vandaag, maar staat bovendien haaks op de eeuwenoude ontwikkeling in Vlaanderen en andere gebieden, zoals Londen, het Ruhrgebied of Noord-Italië, waar al sinds de Middeleeuwen een hogere densiteit aan bewoning bestaat dan in de rest van Europa. Een jaar studie door Xaveer De Geyter Architecten besloot in 2002 al dat het RSV volkomen achterhaald is wat de Belgische werkelijkheid betreft. In veel delen van Vlaanderen heeft volgens hen de bebouwing zich zodanig verspreid dat een terugkeer naar de tegenstelling tussen stad en platteland niet meer reëel is, omdat de strikte scheiding tussen stad en platteland vervangen is door een gelijktijdige aanwezigheid van beide. Citaat "Het concept 'Vlaanderen, open en stedelijk' komt te laat, na de feiten, tenzij tabulara rasa tot de mogelijkheden gaat behoren. Het teruggaan naar de twee tegengestelde basiscategorieën betekent voor grote delen van Vlaanderen in concreto immers het verwijderen van een groot gedeelte van het bestaande patrimonium in de voormalige open ruimte en het heropbouwen ervan in de voormalige stads- en dorpskernen". (Bron: After-Sprawl, een uitgave van NAi Uitgevers, Rotterdam).

Schrap dus al die dure plannen, ze zijn een dure verspilling aan illusies. De burgers kunnen zelf beslissen, zoals ze eeuwenlang hebben gedaan, en goed gedaan, zoals blijkt uit het voorhandene werelderfgoed, de historische steden en kastelen en abdijen. Ondanks de eeuwenoude vervlochtenheid van stad en land is Vlaanderen nog helemaal niet volgebouwd, zoals de fanatici van planologie en groene fundi’s voor lege ruimten blijven beweren. Ze liegen, want het valt nog zeer, zeer goed mee met de totale oppervlakte aan bebouwde grond in Vlaanderen. Op basis van gegevens het ministerie van Financiën, Administratie van het Kadaster kon in 2002 vastgesteld worden dat op slechts ongeveer zeven procent van de totale Vlaamse grondoppervlakte een gebouw staat. Meer niet! Daar moet men natuurlijk nog verharde maar niet bebouwde oppervlakten bijtellen, voornamelijk voor wegen, om tot een totaal ‘bebouwde’ oppervlakte te komen. Vlaanderen is dus hoegenaamd niet volgebouwd! Eeuwen lang zonder planologie heeft er dus niet toe geleid dat Vlaanderen is volgebouwd, wel integendeel. Het beste bewijs dat de burgers ook zonder dictaten van planologen verstandig omspringen met de ruimte, en die planologen dure overbodigheid betekenen.
(Zie artikel: Vlaanderen noch 'versteend' noch volgebouwd’, 27.01.11)

Bovendien is die hele planologie verstikkend voor de ontwikkeling van veel gemeenten. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) houdt door zijn overreglementering arme gemeenten in hun armoedetoestand. De oefening deden we uitgebreid voor de gemeente Sint-Laureins, als voorbeeld. Maar de besluiten gelden evenzeer voor honderden ‘hoofddorpen’ over heel Vlaanderen. Door de Keizer-Koster mentaliteit in Vlaanderen kunnen veel gemeenten geen kant op. Nog een reden om die hele handel af te schaffen. (Zie artikel ‘Het gekneveld buitengebied’, 11.10.10)

Besluiten:

Schaf de hele zonering af: Iedereen mag overal bouwen. Gedaan met ‘zonevreemdheid’.
Planbaten en planschade worden hierdoor automatisch geschrapt want zonder voorwerp
Alle voorkooprechten ten gunste van verschillende overheden worden uiteraard ook mee afgeschaft. Ze zijn inefficiënt, tergend en duur, zonder enig nut.

De notarissen boden bijvoorbeeld de sociale huisvestingsmaatschappijen en aanverwanten tussen 1999 en 2006 zowat 96 000 keer het voorkooprecht aan, en een povere 300 keer maakten ze er gebruik van. Dus in 0,3% van de gevallen. Drie keer op duizend dus. De notaris moet dus 997 keer op 1.000 nutteloos een voorkooprecht aanbieden, en de verkoper moet een paar maand langer wachten voor hij zijn eigendom kan verkopen, terwijl administraties jaarlijks nutteloos tienduizenden dossiers moeten onderzoeken. Een maatregel die veel geld en tijd kost aan de burger en de overheid, voor niets en nog eens niets. Hier kan alleen maar besloten worden: afschaffen. Overheden die willen kopen kunnen een bod doen.

De mogelijkheid kan voorzien blijven op gemeentelijk vlak om plannen van aanleg met bouwvoorschriften op te stellen voor delen van de gemeente of voor heel het grondgebied, zover de gemeente dit wenst. Dat moet dan wel volledig binnen de bevoegdheid van elke gemeente blijven, zonder hogere overheden die zich hiermee mogen bemoeien of moeten goedkeuren.

Ook de provincies moeten hier buiten gehouden worden. Gezien ruimtelijke ordening een belangrijke ‘gebiedsgerichte activiteit’ is waarvoor de afgeslankte provincies nog bevoegd zouden blijven, betekent de afschaffing van die bevoegdheid dat er nog meer redenen zijn om de provincies volledig af te schaffen. Wat er nog overblijft, kan perfect geïntegreerd worden in de provinciale ‘buitendiensten’ van de Vlaamse administratie.

2. Schaf de vergunningsplicht af

Onze voorouders hadden geen enkele vergunning nodig om gelijk waar te bouwen aan het werelderfgoed van belforten en begijnhoven, aan prachtige kastelen en uitgestrekte kloosters of om steden vorm te geven die vandaag wereldwijd toerisme aantrekken. Na de Franse revolutie en Napoleon zien we dat de opkomende nationale staten zich steeds meer willen gaan bemoeien met het leven van hun burgers. Een eerste poging om de burger in dit land een beetje aan banden te leggen wat het bouwen betreft was de gemeentewet van 1836, die in welbepaalde gevallen voorzag dat een voorafgaandelijke goedkeuring van het college van burgemeester en schepenen nodig was van bouwplannen van particulieren. De vergunning had echter slechts betrekking op de voorgevel en de evenwichtige verdeling ervan, en helemaal niet op wat zich erachter afspeelde. Het kabbelt zo rustig door, tot 1946, wanneer een communistisch minister van Openbare Werken met de besluitwet van 2 december 1946 beveelt dat niemand nog mag bouwen zonder zijn voorafgaandelijke geschreven toelating, of van zijn afgevaardigde, tot er – door hem goedgekeurde - bijzondere plannen van aanleg bestaan. Net als de planologie is het dus ook weer een communistisch geïnspireerd systeem: voor alles en nog wat heeft men een stedenbouwkundige vergunning nodig, die dus ook eenvoudig kan geweigerd worden, en die gedetailleerd aangeeft hoe hoog en diep men mag gaan, welke materialen toegelaten zijn, de dakvorm, enz.

Het is ondertussen gelukkig niet meer zo gek dat men een stedenbouwkundige vergunning moet hebben om een brievenbus in de voortuin te plaatsten, maar het is toch nog meer dan teveel regelneverij, als men niet alleen voor een nieuwbouw, maar zelfs voor verbouwingen binnen het bestaande volume of het uitvoeren van structureel onderhoud aan de woning (dakgebinte vernieuwen b.v.) een stedenbouwkundige vergunning nodig heeft. Zelfs bij een zogenaamde vereenvoudiging en de vervanging van een vergunningsplicht door een meldingsplicht blijft het een hele bedoening, want men moet een zelfde dik dossier indienen als bij een vergunning. Zonevreemden kunnen bovendien helemaal geen gebruik maken van de meldingsplicht. Ze worden verder verplicht zelfs voor futiliteiten een vergunning te bekomen, omdat planologen hen gestraft hebben omdat ze 'bij de koeien' waren durven gaan wonen. Waarom moet men trouwens iets melden dat te futiel is om er een vergunning te moeten voor aanvragen? Toch alleen maar omdat de overheid zoveel mogelijk controle over ons wil behouden? Als de hele vergunnings- en meldingsplicht afgeschaft wordt, kan ook de Raad voor Vergunningsbetwistingen afgeschaft worden.

Dit lijkt wellicht na vijfenzestig jaar centralistische vergunningsregeling te drastisch, en heerst er bij sommige politici wellicht een zekere angst voor zoveel vrijheid. Echter, de mogelijkheid kan voorzien blijven op gemeentelijk vlak om voor sommige projecten een vergunning te eisen, voor zover en uitsluitend bepaald door de gemeente. Gemeenten zouden bijvoorbeeld een vergunning kunnen eisen voor projecten op meer dan één hektare en/of een bouwvolume van meer dan tweeduizend kubieke meter. Elke gemeente bepaalt de limieten, zonder hogere overheden die zich hiermee mogen bemoeien of iets moeten goedkeuren.

Globaal besluit

Schrap de volledige decreetgeving over de ruimtelijke ordening, het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en zijn geplande opvolger, de zes plansoorten, de gewestelijke bepalingen over vergunningen, en alle uitvoeringsbesluiten op dat vlak. Daardoor zullen honderden ambtenaren minder nodig zijn om plannen op te stellen of te overleggen met studiebureau’s die plannen maken, vergunningen na te zien en goed- of af te keuren, wordt een Gewestelijke stedenbouwkundige inspectie overbodig en meteen ook een raad voor vergunningsbetwistingen. De vele dure studiebureaus hoeven niet meer betaald te worden. Daarmee kunnen zeer substantiële besparingen gerealiseerd worden op het budget van het Gewest, Hoeveel met deze maatregelen kan bespaard worden kan ik slechts ruw schatten. Zover ik in het 463 bladzijden dikke en voor een leek bijna onleesbaar begrotingsboek voor 2012 kon zien, besteden wij voor ruimtelijke ordening 14,565 miljoen euro aan apparaatkredieten, 21,194 miljoen euro aan beleidskredieten en 3,198 miljoen euro aan kabinetskosten. (Voor de lezer, niet voor de ministers: de beleidskredieten zijn het geld dat uitgegeven wordt aan ‘beleid’ - onderzoeken uitvoeren, plannen maken of betalen, communicatie, werking van de raad voor vergunningsbetwistingen, enz.. -, in tegenstelling tot de ‘apparaatkredieten’ die dienen om de werking van de administratie - ‘het apparaat’ - te betalen).

De globale kost bedraagt 39 miljoen euro, en de besparingen alleen op het niveau van het Gewest kunnen dus tot 39 miljoen bedragen, als het hele gebied geschrapt wordt op Gewestelijk niveau. Waarschijnlijk zitten er in die 463 bladzijden nog posten die betrekking hebben op ruimtelijke ordening, die ik over het hoofd heb gezien? Het betreft in elk geval een substantiële bijdrage aan het beperken van het overheidsdeficit. Daar komen nog de besparingen bij die minstens bij de provincies volgen door het afschaffen van een centrale planologie en vergunningen, en mogelijks bij de gemeenten. Ook de burgers zullen hiermee fors kosten kunnen besparen bij bouwen en verbouwen.
Last but not least: tezelfdertijd verbetert het bruto binnenlands geluk wezenlijk.

En als U de moed niet heeft om dit te realiseren: besef dan minstens dat alle burgers samen voor onze collectivistische planologie jaarlijks nagenoeg veertig miljoen euro moeten betalen (of 1,6 miljard BEF), om zich te laten betuttelen en domineren. Vraag hen dan eens of ze dit er wel voor over hebben…
Read more...

7 januari 2012

Zijn niet alle Republikeinen achterlijk en achterbaks? (Hoegin)

Met de voorverkiezingen in Iowa is het vierjaarlijkse circus van de Amerikaanse voorverkiezingen opnieuw losgebarsten, en dus is het tijd voor onze Vlaamse kwaliteitsjournalisten om zich nog eens voluit te laten gaan in hun anti-amerikanisme. En dat ze daarbij opnieuw op overtuigende wijze illustreren dat zij noch van Amerikaanse politiek, voorverkiezingen of statistiek veel kaas gegeten hebben zal hen zeker niet tegenhouden om die voorverkiezingen met veel stelligheid te duiden zoals alleen zij dat kunnen.

Voor wie zich mocht afvragen wat Caroline Gennez vandaag in De Standaard bezielde om zich plots op te werpen als dé specialiste van de Republikeinse voorverkiezingen: om meer was het haar eigenlijk niet te doen dan eerst de baarlijke duivel –en zijn de Republikeinen dat niet?– te mogen afschilderen, om aan het einde van haar stukje to the point te komen en een flinke sneer richting N-VA neer te pennen. Alsof de sp.a zich nooit bezondigd zou hebben aan «emo». Of «off the record-gespin». N-VA was er trouwens eerder deze week zelf nog het slachtoffer van, of hoe Caroline Gennez hiermee eigenlijk vooral heel hard «houd de dief!» roept. Als er bovendien in Vlaanderen één partij aan bloedarmoede lijdt, dan toch de sp.a. Inhoudelijk stelt de partij al jarenlang niets meer voor, en in Limburg is men er zelfs niet vies van het afval van andere partijen (ook N-VA-afval) op te scheppen om toch maar de lijsten vol te krijgen. Over in zijn eigen staart bijten gesproken!

Maar wie de nationale media volgt, vraagt zich soms toch af of de journalisten die er de dienst uitmaken misschien wel denken dat Vlaanderen niet alleen een Amerikaanse swing state is, maar zonder meer dé allerbelangrijkste swing state waar alles van afhangt. En dat het dus zaak is de kijkers en lezers goed in te prenten wat voor achterlijk en achterbaks ongedierte die Republikeinen wel niet zijn, en hoe sympathiek, intelligent en vooral ook totaal onbaatzuchtig die Democraten zijn. Van enige nuance hierrond kan in onze kwaliteitsmedia geen sprake zijn, laat staan dat al eens een Republikeinse kiezer opgevoerd zou worden waar de gemiddelde Vlamingen zich misschien toch van ver een heel klein beetje mee zou kunnen identificeren. Republikeinen, en dan bij uitstek de aanhangers van de Tea Party-beweging, moeten immers afgeschilderd worden als lokale dorpsgekken en randdebielen.

Laten we het echter maar zeggen zoals het is: als de Republikeinse partij deze herfst een hond met een hoed op zou voordragen voor de presidentsverkiezingen, dan zal een derde van de Amerikaanse kiezers daar zonder meer ook op stemmen. Caroline Gennez en Bruno Tuybens, die andere specialist in Amerikaanse verkiezingen, zullen dat met veel gretigheid willen bevestigen, en zelfs aangrijpen als bewijs voor hoe dom die Republikeinse kiezers toch wel niet zijn. Maar dat er net zo goed een ander derde Amerikaanse kiezers bestaat dat hoe dan ook voor de Democratische kandidaat stemt, ook al is die dan een hond met een muts op, daar hebben onze nationale duiders en specialisten het al iets moeilijker meer. Intellectueel eerlijk kan men dat echter niet noemen.

Maar het kan natuurlijk nog straffer, zoals voormalig sp.a-specialist in bankbonussen Bruno Tuybens deze week aantoonde. Wie beweert dat de verkiezingen in Congo beter en eerlijker verlopen dan de verkiezingen in de VS, heeft ze ofwel niet allemaal op een rij, of lijdt aan een ernstige vorm van anti-amerikanisme. Of moeten we nu echt denken dat er in Congo niet meer dan een stuk of twintig stemmen verkeerd geteld werden, of dat we in Iowa over verkiezingsfraude in de grootteorde van tientallen procenten moeten spreken? Dit gaat dus al lang niet meer over intellectuele eerlijkheid, maar over eerlijkheid tout court.

Dat Bruno Tuybens het bovendien nodig vindt die ponskaarten er nog eens bij te betrekken, is ronduit pathetisch. Na meer dan elf jaar zou je toch mogen verwachten dat Europees links stilaan over het verlies van Al Gore heen zou geraakt zijn, maar blijkbaar is niets minder waar. Bovendien zijn de feiten wat ze zijn: meerdere malen werden de stemmen in Florida geteld, en telkens was er een meerderheid voor George W. Bush. Het kamp van Al Gore had graag nog een extra telling gezien, maar niet een volledige voor hele Florida, enkel één in die districten waar hij sterk stond. Het Federaal Hooggerechtshof stak daar uiteindelijk een stokje voor, omdat men nu eenmaal niet tot in het oneindige kan blijven tellen, of tot er «eindelijk» een meerderheid voor Al Gore geteld zou worden. Terecht, want alleen hertellen in districten waar Al Gore sterk stond zou fundamenteel oneerlijk geweest zijn. Zo'n gerichte hertelling zou immers vooral meer stemmen voor Al Gore opleveren, om de eenvoudige reden dat eerder verworpen stemmen in zo'n district vooral in het voordeel van Al Gore gerecupereerd zouden kunnen worden. Maar dit zijn natuurlijk nuances waar een sp.a-politicus zich niet mee kan bezighouden. Onze nationale kwaliteitsjournalisten doen trouwens niet veel beter.

Overigens, nu we toch in de statistische afdeling beland zijn: de foutenmarge voor een menselijke stemmentelling zit ergens tussen een halve en een hele procent. Je moet dus al van heel goeden huize zijn om duizend stemmen helemaal correct te tellen, zeker als het zoals in Iowa ook toegelaten is gewoon de naam van de kandidaat op het stembiljet te kriebelen. Dit betekent dan ook dat Mitt Romney niet 30.015 stemmen haalde, of Rick Santorum 30.007, maar dat ze allebei pakweg 30.000 ± 200 stemmen haalden. Een discussie, ja zelfs een kleine mediastorm over een twintigtal stemmen die ergens verkeerdelijk in het voordeel van Mitt Romney geteld werden toont dus geen boze samenzwering van het establishment in de Republikeinse partij aan, wel de totale onkunde van journalisten over stemmentellingen en statistiek. Echt nieuws is dat natuurlijk niet, zoals we al langer weten aan de hand van de ondermaatse berichtgeving over politieke peilingen, maar de statistische puntjes mogen toch nog eens op de wiskundige i gezet worden. Voeg daar bovendien nog eens aan toe dat de resultaten van de voorverkiezingen in Iowa niet bindend zijn, en dat de stemmen dan nog eens proportioneel verdeeld worden, en je vraagt je af waar men het eigenlijk nog over heeft. Of moeten we het gewoon niet verder zoeken dan dat zo'n artikeltje over hoe erg het wel niet gesteld is met die domme Amerikanen toch zo lekker zit?

Labels: , , , , ,

Read more...

3 januari 2012

Terugblik op 2011 (Hoegin)

Wat zal mij bijblijven uit 2011? Het jaar is nog maar pas om, maar enkele gebeurtenissen zullen alvast niet snel uit mijn geheugen verdwijnen. Een kort en uiterst persoonlijk overzicht.

Man van het jaar: Roger van Houtte

Eerst word je op achterbakse wijze aan de deur gezet omdat je dacht dat de eerste opdracht van een journalist eruit bestond je lezers correct te informeren, en dan pas te duiden. En als je dan jaren later plots overlijdt, vindt de krant waar je het grootste deel van je leven voor gewerkt hebt het nog eens nodig na te trappen («verliet» in plaats van in het beste geval alleen maar «buitengewerkt»). En zeggen dat als je geen socialist bent, je geen hart hebt.

O ja, als toetje vond minus habens Tom Cochez het nodig zijn steentje bij te dragen bij de veroordeling van Gazet van Antwerpen. Mag hij natuurlijk altijd, maar dan liefst wel correct, zonder de desinformatie. Want wat schrijft Tom Cochez? «Het Vlaams Belang als een partij zoals alle andere te beschouwen – dat deden in die periode alle Vlaamse kranten, met uitzondering van De Morgen»! Dat was nu net niet het geval, en dat was meteen ook de essentie van het hele verhaal rond het ontslag van Roger van Houtte. Of hoe iemand schijnbaar iemands verdediging kan opnemen om uiteindelijk toch weer vooral zichzelf in de bloemetjes te zetten. Wansmakelijk!

Plaats van het jaar: Ciergnon

Een goed jaar geleden zou 99,99% van de Belgen om de lieve dood nog niet geweten hebben wie of wat Ciergnon was. Maar zijne doorluchtigheid koning Albert II vond het begin september nodig precies daar –in zijn bescheiden chaletje in de bossen, zullen we maar zeggen– te gaan herstellen van een operatie van een uit de hand gelopen puist op zijn neus. Ik wil niet denigrerend doen over de operatie zelf, maar de vaudeville die de koning daarrond zelf in het leven riep tart toch elke verbeelding. Kan die man nu werkelijk niet eens drie dagen na mekaar in Brussel verblijven? Moeten we nu werkelijk geloven dat je in Ciergnon beter tot rust kan komen en herstellen van een operatie dan in een immens paleis in Brussel waar iedereen toch precies doet wat je wil als je maar eens met je vingers knipt? Inclusief stil zijn? Ik hoop dan ook vanuit de grond van mijn hart dat iedere Vlaming goed heeft gezien in wat voor minimaal stulpje koning Albert II daar in de verre wouden zat te herstellen – zo minimaal zelfs dat de cameraploegen hun sterkste telelenzen moesten bovenhalen om er vanop straat nog een beeld van te kunnen schieten. Om maar te zeggen dat ook de koning duidelijk last heeft van de financiële crisis.

Ogenblik van het jaar: 22 juli 2011, 15h26

Ik woon letterlijk ongeveer halverwege tussen het regeringskwartaal in Oslo en het eiland Utøya, en heb op meer dan twintig kilometer afstand de explosie kunnen horen. Later in de avond vlogen de helikopters voorbij, op weg naar Utøya, en de volgende dagen werd ik, net als de meeste Noren, meegezogen in de nieuwsstroom rond de aanslagen. Ik ken geen van de slachtoffers of overlevenden persoonlijk, maar zit net als de meeste Noren niet verder van hen verwijderd dan één enkele schakel. Of van de dader, want bijvoorbeeld een collega van mij zat in dezelfde klas als Anders Behring Breivik. Als er me dus, buiten de geboorte van mijn tweede zoontje, iets zal bijblijven van 2011, dan wel 22 juli en de dagen die erop volgenden.

En o ja, dan was er nog die paljas die het nodig vond de gelegenheid te gebruiken om een poging te wagen me persoonlijk te broodroven of de mond te snoeren. Uiteraard volledig anoniem, of wat dacht je. Hoe laag kan een mens eigenlijk vallen?

Tijdsperiode van het jaar: twintig uur onderhandelen

Over wat voor supermensen beschikken wij toch die 20 –twintig– uren lang kunnen onderhandelen, het nachtje door en dan nog eens de hele voormiddag, om vervolgens dan nog eens de pers te woord te staan zonder omver te vallen van de slaap? Persoonlijk zou ik het al lastig beginnen krijgen na een uur of acht onderhandelen op het scherp van de snee, maar ik ben dan ook geen politicus. Strafst van al: de marathonzitting ging over… de postjes, nochtans zowat het minst belangrijke aspect aan een regeringsvorming. Of dat is het toch wat ze ons bij herhaling proberen te doen geloven.

Haalde het overigens net niet: de meer dan 18 uur een week eerder, om te onderhandelen over de begrotingen voor 2012, 2013 en 2014. Twee uur minder dus, maar zonder verdere commentaar, want we willen niet populistisch overkomen, laat staan cynisch of verzuurd.

Video van het jaar: Bunga bunga aan het Noordstation

Of toch ergens in de omgeving van Brussel. Vermoeden we. Want hoewel er veel over te doen was, lijkt het wel of niemand ooit die beruchte video met in de hoofdrol Steve Stevaert echt gezien te hebben. Er bestaat nochtans geen twijfel over dat de video ook echt bestaat, want de voormalige «GOD» heeft ze zeer doeltreffend bevestigd door algeheel ontslag te nemen. Of het zou moeten zijn dat hij als socialist vond dat hij al voldoende binnen was. Niet iedereen is ACW'er.

Haalde het overigens net niet: die andere video, van een burgemeester die hoopt later dit jaar een torenhoog resultaat neer te zetten, en daarvoor alvast eens duchtig oefende in een Zuiders land.

Uitspraak van het jaar: «Je bent de schaam van België»

Kon nog doeltreffender bewezen worden dat «les wallons c’est du caca»? En vooral, dat het onderwijs van het Nederlands in Wallonië, voor zover het natuurlijk al onderwezen wordt, ondermaats is? Zelfs in groep slagen ze er blijkbaar nog niet in een correcte Nederlandse zin van zes woorden op een spandoek te kliederen! «We drinken de staatsuitgaven terug» hoort trouwens in dezelfde categorie thuis.

Haalde het net niet, wat we de tweet van het jaar zouden kunnen noemen: «Gebruik vh woord ‘denktank’ moet gereglementeerd. Spontane gedachte na lezen domme onzin van VdCl». En dan zou Ghislain Londers niet mogen zeggen dat het vleesgeworden stuk chagrijn en rancune Yves Leterme geen groot staatsman is?

Wie we niet zullen missen in 2012, of waarvan we tenminste hopen niet veel meer van te moeten horen:
  • De regeringsonderhandelingen. Zonder twijfel.
  • Caroline Gennez. Omdat in de politiek de poppetjes en de postjes helemaal niet belangrijk zijn.
  • Yves Leterme. Ik heb echter zo'n vermoeden dat die topjob bij de OESO niet echt veel tijd van hem vergt (omdat hij zo'n buitengewone intellectuele capaciteiten bezit natuurlijk, en niet omdat het niet meer om het lijf zou hebben dan een bureautje en een appartement in Parijs, plus een secretaresse naar keuze die op tijd en stond eens gedekt dient te worden). Hij zal dan ook met de regelmaat van een irriterende klok in de Belgische media blijven opduiken met interviews en uitspraken waar de misplaatste zelfgenoegzaamheid van zal afdruipen.
  • Inge Vervotte. Kan me eigenlijk nu al amper herinneren wie of wat zij eigenlijk was.
  • Frank Vanhecke. Je kan ook een keer of vier–vijf te veel natrappen naar je voormalige partij. De N-VA verdient trouwens betere medestanders dan hem.
  • Guy Verhofstadt. Wordt het Europees Parlement niet stilaan wat te klein voor hem? Aan zijn ego te meten zou één of andere intergalactische raad, waar hij kan pleiten voor kosmo-obligaties en waar hij galactionalisme als bekrompen en crimineel kan bestempelen, al een heel stuk beter passen bij hem. Of anders de Gentse gemeenteraad natuurlijk.
  • Meyrem Almaci. Van fractieleider in de Kamer naar kandidaat-burgemeester in Antwerpen, maar waar ze met wat hulp van de media volgend jaar misschien wel de vierde viool in de gemeenteraad zal mogen spelen, ook al is dat nog steeds iets boven haar niveau, het is een promotie waartegen alleen Yves Leterme nog u zou zeggen. Maar hopelijk hoeven we haar plat links-populisme met nog minder inhoud dan de verzamelde toespraken van Caroline Gennez de eerste maanden niet meer te aanhoren.

Labels: , , , , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>