Geachte heer Peeters,
Geachte ministers van de Vlaamse regering
U moet ernstig besparen om tot een sluitende begroting te komen. Hierbij moet u heilige huisjes durven slopen. In het domein van de ruimtelijke ordening kan de hele regelgeving over vergunningen en de hele planologie geschrapt worden. De burgers – en evt. de gemeenten - krijgen het domein volledig zelf terug in handen, zoals voor de communistische dominantie in de ruimtelijke ordening. Toen werd, dankzij de afwezigheid van dictatoriale plannen en planologen, ons werelderfgoed van belforten en begijnhoven gebouwd, verrezen prachtige kastelen en uitgestrekte kloosters, kregen steden de vorm waardoor ze vandaag wereldwijd toerisme aantrekken. Dankzij die schrapping kunnen zeer substantiële besparingen gerealiseerd worden op het budget van het Gewest, bijna 40 miljoen euro. Ook provincies en gemeenten, en de burgers kunnen hiermee fors besparen. Tezelfdertijd verbetert U wezenlijk het bruto binnenlands geluk.
Hierna meer details en argumenten voor dit voorstel.
In de 'Verklaring van de Vlaamse regering betreffende de algemeen maatschappelijke situatie en betreffende de krachtlijnen van de begroting 2011', afgelegd op 27 september 2010 in de plenaire vergadering van het Vlaams parlement, staat dat de regering het teveel aan regelneverij wil beperken, ‘omdat de mensen hierbij nodeloos tijd verliezen’. Naar aanleiding hiervan schreef ik in oktober 2010 een open brief aan minister-president Kris Peeters, met voorstellen van vermindering van de regelneverij op het domein van de ruimtelijke ordening. (‘Open brief aan onze huidige Keizer-Koster Kris Peeters’, 12.10.10). Die voorstellen zijn nog steeds actueel, en ik beveel nog graag hun invoering aan, maar vandaag zijn zij onvoldoende. Nu moet er ook drastisch bespaard worden om tot een begroting in evenwicht te komen.
Vlaanderen heeft nog steeds een communistische planologie
Men mag niet vergeten dat de hele huidige regelgeving in de ruimtelijke ordening en de planologie aan de basis een marxistisch-collectivistisch concept is, sterk gepromoot door communistische architecten als Le Corbusier en zijn lokale volgeling Renaat Braem. Dat Braem België bestempelde als ‘het lelijkste land ter wereld’ lag daaraan dat hij behalve op enkele plekken geen succes oogste met zijn concept om iedereen in grote woontorens op te stapelen, met daarrond winderige lege vlakten en een landschap doorkruist door snelwegen. De Standaard, 1 februari 2001, n.a.v. het overlijden van Braem:
“De kritiek van Braem (1910-2001) op het gebrek aan ruimtelijke ordening in België bereikte in 1968 een hoogtepunt, toen hij zijn vaderland in een opzienbarend pamflet brandmerkte als ,,het lelijkste land ter wereld''. Bij wijze van alternatief greep hij terug naar zijn Lijnstad uit 1934 en breidde ze uit tot de Bandstad België, een keten van lijnsteden die zich uitstrekten tussen de grote steden. Hij stelde voor alle gebouwen voortaan in de voorgestelde banden te concentreren, en het inmiddels aanzienlijk aangetaste landschap te restaureren. Dit plan, dat eertijds als een utopische grap werd weggelachen, blijkt ondertussen profetisch te zijn geweest. Het dertig jaar later tot stand gekomen Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is nagenoeg op dezelfde opzet uitgedraaid. Zij het dan, na zoveel jaren ongebreidelde bouwdrang, noodgedwongen minder radicaal.”
Braem was het type communistische Aparatsjik, die wel dwingende regels wilde opleggen aan het gewone volk, maar zich daar zelf zeer hoog verheven bovenstaand achte. Hij ging niet in een van zijn torenblokken wonen, maar ontwierp voor zich een driegevelvilla in Deurne.
Uit: 'In memoriam Renaat Braem', Tijdschrift voor Ruimte & Planning, 2001, nr. 1:‘Renaat Braem (1910-2001) was zijn hele leven een overtuigd marxist. Als stedenbouwkundige had hij het aanlegplan van Deurne getekend, maar toen hij het ontwerp van zijn huis aan de Meneghemlei in Deurne aan de dienst stedenbouw had toegestuurd, kreeg hij het ontwerp ook pardoes terug met de droge bemerking, dat het op minstens tien plekken afweek van de stedenbouwkundige bepalingen die hij nota bene zelf had ontworpen. Dit was niet van aard om iemand als Braem uit zijn lood te slaan. "Ik maak alleen maar aanlegplannen voor slechte architecten," sneerde hij overigens terecht. "Ze maken al genoeg stomme dingen, zelfs wanneer er een aanlegplan is."
Zoals De Standaard het bij het overlijden van Braem formuleert, is de collectivistische erfenis van Braem door de planologen grotendeels uitgevoerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De Berlijnse muur is al meer dan twintig jaar gevallen, in Vlaanderen zitten we nog steeds met regelgeving in de ruimtelijke ordening uit die tijd, met het dogmatische, belerende en onderdrukkende van die collectivistische strekking. Triestig Vlaanderen.
Daarom dus, het mes erin:
1. Schaf de hele centralistische planologie af en de afbakening van gebieden
Iedereen mag overal bouwen, gedaan met ‘zonevreemdheid’
Planbaten en planschade worden geschrapt
Alle voorkooprechten ten gunste van verschillende overheden worden afgeschaft
Schaf de hele planologie af
Volgens de gemeentewet van 1836 werden bouwvergunningen afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen "van de plans der bouwwerken in de aaneengebouwde gedeelten der gemeenten door private personen uit te voeren". Verder was bouwen aan weinig regels gebonden, voor zover men geen burenhinder veroorzaakte. Dit bleef in grote lijnen zo tot 1940, toen een samenwerking van ‘Duitsgezinden’ (Henry van de Velde) en communisten (Braem), verenigd rond de ideeën van de ‘moderne beweging’ hun centralistische visie op de inrichting van de ruimte konden beginnen realiseren. (Zie voor wat meer historische informatie hierover het artikel ‘De viriele urbanist’). Een communistisch minister beval met de besluitwet van 2 december 1946 dat niemand nog mocht bouwen zonder voorafgaandelijke geschreven toelating van de minister van Openbare Werken of zijn afgevaardigde (de beruchte en geduchte ‘gemachtigde ambtenaren’), tot er – door hem (!) goedgekeurde - bijzondere plannen van aanleg bestonden. Sindsdien zijn ‘de viriele urbanisten’ er ondertussen stapsgewijs steeds beter in geslaagd ons onder een collectivistisch juk te doen leven. Na de wet op stedenbouw van 1962 werden Gewestplannen gemaakt, waarbij voor heel België werd vastgelegd waar nog mocht gebouwd worden en waar niet. Met alle ellende voor zonevreemd gemaakten tot gevolg. Sinds midden jaren ’90 is er een opvolger, het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, met nog meer collectivistische planologie.
Tot de jaren zeventig van vorige eeuw waren er helemaal geen centralistische plannen voor het hele grondgebied. Die werden pas ingevoerd met de gewestplannen eind jaren ‘70. Met een vijfentwintigtal gewestplannen was heel Vlaanderen in kaart gebracht. Maar de planologenhonger was hiermee niet gestild. Dus werden er in 1999 nog meer plannen ingevoerd, ZES soorten nog wel: ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen op drie niveau’s: Gewest, provincie en gemeente. Al die plannen kunnen op elk moment worden herzien, waardoor een bijna permanente herzieningscaroussel in gang gehouden wordt, tot grote blijdschap van vele studiebureaus die daar hun boterham mee verdienen en de overheidsbudgetten belasten.
We zijn zo steeds meer overgeleverd aan de grillen van de planologen. De ene generatie wil de functies scheiden (de zonering uit de gewestplannen: hier wonen, daar werken), ons ophokken in hoge torenblokken, de volgende heeft het over ‘gedeconcentreerde bundeling’, ‘verdichting’, of dan weer over ‘verweving van functies’. We moeten ophouden deze dictators hun zin te geven, en de mensen weer hun lot in eigen handen laten nemen. De plannenmakers leven zich uit in het afbakenen van gebieden. Eenmaal zus, eenmaal zo. Maar ze zouden niet eens landbouw- of stedelijke gebieden kunnen ‘afbakenen’ op hun plannen, als de mensen, eeuwen voor zij hun diktaten op papier zetten, geen landbouw zouden bedreven hebben of steden gebouwd. We kunnen perfect zonder centralistische plannen die elke vierkante meter een bestemming geven, meer nog, we zullen gelukkiger zijn zonder hen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en alle andere in zijn kielzog moeten niet voortdurend herzien worden maar afgeschaft.
Terug naar de redelijkheid en menselijkheid
Laat ons dus terugkeren naar de pre-communistische ruimtelijke ordening door het afschaffen van de centralistische planologie en het laten vallen van de afbakening in allerhande zones. Tot de invoering van de gewestplannen mocht iedereen ongeveer overal bouwen, met enkele minimale beperkingen, zoals het eerbiedigen van de rooilijn, of geen burenhinder veroorzaken. Pas sinds de invoering van de gewestplannen in de jaren zeventig werden er drastische beperkingen ingevoerd. Het woongebied werd drastisch ingeperkt, en in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd die beperking becijferd op 16,8% van de oppervlakte van Vlaanderen. Al wat er aan woningen buiten dat afgebakende woongebied stond werd zonevreemd verklaard. Dat was totaal in strijd met de historische ontwikkeling van het ruimtegebruik in Vlaanderen doorheen alle eeuwen, en volledig haaks op het echte gebruik van de landelijke ruimte buiten de steden. Het Structuurplan Vlaanderen bepaalde dat 59,6% van de Vlaamse bodemoppervlakte voor landbouwgebruik was. Volgens dat structuurplan en de gewestplannen zou die oppervlakte UITSLUITEND mogen gebruikt worden voor landbouwactiviteiten en ‘knarsetandend’ wordt aanvaard dat de boeren niet in de stad, maar op hun bedrijf in landbouwgebied er mogen wonen. (Uit een omzendbrief: ‘Het is duidelijk dat de bedrijfsuitbater (eigenaar, pachter of bedrijfsleider) op het bedrijf moet kunnen wonen. De nodige woongelegenheid daartoe kan dan ook worden opgericht. Vermits binnen het agrarisch gebied woongelegenheid echter enkel kan worden toegelaten ingeval het de woning van een exploitant van een landbouwbedrijf betreft, kan een woning enkel worden vergund indien deze een integrerend deel uitmaakt van het bedrijf. Dit is het geval indien de woning fysisch geïntegreerd is in het bedrijf, of een integrerend deel uitmaakt van het gebouwencomplex van het bedrijf.).
De bedoeling was dus: alleen landbouwactiviteiten in de strikte zin, en alleen door beroepslandbouwers. Geen zitbanken op landelijke wandelpaden dus, geen mariakapelletjes, geen manèges, geen voedselverwerkende industrie, geen vervoerondernemingen van dieren en landbouwproducten, wel landbouwloonwerkondernemingen die een landbouwmachinepark ten dienste stellen van de landbouwers, maar dan weer geen garages voor landbouwmachines. Er is de laatste jaren wat gesleuteld aan ‘mede-gebruik’ van de landbouwgebieden (mariakapelletjes mogen wel en banken ook), maar fundamenteel blijft het principe overeind van zonering, en bijvoorbeeld blijft het wonen beperkt op slechts 16,8% van de Vlaamse grondoppervlakte, het woongebied. Geen wonder dat de prijs van bouwgronden de pan uitrijst.
De planologen willen ons dus een ruimtegebruik opleggen in functie van hun ideologie of wensdroom van een ‘ideale’ ruimtelijke ordening, dat totaal geen rekening houdt met de echte menselijke samenleving. Waarom houden ze aan bijna zestig procent grondoppervlakte voor de landbouw? De ene omwille van dezelfde redenen als Braem, een andere omwille van de heilige ‘open ruimten’ die bezoedeld worden door menselijke aanwezigheid, zoals ex-Vlaams bouwmeester bOb van Reeth. Volgens hem moeten we de steden nog veel meer verdichten, compacter maken, door de hoogte in te gaan, tot meer dan dertig verdiepingen hoog. Van Reeth: “Ik ben een absoluut voorstander van steden om in te wonen. Buiten is voor de koeien, daar moet je absoluut wegblijven.” Ondertussen plannen ze een illusionaire wereld, van weiden met koeien in landschappen zonder mensen, terwijl vandaag in de werkelijke wereld, in de meest landelijke gebieden in Vlaanderen de landbouw er slechts goed is voor 3,9% van de omzet, terwijl de industrie er instaat voor 50,2% en de diensten voor 45,9% van de omzet. In het landelijk overgangsgebied is de landbouw er nog slechts goed voor 1,9% van de omzet. Dat blijkt uit een onderzoek dat reeds dateert van 2001. (Studie:'De plattelandseconomie in de nabijheid van stedelijke gebieden. Een ruimtelijk-economische visie'. Gepubliceerd in het trimestrieel tijdschrift Ruimte & Planning, 2001, nr. 4). Een van de conclusies in het onderzoek:
"In de Vlaamse plattelandsgebieden zijn de traditionele kenmerken van het platteland niet meer zo prominent aanwezig. Dit blijkt onder andere uit het relatief klein aandeel in de lokale toegevoegde waarde van de landbouw als economische sector. Verder blijkt uit de analyse van de functionele relaties tussen stad en platteland dat beide op elkaar zijn aangewezen en elkaar kunnen versterken. Het platteland functioneert daarbij als flankeringsgebied voor de stedelijke gebieden. Dit impliceert dat het beeld van een plattelandseconomie die lokaal en op zichzelf zou staan, in een sterk verstedelijkt gebied zoals Vlaanderen, geen steek houdt. Een gevolg hiervan is dat een traditionele, door de landbouw gedomineerde visie op plattelandsvernieuwing niet alleen uit de mode maar ook incorrect is."
Tien jaar later zal er vandaag nog minder landbouwaandeel zijn in de omzet in landelijke gebieden. Dat industrie en handel tien jaar geleden, en dus nog meer vandaag, een veelvoud belangrijker zijn dan de landbouw in de landelijke gebieden is voor iedereen een evidentie die even rondrijdt op 'de buiten', behalve natuurlijk voor sommige stedelijke groenen en dogmatische planologen die van het platteland nog steeds een groot Bokrijk willen maken. De studie maakt duidelijk dat de indeling van Vlaanderen in strikte zones, totaal voorbijgestreefd is.
Schrap de illusionaire en dictatoriale planologie
Heel het principe van afbakeningen in het RSV, afgekeken van Nederland, is niet alleen voorbijgestreefd en volledig tegengesteld aan de werkelijkheid van vandaag, maar staat bovendien haaks op de eeuwenoude ontwikkeling in Vlaanderen en andere gebieden, zoals Londen, het Ruhrgebied of Noord-Italië, waar al sinds de Middeleeuwen een hogere densiteit aan bewoning bestaat dan in de rest van Europa. Een jaar studie door Xaveer De Geyter Architecten besloot in 2002 al dat het RSV volkomen achterhaald is wat de Belgische werkelijkheid betreft. In veel delen van Vlaanderen heeft volgens hen de bebouwing zich zodanig verspreid dat een terugkeer naar de tegenstelling tussen stad en platteland niet meer reëel is, omdat de strikte scheiding tussen stad en platteland vervangen is door een gelijktijdige aanwezigheid van beide. Citaat "Het concept 'Vlaanderen, open en stedelijk' komt te laat, na de feiten, tenzij tabulara rasa tot de mogelijkheden gaat behoren. Het teruggaan naar de twee tegengestelde basiscategorieën betekent voor grote delen van Vlaanderen in concreto immers het verwijderen van een groot gedeelte van het bestaande patrimonium in de voormalige open ruimte en het heropbouwen ervan in de voormalige stads- en dorpskernen". (Bron: After-Sprawl, een uitgave van NAi Uitgevers, Rotterdam).
Schrap dus al die dure plannen, ze zijn een dure verspilling aan illusies. De burgers kunnen zelf beslissen, zoals ze eeuwenlang hebben gedaan, en goed gedaan, zoals blijkt uit het voorhandene werelderfgoed, de historische steden en kastelen en abdijen. Ondanks de eeuwenoude vervlochtenheid van stad en land is Vlaanderen nog helemaal niet volgebouwd, zoals de fanatici van planologie en groene fundi’s voor lege ruimten blijven beweren. Ze liegen, want het valt nog zeer, zeer goed mee met de totale oppervlakte aan bebouwde grond in Vlaanderen. Op basis van gegevens het ministerie van Financiën, Administratie van het Kadaster kon in 2002 vastgesteld worden dat op slechts ongeveer zeven procent van de totale Vlaamse grondoppervlakte een gebouw staat. Meer niet! Daar moet men natuurlijk nog verharde maar niet bebouwde oppervlakten bijtellen, voornamelijk voor wegen, om tot een totaal ‘bebouwde’ oppervlakte te komen. Vlaanderen is dus hoegenaamd niet volgebouwd! Eeuwen lang zonder planologie heeft er dus niet toe geleid dat Vlaanderen is volgebouwd, wel integendeel. Het beste bewijs dat de burgers ook zonder dictaten van planologen verstandig omspringen met de ruimte, en die planologen dure overbodigheid betekenen.
(Zie artikel: Vlaanderen noch 'versteend' noch volgebouwd’, 27.01.11)
Bovendien is die hele planologie verstikkend voor de ontwikkeling van veel gemeenten. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) houdt door zijn overreglementering arme gemeenten in hun armoedetoestand. De oefening deden we uitgebreid voor de gemeente Sint-Laureins, als voorbeeld. Maar de besluiten gelden evenzeer voor honderden ‘hoofddorpen’ over heel Vlaanderen. Door de Keizer-Koster mentaliteit in Vlaanderen kunnen veel gemeenten geen kant op. Nog een reden om die hele handel af te schaffen. (Zie artikel ‘Het gekneveld buitengebied’, 11.10.10)
Besluiten:
Schaf de hele zonering af: Iedereen mag overal bouwen. Gedaan met ‘zonevreemdheid’.
Planbaten en planschade worden hierdoor automatisch geschrapt want zonder voorwerp
Alle voorkooprechten ten gunste van verschillende overheden worden uiteraard ook mee afgeschaft. Ze zijn inefficiënt, tergend en duur, zonder enig nut.
De notarissen boden bijvoorbeeld de sociale huisvestingsmaatschappijen en aanverwanten tussen 1999 en 2006 zowat 96 000 keer het voorkooprecht aan, en een povere 300 keer maakten ze er gebruik van. Dus in 0,3% van de gevallen. Drie keer op duizend dus. De notaris moet dus 997 keer op 1.000 nutteloos een voorkooprecht aanbieden, en de verkoper moet een paar maand langer wachten voor hij zijn eigendom kan verkopen, terwijl administraties jaarlijks nutteloos tienduizenden dossiers moeten onderzoeken. Een maatregel die veel geld en tijd kost aan de burger en de overheid, voor niets en nog eens niets. Hier kan alleen maar besloten worden: afschaffen. Overheden die willen kopen kunnen een bod doen.
De mogelijkheid kan voorzien blijven op gemeentelijk vlak om plannen van aanleg met bouwvoorschriften op te stellen voor delen van de gemeente of voor heel het grondgebied, zover de gemeente dit wenst. Dat moet dan wel volledig binnen de bevoegdheid van elke gemeente blijven, zonder hogere overheden die zich hiermee mogen bemoeien of moeten goedkeuren.
Ook de provincies moeten hier buiten gehouden worden. Gezien ruimtelijke ordening een belangrijke ‘gebiedsgerichte activiteit’ is waarvoor de afgeslankte provincies nog bevoegd zouden blijven, betekent de afschaffing van die bevoegdheid dat er nog meer redenen zijn om de provincies volledig af te schaffen. Wat er nog overblijft, kan perfect geïntegreerd worden in de provinciale ‘buitendiensten’ van de Vlaamse administratie.
2. Schaf de vergunningsplicht af
Onze voorouders hadden geen enkele vergunning nodig om gelijk waar te bouwen aan het werelderfgoed van belforten en begijnhoven, aan prachtige kastelen en uitgestrekte kloosters of om steden vorm te geven die vandaag wereldwijd toerisme aantrekken. Na de Franse revolutie en Napoleon zien we dat de opkomende nationale staten zich steeds meer willen gaan bemoeien met het leven van hun burgers. Een eerste poging om de burger in dit land een beetje aan banden te leggen wat het bouwen betreft was de gemeentewet van 1836, die in welbepaalde gevallen voorzag dat een voorafgaandelijke goedkeuring van het college van burgemeester en schepenen nodig was van bouwplannen van particulieren. De vergunning had echter slechts betrekking op de voorgevel en de evenwichtige verdeling ervan, en helemaal niet op wat zich erachter afspeelde. Het kabbelt zo rustig door, tot 1946, wanneer een communistisch minister van Openbare Werken met de besluitwet van 2 december 1946 beveelt dat niemand nog mag bouwen zonder zijn voorafgaandelijke geschreven toelating, of van zijn afgevaardigde, tot er – door hem goedgekeurde - bijzondere plannen van aanleg bestaan. Net als de planologie is het dus ook weer een communistisch geïnspireerd systeem: voor alles en nog wat heeft men een stedenbouwkundige vergunning nodig, die dus ook eenvoudig kan geweigerd worden, en die gedetailleerd aangeeft hoe hoog en diep men mag gaan, welke materialen toegelaten zijn, de dakvorm, enz.
Het is ondertussen gelukkig niet meer zo gek dat men een stedenbouwkundige vergunning moet hebben om een brievenbus in de voortuin te plaatsten, maar het is toch nog meer dan teveel regelneverij, als men niet alleen voor een nieuwbouw, maar zelfs voor verbouwingen binnen het bestaande volume of het uitvoeren van structureel onderhoud aan de woning (dakgebinte vernieuwen b.v.) een stedenbouwkundige vergunning nodig heeft. Zelfs bij een zogenaamde vereenvoudiging en de vervanging van een vergunningsplicht door een meldingsplicht blijft het een hele bedoening, want men moet een zelfde dik dossier indienen als bij een vergunning. Zonevreemden kunnen bovendien helemaal geen gebruik maken van de meldingsplicht. Ze worden verder verplicht zelfs voor futiliteiten een vergunning te bekomen, omdat planologen hen gestraft hebben omdat ze 'bij de koeien' waren durven gaan wonen. Waarom moet men trouwens iets melden dat te futiel is om er een vergunning te moeten voor aanvragen? Toch alleen maar omdat de overheid zoveel mogelijk controle over ons wil behouden? Als de hele vergunnings- en meldingsplicht afgeschaft wordt, kan ook de Raad voor Vergunningsbetwistingen afgeschaft worden.
Dit lijkt wellicht na vijfenzestig jaar centralistische vergunningsregeling te drastisch, en heerst er bij sommige politici wellicht een zekere angst voor zoveel vrijheid. Echter, de mogelijkheid kan voorzien blijven op gemeentelijk vlak om voor sommige projecten een vergunning te eisen, voor zover en uitsluitend bepaald door de gemeente. Gemeenten zouden bijvoorbeeld een vergunning kunnen eisen voor projecten op meer dan één hektare en/of een bouwvolume van meer dan tweeduizend kubieke meter. Elke gemeente bepaalt de limieten, zonder hogere overheden die zich hiermee mogen bemoeien of iets moeten goedkeuren.
Globaal besluit
Schrap de volledige decreetgeving over de ruimtelijke ordening, het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en zijn geplande opvolger, de zes plansoorten, de gewestelijke bepalingen over vergunningen, en alle uitvoeringsbesluiten op dat vlak. Daardoor zullen honderden ambtenaren minder nodig zijn om plannen op te stellen of te overleggen met studiebureau’s die plannen maken, vergunningen na te zien en goed- of af te keuren, wordt een Gewestelijke stedenbouwkundige inspectie overbodig en meteen ook een raad voor vergunningsbetwistingen. De vele dure studiebureaus hoeven niet meer betaald te worden. Daarmee kunnen zeer substantiële besparingen gerealiseerd worden op het budget van het Gewest, Hoeveel met deze maatregelen kan bespaard worden kan ik slechts ruw schatten. Zover ik in het 463 bladzijden dikke en voor een leek bijna onleesbaar begrotingsboek voor 2012 kon zien, besteden wij voor ruimtelijke ordening 14,565 miljoen euro aan apparaatkredieten, 21,194 miljoen euro aan beleidskredieten en 3,198 miljoen euro aan kabinetskosten. (Voor de lezer, niet voor de ministers: de beleidskredieten zijn het geld dat uitgegeven wordt aan ‘beleid’ - onderzoeken uitvoeren, plannen maken of betalen, communicatie, werking van de raad voor vergunningsbetwistingen, enz.. -, in tegenstelling tot de ‘apparaatkredieten’ die dienen om de werking van de administratie - ‘het apparaat’ - te betalen).
De globale kost bedraagt 39 miljoen euro, en de besparingen alleen op het niveau van het Gewest kunnen dus tot 39 miljoen bedragen, als het hele gebied geschrapt wordt op Gewestelijk niveau. Waarschijnlijk zitten er in die 463 bladzijden nog posten die betrekking hebben op ruimtelijke ordening, die ik over het hoofd heb gezien? Het betreft in elk geval een substantiële bijdrage aan het beperken van het overheidsdeficit. Daar komen nog de besparingen bij die minstens bij de provincies volgen door het afschaffen van een centrale planologie en vergunningen, en mogelijks bij de gemeenten. Ook de burgers zullen hiermee fors kosten kunnen besparen bij bouwen en verbouwen.
Last but not least: tezelfdertijd verbetert het bruto binnenlands geluk wezenlijk.
En als U de moed niet heeft om dit te realiseren: besef dan minstens dat alle burgers samen voor onze collectivistische planologie jaarlijks nagenoeg veertig miljoen euro moeten betalen (of 1,6 miljard BEF), om zich te laten betuttelen en domineren. Vraag hen dan eens of ze dit er wel voor over hebben…
Read more...