26 juni 2011

Het schimmig bestaan van de Gemeenschappen

België bestaat uit drie Gewesten en drie Gemeenschappen. Zogezegd. Maar weet u dat in Brussel alleen de parlementsleden en ministers van het Brussels Gewest over alle gemeenschapsmateries beslissen? Een soort ontdubbeling van het Brussels Gewest, met eigen kabinetten en een eigen administratie. Weet u dat de Vlaamse 'Brusselminister', tevens Vlaams gemeenschapsminister van onderwijs er niets te zeggen heeft? Dat de Brusselse Gewestelijke Franstalige politici het er nog bruiner bakken, gezien ze ruime decretale bevoegdheden hebben voor Gemeenschapszaken, met ministers en een minister-president?

Tot voor kort wist ik niet echt hoe het bestuur van de Gemeenschapsaangelegenheden in Brussel geregeld was. Van Vlaamse kant is er een fusieparlement, een fusieregering en een fusieadministratie voor Gewest en Gemeenschap, dus dacht ik dat die drie entiteiten zich ook volledig en op dezelfde manier bezig houden met Gemeenschapszaken, zowel in Vlaanderen als in het Brussels Gewest. De informatie op de website van de federale overheid geeft trouwens die indruk: "De Vlaamse Gemeenschap oefent haar bevoegdheden uit in de Vlaamse provincies en in Brussel". Wel wist ik vaag dat er nog zoiets als 'gemeenschapscommissies' in Brussel bestaan, maar op de federale website staat daar niets over. Veel kon ik mij daar tot voor kort dus ook niet onder voorstellen.

Tot ik op vrijdag 27 mei een klein artikeltje las in De Standaard met de titel: 'Vlaamse Brusselaars halen uit naar Pascal Smet'. Met de lange ondertitel: "'Stop met moeien!' De Vlaams Gemeenschap in Brussel stuurt vandaag een duidelijke boodschap naar haar voogdijminister Pascal Smet." Blijkt uit het artikel dat het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie vindt dat de Vlaamse minister voor onderwijs en Brussel zich niet moet moeien met hun zaken, zijnde de besteding van de Vlaamse dotatie aan die commissie. Brussels minister Brigitte Grouwels: "Hij is geen lid van het VCG-college. Hij is ook geen minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest." Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, is duidelijk: "Smet heeft een beperkte voogdijbevoegdheid en kan dus niet zomaar beslissingen wijzigen. Hij heeft slechts een raadgevende stem."

De Vlaamse gemeenschapsminister van onderwijs en Brussel moet zich niet moeien met hun (!!) zaken, want hij heeft slechts een raadgevende stem in Gemeenschapszaken in Brussel... ???? Ik wist echt niet wat ik las... Vlaamse Gemeenschapszaken worden in Brussel dus niet door de Vlaamse gemeenschapsminister beslist, maar door een Brussels triumviraat, dat 'het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie' heet, en uitsluitend bestaat uit de twee Nederlandstalige ministers en de Nederlandstalige staatssecretaris van het Brussels Gewest. Gemeenschapszaken worden dus exclusief beheerd door gewestministers!

De officiële versie van het federaal België

Dat het zo is, vindt men helemaal niet op de portaalwebsite van de federale overheid. 'België bestaat uit drie Gewesten en drie Gemeenschappen,' leest men daar, de simpele officiële uitleg, in de rubriek 'Overheid'. De Gewesten hebben territoriale bevoegdheden, de Gemeenschappen houden zich bezig met 'persoonsgebonden materies': "De Vlaamse Gemeenschap oefent haar bevoegdheden uit in de Vlaamse provincies en in Brussel; de Franse Gemeenschap in de Waalse provincies, met uitzondering van de Duitstalige gemeenten, en in Brussel; de Duitstalige Gemeenschap in de gemeenten van de provincie Luik die het Duitse taalgebied vormen". Hierna kort even samengevat, wat die Gemeenschappen zijn, vooraleer onder te duiken in de buik van de Brusselse politiek, de Gemeenschapscommisies:

De Vlaamse Gemeenschap

Nog steeds de officiële uitleg: "om het aantal parlementsleden niet buitensporig te doen toenemen, werden bij het begin de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest samengevoegd". Eén parlement en één regering oefenen zowel de gewestelijke als de gemeenschapsbevoegdheden uit. Het Vlaams parlement bestaat uit 124 parlementsleden. 118 leden worden rechtstreeks verkozen in het Vlaamse Gewest en zes leden, die hun woonplaats op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben, worden rechtstreeks verkozen in dit Gewest. Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap voegden ook de twee regeringen samen tot slechts één regering, met momenteel negen ministers (maximum is 11 ministers), met één administratie. Door de samenvoeging van Gewest en Gemeenschap moet er in de Vlaams regering steeds minstens één minister zijn woonplaats hebben in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat vergemakkelijkte enorm de carrière van 'Vlaamse Brusselaars', met helemaal alleen op kop Bert Anciaux (geboren in Merksem-Antwerpen, vanaf zijn studies rechten aan de VUB werkzaam en woonachtig in Brussel, de man van achtereenvolgens Volksunie, Spirit, VlaamsProgressieven, Sociaal-Liberalen en momenteel SP.a), maar ook Guy Vanhengel (Brusselaar, zetelde zelfs enkele maanden in 2002-2003 zowel in de Brusselse als in de Vlaamse regering), Pascal Smet (aangespoeld uit Beveren-Waas, Brusselaar door verhuis, in 2009 lijsttrekker voor de sp.a voor de verkiezingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, niet eens kandidaat voor het Vlaams parlement, waarna hij de Brusselse Vlaming van dienst wordt in de Vlaamse regering), die met zeer weinig stemmen toch zeer goed aan de bak komen. Zoals prof. Hendrik Vuye het formuleert: "Een electorale basis hebben die politici nauwelijks, een institutionele machtsbasis des te meer." (Zie ook verder).

De 6 Brusselse leden van het Vlaams Parlement worden gekozen door de kiezers die bij de verkiezingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Parlement daar een stem hebben uitgebracht op een Nederlandstalige lijst of zich op zo een lijst onthouden hebben. Alleen die kiezers kunnen deelnemen aan de verkiezing van de 6 Brusselse leden van het Vlaams Parlement. Met zes gegarandeerde verkozenen en in het totaal ongeveer 54.000 uitgebrachte stemmen tijdens de laatste verkiezingen, betekent dit één verkozene voor het Vlaams parlement per 9.000 stemmen in Brussel, tegen één verkozene per 35.000 stemmen in alle Vlaamse provincies. In de praktijk hebben de door de partijen voorgedragen lijstaanvoerders slechts een paar duizend, soms zelfs maar een paar honderd stemmen nodig om verkozen te worden. Sven Gatz (VLD) werd in 2009 verkozen met 4.390 stemmen, Ann Brusseel (VLD) met 813, Luckas Vander Taelen (Groen) met 1.949 en Yamila Idrissi (SP.a) met 1.827. Twee andere van de zes in Brussel verkozen Vlaamse parlementsleden gingen niet eens zetelen: Brigitte Grouwels (CD&V, 3.017 stemmen) werd in de Brusselse regering minister van Openbare Werken, Vervoer, Gewestelijke en gemeentelijke Informatica en Haven van Brussel (in de vorige Brusselse regering staatssecretaris), en werd in het Vlaams parlement vervangen door Paul Delva (1.156 stemmen). Johan De Mol (VB 3.599 stemmen), bleef eveneens in het Brussels parlement zetelen en werd vervangen door Erik Arckens (726 stemmen). Blijkt in de praktijk echter dat Brigitte Grouwels als minister in het Brussels Gewest veel meer te zeggen over Gemeenschapsaangelegenheden in Brussel, dan de zes parlementsleden samen die in Brussel verkozen werden voor het Vlaams parlement...

De Franse Gemeenschap

Een drang 'om het aantal parlementsleden niet buitensporig te doen toenemen' was en is niet aanwezig bij onze Franstalige landgenoten. Er bestaat nog steeds een afzonderlijk parlement voor het Waals Gewest, en een voor de Franse Gemeenschap. Voor het parlement van de Franse Gemeenschap wordt niemand rechtstreeks verkozen. Het is samengesteld uit 94 leden: de 75 verkozenen van het Waals parlement en 19 Franstalige verkozenen van het Brussels hoofdstedelijk parlement.

De regering van de Franse Gemeenschap is samengesteld uit maximaal acht leden, de minister-voorzitter inbegrepen. Ook hier moet ten minste één minister zijn woonplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben.
Vandaag telt de Franse Gemeenschap geen acht, maar 'slechts' zeven ministers. Bovendien zijn vier van de zeven terzelfdertijd minister in het Waals Gewest (Rudy Demotte, Jean-Marc Nollet, André Antoine, Jean-Claude Marcourt), en een in het Brussels Gewest (Evelyne Huytebroeck). Twee dames hebben geen dubbele pet, en zijn alleen minister van de Franse gemeenschap: Fadila Laanan, Ministre de la Culture, de l'Audiovisuel, de la Santé et de l'Egalité des chances, en
Marie-Dominique Simonet, Ministre de l'Enseignement obligatoire.
De grootste minister-cumulard in België is van Ecolo: Evelyne Huytebroeck. Ze is titularis van drie ministerposten: in de Brusselse regering, in de Franse Gemeenschap en in de COFOF, en heeft dus drie kabinetten.
Door de dubbele en drievoudige petjes zijn de 15 ministerposten voor het Waals Gewest (8 ministers) en voor de Franse Gemeenschap (7 ministers) momenteel bezet door 11 personen. Nog altijd twee meer dan in Vlaanderen. Denk echter niet dat er dan ook maar elf kabinetten zijn. Het blijven er zelfs veel meer dan 15 kabinetten, met afgerond 700 personen voor Gewest plus Gemeenschap, tegen 9 Vlaamse kabinetten met 300 medewerkers. De Waalse Gewest- en Franse Gemeenschapsministers als Jean-Marc Nollet, heeft NEGEN kabinetten - cellules -, eentje voor elk deelgebied: Energie, Openbaar Ambt, Wonen, enz.. en André Antoine heeft er zelfs ELF, met acht kabinetschefs en twaalf adjunct-kabinetschefs. Alle regeringen en ministerkabinetten samen voor heel België, komt men op een 2.500 kabinetsmedewerkers. Een schandelijk unicum in de wereld. De Vlaamse regering is wellicht iets spaarzamer dan de andere regeringen, maar 300 is toch ook al een zeer forse KMO, waarbij de minister-president en de twee vice-minister-presidenten er elk twee kabinetten op nahouden.

De politici van het Brussels Gewest: baas over de Gemeenschapszaken

Na de opfrissingsles over de Gemeenschappen, maken we een duik in de buik van de Brusselse politiek: de Gemeenschapscommissies. Op de federale website komt men niet verder dan enkel algemeenheden over Gewesten en Gemeenschappen, wel met links naar hun ministers en administraties. Informatie over de Gemeenschapscommissies in Brussel kan men er niet vinden. Hiervoor moet men naar de portaalsite van het Brussels Gewest, naar de rubriek 'Gemeenschapsinstellingen in Brussel'. Voor een deel informatie moet men ook nog doorklikken naar teksten van het CRISP (Centre de recherche et d'information socio-politiques), ook en het Nederlands, met hier een duidelijk overzicht van de verschillende overheden in Brussel. En wat blijkt: die Gemeenschapscommissies worden UITSLUITEND bevolkt door parlementsleden en ministers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met afzonderlijke kabinetten, naast hun kabinetten als minister/staatssecretaris van het Brussels Gewest. Die Gemeenschapscommissies hebben ook een zeer uitgebreide eigen administratie. ALLES wat in Brussel met Gemeenschapszaken te maken heeft, wordt dus UITSLUITEND beheerd door ministers en staatssecretarissen van het Brussels Gewest, in een soort parallele structuur aan deze van het Brussels Gewest.

De Gemeenschapscommissies

De drie Gemeenschapscommissies werden in 1989 opgericht, parallel met de Brusselse gewestelijke instellingen. Officieel met als doel 'de uitoefening van de gemeenschapsbevoegdheden (in hoofdzaak cultuur, onderwijs, volksgezondheid en maatschappelijk welzijn) in Brussel te vergemakkelijken'. De drie commissies:

* de "Commission communautaire française" (COCOF)
* de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC)
* de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC)

De COCOF is bevoegd voor instellingen die uitsluitend ressorteren onder de Franse Gemeenschap.
De VGC is bevoegd voor instellingen die uitsluitend ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap.
De GGC is bevoegd voor de instellingen die niet uitsluitend onder één van beide gemeenschappen ressorteren. (Op die zeer schimmige GGC ga ik hier verder niet in).

Elke Gemeenschapscommissie is samengesteld uit een raad en uit een executieve, College genoemd.
De Raad van de "Commission communautaire française" bestaat uit alle leden (72) van de Franse taalgroep in het Brussels Parlement.
De Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bestaat uit alle leden van de Nederlandse taalgroep in het Brussels Parlement (17).
De Verenigde vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bestaat uit alle leden van het Brussels Parlement.
Het mandaat van de leden van deze drie Vergaderingen duurt even lang als dat van de leden van het Brussels Parlement: vijf jaar.

Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bestaat uit de twee Vlaamse Ministers en uit de Vlaamse Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: momenteel de ministers Jean-Luc Vanraes en Brigitte Grouwels en de staatssecretaris Bruno De Lille. Pascal Smet mag als Brussels lid van de Vlaamse regering de vergaderingen van het College bijwonen, echter alleen met raadgevende stem. Het College van de Franse Gemeenschapscommissie bestaat uit de drie Franstalige Ministers en de twee Franstalige Staatssecretarissen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ze noemen zichzelf niet lid van het 'college', maar minister! Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is samengesteld uit alle Ministers/staatssecretarissen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC)

Op de website van de Vlaamse overheid staat onder het thema 'Overheid' slechts volgende minimale informatie over 'De Vlaamse Gemeenschap in Brussel':
"De Vlaamse Gemeenschap (net als de Franse Gemeenschap) heeft in Brussel persoonsgebonden bevoegdheden, in eerste instantie ten aanzien van de Vlaamse Brusselaars, maar ook met aandacht voor het multiculturele karakter van Brussel. Die gemeenschapsbevoegdheden behelzen de domeinen:
- cultuur, jeugd en sport
- het Nederlandstalig onderwijs en vorming
- het Nederlandstalig welzijns-, gezins- en gezondheidsbeleid.
De basis en de draaischijf voor die Vlaamse gemeenschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). De VGC werd in 1989 opgericht en is een bestuursinstantie die afhangt van de Vlaamse Gemeenschap. In de VGC zetelen de 17 Vlaamse verkozenen in Brussel."

Men komt er niet duidelijk te weten dat de '17 Vlaamse verkozenen in Brussel' niet verkozenen zijn voor het Vlaams parlement, maar uitsluitend verkozenen van het Brussels parlement, en leest er al helemaal niets over het feit dat het college van de VGC uitsluitend bestaat uit de Vlaamse ministers plus staatssecretaris van het Brussels Gewest, met alleen een raadgevende stem voor de Vlaamse gemeenschapsminister.

U denkt dat de Vlaamse Gemeenschap een federale dotatie krijgt, en een deel daarvan aanwendt voor haar activiteiten in Brussel, en de VGC dus volledig door 'Vlaanderen' wordt betaald? Uit de 'begroting 2010 gebouwen en patrimonium van de Vlaamse Gemeenschapscommissie' blijkt dat de grootste inkomenspost in het budget afkomstig is van ... dotaties van het Brussels Gewest.

DE GEWONE BEGROTING - INKOMSTEN (in miljoen euro)
DOTATIES BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 55,20 39,38%
DOTATIES FEDERALE OVERHEID 5,89 4,20%
DOTATIES VLAAMSE GEMEENSCHAP 24,34 17,36%
SUBSIDIES VLAAMSE GEMEENSCHAP 31,06 22,15%
OPNAME UIT RESERVES 14,00 9,99%
ANDERE MIDDELEN 9,68 6,91%
Totaal 140,17 100%

In 2010 telde de VGC 226 statutaire personeelsleden en 532 contractuele personeelsleden = 758 personeelsleden.
Deze personeelsleden worden enerzijds ingezet voor 502 voltijdse functies met operationele opdrachten (binnen de entiteiten ‘Onderwijscentrum Brussel’, ‘Gezin’ en ‘Gemeenschapscentra’, de onderwijsinstellingen, de gemeenschapscentra, de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek, De Poolster) en anderzijds voor 233 voltijdse functies met kernopdrachten (binnen de beleidsdirecties en de ondersteunende directies).

Heibel tussen het VGC-college en Pascal Smet

Vóór het bericht in De Standaard van 27 mei waren de hevige twisten al even aan de gang, wat men kan nalezen in BrusselNieuws. Enkele leerrijke uittreksels:

- woensdag 18 mei 2011, 'Smet trekt VGC-investeringsplan naar zich toe' : Vlaams minister voor Brussel Pascal Smet (SP.A) gaat zich actief bezighouden met het investeringsplan van het VGC-college voor de 22 gemeenschapscentra. Heembeek is een testcase. Vlaams minister voor Brussel Pascal Smet, die ook de voogdij over de VGC heeft, eist directe inspraak over de besteding van die middelen. De VGC zal dus niet langer heer en meester zijn in de besteding van de infrastructuurmiddelen voor de gemeenschapscentra.

- donderdag 19 mei 2011 'VGC-college: 'Smet is niet onze schoonmoeder': De VGC krijgt middelen uit Vlaanderen, maar dat betekent niet dat Vlaanderen als een schoonmoeder moet beslissen wat er met dat geld gebeurt. Dat zeggen collegeleden Jean-Luc Vanraes (Open VLD), Brigitte Grouwels (CD&V) en Bruno De Lille (Groen!) in een reactie op uitlatingen van Vlaams Brusselminister Pascal Smet (SP.A). "Het is ongezien dat de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel op grond van een financieringsargument denkt de bevoegdheid te kunnen claimen over het volledige investeringsbeleid van de VGC," zeggen Vanraes, Grouwels en De Lille in een gemeenschappelijk persbericht... "De Vlaamse Gemeenschapscommissie krijgt middelen uit Vlaanderen maar dat betekent niet dat Vlaanderen als een schoonmoeder over de schouder van het VGC-college moet hangen om te beslissen wat er met die middelen moet gebeuren."
De collegeleden brengen het decreet van 5 juli 1989 in herinnering. Dat bepaalt de verhouding tussen de Vlaamse regering en de VGC. "De Vlaamse regering kan beslissingen van de VGC schorsen of vernietigen als die rechtsregels schenden of het algemeen belang schaden. Daarnaast moet de Vlaamse regering onder meer de jaarlijkse begroting en de gunning van bepaalde opdrachten goedkeuren. Maar met de opportuniteit van een collegebeslissing kan en mag de toezichthoudende minister niet tussenkomen."

- donderdag 19 mei 2011, 'Smet dient VGC-college van antwoord': “Het enige wat dit College blijkbaar bindt, is een aversie ten opzichte van de Vlaamse Minister van Brussel,” zegt hij in een mededeling...

Het botert blijkbaar niet alleen slecht tussen Pascal Smet en de drie leden van het college van de VGC, maar ook tussen dat college en de eigen administratie, zo blijkt uit een bericht van BrusselNieuws, woensdag 20 april 2011, 'VGC-administratie snoeihard voor college': 'Rien ne va plus' tussen de ambtenaren en de collegeleden van de VGC. Veertig onderdirecteurs hebben een brief gestuurd om hun beklag te doen over de eigengereidheid van de kabinetten van Vanraes, Grouwels en De Lille, vernamen wij. “Tellen we eigenlijk nog mee?” V erslagen van vergaderingen die door kabinetten worden gewijzigd, ramingen die de administratie moet uitvoeren maar die met één pennentrek naar de prullenmand worden verwezen, dienstreizen die worden georganiseerd zonder de adminis­tratie op de hoogte te brengen: het vertrouwen tussen de kabinetten van de drie collegeleden Jean-Luc Vanraes (Open VLD, Onderwijs), Brigitte Grouwels (CD&V, Welzijn) en Bruno De Lille (Groen!, Cultuur) en de administratie van de Vlaamse gemeenschapscommissie (VGC) is helemaal zoek. Dat blijkt uit een brief die veertig onderdirecteurs op 22 maart aan de collegeleden hebben overgemaakt en waarop ze net voor de paasvakantie een antwoord van collegevoorzitter Vanraes hebben gekregen. In de brief uiten de adjunct-directeurs hun ongenoegen over de samenwerking tussen de politiek en de administratie en stellen ze zich openlijk vragen over hun huidige rol en positie als adjuncten in de VGC-administratie."

De Franse Gemeenschapscommissie (Cocof)

Het College van de "Commission communautaire française" bestaat uit de Franstalige ministers en de Franstalige staatssecretarissen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De leden van dat college noemen zichzelf ministers in deze functies, en hebben in de Cocof eveneens een afzonderlijk ministerieel kabinet, naast hun kabinet in de Brusselse regering. De chef van de Cocof noemt zich zelfs minister-president! Dat is momenteel Ecolo Christos Doulkeridis, die daarnaast ook nog staatssecretaris is in het Brussels Gewest. We vinden er nog de volgende dames en heren ministers en staatssecretarissen van de Brusselse regering, die zich als Cocof-collegelid allemaal nog eens minister laten noemen: Charles Piqué, Benoît Cerexhe, Evelyne Huytebroeck en Emir Kir.

De Cocof heeft voor 2011 een budget van 373 miljoen. Van waar dat geld komt, en hoeveel volk er daar werkt kon ik niet achterhalen.

Cocof: niet alleen ministers, ook decreten

De COCOF oefent extra bevoegdheden uit die haar op 1 januari 1994 werden overgedragen door de Franse Gemeenschap, en heeft hiervoor wetgevende macht gekregen. Voor deze aangelegenheden keurt de COCOF decreten goed, als een echt parlement. Dit zijn niet weinig bevoegdheden: in verband met cultuur (toerisme, sociale promotie, beroepsomscholing en -bijscholing, sportinfrastructuur), onderwijs (beheer van gebouwen en leerlingenvervoer) en persoonsgebonden aangelegenheden (een groot deel van het gezondheidsbeleid en het maatschappelijk welzijn). Wat de andere aangelegenheden betreft, neemt de COCOF - net als de VGC - verordeningen aan onder toezicht van de Franse Gemeenschap.

Over de macht van de Cocof schreef Hendrik Vuye, hoogleraar Staatsrecht aan de Universiteit Namen, reeds in De Morgen van 17 aug '10 een opiniestuk met de titel 'Brussel, van bondsgebied tot institutionele nachtmerrie'. Een uittreksel:

"Dehaene zocht en vond een oplossing voor een ad-hoc probleem, namelijk het financiële deficit van de Franse Gemeenschap. Deze moest maar bevoegdheden overdragen aan het Waalse Gewest en, voor het Brusselse grondgebied, aan de Franse Gemeenschapscommissie (Cocof). De Cocof kreeg aldus decreetgevende bevoegdheid. Dat betekent dat er in feite een Brusselse Franstalige Gemeenschap werd opgericht, met een parlement, dat zich pompeus herdoopte tot 'Parlement francophone bruxellois'. De Cocof heeft zelfs een minister-president! Deze prestigieuze titel prijkt op het visitekaartje van Christos Doulkeridis (Ecolo). Om kort te gaan: de Brusselaars hebben sedert 1993 twee Brusselse parlementen. Eentje waar de Vlamingen recht hebben op 17 van de 89 zetels en eentje waar de Franstaligen echt alleen de baas zijn. Als symbool kan dat tellen! De Vlamingen hebben wel hun Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), maar dit orgaan heeft geen decreetgevende bevoegdheid. Brussel is meer dan het Gewest. Op het Brusselse grondgebied kunnen vele andere overheden normen uitvaardigen: Cocof, VGC, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Franse Gemeenschap, Vlaamse Gemeenschap, agglomeratie en negentien gemeenten. Daarnaast zijn er nog OCMW's, politiezones, en zelfs een gouverneur en een vicegouverneur, weliswaar zonder provincie. Dit is geen 'Brusselse zwans', maar een institutionele nachtmerrie. Uit recent onderzoek blijkt zelfs dat in Brussel 41 ministers of schepenen bevoegd zijn voor cultuur en dat er vier maatschappijen voor openbaar vervoer zijn. Is Brussel toe aan een interne staatshervorming? Zeker!
Die interne hervorming komt er evenwel niet omdat Brussel voor vele politici een machtsbasis is. Wat zouden Mangain (FDF), Milquet (cdh), Moureaux (PS), Cerexhe (cdh) of Picqué (PS) zonder Brussel zijn? Maar het is ook een machtsbasis die Vlaamse Brusselaars toelaat om zitjes te veroveren, in de Brusselse, de Vlaamse en de federale regering. In de uittredende federale regering zijn de twee Vlaamse vicepremiers Brusselaar! Toen Kris Peeters (CD&V) in 2008 de communautaire dialoog opstartte, bestond de zeskoppige Vlaamse delegatie uit drie Brusselaars. Een electorale basis hebben die politici nauwelijks, een institutionele machtsbasis des te meer."

Brusselaars beslissen over gemeenschapsaangelegenheden

Het zijn dus de politici die verkozen zijn in en voor het Brussels gewest die over alle gemeenschapszaken in het Brussels gewest beslissen. Aan Vlaamse kant moet Pascal Smet zijn mond houden, aan Franstalige kant maakt de Cocof zelfs niet minder dan zijn eigen decreten. Wat blijft er concreet in de praktijk over van de grote principes dat 'de Vlaamse Gemeenschap haar bevoegdheden uitoefent in de Vlaamse provincies en in Brussel; de Franse Gemeenschap in de Waalse provincies, met uitzondering van de Duitstalige gemeenten, en in Brussel'? Dat is toch een holle fraze, een spook.

Als het Franstalig onderwijs in Brussel zo slecht is dat het een van de grote oorzaken is van de hoge werkloosheid, aan wie ligt dit dan? Toch aan de Franstalige Brusselse politici van het gewest, die het voor het zeggen hebben in de Cocof.
Of met de woorden van Mark Grammens, uit zijn artikel van vorig jaar in zijn verkiezingsnummer 'Verkiezingen 2010' van Journaal (nr. 577, 3 juni '10):
"Het slechte bestuur van Brussel is haast spreekwoordelijk geworden. Brussel kent een werkloosheid van rond de 25 procent (met uitschieters van 30 procent in Molenbeek), maar wat doet het Gewest of de zo mogelijk nog slechter bestuurde Franstalige Gemeenschapskommissie, die instaat voor de onderwijssektor? In de tweetalige hoofdstad van België wordt in vele scholen geen Nederlands onderwezen, hoewel men daartoe wettelijk verplicht is: er heerst zogenaamd een gebrek aan leerkrachten, of als ze heel brutaal de waarheid zeggen, er is geen geld voor, althans niet voor dat vak. Nochtans ligt daar de voornaamste oorzaak waarom Brusselse werkloze jongeren niet enkele kilometers verder, in Zaventem, Vilvoorde, enz., waar vacatures genoeg zijn, kunnen solliciteren: ze verstaan geen woord Nederlands. "Brussel is de plek waar veertig jaar na de goedkeuring van de taalwetten, zelfs de onwettige afzwakking ervan niet wordt nageleefd" (Guy Tegenbos, in De Standaard, 14.11.06). Dat zijn toestanden die niet door meer geld kunnen worden opgelost. Wat bijvoorbeeld te denken van het feit dat het Franstalig middelbaar onderwijs in Brussel één leerkracht telt voor zeven leerlingen? Daar is geld voor, niet voor het aanwerven van een leraar Nederlands. Maar de socialistische vakbond eist en krijgt onder allerlei voorwendsels de benoeming van steeds meer leerkrachten in Brussel-Frans. De resultaten kent men: het aantal leefloners is de laatste zes jaar in Brussel aangegroeid met 43 procent (Vlaanderen: 7 procent). Van de Brusselse jongeren verlaat op achttienjarige leeftijd 36 procent de school zonder diploma (Vlaanderen 10 procent), de helft van de Brusselse jongeren bezit op twaalfjarige leeftijd al een leerachterstand. In tegenstelling tot zowel Vlaanderen als Wallonië bezit Brussel geen beleidsplan om de armoede en schoolse achterstand tegen te gaan. Brussel doet niets. Het wacht tot het geld toegestopt krijgt."

Ook de Brusselse Vlamingen willen meer geld

De Standaard van maandag 20 juni publiceert een artikel naar aanleiding van een nota van Sven Gatz (VLD) en Luckas Vander Taelen (Groen), waarin ze er volgens de krant voor pleiten om een Federatie Vlaanderen-Brussel op te richten, zoals Wallonië ook deed. (Meer daarover in een afzonderlijk artikel 'Een oorlogsmachine tegen Vlaanderen: de Federation Wallonie-Bruxelles). Dat zouden ze een stap in de goede richting vinden. Het artikel komt er naar aanleiding van een acht pagina's tellende discussietekst van de twee Brusselaars, die vinden het de hoogste tijd dat Vlaanderen duidelijk zegt welke richting het uit wil met Brussel. Van een pleidooi voor een federatie Vlaanderen-Brussel is er echter in hun nota (te zoeken op de website van Gatz) niets te bespeuren, maar dan ook echt helemaal niets. Integendeel zelfs, meteen in het begin van de tekst schrijven ze dat ze "bewust niet ingaan op de institutionele aspecten van de relatie tussen Vlaanderen en Brussel... of op de interne stadshervorming, maar expliciet en vooral op de ruime maatschappelijke verhouding tussen Vlaanderen en haar hoofdstad focussen, waarbij de veranderende demografie voor ons doorslaggevend is." In feite komt hun nota neer op een Vlaams-Brusselse tegenhanger van de Franstalige eis van 500 miljoen euro extra voor Brussel. Ze willen gewoon dat 'Vlaanderen', zonder enige discussie over de structuren van Brussel, zonder eisen te stellen wat het eerbiedigen van de taalwetten betreft, zonder enige kanttekening over wat dan ook trouwens, veel meer geld geeft voor Nederlandstalige instellingen in Brussel in beleidsdomeinen zoals onderwijs, kinderopvang, jeugdbeleid, werk, huisvesting, mobiliteit.
Uit hun nota:
"Hiermee bedoelen we dat de Vlaamse regering (net als de regering van de Franse Gemeenschap, beide gemeenschapsregeringen overigens in samenspraak en coördinatie met de Brusselse regering) zich in de eerste plaats dient toe te leggen op voldoende kinderopvang en plaatsen op school. Natuurlijk moeten deze diensten ook kwalitatief zeer goed zijn. Dit is immers de beste garantie opdat jonge Brusselaars zouden opgroeien tot mensen die hun lot in eigen handen houden. Dit is dus ontegensprekelijk deel 1 van het sociaal contract, dat Vlaanderen in Brussel zonder voorbehoud dienen na te komen. Deel 2 is ook belangrijk: een goed cultuur-, jeugd- en sportbeleid kunnen mee een positieve sfeer in de stad bepalen. Een stad met veel plezier is een stad waar mensen graag wonen. Welzijn, bijv. ouderenzorg heeft in dit alles een bijzondere plaats. Kunnen we er van uitgaan dat bij het begin van het leven kinderopvang en school cruciaal zijn en dat in het midden van het leven mensen cultuur in de brede zin van het woord zelf mee invulling geven, dan is zorg op het einde van het leven of voor hen die hun hele leven kwetsbaar zijn, ook doorslaggevend. Ook hier zal de Vlaamse regering dus bijkomend moeten inzetten."

Simpel samengevat komt het er op neer dat 'Vlaanderen' de '300.000norm' moet eerbiedigen: geld in Vlaamse activiteiten in Brussel stoppen, alsof het om 300.000 inwoners gaat: "‘Budgettair’ betekent in dit geval dat de denkbeeldige 300.000 Brusselaars in het door de Vlaamse regering uitgegeven bedrag t.o.v. 6 miljoen Vlamingen correct bediend worden."

Nog een citaat van Mark Grammens in zijn al eerder vernoemd verkiezingsnummer 'Verkiezingen 2010' van Journaal (nr. 577, 3 juni '10), in hoofdstuk 5. 'Transfers ook langs Brussel': "wat de Brusselse Vlamingen - pardon, want dat horen ze niet graag, de Vlaamse Brusselaars dus - doen om de toepassing van de taalwetten af te dwingen? Hoeveel van het enorme bedrag dat Brussel opstrijkt wegens zijn "hoofdstedelijke funktie", of wat naïeve Vlamingen graag voorstellen als "Brussel, venster op de wereld", gaat naar het verzekeren van de tweetaligheid waar alle Belgen in hun hoofdstad recht op hebben? Staat daar iets over in het Brusselse regeerakkoord? Neen. Het zijn niet lieden als Vanackere (vice-premier, CD&V) of Vanhengel (vice-premier, VLD) die in staat zijn om het zwaar geschonden vertrouwen van de Vlaamse opinie in de Brusselse instellingen te herstellen. Ondertussen vloeit Vlaams geld via Brussel zelfs naar Wallonië. Door allerlei min of meer legale wegen te bewandelen, slagen de Franstalige partijen erin om taken van de Franse Gemeenschap over te hevelen naar het Brussels Gewest, zodat de Vlamingen ervoor meebetalen. Een voorbeeld is de bouw en het onderhoud van Franstalige schoolgebouwen. Dat moet de Franstalige Gemeenschap vanuit haar eigen middelen financieren, maar Brussel neemt met Vlaams geld die taak ten dele over, zodat de Franse Gemeenschap meer geld heeft voor Waalse scholen."

Grove borstel door die bestuurlijke rommel

In België is dus niets zoals het lijkt: over de uitgaven voor de gemeenschapsmateries waarvoor Gatz en Vander Taelen 'een ambitieuze politiek' eisen, meer geld voor Brussel dus, wordt in Brussel niet door de Vlaamse Gemeenschap, maar door de parlementsleden en ministers en staatssecretarissen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beslist. En dat willen die twee Brusselaars blijkbaar ook zo houden: 'Vlaanderen' moet meer betalen, zonder enige inspraak. Dat zeggen ze ook met zoveel woorden in hun begeleidende tekst: Vlaanderen moet volgens hen gaan nadenken over de rol die het wil spelen in de enige cosmopolis van ons land, nu en in de toekomst, echter "zonder daarbij te raken aan de feitelijke, bestuurlijke autonomie van Brussel als gewest." Volgens hen moet 'Vlaanderen' dus meer geld naar Brussel sluizen, maar mogen verder uitsluitend de Brusselse politici die in het Brussels Gewest zitten hun zeg doen over de besteding van het geld voor de door hen opgesomde beleidsdomeinen.

En als er iets niet goed loopt in Brussel, is het 'natuurlijk' niet de schuld van de Brusselaars, maar enerzijds van 'Vlaanderen' dat te weinig investeert in Brussel, of anderzijds van de Franstalige Gemeenschap, terwijl de Cocof decreten maakt, of desnoods is het maar de schuld van de federale overheid, die Brussel te weinig geld toestopt. Het wordt stilaan tijd om niet alleen een grote schoonmaak te houden in de Brusselse instellingen (gemeenten, politiezones, enz..), maar ook in die instellingen die zich met Brussel bezig houden, Zoals prof. Vuye schrijft, de structuur is geen 'Brusselse zwans', maar een institutionele nachtmerrie, en Brussel is, samen met de Gemeenschapscommissies, toe aan een interne staatshervorming.
Read more...

Waarom niemand De Croos Coalition of the Willing wil (Hoegin)

Alexander de Croo stelde verleden week voor dat de «hervormingsgezinde» partijen N-VA, CD&V, Open Vld en MR overleg zouden plegen, als een soort Belgische variante van de Coalition of the Willing. Zijn doel was enige vooruitgang te brengen in de federale regeringsonderhandelingen, maar het is maar de vraag of zijn voorstel veel indruk maakte. Ligt overleg tussen deze vier partijen al moeilijk, dan lijkt een federale regering bestaande uit deze vier partijen al helemaal uitgesloten.

Aan de analyse van Open Vld-voorzitter Alexander de Croo dat de federale regeringsonderhandelingen ondertussen al meer dan een jaar aanslepen omdat er een Franstalig-links front bestaat dat elke hervorming in de weg staat kan eigenlijk weinig toegevoegd worden. Dat front blokkeert niet alleen elke mogelijke institutionele hervorming, maar ook de broodnoodzakelijke hervormingen zowel op het vlak van het sociaal-economische, het juridische of de migratie. En het kan niet ontkend worden dat alleen bij de partijen die hij opsomt, aangevuld met Vlaams Belang en LDD en met een (institutionele) nuance voor de MR, bereidheid bestaat om de verschillende pijnpunten daadwerkelijk aan te pakken.

Tegelijkertijd is het voor iedereen zonneklaar dat zo'n coalitie van N-VA, CD&V, Open Vld en MR er nooit zal komen, ook al heeft ze een flinterdunne meerderheid in de Kamer. Daar bestaan verscheidene redenen voor, en het is interessant die redenen even te overlopen. Ze zijn immers vaak veelzeggend, en helpen de huidige politieke impasse mee te verklaren. Bovendien verklaren ze ook waarom de hoop op een federale regering zonder N-VA aan Franstalige en Belgische zijde wel blijft bestaan, terwijl niemand een voorstel tot een regering zonder de PS – nochtans de échte prop in het systeem – serieus wil overwegen.

Laten we misschien beginnen bij Alexander de Croos eigen partij, de Open Vld. Want stel dat er morgen, op magische wijze, een regeringsakkoord op tafel zou verschijnen dat de partijprogramma's van de N-VA, CD&V, Open Vld en MR op voldoende wijze zou verzoenen, zou de Open Vld dan werkelijk als één man bereid zijn om in zo'n federale regering te stappen? Het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat een partijcongres haar fiat zou geven voor zo'n deelname, maar zonder slag of stoot zal dat waarschijnlijk niet mogelijk zijn. Het is immers duidelijk dat een aantal kopstukken in de partij – Guy Verhofstadt, Karel de Gucht en Patrick Dewael om ze niet te noemen – zich veel liever als voetveeg van de PS laten gebruiken dan in een regering met de N-VA te stappen die grote delen van haar partijprogramma zou kunnen uitvoeren.

Voor wie het zich niet meer herinnert: het was dit trio dat in 1999 paars-groen op de rails zette om «eindelijk» de toenmalige CVP van de macht te kunnen verdrijven. Het was dit trio dat vervolgens wel graag een deal met de toenmalige PSC afsloot om nog wat extra Vlaams geld naar het Franstalig onderwijs te sluizen, zodat de Franstaligen enkele jaren laten hun rol van demandeurs de rien konden opnemen. En het was ook dit trio dat de kiesdrempel invoerde, in de hoop de N-VA vroegtijdig dood te kunnen knijpen. Wie vandaag met de vinger wijst naar Yves Leterme als vader van het beruchte Vlaams Kartel dat Bart de Wever en de N-VA de noodzakelijke legitimiteit verschafte om uit te kunnen groeien tot de grootste partij van Vlaanderen, kent zijn geschiedenis niet. Zonder het verraad van de PSC, zonder de kiesdrempel, en zonder de financiering van het Franstalige onderwijs waardoor de Franstaligen demandeurs de rien konden worden zou de N-VA vandaag nooit een derde van de Vlaamse kiezers achter zich hebben kunnen scharen.

Ook bij de CD&V zou zo'n coalitie behoorlijk moeilijk liggen. Dat wat ooit doorging voor de Franstalige zusterpartij van de Vlaamse christen-democraten, de cdH, afwezig zou zijn in zo'n coalitie is daarbij slechts van ondergeschikt belang. Sedert Joëlle Milquet de partij omvormde tot een «humaan-democratische» partij die zich vooral gedraagt als een onderafdeling van de PS is er van nauwe banden tussen de twee nauwelijks nog sprake. Erger is misschien dat zo'n coalitie aan Franstalige zijde geen meerderheid zou hebben, en voor zo'n avontuur lijkt de CD&V mij nog niet klaar. Het is immers één zaak zelf in de federale regering te blijven zitten zonder een meerderheid aan Vlaamse zijde, maar een federale regering zonder meerderheid aan Franstalige zijde, dat is natuurlijk nog een ander pak mouwen. Wanneer de Vlaamse onderdanen op zulke grove wijze bij de bok gezet worden, levert dat natuurlijk wel enig mondeling protest op, maar uiteindelijk toch ook niet veel meer dan dat. Met de Franstalige burgers daarentegen haal je best zo geen toeren uit, tenzij je bereid bent het spel hard te spelen. Lees: de splitsing van België te riskeren. En men kan de Vlaamse christen-democraten veel verwijten, maar niet dat zij het spel ooit hard hebben durven spelen – of zullen spelen – tegenover de Franstaligen.

Dat laatste is overigens geen verwijt dat de CD&V alleen treft. Het was tenslotte toch de N-VA die zich in 2008 terugtrok uit de federale regering, en daarmee ook de Vlaamse regering, maar in 2009 wel bereid was om opnieuw tot de Vlaamse regering toe te treden. Netto resultaat voor de CD&V? Dat zij over de hele regeerperiode misschien een minister extra mocht benoemen in de federale regering, en dat was het dan. Als de partij vandaag niet van plan is zonder de N-VA in een nieuwe federale regering te stappen, of misschien correcter gezegd, dat standpunt blijft volhouden tot het in het «belang van het land en de bevolking» een ander standpunt inneemt, dan is dat niet omdat die partij de rechtstreekse reactie van de N-VA vreest. Het enige wat de partij doet aarzelen om opnieuw elke vorm van democratische welvoeglijkheid te overtreden is de mogelijke reactie van de kiezer bij de volgende verkiezingen. En dat dan nog in de eerste plaats omdat een verlies aan kiezers ook een verlies aan mandaten en inkomsten inhoudt. De mogelijkheid om aan de macht te blijven deelnemen, zeg maar de postjes, zal immers op zich ongeschonden blijven zolang men maar bereid blijft zich te onderwerpen aan de Franstaligen. Eens men bereid is een meerderheid aan Vlaamse zijde te laten varen, is uiteindelijk alles mogelijk.

De partij die misschien nog de beste redenen heeft om weigerachtig te staan tegenover een Coalition of the Willing, is de MR. Op het sociaal-economische vlak zijn er misschien wel veel raakpunten met de Vlaamse partijen, maar men kan zich anderzijds niet opwerpen als de kampioenen van de Franstaligheid en vervolgens als enige Franstalige partij in een federale regering stappen met nog niet een kwart van de Franstalige stemmen. De kans is trouwens reëel dat de «beweging» MR zelf niet eens ongeschonden uit zo'n regeringsdeelname zou terugkomen. FDF-voorzitter Olivier Maingain heeft immers een bloedhekel, op het ziekelijke af, aan de N-VA en Bart de Wever, en liet dat de afgelopen week ook goed merken. Met de recente uitbouw van FDF-afdelingen in Wallonië is een splitsing trouwens snel doorgevoerd, eventueel zelfs al vóór een regeringsdeelname van de MR.

Belangrijker nog is misschien dat de Franstalige media geen spaander heel zouden laten van de MR als ze het inderdaad zou aandurven toe te treden tot zo'n federale regering. (Kan men het zich aan Vlaamse zijde voorstellen?) En men kan speculeren wat het effect daarvan zou zijn op de Franstalige kiezer, maar uiteindelijk zou het wel eens kunnen dat dat niet eens relevant zou zijn. Het lijdt immers geen twijfel dat noch PS, noch cdH, noch Ecolo zoiets zomaar zouden laten gebeuren, en binnen de kortste keren voor voldongen feiten zouden zorgen via hun Fédération Wallonie-Bruxelles. (En opnieuw: kan men het zich aan Vlaamse zijde voorstellen?) En je zal dan maar de Franstalige partij zijn die toch nog geprobeerd heeft te collaboreren met de Vlamingen op het ogenblik dat de anderen de Belgische constructie finaal onderuit halen.

Dat laatste is ook de reden waarom er voor zo'n coalitie nooit een formateur aangesteld zal worden, laat staan dat ze de eed zou mogen afleggen bij de koning. Koning Albert II heeft het laatste jaar overtuigend bewezen dat hij weet met wie hij wel en met wie hij niet rekening hoeft te houden – en houdt. De PS behoort tot de eerste categorie, de N-VA tot de tweede. En men kan het de koning ook niet kwalijk nemen dat hij niet zomaar bereid is zijn eigen job op het spel te zetten. Waarom zou hij dat immers moeten doen? In de naam van de democratie? Alsof de Belgische monarchie, en trouwens België zelf ook, niet precies de negatie van de democratie zouden zijn.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

17 juni 2011

Geen Vlaams front, wel een centrum-rechtse regering aub

Als er al een staatshervorming zou komen, wordt ze totaal onbeduidend. De Vlamingen zouden genoegen moeten nemen met enkele symbolische kabouterpasjes van de Franstaligen en zelf grote toegevingen doen. Nu N-VA, CD&V en VLD elkaar eindelijk gevonden hebben voor Vlaams overleg en samenwerking van de hervormingsgezinden, kan men nu beter een staatshervorming begraven en een centrum-rechtse regering opzetten, die dringend hervormt wat nodig is, en zonder grondwetsherziening kan hervormd worden. En die daarna verkiezingen uitschrijft. Daarna pas wordt terug over de staatshervorming onderhandeld, als het hervormingsgezind front nog meer stemmen heeft gehaald. Ondertussen vermijdt men zo dat Di Rupo premier van België wordt.

(Noot, 26.06.11: Artikel geschreven vóór Maingain zijn herhaalde aanvallen op De Wever begon...)

De onderhandelingen lopen nu al ruim meer dan een jaar, en het einde is niet in zicht. Di Rupo is al formateur sinds midden mei, en we moeten pas een of andere nota verwachten tegen eind juni. Als die er dan al komt. Onderhand moet het toch zelfs voor een kind duidelijk zijn dat bij een regering met de PS (en CDH) er geen enkele ernstige hervorming komt. Geen grondwetsherziening, geen wijziging aan de financieringswet, geen hervormingen van prepensioenen, werkloosheid, van wat dan ook. Drie voorbeelden:

1. De Europese Commissie gaf België begin juni zes aanbevelingen om de economie structureel te hervormen. België moet onder meer zijn begrotingstekort sneller afbouwen door te snoeien in de uitgaven, de arbeidsmarkt dynamiseren (hervorming werkloosheid, langer werken) en het loonbeleid versoepelen (verschuiving lasten op arbeid naar hogere btw, hervorming van de index). Elio Di Rupo (PS) nam prompt de verdediging van het indexsysteem op zich. Er kan volgens hem geen sprake van zijn dat het 'sociale schild voor de burgers' wordt verzwakt. Ook de andere remedies kan de PS-voorzitter maar matig waarderen. PS-kopstuk Laurette Onkelinx zegde in alle duidelijkheid 'De analyse is goed, de remedies deugen niet.' Idem dito met Magnette. Met de PS komen er dus nooit broodnodige hervormingen.

2. Midden mei '11 begon Di Rupo tegen De Wever over ‘l'appauvrissement' van Wallonië en Brussel bij het voorliggende nieuwe model van financieringswet. Aanleiding was een tabel waaruit bleek dat het Waals en het Brussels Gewest elk 0,03 procent van het bbp zouden inboeten aan geldstromen tegen 2025, terwijl Vlaanderen 0,18 procent van het bbp zou winnen. Een mogelijke theoretisch berekende verarming van een luttele 70 miljoen euro over vijftien jaar (!) was – na meer dan 11 maanden onderhandelingen – het punt waarop het stokte. Beke, die tien weken bijna dag in dag uit had vergaderd met Di Rupo, kreeg per brief de bezwaren van de PS-voorzitter tegen het nieuwe financieringsmodel. Hij vond dat de uitgangspunten – geen verarming, geen uitkleding van de federale staat – niet overeind waren gebleven. Geen akkoord over de financieringswet is geen akkoord over de kern van het communautaire probleem en dus was de formatie toen alweer naar af. Di Rupo zei achteraf dat die brief vooral bedoeld was om zich in te dekken tegen Franstalige kritiek tegen de nota-Beke, maar ondertussen had hij ze wel geschreven, en had ze haar uitwerking: de discussie over de financieringswet was hiermee al weer eens van tafel geveegd. Eigenlijk was het al vorig jaar duidelijk, met de afspraak over de 'twaalf principes' waaraan een herziening van de financieringswet moest voldoen, dat er van eender welke hervorming of grotere responsabilisering niets in huis zou komen. ("On ne va pas le crier trop fort", s'esclaffait un francophone, "mais franchement, nous avons bien joué le coup: toutes nos balises et nos clauses de sauvegarde sont présentes. C'est un exploit". La Libre, 25 aug. '10). Met de PS komt er dus helemaal geen responsabilisering. (Zie ook artikel 01.09.10 'De transferts voor eeuwig gebeiteld')

3. Dat er geen grondige staatshervorming komt, werd ook al vorige zomer duidelijk beschreven door Mark Grammens in zijn Journaal van 12 augustus 2010. Zie een deel van zijn artikel hieronder, met de duidelijke titel 'Opdracht van Di Rupo: status-quo handhaven'. Wat zegde zijn voorganger Busquin als in 1999, in een interview in De Tijd: "Als de Vlamingen een staatshervorming blijven eisen," zo stelde hij, zal de PS op haar beurt eisen stellen die voor hen onbespreekbaar zijn: de uitbreiding van het Brusselse gewest, de terugkeer van Voeren naar Wallonië, de herziening van de taalgrens, constitutieve autonomie voor het Brussels gewest, enz. Wij willen duidelijk maken dat het een illusie is te geloven dat een staatshervorming zoals de Vlamingen die willen, mogelijk is" (De Tijd, 23.2.99). Is er iets veranderd? Neen. Wat stelde Di Rupo in zijn 'aanvullende nota' voor begin september vorig jaar? 500 miljoen voor Brussel ter compensatie van de splitsing van BHV, PLUS: de omzendbrieven Peeters zouden herschreven worden, en wel zo dat de Franstaligen in de faciliteitengemeenten al hun correspondentie en kiesbrieven terug in het Frans zouden krijgen, en maar om de zes jaar die vraag zouden moeten vernieuwen, de drie dwarsliggende burgemeesters zouden uitzicht krijgen op een benoeming bij het begin van de volgende regionale legislatuur, de Vlaamse voogdij in de zes faciliteitengemeenten zou aan banden worden gelegd, en tweetalige kamers van de Raad van State zouden bevoegd worden in plaats van eentalig Nederlandstalige. De taalwet zou in Brussel verder worden uitgehold. Een akkoord tussen de 3 gewesten om de mobiliteit, verkeersveiligheid en wegenwerken in de Vlaamse rand rond Brussel te regelen zou ingepakt worden in een bijzondere wet waardoor Vlaanderen telkens de toelating moet krijgen van de andere twee gewesten, Brussel en Wallonië, wanneer het de mobiliteitssituatie wil aanpassen. Een bijzondere wet kan slechts met een meerderheid in elke taalgroep gewijzigd worden. Ook met een bijzondere wet zou een 'metropolitane gemeenschap' opgericht worden, die samengesteld zou zijn uit vertegenwoordigers van alweer de drie gewesten voor een samenwerking tussen openbare diensten.Hiermee krijgt dus niet alleen het Brusselse, maar nu ook het Waalse gewest twee keer medebeslissingsmacht in het Vlaams gewest (zonder uiteraard enige wederkerigheid). Met de PS komt er nooit een grondige staatshervorming. (Zie ook artikel van 13.09.10 hierover 'De Wever: herbeginnen met een blanco blad, of nieuwe verkiezingen').

Tijd voor een regering zonder PS

Donderdag 16 juni '11 kwam er dan eindelijk schot in een Vlaamse samenwerking van de drie partijen die voor grondige hervormingen en voor minstens confederalisme zijn, met het appart overleg van N-VA, CD&V en Open VLD. Die drie Vlaamse partijen hebben wel aan Vlaamse kant een meerderheid in de Kamer, maar nog geen gewone meerderheid voor het geheel van de Kamer om grondige hervormingen door te voeren. Een gewone meerderheid kunnen ze wel bereiken door de MR op te nemen in de regering en een akkoord te maken met de ene verkozene van LDD en van de PP. Zo ontstaat een meerderheid met 77 stemmen en een oppositie van 73 leden. Die kan alles hervormen wat zonder grondwetsherziening kan hervormd worden. Daarna schrijft ze verkiezingen uit, waarbij deze partijen de verkiezingen zouden moeten winnen, voor hun moed om orde op zaken te hebben gesteld. Ook als N-VA in een dergelijke regering stapt die niets doet aan een staatshervorming en zelfs de splitsing van BHV voorlopig laat liggen, ben ik er van overtuigd dat ze een volgende keer nog meer stemmen krijgt, omdat ze een ecomomisch programma heeft uitgevoerd dat onze welstand en deze van onze kinderen vrijwaarde van de PS-potverteerders. Na de volgende verkiezingen kan dan terug over de staatshervorming onderhandeld worden, met dan nog sterkere partijen die voor minstens confederalisme zijn. Ondertussen vermijdt men zo ook dat een voor onze welvaart zo riskant personnage als Di Rupo premier van België wordt. En kunnen De Wever, Beke en De Croo hun unisono geuite kreet van gister aub inslikken: "We willen dat Di Rupo slaagt," (heren: da meen dje toch nie..) en ze vervangen door "We gaan verder zonder Di Rupo"? Alstublief?

Kan dat, een regering zonder meerderheid aan Franstalige kant? Dat zou toch geen enkel probleem mogen zijn, het omgekeerde is al een drietal jaar het geval. Vraag is natuurlijk of de MR het door de PS opgezette Franstalig anti-Vlaams front wil en durft verbreken, ten gunste van een coalitie die hervormingen doorvoert.

------------------------

Opdracht van Di Rupo: status-quo handhaven

In Meervoud (januari 2000) vertelde Guido Fonteyn, toen nog Wallonië-verslaggever van De Standaard, dat de nieuwe PS-voorzitter Elio di Rupo een goede indruk op hem had gemaakt. Di Rupo had begrepen, zei hij, dat een zelfstandig Wallonië niet leefbaar was, en had derhalve gekozen voor België. Volgens Di Rupo waren de grenzen van de regionalisering bereikt. Het bestaande federalisme kon alleen nog wat worden "verfijnd", maar niet meer "wezenlijk veranderd" aldus Di Rupo (volgens Fonteyn).

Uit niets is ooit gebleken dat Di Rupo inmiddels van mening zou zijn veranderd. De Vlaamse zegslieden die wel tekenen van "verandering" in de woorden en daden van Di Rupo hadden bespeurd, hebben daar nooit de bewijzen van kunnen leveren. In 1997 organiseerde Di Rupo's voorganger aan het hoofd van de PS Philippe Busquin het sindsdien perfekt verlopende vaste overleg tussen de vier Franstalige partijvoorzitters (PS, MR, Ecolo, CDH), op basis van de doelstelling die Di Rupo aan Fonteyn had kenbaar gemaakt: hardnekkig en eensgezind verzet tegen alle Vlaamse aspiraties voor een verdere regionalisering. Dat eensgezinde front hield goed stand tijdens de jaren-Leferme (2007-10), en doet dit nog steeds. Over de in Belgischgezinde kringen levende myte als zou er in de houding van de Franstalige partijen tegenover Vlaanderen iets veranderd zijn, stelde Bart de Wever kort vóór de jongste verkiezingen (in Knack, 19.5.10): "Ik geloof daar geen snars van". Voor De Wever ging het louter om een taktisch "doen alsof'. "De Franstalige partijen zijn sinds (de verkiezingen van) 2007 communautair altijd op hun strepen blijven staan. Waarom zou dat ineens anders worden?" vroeg Knack (19.5.10) zich af. Op die vraag kwam geen antwoord.

Het was Busquin die het Franstalige verzet tegen de verdere regionalisering had georganiseerd, en het was Busquin die, bezeten door de idee, of juister door de angst dat de Franstaligen uiteengespeeld konden worden en bijvoorbeeld in ruil voor geldelijke beloften toch ooit tot toegevingen bereid zouden zijn, de niet-regionalist Di Rupo had aangesteld tot zijn opvolger, wel wetend dat hij hiermee koos voor een "hardliner". "Wij zullen ons verzetten tegen de opname van om het even welk artikel (in de grondwet) dat de deur openzet voor een verdere staatshervorming," betoogde Busquin (De Tijd, 5.3.99). De sindsdien door de Franstalige partijen bedreven strategie werd door Busquin uitvoerig en openhartig aangekondigd: "Als de Vlamingen een staatshervorming blijven eisen," zo stelde hij, zal de PS op haar beurt eisen stellen die voor hen onbespreekbaar zijn: de uitbreiding van het Brusselse gewest, de terugkeer van Voeren naar Wallonië, de herziening van de taalgrens, constitutieve autonomie voor het Brussels gewest, enz. Wij willen duidelijk maken dat het een illusie is te geloven dat een staatshervorming zoals de Vlamingen die willen, mogelijk is" (De Tijd, 23.2.99).

Zo gaat dat ook met Di Rupo, al spreekt hij zachtere taal en hoopt hij met slimmigheidjes de Vlamingen om de tuin te leiden. Zo beweert hij openlijk dat hij de Vlamingen ("de stem van de Vlaamse kiezer") begrepen heeft, en dus ook een staatshervorming wil, maar hij voegt daar wel steeds aan toe: een "evenwichtige" staatshervorming, wat Franstalige codetaai is voor een staatshervorming die vol Vlaamse toegevingen zit zodat ze voor Vlaanderen niet meer lonend is. Een konkreet voorbeeld is de overdracht van de gezinspolitiek, inclusief de kindertoeslagen, aan ... ja, aan wie? Voor Vlaanderen zijn dat automatisch de gemeenschappen, die immers naast de gewesten bestaan om juist zulke bevoegdheden uit te oefenen die niet territoriaal maar persoonsgebonden zijn. Waarop de Franstalige partijen, onder leiding van de PS, zeggen: akkoord met het Vlaamse voorstel tot overheveling van de gezinspolitiek maar dan wel naar de gewesten, inclusief het Brusselse gewest. Dit zou een forse uitbreiding van de Brusselse gewestbevoegdheden betekenen, wat voor Vlaanderen onaanvaardbaar is. Dat laatste weten de Franstaligen ook, maar op die manier hopen ze dat de van oorsprong Vlaamse eis wegens Brussel op een Vlaams veto zal stranden, waarna het voorstel kan worden afgevoerd. Voor de schijn heeft men eerst iets toegegeven, er nadien onaanvaardbare voorwaarden aan verbonden, en dus komt men uit bij het door de Franstaligen gewenste status-quo.

(Mark Grammens in Journaal, 12 augustus 2010)
Read more...

16 juni 2011

De kleine roerganger

Een Vlaams monument is heengegaan: Ludo Martens (°1946), de kleine roerganger van het Belgische maoïsme. Sedert hij in 1966-68 in Leuven het studentenprotest van flamingantisch naar extreemlinks wist te heroriënteren, was hij weliswaar militant belgicist, maar dat is onder Vlamingen niet ongewoon. Het heeft veel met de Vlaamse volksaard temaken dat zijn partij, Alle Macht Aan de Arbeiders, later Partij van de Arbeid, tot vandaag is blijven bestaan, zowat dertig jaar nadat de meeste van haar zusterpartijen in Europa zichzelf opgeheven hebben.





Nou ja, toch de volksaard van toen. Uit de verwende jeugd van vandaag zou je een dergelijke beweging niet kunnen rekruteren, zo één waarin studenten uit overtuiging hun comfortabele toekomst weggooien om in de koolmijn te gaan werken. De door Martens op gang getrokken maoïstische beweging teerde op dezelfde mentaliteit die tot dan missionarissen gevormd had. “De verleden tijd van het werkwoord Amada is katholiek”, zo schamperden rivaliserende linkse partijtjes. Niet toevallig was het hoogtepunt van zijn loopbaan zijn jaren in dienst van Laurent-Désiré Kabila, als een soort witte pater die er over de goede zeden van de tot corruptie geneigde Kongolese ministers waakte. In de marxistische theorie gold dat soort engagement, dat niet zijn eigen klassebelang diende, eigenlijk als “kleinburgerlijk idealisme”.

De anti-autoritaire tijdsgeest vond in Vlaanderen een eerste brandpunt in de confrontatie met het Franstalige en kerkse establishment dat de UCL-KUL één wilden houden. Maar daartoe kon het oproer onmogelijk beperkt blijven. Net als in de hele Westerse wereld luidde het een brede culturele omwenteling in, veel omvattender dan een beetje taalpolitiek. Martens kanaliseerde die naar een in feite reeds voorbijgestreefde ideologie, het marxisme-leninisme.

Dat was allerminst noodzakelijk of onvermijdelijk, en voor de meesten die zich daar rond 1970 toe bekenden, was het een snel voorbijgaande fase. Sedert het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956 had het marxisme veel krediet verloren bij goedmenende linksen. De soft power lag helemaal bij het Westen, dat ook in de ruimtevaart en andere spitssectoren de aanvankelijk pionierende Sovjet-Unie overvleugelde. China sloeg records in de rampen die het zichzelf toebracht met de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie. Al wie goed keek, wist dat het niet werkte. Zoals de Beatles in 1968 in hun lied Revolution zongen: “But if you go carrying pictures of Chairman Mao, you ain’t gonna make it with anyone anyhow.” Maar iemand die tot de laatste snik partij kon kiezen voor Noord-Korea, was duidelijk weinig gevoelig voor de feedback vanuit de werkelijkheid.

Waarom trok het “marxisme-leninisme-Mao-Zedong-denken” (zoals het in het Rode Boekje voluit heet) dan toch veel begaafde jongeren aan? Omdat het als theorie antwoorden leek te hebben, zeker zoals Martens het vertolkte. Zijn allesverklaarkunde maakte indruk op de prille toehoorder. Het leek erop dat de loop van de geschiedenis vaststond, en vele van zijn aanhangers wilden eigenlijk vooral aan de juiste kant staan zodra de onvermijdelijke revolutie kwam. Stel je voor, in het knusse stabiele Vlaanderen vroegen jongeren aan elkaar in alle ernst: “Wat ga jij doen na de revolutie?” Of ze worstelden met de gewetensvraag: “Mag je je nu al met culturele zelfontplooiing bezighouden of moet dat wachten tot na de revolutie?”

In een menigte mensen die niet pretenderen de antwoorden te hebben, zal wie wél die pretentie heeft, altijd wel wat aanhang krijgen, zeker bij zoekende jongeren. De marxisten gaven voor, wetenschappelijke kennis van de wetmatigheden van de geschiedenis te bezitten. Allerlei vormen van “utopisch socialisme” hadden sedert de 19de eeuw gefaald, alleen het “wetenschappelijk socialisme” van Marx was met succes door Lenin en Mao toegepast om het kapitalisme van de macht te verdrijven. Lenin leerde dat revolutionairen twee uitersten moeten vermijden: het gauchisme, de “kinderziekte” die wild tekeer gaat zonder voeling met het proletariaat en dus zonder kans op regimewissel (bv. de Rote Armee Fraktion of in eigen land de Cellules Communistes Combattantes); en het reformisme, dat het kapitalisme slechts versterkt door ermee samen te werken om de materiële toestand van het proletariaat te verbeteren. De eersten verknoeien de revolutie, de tweeden verzaken ze.

Hoewel Lenins strategisch werkje Wat te doen? dé grote leidraad van Martens’ politiek was, heeft het hem niet naar een Belgische Oktoberrevolutie gebracht. Integendeel, in de praktijk bleek het reformisme veel sterker. Zelfs hét grote succesnummer van de PvdA, de “geneeskunde voor het volk”, is een geschenk van het reformisme. De patiënten worden er “gratis” behandeld, wat wil zeggen: aan het tarief dat terugbetaald wordt door de sociale zekerheid; en die is geduldig door generaties reformistische politici opgebouwd. Als er morgen een revolutie komt, en dat sluit ik niet uit, zal ze niet aan de marxistische formules beantwoorden.

In modelstaat China worden de socialistische verworvenheden van de revolutie afgebouwd. Ooit schokte Martens vrijheidslievende generatiegenoten door het neerslaan van de democratisch-socialistische (volgens hem “bourgeois-reactionaire”) Praagse Lente goed te keuren, maar in 1989 hebben de Tsjechen nog veel grondiger afgerekend met het marxisme dan in 1968 even dreigde te gebeuren. In eigen land is de arbeidersklasse ondanks alle sociale afbraak minder dan ooit klaar voor de revolutie, en Martens’ verwachtingen over de Afrikaanse revolutie zijn ook niet bewaarheid. Zelfs zijn eigen partij zweert Stalin nu af en vervalt in een plat links-populisme. Hij heeft zijn hele werkende leven opgeofferd aan een ideaal dat kletterend failliet gegaan is.

Men kan moeilijk sympathie hebben voor Ludo Martens als pleitbezorger van de gewelddadige weg, als witwasser van Stalin en de Rode Khmers, of als prediker van haat tegen Vlaamsgezinden. Wel kan men bewondering opbrengen voor zijn toewijding, zijn zelfdiscipline, zijn consequentheid, zijn oprechte betrokkenheid bij de lijdende en strijdende Kongolezen. We kunnen nog steeds leren van de klemtoon die hij legde op de nood aan een juiste politieke analyse als sleutel tot doeltreffende praxis. En wees hem dankbaar voor het levende bewijs dat het marxisme zelfs in zijn hondstrouwe en noest doorploeterende Vlaamse variant een doodlopende weg is.


Labels: , , , ,

Read more...

14 juni 2011

De "ondeelbaarheid van Jeruzalem"

Nieuw Belgicistisch offensief tegen de republikeinse logica

De Vlaamse pers, en speciaal De Standaard, trekken alle registers open om de N-VA-hype te exorciseren en de Belgische constructie een nieuwe legitimiteit te geven. Eerst werd al met groot aplomb benadrukt dat, blijkens een peiling, de N-VA-kiezer helemaal geen separatist is, maar eigenlijk een foertstemmer die vanuit allerlei partijen en gezindheden tijdelijk is afgezakt naar de formatie van De Wever. Wetenschappelijk zal het wel allemaal kloppen, maar de boodschap achter de boodschap is duidelijk: het partijpolitieke flamingantisme is een labiel verschijnsel dat zich in de driehoek VB/N-VA/CD&V situeert. Nadat het Vlaams Belang deskundig uit het politiek debat en de media werd geëlimineerd, staan we nu voor een ander, veel subtieler cordon wat de N-VA betreft, alleen weten ze het nog niet: het etiket van de simpele protestpartij. Samengehouden weliswaar door een groot politiek talent. De houdbaarheid van een protestpartij is per definitie beperkt: het zal wel overwaaien.

Tweede uitschieter was de aankondiging van het G1000-initiatief, met als trekpaarden schrijver David Van Reybrouck, hoogleraar Dave Sinardet en televisievedette Francesca Vanthielen. Hier verwijzen we naar de uitstekende analyse vanwege ex-journalist Roger Van Houtte: “De zogenaamde impasse van de G1000”. Van Houtte wijst erop dat we hier met een nieuwe vorm van elitair denken te maken hebben, een demoscepticisme dat in feite de omkering van het populisme betreft. Van Reybrouck en C° geloven de facto niet meer in de democratie, toch niet in de democratie die eerst het VB groot maakte en later de N-VA. Voor hem moet een select clubje van intellectuelen als een deus ex machina neerdalen over dit versnipperde land, en orde op zaken stellen. De bedoeling is uiteraard om het Belgische consensusmodel nieuw leven in te blazen. Parallel daarmee zullen minstens twee partijen als “ondemocratisch” bestempeld worden: u mag één keer raden welke twee. Eentje is het al sinds 1989. Het zijn de partijen die het Belgisch compromis ten gronde in vraag stellen, en momenteel samen goed zijn voor zo’n 45% van het Vlaamse electoraat.



Het heilige Brussel

Van het ene intellectueel sofisme naar het andere. Vandaag stelde diezelfde Standaard zijn kolommen breed open voor een opiniestuk van Philippe Van Parijs, professor aan de UCL en woordvoerder van de Belgicistische Paviagroep (waar we ook hogervernoemde Dave Sinardet tegenkomen). Van Parijs ziet België nog niet zo snel uiteenvallen, “omdat Brussel ons Jeruzalem is”, zo luidt de onwaarschijnlijk theatrale titel van zijn vertoog. Geen van beide gemeenschappen wil Brussel loslaten, dus moeten we er maar het beste van maken. Waarbij Van Parijs stilzwijgend voorbij gaat aan de demografische explosie van Marokkaanse allochtonen in de hoofdstad, de opgang van een Arabische subcultuur, en een globale stedelijke verloedering/verarming. Brussel kan zichzelf niet bedruipen, het zit hopeloos inefficiënt in elkaar,- daarom wil het de hoofdstad van België zijn, een natieloos land zoals de professor zelf toegeeft.

Dat het gewest een derde van het Belgisch BNP vertegenwoordigt, wil ik nog wel aannemen, maar dat is vrijwel enkel door zijn status van hoofdstad en het feit dat alle mogelijke federale én regionale instellingen er gevestigd zijn. Neem dit waterhoofd weg, en Brussel is een skelet.

Merkwaardig is vervolgens de stelling van Van Parijs dat wij geen recht hebben op een republiek, zijnde een organische eenheid van natie, taal en cultuur. De monarchie treedt dan logischerwijze op als een substituut, een plakmiddel tussen dingen die per definitie toch niet aan elkaar houden. En dat zou dan precies onze “rijkdom” zijn.

De professor ratelt er als een drama queen op los. In wezen bespeelt hij oude, versleten thema’s: de non-identiteit van België is zijn eigenlijke identiteit, het institutioneel-complexe zijn rijkdom. Er is geen organische cohesie, enkel een “solidariteit” die moet worden opgelegd. Dat is een perverse redenering die het blijft doen bij oude Belgicisten: het sympathieke van een kunstnatie. Alleen het surrealisme werd even niet van stal gehaald, om te bewijzen hoe kunstzinnig inefficiënt bestuur kan zijn.

Drie frontale aanvallen in drie dagen op het Vlaams republikanisme, in dé krant die zich het label “kwaliteitskrant” aanmeet. Dat kan geen toeval zijn. En alle drie hebben ze iets van een tragi-komisch gespartel tegen de logica van de geschiedenis in. De van de pot gerukte metafoor van “Brussel als ons Jeruzalem”, voorbestemd om gedeeld te worden door een Vlaamse en een francofone “etnie” (sic), maakt van een simpele boedelscheidingsoperatie een mystiek taboe. Het had uit de koker van die al even gekke Benno Barnard kunnen komen. Maar België is geen mysterie (tenzij een vals) en Brussel is geen heilige plek. Het zijn gewoon twee aspecten van een uit de hand gelopen anachronisme. De geschiedenis is corrigeerbaar, godsdiensten zijn absolutistisch, daarom is die vergelijking mank én gevaarlijk. Landen kunnen zich herenigen (zoals Oost- en West-Duitsland), of kunnen uiteenvallen (zoals Tsjecho-Slowakije), wanneer de tijd rijp is om de geschiedenis te herzien en de volkeren dat willen.
Elementaire volksdemocratie dus, nietwaar mijnheer Van Reybrouck, meer moet dat niet zijn.

Johan Sanctorum
Read more...

12 juni 2011

Radio 1, De Ochtend 12 juni

.
Dames en heren,
morgenochtend zal ik via R1, als alles goed gaat, het woord tot u richten met onderstaande boodschap. Het idee is dat ze bij de De Ochtend (gepresenteerd door Sara Van Boxstael) iets willen doen rond de treurige omstandigheid dat ons koninkrijk al enige tijd zonder regering zit. Omstandigheid die mij koud laat, maar daarom moest ik hun verzoek om een column nog niet afwijzen.

Kruismans en enkele BV’s, kwaliteitscolumnisten, acteurs &c., kregen dat verzoek ook, dus ik ben in honorabel gezelschap.
Ons werd gevraagd een brief te schrijven aan een politicus of een andere gezagsdrager, met als vaststaande aanspreektitel:
Niet zo geachte heer (mevrouw) zus of zo, …”.
Aan die regel heb ik min of meer voldaan (en het mocht 2 min. duren):

Voorlopig niet zo geachte heren politicologen,
de kunst die jullie beoefenen wordt nog niet overal voor vol aangezien, maar geen nood: dat is wellicht enkel een kwestie van tijd.
Hebben wij niet uit de middeleeuwse alchimie, die goud wilde maken van lood, al in de achttiende eeuw de moderne chemie zien ontstaan? En uit de astrologie, die zo oud is als de mensheid zelf, is op de duur toch de sterrenkunde voortgekomen?
Komt nog bij dat alles tegenwoordig veel sneller gaat dan vroeger. Wellicht zullen onze kinderen, of anders onze kleinkinderen het nog meemaken, dat er zich uit de kunst der politicologie een wetenschap ontwikkelt, waarvan wij nu de naam nog niet weten natuurlijk.
Helaas, vergeleken met de astrologie en de alchimie heeft de politicologie een paar nadelen. Lood of goud, direct controleerbare objecten, bezit zij niet. Ook geen verifieerbare zaken, zoals de indeling van de mensheid in twaalf soorten, volgens de dierenriem.
Bij de politicologie gaat het om iets dat oneindig veel complexer is, namelijk om mensen en hun intenties …en die willen zij graag voor ons verborgen houden. En die verborgen intenties, dat is waar het in een democratie om draait tenslotte.
Gewoon stemmen tellen na een verkiezing, en de uitslagen vervolgens in gedachten naast de partijprogramma’s leggen: zoiets kan de eerste de beste advocaat die voorzitter is van een telbureau. Maar hij zal enkel de oppervlakkige, uitgesproken meningen van het kiesvolk zien, en die stellen weinig voor.
Dan zou je er al van moeten uitgaan dat kiezers zelf weten wat ze willen, en dat is natuurlijk flauwekul.
Dat beseft bijvoorbeeld professor Swyngedouw, met zijn mooie middeleeuwse naam, beter dan gelijk wie.
Politicologie moet niet met eenvoudige rekenkunde verward worden!
In dat geval waren we er al lang uit, en was zijn wetenschappelijke leerstoel overbodig. En tenslotte zijn politicologische acrobatieën en trucs met vragenspelletjes best aardig.
Ik wens onze artiesten dan ook alle succes, bij hun wankele kunstjes.



.

Labels: , ,

Read more...

Wat als ... 'mensenrechtenspecialist' een soort boerka is om een links-fundamentalistische agenda te verstoppen?

Dan wordt duidelijk dat het pleidooi voor vrije meningsuiting ten voordele van Barbara Van Dyck eigenlijk bedoeld is om geweld tegen 'de multinationals' te rechtvaardigen en een links collectivistisch gedachtengoed te promoten. Ze beweren ten onrechte dat het EHRM dat ook zo vindt, net zoals bepaalde mensenrechtenspecialisten beweren en eisen dat men altijd en overal een hoofddoek moet mogen dragen omwille van de godsdienstvrijheid en het EVRM. Ze doen dus herhaaldelijk aan een vorm van taqiyya.

Twee petities om de intrekking van het ontslag van milieu-activiste Barbara Van Dyck te eisen was voor Eva Brems, Serge Gutwirth (lid van de Vooruitgroep, een groep die zich de 'internationalistische linkerzijde' noemt) en Dirk Voorhoof blijkbaar nog niet voldoende. Ze verzamelden een groep 'professoren en onderzoekers in het vakgebied Mensenrechten' om in De Morgen van vrijdag 10 juni een extra brief te publiceren die ze schrijven aan de rector van de Leuvense universiteit over hetzelfde thema, met CC aan de andere rectoren, 'Leuvense rector heeft meer dan één plant uitgetrokken'. De ondertekenaars komen, behalve enkele toewaaide uitzonderingen van ULiège, ULB en FUNDP Namur, allemaal van de UGent (12 ondertekenaars) en de VUB (11). Geen van de KUL of de UA bijvoorbeeld. Vrijzinnig linksen gezellig ondereen? Vreemd dat Dirk Voorhoof hier opduikt bij de ondertekenaars, actief in het vakgebied 'Mensenrechten', terwijl hij zich bezig houdt met media- en auteursrecht. Hij past hier dus minder bij de ondertekenaars dan BASF-aardappelen op een ggo-proefveld.

Zoals anderen die eerder Barbara Van Dyck verdedigden (b.v. Eric Coryn, lid Vooruitgroep), haasten ze zich om afstand te nemen van vernieling: "Voor alle duidelijkheid: wij keuren acties die vernielingen aanrichten, niet goed. Het gerecht moet zijn werk doen." Dat is natuurlijk een uitgangspunt dat maakt dat de vervolgredenering dan ook op niets trekt. Want net DAAR gaat het om: Van Dyck is niet ontslagen "vanwege een niet-strafbare meningsuiting" zoals de mensenrechtenspecialisten beweren, maar juist omwille van het optreden als woordvoerdster van een vooraf aangekondigde poging tot vernietiging van een proefveld. Een actie die ze zeggen af te keuren. In hun verdere redenering zetten ze de wereld op zijn kop. Alleen als men eerst bepaalt dat het om een 'niet-strafbare meningsuiting gaat' quod non, heeft hun verder betoog zin. Anders is het humbug.

Uit hun open brief: "Wij zijn van oordeel dat dit ontslag een schending uitmaakt van de vrijheid van meningsuiting van Barbara Van Dyck... Maar onze ongerustheid strekt veel verder dan het lot van deze ene onderzoekster. Wij vrezen dat KU Leuven-rector Mark Waer met dit ontslag in ons patattenveld niet slechts één plant heeft uitgetrokken, maar er een virus heeft binnengebracht dat de smaak van de vruchten grondig kan bederven en de academische biotoop aantast. In ons vakgebied noemt men dat virus het chilling effect: het is het gegeven dat zichtbaar en streng optreden tegen meningsuitingen leidt tot zelfcensuur die het debatklimaat verarmt. Een sanctie tegen één persoon smoort de meningsuiting van vele anderen. In omgevingen waar een vrije debatcultuur bij uitstek van belang is, zoals in de media, in de politiek of in de kunsten, maakt het chilling effect dat uiterst spaarzaam moet worden omgesprongen met restricties op de vrije meningsuiting... Wij vrezen dat de zeer snelle, zeer harde, en zeer gemediatiseerde reactie die dit ontslag was, het signaal uitzendt dat aan de KU Leuven, of zelfs aan Vlaamse universiteiten in het algemeen, een loyauteitsverplichting geldt die maakt dat wetenschappers niet vrijelijk standpunten kunnen innemen of acties kunnen voeren wanneer universitaire belangen op het spel staan.

Hier wordt dus de wereld helemaal op zijn kop gezet: het 'streng optreden tegen meningsuitingen leidt tot zelfcensuur'. Terwijl de door Van Dyck verdedigde actie juist tot doel had elk vrij debat in de kiem te smoren, want volgens het FLM zijn "deze proefvelden nutteloos en gevaarlijk." En Barbara Van Dyck bevestigt in haar interview diezelfde dag in De Morgen dat het niet om een meningsuiting gaat, maar om het recht in eigen handen nemen: "Concreet zijn er in Wetteren wat hekken vervormd en aardappelen uitgetrokken. Dat weegt volgens mij niet op tegen de schade die deze veldproef toebrengt aan mens en milieu. Het gaat hier over een verdere vernietiging van ons ecologisch systeem". Volgens haar "werken de ggo's de monocultuur én het monopolie van de multinationals in de hand. Het gaat hier niet alleen om ons milieu, maar ook over een sociaal onrechtvaardig landbouwmodel". Dus weg ermee, met die 'synthetische aardappelen'. Of zoals een andere milieu-fundamentaliste het formuleerde, Anneleen Kenis: ‘Het milieu is te belangrijk. Daarvoor moeten we wel vechten. De maatschappij zit niet lief en constructief in elkaar. Als dialoog niet werkt, moeten we overgaan tot actie. De wereld verander je niet alleen aan een ronde tafel.' Anders gezegd: als we geen gelijk krijgen, gaan we de boel kort en klein slaan, en dat noemen we dan 'bevrijding'.

Woensdag 01 juni '11 hadden Serge Gutwirth (docent mensenrechten aan de VUB, tevens lid van de Vooruitgroep, een groep die zich de 'internationalistische linkerzijde' noemt), en Dirk Voorhoof (hoogleraar mediarecht en auteursrecht aan de UGent), in een opiniestuk de poging tot vernietiging verdedigd (DS 01.06.11). Zelfs het EHRM werd er bijgesleurd, en duikt het 'chilling effect' al op:'
Het Mensenrechtenhof in Straatsburg bevestigde bij herhaling het recht om acties en manifestaties te organiseren. Als actievoerders daarbij niet altijd alle regels naleven, vindt het Hof dat de overheden daarop niet repressief mogen reageren omdat dit een voor de democratie nefast chilling effect met zich brengt. Integendeel, de samenleving, de democratie, onze leefomgeving is ermee gebaat dat deze stemmen kunnen gehoord worden en luid weerklinken op de plaatsen waar dit impact heeft.'

Eerst minimaliseren Gutwirth & Voorhoof de met voorbedachten rade gepleegde poging om een veld te vernietigen, met het argument dat het ‘om een eis om een politiek, intens, maatschappelijk debat over ecologie en economie’ gaat, ‘uitgedrukt via de vernietiging van een veldproef met aardappelen’, en verder in het opiniestuk hebben ze het over 'een vorm van symbolic speech, waarbij de actievoerders de regels van de gerechtvaardigde actie zijn te buiten gegaan'. Mijnheer Gutwirth kan volgens mij niet één arrest van Straatsburg noemen waarin met voorbedachten rade gepleegd geweld wordt goedgekeurd. Het gaat hier niet om het recht om acties en manifestaties te organiseren, waarbij dan in het heetste van het protest 'niet alle regels worden nageleefd'. Het FLM had vooraf duidelijk aangekondigd dat het de bedoeling was het veld te vernietigen: "Op zondag 29 mei zal een groep boeren, milieu-activisten en bezorgde burgers een proefveld in Wetteren ontdoen van genetisch gemanipuleerde aardappelen." Willen de veldvernielers het debat aanzwengelen? Het antwoord is neen.

De 'mensenrechtenspecialisten' doen dus aan een vorm van taqiyya zoals de moslims: ten opzichte van de niet-moslims mag de moslim huichelen, mag hij veinzen, om de zaak van de islam te bevorderen.

Men moet zich dus ernstige zorgen maken over de virus die dergelijke ziekelijke en leugenachtige argumentaties doet binnensluipen in de Vlaamse universiteiten. Veertien dagen lang kregen links-fundamentalisten met communistische nostalgie (Coryn, Staes, De Cauter, Gutwirth e.a FLM-aanhangers) een ruim forum om ons op te zetten tegen 'de multinationals' die echter tien jaar minder geld kunnen verdienen aan hun patenten van ggo-gewassen dan ontwikkelaars van biologische verbeteringen. Breeders Trust wil dertig jaar kwekersrechten ontvangen voor door hen beschermde aardappelsoorten. Enig protest daartegen gehoord?

De brief is dus aan de verkeerde geadresseerd. Net als de twee petities had de brief gericht moeten zijn aan Barbara Van Dyck, om haar te vragen, net als de mensenrechtenonderzoekers, elke actie af te keuren die vernielingen aanricht, en er ook mee akkoord te gaan dat elk onderzoek, ook een proefveld met ggo-aardappelen, zonder bedreigingen tot vernietiging vrij kan doorgaan. Dat zou het de rector zeker gemakkelijk maken het ontslag in te trekken.Dat zou ook pas een groot chilling effect hebben tegen zelfcensuur (zoals in Frankrijk, waar de wetenschappers alle veldproeven met ggo's moesten staken omdat de velden systematisch vernietigd werden door radicale milieuactivisten) en tegen een verarming van het debatklimaat.

Of begint hun taqiyya tegen de bevolking al bij de bewering dat ze acties die vernielingen aanrichten niet goedkeuren?

Een eerder artikel gaat heel uitgebreid in op de globale thematiek: Wat als ... ggo's communistisch waren?
Read more...

11 juni 2011

Twee peilingen die mekaar relativeren (Hoegin)

Gisteren werden de resultaten van twee nieuwe peilingen bekend gemaakt. In de namiddag publiceerden De Standaard en de VRT de resultaten van hun peiling, om enkele uren later gevolgd te worden door La Libre Belgique. Voor sommige partijen bevestigden de twee peilingen mekaar, zoals bijvoorbeeld voor de N-VA, terwijl ze voor andere partijen duidelijk in tegenspraak waren. Het gevolg liet zich dan ook raden: sommige commentatoren, en niet in het minst sp.a-voorzitster Caroline Gennez, werden grondig in hun blootje gezet.

Maandag is het precies een jaar geleden sedert voor het laatst naar de stembus trokken, en het liet zich dan ook raden dat de twee belangrijkste peilers van dit land die verjaardag wouden vieren met een nieuwe peiling. Het enige min of meer verrassende daaraan was misschien dat La Libre Belgique al op vrijdagavond de resultaten van haar peiling bekend maakte. Traditioneel maken De Standaard en de VRT de resultaten van hun peilingen 's vrijdag bekend, zodat zij een heel week-end lang het politieke nieuws kunnen overheersen. La Libre Belgique kiest er gewoonlijk voor de resultaten pas 's zondags bekend te maken, waardoor zij het begin van de werkweek kunnen domineren. Pinksteren doorkruiste ongetwijfeld de plannen van La Libre Belgique, waardoor de publicatie deze keer op vrijdag gebeurde.

Wat leren deze peilingen ons? Aan Vlaamse zijde werd vooral ingezoomd op het resultaat van de N-VA, dat sterk blijft scoren. De partij is ongeveer twee keer zo groot als haar eerste achtervolger, de CD&V, en krijgt de steun van meer dan een derde van de Vlamingen. Vergeleken met haar uitslag voor de Kamer is er een duidelijke vooruitgang, met een winst van maar liefst zeven procent volgens La Libre Belgique. Vergeleken met de resultaten voor de Senaat is de winst minder uitgesproken, maar nog steeds duidelijk een winst.

Deze winst staat eigenlijk in schril contrast met de wind die door de meeste media in Vlaanderen waait. Daar wijst men immers graag met de vinger naar de N-VA als de schuldige voor de huidige politieke impasse. De gretigheid waarmee men N-VA-lid Vic van Aelst aanvalt en blijft aanvallen valt op, en staat niet in verhouding tot de behandeling die bijvoorbeeld sp.a-brombeer Louis Tobback te beurt valt, zoals Peter de Roover eerder deze week ook terecht opmerkte in De Morgen. Het moet echter zijn dat de gemene Vlaming zich daar niet veel van aantrekt, en de partij van Bart de Wever blijft steunen in haar (relatieve) onverzettelijkheid.

Even opvallend is hoe de media zich vervolgens openbaar het hoofd breken om die sterkte van de N-VA te kunnen verklaren, als ging het over onkruid waarvan men dacht dat men het nu toch echt onder controle had gekregen. De troost die men even kon halen uit het «wetenschappelijke» onderzoek dat moest aantonen dat de N-VA-kiezer echt niet wakker lag van het communautaire was slechts van de korte duur. Voor wanneer een onderzoek dat nagaat of echt wel alle kiezers van Groen! tegen kernenergie zijn? En bij de sp.a zit men zelfs geplaagd met voormannen die het partijprogramma niet helemaal willen volgen!

De verklaring voor de goede score van N-VA is echter eenvoudig – misschien iets te eenvoudig voor onze hoogopgeleide journalisten die van alle markten thuis. Zolang de impasse blijft duren, met aan Vlaamse zijde alle aandacht op de N-VA gericht, tot zelfs op de hoogdag van een andere partij toe, zonder ook al te veel flaters van de zijde van de N-VA, hoeft het niet te verbazen dat nogal wat Vlamingen spontaan aan de N-VA denken als hen gevraagd wordt voor welke partij zij vandaag zouden stemmen. Voeg daar nog bij dat de N-VA voorlopig nog steeds van twee walletjes tegelijk kan eten, omdat ze met één been in de regering zit en compromissen zoekt en aanreikt, terwijl ze het andere stijf in de oppositie houdt. Net zoals de kat van Schrödinger, zowel springlevend als morsdood zolang de doos maar niet geopend wordt, zal pas blijken hoeveel aanhang die partij werkelijk nog heeft, wanneer ze de ultieme keuze moet maken, of de ultieme keuze in haar plaats genomen zal worden: een nieuwe regering met of zonder de N-VA, of eventueel verkiezingen. In het ene geval zouden een aantal kiezers terug kunnen vloeien naar het Vlaams Belang, in het andere naar CD&V en Open Vld.

Hoe zit het met de andere partijen? De CD&V blijft zweven rond het resultaat van verleden jaar. Voor de drie achtervolgers sp.a, Open Vld en Vlaams Belang is de tendens lichtjes negatief, maar voor geen één van de partijen is er een echt significant verschil. De enige die zich op negatieve wijze liet opmerken, was sp.a-voorzitster Caroline Gennez, die, zoals we reeds opmerkten, grondig in haar blootje werd gezet. Zoals Carl Devos het deze morgen ook opmerkte in zijn opiniestuk: de opdeling van partijen die zij in een reactie op de peiling van De Standaard en de VRT maakte, slaat werkelijk nergens op. Haar partij staat immers wiskundig gezien dichter bij de Open Vld dan bij CD&V, maar toch meende zij een gat van maar liefst vijf procent te kunnen zien tussen haar partij (rond de vijftien procent) en die van Alexander de Croo (rond de tien procent). Om het compleet te maken volgden enkele uren later dan de resultaten van de peiling van La Libre Belgique, die haar partij zelfs nipt áchter de Open Vld plaatste. Caroline Gennez is politiek nooit een groot licht geweest, maar wiskundig en statistisch doet zij vooral aan een groot zwart gat denken.

Het was trouwens niet de enige flater van Caroline Gennez. Zo zag zij een verdere versnippering van het Vlaamse partijlandschap, en dat op een ogenblik dat één partij een recordscore haalt, en een andere – de LDD – virtueel uit het terrein verdwijnt. In mijn woordenboek is dat eerder een consolidatie dan een versnippering, maar het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat de blik van de sp.a-voorzitster enigszins vertroebeld wordt door de recente afscheuring van Rood!. En de positieve tendens van Groen!, al was dat laatste ook al maar in één van de twee peilingen. Wie echter de sp.a-voorzitster zoveel klinkklare nonsens hoort uitbraken op zo korte tijd, kan zich afvragen wat haar mening dan wel waard zou zijn over, ik zeg maar wat, de financieringswet, de indexatie, de pensioenleeftijd, of wat dan ook waar getalletjes met meer dan één cijfertje aan te pas komen.

De eerlijkheid gebiedt ons wel te vermelden dat Caroline Gennez de enige niet was die gisterenavond flaterde. De VRT pakte immers uit met de titel «N-VA geniet meer steun dan ooit in VRT-peiling», terwijl journalist Ivan de Vadder een gelijkaardige opmerking maakte op Twitter. Nochtans scoorde de partij zes maanden geleden even hoog, of voor wie er de details wil bijhalen, zelfs 0,1% hoger dan vandaag. Wie de grafiek van de VRT vergelijkt met het artikel van De Standaard zes maanden geleden, zal onmiddellijk dat ene, kleine verschilletje opmerken… Correctie: Het was De Standaard die er zes maanden geleden in slaagde de resultaten van haar eigen peiling fout weer te geven.

Het is echter goed even stil te staan bij de resultaten van de Open Vld. Wie de resultaten van deze twee peilingen vergelijkt met de resultaten van drie maanden geleden, ziet hoe de partij haasje-over speelt met zichzelf, zowel in de tijd als tussen de twee peilers door. Qua relativering van de waarde van beide peilingen kan dit wel tellen. Misschien kan Caroline Gennez er ook lering uit trekken dat het gevaarlijk is al te straffe uitspraken te doen over de resultaten van één enkele peiling.

Ook over de uitslag van Groen! kunnen enkele interessante opmerkingen gemaakt worden. In de ene peiling zet de partij een topscore neer, terwijl de andere haar opnieuw richting de kiesdrempel stuurt. De vraag is dan ook: waait er ook door Vlaanderen een groen briesje dankzij Fukushima, want van een superwinst is er voorlopig nog geen sprake? Of blijft de partij niet meer dan een drukkingsgroep aan de linkerzijde, met een harde maar stabiele kern van kiezers?

Ondergetekende voerde voor beide peilingen een simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement uit. (Waarom doen de peilers dat nooit zelf?) Echt veel verschillen de resultaten niet van mekaar, maar de peiling van La Libre Belgique levert misschien wel het interessantste resultaat op. Volgens die simulatie hebben nu niet alleen N-VA en CD&V en N-VA en sp.a virtueel een meerderheid in het Vlaams Parlement, maar ook N-VA en Open Vld. Bovendien komen N-VA en Vlaams Belang maar een zetel te kort om net de helft van de zeteltjes te kunnen bezetten. De dominantie van de N-VA in Vlaanderen wordt hiermee duidelijk geïllustreerd. Merk trouwens ook op dat LDD volledig uit het Vlaams Parlement zou verdwijnen, en dus ook in West-Vlaanderen geen zetel meer zou halen.

Over naar de Franstalige partijen, waar veel aandacht ging naar het resultaat van de PS. Die partij herstelt zich lichtjes vergeleken met de vorige peiling van La Libre Belgique, maar vergeleken met de vorige verkiezingen is er alleen maar sprake van een status quo. Het is daarmee duidelijk Elio di Rupo minder kan profiteren van de politieke stilstand dan zijn tegenhanger Bart de Wever. Benieuwd of dit ook gevolgen zal hebben voor de regeringsonderhandelingen.

Grote concurrent MR gaat in deze peiling lichtjes achteruit, zowel tegenover de vorige peiling als de vorige verkiezingen. Van enig Charles Michel-effect is er voorlopig dan ook geen sprake. De cdH herstelt zich tegenover de vorige peiling, maar blijft onder haar resultaat van verleden jaar, terwijl Ecolo nagenoeg status quo blijft.

Bij het resultaat van het Front National stonden we verleden keer al even stil, en de partij bevestigt haar uitslag van verleden keer. Het meest merkwaardige is misschien nog wel dat hierover in de media nog steeds geen woord te lezen viel – zelfs nog geen verontruste echo.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en Wallonië sedert 2006 (PDF).

Labels: , , , , , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>