16 juni 2011

De kleine roerganger

Een Vlaams monument is heengegaan: Ludo Martens (°1946), de kleine roerganger van het Belgische maoïsme. Sedert hij in 1966-68 in Leuven het studentenprotest van flamingantisch naar extreemlinks wist te heroriënteren, was hij weliswaar militant belgicist, maar dat is onder Vlamingen niet ongewoon. Het heeft veel met de Vlaamse volksaard temaken dat zijn partij, Alle Macht Aan de Arbeiders, later Partij van de Arbeid, tot vandaag is blijven bestaan, zowat dertig jaar nadat de meeste van haar zusterpartijen in Europa zichzelf opgeheven hebben.





Nou ja, toch de volksaard van toen. Uit de verwende jeugd van vandaag zou je een dergelijke beweging niet kunnen rekruteren, zo één waarin studenten uit overtuiging hun comfortabele toekomst weggooien om in de koolmijn te gaan werken. De door Martens op gang getrokken maoïstische beweging teerde op dezelfde mentaliteit die tot dan missionarissen gevormd had. “De verleden tijd van het werkwoord Amada is katholiek”, zo schamperden rivaliserende linkse partijtjes. Niet toevallig was het hoogtepunt van zijn loopbaan zijn jaren in dienst van Laurent-Désiré Kabila, als een soort witte pater die er over de goede zeden van de tot corruptie geneigde Kongolese ministers waakte. In de marxistische theorie gold dat soort engagement, dat niet zijn eigen klassebelang diende, eigenlijk als “kleinburgerlijk idealisme”.

De anti-autoritaire tijdsgeest vond in Vlaanderen een eerste brandpunt in de confrontatie met het Franstalige en kerkse establishment dat de UCL-KUL één wilden houden. Maar daartoe kon het oproer onmogelijk beperkt blijven. Net als in de hele Westerse wereld luidde het een brede culturele omwenteling in, veel omvattender dan een beetje taalpolitiek. Martens kanaliseerde die naar een in feite reeds voorbijgestreefde ideologie, het marxisme-leninisme.

Dat was allerminst noodzakelijk of onvermijdelijk, en voor de meesten die zich daar rond 1970 toe bekenden, was het een snel voorbijgaande fase. Sedert het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956 had het marxisme veel krediet verloren bij goedmenende linksen. De soft power lag helemaal bij het Westen, dat ook in de ruimtevaart en andere spitssectoren de aanvankelijk pionierende Sovjet-Unie overvleugelde. China sloeg records in de rampen die het zichzelf toebracht met de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie. Al wie goed keek, wist dat het niet werkte. Zoals de Beatles in 1968 in hun lied Revolution zongen: “But if you go carrying pictures of Chairman Mao, you ain’t gonna make it with anyone anyhow.” Maar iemand die tot de laatste snik partij kon kiezen voor Noord-Korea, was duidelijk weinig gevoelig voor de feedback vanuit de werkelijkheid.

Waarom trok het “marxisme-leninisme-Mao-Zedong-denken” (zoals het in het Rode Boekje voluit heet) dan toch veel begaafde jongeren aan? Omdat het als theorie antwoorden leek te hebben, zeker zoals Martens het vertolkte. Zijn allesverklaarkunde maakte indruk op de prille toehoorder. Het leek erop dat de loop van de geschiedenis vaststond, en vele van zijn aanhangers wilden eigenlijk vooral aan de juiste kant staan zodra de onvermijdelijke revolutie kwam. Stel je voor, in het knusse stabiele Vlaanderen vroegen jongeren aan elkaar in alle ernst: “Wat ga jij doen na de revolutie?” Of ze worstelden met de gewetensvraag: “Mag je je nu al met culturele zelfontplooiing bezighouden of moet dat wachten tot na de revolutie?”

In een menigte mensen die niet pretenderen de antwoorden te hebben, zal wie wél die pretentie heeft, altijd wel wat aanhang krijgen, zeker bij zoekende jongeren. De marxisten gaven voor, wetenschappelijke kennis van de wetmatigheden van de geschiedenis te bezitten. Allerlei vormen van “utopisch socialisme” hadden sedert de 19de eeuw gefaald, alleen het “wetenschappelijk socialisme” van Marx was met succes door Lenin en Mao toegepast om het kapitalisme van de macht te verdrijven. Lenin leerde dat revolutionairen twee uitersten moeten vermijden: het gauchisme, de “kinderziekte” die wild tekeer gaat zonder voeling met het proletariaat en dus zonder kans op regimewissel (bv. de Rote Armee Fraktion of in eigen land de Cellules Communistes Combattantes); en het reformisme, dat het kapitalisme slechts versterkt door ermee samen te werken om de materiële toestand van het proletariaat te verbeteren. De eersten verknoeien de revolutie, de tweeden verzaken ze.

Hoewel Lenins strategisch werkje Wat te doen? dé grote leidraad van Martens’ politiek was, heeft het hem niet naar een Belgische Oktoberrevolutie gebracht. Integendeel, in de praktijk bleek het reformisme veel sterker. Zelfs hét grote succesnummer van de PvdA, de “geneeskunde voor het volk”, is een geschenk van het reformisme. De patiënten worden er “gratis” behandeld, wat wil zeggen: aan het tarief dat terugbetaald wordt door de sociale zekerheid; en die is geduldig door generaties reformistische politici opgebouwd. Als er morgen een revolutie komt, en dat sluit ik niet uit, zal ze niet aan de marxistische formules beantwoorden.

In modelstaat China worden de socialistische verworvenheden van de revolutie afgebouwd. Ooit schokte Martens vrijheidslievende generatiegenoten door het neerslaan van de democratisch-socialistische (volgens hem “bourgeois-reactionaire”) Praagse Lente goed te keuren, maar in 1989 hebben de Tsjechen nog veel grondiger afgerekend met het marxisme dan in 1968 even dreigde te gebeuren. In eigen land is de arbeidersklasse ondanks alle sociale afbraak minder dan ooit klaar voor de revolutie, en Martens’ verwachtingen over de Afrikaanse revolutie zijn ook niet bewaarheid. Zelfs zijn eigen partij zweert Stalin nu af en vervalt in een plat links-populisme. Hij heeft zijn hele werkende leven opgeofferd aan een ideaal dat kletterend failliet gegaan is.

Men kan moeilijk sympathie hebben voor Ludo Martens als pleitbezorger van de gewelddadige weg, als witwasser van Stalin en de Rode Khmers, of als prediker van haat tegen Vlaamsgezinden. Wel kan men bewondering opbrengen voor zijn toewijding, zijn zelfdiscipline, zijn consequentheid, zijn oprechte betrokkenheid bij de lijdende en strijdende Kongolezen. We kunnen nog steeds leren van de klemtoon die hij legde op de nood aan een juiste politieke analyse als sleutel tot doeltreffende praxis. En wees hem dankbaar voor het levende bewijs dat het marxisme zelfs in zijn hondstrouwe en noest doorploeterende Vlaamse variant een doodlopende weg is.


Labels: , , , ,

3 Comments:

At 16/6/11 23:19, Anonymous Avondlander said...

Een karakterisering om stil bij te worden. Uit de pen van Koenraad Elst uiteraard.

 
At 16/6/11 23:56, Blogger Marc Vanfraechem said...

Juist, Avondlander!

 
At 21/6/11 00:09, Anonymous Jorein Versteege said...

Een doodlopende weg, ja zo denken veel mensen over het marxisme. Men is vergiftigd met de leugens die mensen zoals Ludo Martens en burgerij verspreid hebben.

Martens propagandeerde een illusie en de burgerij speelde daar goed op in. Dankzij types zoals hem, kan men nu enorm veel boeken schrijven over hoe ''dogmatisch en ondemocratisch'''het marxisme is. Stalinisten zoals Ludo Martens hebben het marxisme een totaal verkeerd beeld gegeven.

Marxisme is geen stalinisme en geen sociaal democratie. Het is niet het ideaal van meer staat en minder markt ( sociaal democraten ), of een almachtig staat die alles bestuurd ( stalinisten )

De burgerij en haar aanhang genieten van de dood van mensen zoals Ludo Martens. Dan kunnen ze weer eens schrijven over hoe fout deze mensen wel niet waren en hoe fout het marxisme-leninisme uiteindelijk niet is.

Stalin's leugens leven voort in de propaganda van de burgerij

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>