29 april 2011

Paardenstront (vpmc)

 .
J‘avais eu l’occasion de voir personnellement certaines cérémonies londoniennes, parmi lesquelles l’annuelle Trooping the Colours où l’impression la plus désagréable est donnée par les chevaux, dressés pour tout sauf pour s’abstenir de faire leurs besoins légitimes; peut-être à cause de l’émotion, ou des lois naturelles, mais la reine dans ces cérémonies avance toujours dans une mer de fumier, parce que les chevaux de la Garde ne peuvent pas s’empêcher de parsemer le parcours d’excréments. D’ailleurs, s’occuper des chevaux est une activité très aristocratique, et, pour un aristocrate anglais, le fumier de cheval fait partie des matières les plus familières.
On n’a pas pu échapper à cette loi pendant le royal wedding. Mais ceux qui ont regardé la télévision ont remarqué que ce fumier chevalin n’était ni sombre, ni brun, ni inégal, mais se présentait toujours et partout dans un ton pastel, entre le beige et le jaune, très lumineux, de façon à ne pas attirer l’attention et à s’harmoniser avec les couleurs tendres des vêtements féminins. On a ensuite lu (mais on pouvait facilement l’imaginer) que les chevaux royaux avaient été nourris pendant une semaine avec des pilules spéciales, pour que leurs excréments aient une couleur télégénique. Rien ne devait être laissé au hasard, tout était dominé par la retransmission.



Umberto Eco
La Guerre du Faux, pp.213-4
Grasset & Fasquelle, 1985
.


Ik had voordien al de gelegenheid om bepaalde Londense ceremonieën met eigen ogen te zien, waarbij het jaarlijkse Trooping the Colour, en de meest onaangename indruk geven daar de paarden, die op alles gedresseerd zijn behalve op het verzaken aan hun legitieme behoeften; misschien als gevolg van de emotie, of door wetten der natuur, maar bij deze ceremonieën schrijdt de koningin steevast door een zee van mest, omdat de paarden van de Guards het niet kunnen nalaten om het parcours met excrementen te bezaaien. Nu, zich met paarden bezighouden is een heel aristocratische activiteit, en voor een Engelse aristocraat behoort paardenmest tot de hem meest vertrouwde dingen.
Aan deze wet was ook bij de royal wedding geen ontkomen. Maar wie televisie keek, heeft opgemerkt dat deze paardenmest noch donkerkleurig, noch bruin, nog geschakeerd was, maar zich altijd en overal in pasteltinten voordeed, tussen het beige en het geel in, heel helder, op een manier die niet de aandacht zou trekken maar met de zachte kleuren van de dameskleedjes juist zou harmoniëren.
Later heeft men gelezen (maar dat kon men ook makkelijk verzinnen) dat de koninklijke paarden een volle week speciale pillen als voer hadden gekregen, zodat hun excrementen een telegenieke kleur zouden hebben. Niets mocht aan het toeval worden overgelaten, alles stond in het teken van de uitzending.

Labels: , ,

Read more...

28 april 2011

Het ene breekpunt is het andere niet (Hoegin)

Verleden week gebeurde er toch wel iets merkwaardigs: één van de negen politieke partijen die deelnemen aan het federale regeringsoverleg heeft een absoluut breekpunt op tafel gelegd, zonder dat daarover een mediastorm losbarstte. Zondag werd dat breekpunt overigens nog eens bevestigd in een betoging, alweer zonder dat de media daar storm over liepen. Nochtans worden we al maanden om de oren geslagen met het mantra dat partijen tot compromissen bereid moeten zijn, en dat partijen die breekpunten op tafel leggen zichzelf van de onderhandelingen uitsluiten. Hoe is dit mogelijk?

De partijvoorzitter die het breekpunt op tafel legde, luistert naar de naam Wouter van Besien. In een interview met De Morgen liet hij optekenen dat Groen! niet in een nieuwe federale regering stapt als niet alle Belgische kerncentrales gesloten worden. Dat het niet ging om een door de journalist verkeerd begrepen uitspraak, of een eendagsbreekpunt, bleek uit de betoging die een paar dagen later volgde. Daar werd immers nog eens herhaald dat de sluiting van de kerncentrales voor Groen! (en ook voor Ecolo) een breekpunt is. Of nog, dat er over die sluiting met Groen! en Ecolo geen enkel compromis mogelijk is. Merkwaardig genoeg concludeerde geen enkele van de andere partijen daarop dat de twee ecologische partijen zichzelf uitgesloten hadden van de federale regeringsonderhandelingen, om de gesprekken dan maar met zeven voort te zetten.

Ook in de media viel er opvallend weinig «duiding» te rapen over de houding van Groen! en Ecolo. Andere partijen – de N-VA om geen namen te noemen – hoeven zelfs nog geen concreet breekpunt te formuleren om al met alle zonden Israëls beladen te worden, zowel in de media als door politici van de andere onderhandelende partijen. Met telkens weer de gretige conclusie dat de N-VA zich overduidelijk zélf uit de onderhandelingen heeft teruggetrokken, en dat daarmee de weg vrij is om een federale regering te vormen zonder die vermaledijde partij. Vooral politici van sp.a en Groen! blinken uit in die oefening, al willen ook enkele krokodillen uit de CD&V-poel zich af en toe in die zin laten opmerken. De sp.a-politici en CD&V-krokodillen gaven echter op het punt van de kerncentrales niet thuis, terwijl politici van Groen! het breekpunkt glashelder formuleerden en vervolgens nog eens bevestigden.

Mogen we overigens opmerken dat Groen! met haar nieuwe standpunt grandioos woordbreuk pleegt tegenover haar eigen kiezers? We citeren even uit een interview met Knack, gedateerd 26 mei 2010, waarin Wouter van Besien de uitstap «wel prioritair, maar geen breekpunt» noemde: «Net als van deadlines houd ik ook niet van breekpunten: het zijn tekens van zwakte.» Die zit. De pientere lezer – heb ik er andere? – zal echter opmerken dat deze uitspraak van vóór de laatste verkiezingen dateert, en dus vandaag geen relevantie meer heeft.

Iemand met een slecht karakter zou ondertussen kunnen stellen dat er in de media blijkbaar onderwerpen bestaan waarover wél breekpunten geformuleerd mogen worden, en andere waarover men geen breekpunten mag formuleren, of zelfs nog maar verdacht mag worden eventuele breekpunten te hebben. De uitstap uit kernenergie behoort tot de eerste categorie, net zoals Franstalige communautaire eisen, terwijl Vlaamse communautaire eisen tot de tweede categorie horen. Maar waarom zouden we niet beter willen doen, en Wouter van Besien enkele tips geven om de N-VA eens een paar lessen in compromisbereidheid te leren? De uitstap uit kernenergie lijkt me daarover een bijzonder geschikt onderwerp.

Net zoals de Franstaligen voorstellen om het arbeidsmarktbeleid te splitsen zodanig dat de regio's wel de belastingen zouden heffen, maar het beleid nog steeds federaal bepaald wordt, kan ook Doel 1 gesloten worden door de centrale om te dopen tot Antwerpen 1. Moet aanvaardbaar zijn. Verder moet Groen! er mee leren leven dat er zowel in Doel als in Tihange nu nog een nucleaire centrale bijkomt (cfr. onmiddellijke blanco cheque voor Brussel én uitbreiding van het gewest), en dat de bouw ervan gefinancierd wordt met een taks op windmolens en zonnepanelen (splitsing van kinderbijslag volgens gewesten i.p.v. gemeenschappen). In ruil willen we over een jaar of twee–drie de sluiting van één of andere centrale overwegen, maar dan wel zonder enige garantie dat dat ook leidt tot een effectieve sluiting, of dat we het op dat ogenblik zelfs nog steeds zouden willen overwegen. Met andere woorden, het soort van compromis dat Groen! en sp.a anders graag willen voorstellen als een buitenkans en een enorme overwinning, maar waarvan zelfs de domste boer op zijn klompen aanvoelt dat hij van A tot Z in het ootje genomen wordt.

Wat leert dit alles? In de eerste plaats dat het gemakkelijk is om te eisen dat iemand anders een compromis aanvaardt over een onderwerp waar je zelf nauwelijks enige interesse voor hebt. Die oefening wordt echter al een pak moeilijker wanneer het gaat over een onderwerp dat je wel nauw aan het hart ligt, en wanneer je zelf de toegevingen moet doen. Het verschil tussen Groen! en N-VA is echter wel dat de N-VA niet de pretentie heeft te willen stellen dat ze over milieu een moreel hoger standpunt zou innemen omdat ze er zich niet voor interesseert, en er dus ook weinig of niets van kent. Een ander, en zeker niet onbelangrijk verschil is ook dat de media niet zouden willen meestappen in dat verhaal.

Labels:

Read more...

Opdat vrijheid geschiede

We moeten de democratie slechts met mate liefhebben, aldus Alexis de Tocqueville, de vrijheid echter ten volle. De democratie heeft immers slechts waarde als middel om de vrijheid te verwezenlijken. Misschien daarom heeft de leidende ideoloog van de beweging voor directe democratie in Vlaanderen, Jos Verhulst, nu een boekje gewijd aan Het verschijnsel vrijheid. Vandaag gebruik ik de mij toegemeten ruimte voor onverbloemde reclame; het werk van Verhulst verdient gelezen te worden, ook door u.





Dit boekje is verschenen bij het Murray Rothbard Instituut, een initiatief van enkele jonge Vlaamse economen om het libertarische gedachtengoed te bestuderen en bekender te maken. In dezelfde reeks heeft het MRI ook selecties uitgegeven uit het werk van de libertarische meesterdenker Murray Rothbard en van de 19de-eeuwse proto-libertariër Frédéric Bastiat. (Dat is de man die zei dat wat een misdaad is tussen twee individuen, bv. onteigening via diefstal, niet moreel goed wordt wanneer men het door de overheid laat uitvoeren, bv. onteigening via belastingen.) Wie de fundamentele beschouwingen van de libertarische school over de vrijheid wil vernemen, bezoeke www.rothbard.be. Of, beter nog, het komende MRI-seminarie over “Cultuur en Vrijheid”, in de Dekenstraat 2 te Leuven, zaal 00.41, op 1 mei om 13u.

Jos Verhulst, °1949, is een intellectuele duizendpoot. Voor hij zijn doctoraat in de kwantumchemie behaalde, werkte hij een tijd voor de Kommunistische Partij van België. Later heroriënteerde hij zich levensbeschouwelijk op de antroposofie van Rudolf Steiner, en hij werkte tot zijn recente pensionering als leraar wetenschappen in de Antwerpse Steinerschool. Tegelijk bleef hij het speerpuntonderzoek volgen, wat zijn neerslag vond in ondermeer boeken over de wijsgerige implicaties van de kwantumrevolutie en een alternatieve kijk op de evolutieleer. Anderzijds is hij ook een kenner van de christelijke traditie, zoals een ander gloednieuw boek van hem getuigt: De Rubens Code (uitg. Via Libra), over het Jezusbeeld en de esoterische bespiegelingen daarrond bij kunstenaars in de 15de-17de eeuw. Bijna zo sensationeel als De da Vinci Code, maar dit keer helemaal echt.

Begin jaren 90 nam hij deel aan enkele vergaderingen met Guy Verhofstadt die een nieuwe direct-democratische wind door België ging laten waaien, maar dat werd een zware teleurstelling. Verhulsts kijk op de volkssoevereiniteit, uiteengezet in zijn boek Het verdiepen van de democratie, is geen zaak van oppervlakkige slogans, maar is gefundeerd in een mensbeeld: de mens is begiftigd met een verlangen naar en een bekwaamheid tot waarheid, iets wat impliciet door alle woordvoerders van nepdemocratie en despotisme miskend wordt. Vrije meningsuiting is daarom ook volstrekt onmisbaar in een democratie. Verhulst heeft persoonlijk wat ervaring met deze bedreigde waarde: zijn verslaggeving over vergelijkende IQ-studies leverde hem de lasterlijke aandacht van Humo en een strafklacht (zonder gevolg) vanwege het CGKR op.

We begrijpen allemaal min of meer wat er in het dagelijks taalgebruik met “vrijheid” bedoeld wordt. We herkennen muilkorfwetten en andere dwang als strijdig met de vrijheid. Maar sommige denkers laten zich door dit intuïtieve vrijheidsbegrip niet overtuigen. Zij menen dat geen enkele menselijke beslissing, ook vrij van alle dwang door onderdrukkers, echt vrij kan heten. Dat heeft te maken met twee grote vooronderstellingen: het wetenschappelijk determinisme, en de materialistische opvatting van de menselijke geest. Al onze gedachten, ook onze zogenaamd vrije beslissingen, zouden bepaald worden door elektrochemische bewegingen in onze hersenen. Die volgen op hun beurt natuurwetten die strikt vastliggen en waarvan de effecten op elk toekomstig ogenblik nu reeds voorspelbaar zijn. Dus zouden onze “vrije” meningen en beslissingen eigenlijk voorbestemd zijn en helemaal niet zo vrij.

Verhulst gaat kritisch in op deze beide vooronderstellingen, en brengt daarbij zijn brede en bijdetijdse wetenschappelijke kennis in stelling. We gaan geen enkele poging doen om dat verhaal hier samen te vatten. Het is een bespiegeling op topniveau over één van de grondvraagstukken uit de wijsbegeerte, en daar kunt u zich best zelf eens aan blootstellen. We geven u echter al dit mee: Vlaanderen heeft natuurlijk een hele trits schilders van wereldformaat voortgebracht, dat wist u al, maar heel af en toe komt er ook eens een denker van dat kaliber uit de Vlaamse klei gekropen.

Labels: , , ,

Read more...

22 april 2011

Het begrip identiteit

Alain de Benoist schreef in zijn bekroonde boek Vue de Droite (1977) dat sommige strijdpunten die vandaag links zijn, morgen rechts kunnen heten, en omgekeerd. Voorbeeld bij uitstek, zo weten we vandaag, is het door zijn zogenoemd “nieuwrechtse” (maar volgens haarzelf eerder post-links/rechtse) denkrichting naar voren geschoven thema van de identiteit. Een rechtse politieke stroming in Frankrijk noemt zich vandaag "les Identitaires", maar linkse milieus maken er nog meer werk van.




Links en rechts, zelfde strijd

In de VS bijvoorbeeld geldt identiteitspolitiek als een bij uitstek links project, iets dat progressieven aan negers en aan militanten van La Raza (Spaans: “het ras”) influisteren. Zo vinden identiteitsbewuste zwarten dat op school je best doen onzwart is, “acting white”, en dus te mijden. In gedekoloniseerde landen werd identiteit, na de politieke onafhankelijkheid, het volgende mobilisatiepunt tegen de nablijvende impact van het kolonialisme. Authenticité was Mobutu’s term voor het bevestigen van de Kongolese identiteit, bv. door de identiteitsbedreigende missiescholen te nationaliseren en disfunctioneel te maken. In eigen land hebben Vlaamsnationalisten het regelmatig over identiteit; er bestaat binnen het gemenebest van de Vlaamse beweging zelfs een Werkgroep Identiteit, vagelijk door de Franse Nouvelle Droite geïnspireerd.

Op woensdag 6 april op Klara hadden kort na elkaar Kurt van Eeghem en Eva Brems het over identiteitspolitiek. Voor Kurt was dat iets vies, want hij viseerde de Vlaamse identiteitsbekommernis; Eva vond het allemaal prachtig, maar zij had het vooral over de allochtonen. Een stabiele, algemeen geldige mening over het thema identiteit hadden zij niet, alleen een drang om warmpjes aan de zonbeschenen kant te staan: Vlaamse identiteit slecht, vreemde (en Belgische) identiteit goed.

Zelf heb ik wel een standvastige en consequente mening over identiteit, en ik kan ze in één woord samenvatten: gééuw. Al dat identiteitsgeleuter leidt de aandacht af van de werkelijke inzet van de hedendaagse en ook de vroegere debatten.

Zo beweren onze multiculprofeten dat moslimmeisjes een hoofddoek moeten kunnen dragen omdat dat deel van hun “identiteitsbeleving” zou zijn. In de huidige situatie van moslimminderheden in Europa kan het identiteitsdiscours voor moslims en hun pleitbezorgers wel nuttig zijn, namelijk om hun apartheid binnen een postmodern pluralisme veilig te stellen, in afwachting dat zij sterk genoeg zijn om dat identiteitenpluralisme weg te vagen en de niet-moslims tot verzaking van hun identiteit te dwingen. Zo zei de Britse moslimleider Kalim Siddiqui in 1992: “Een moslimman is slechts een gezicht in de massa, maar een gesluierde vrouw draagt de vlag van de islam, zij zegt luid en klaar dat wij deze Europese niet-beschaving niet aanvaarden.” De sluier als identiteitsbadge, dus, maar overigens ook als anti-Europese opgestoken middelvinger, als verwerping van de Europese idnetiteit. Ga echter naar de basisteksten van de islam en je zal er in de passages over lichaamsbedekking nergens “identiteit” als reden vinden. De islam kent de deugd van de zelfbeheersing niet en gaat er, met een zeker realisme, van uit dat een man die de vormen van een vrouw te zien krijgt, door de hormonen tot eender wat gedreven kan worden. Dat is, ongeacht identiteit, reden genoeg om een vrouw een sluier over het hoofd te trekken.

Ook de verplichte taalcursus Nederlands voor inburgeraars en de taalhomogeniteit in Vlaamse bestuurslichamen en onderwijs zijn geen kwestie van identiteit, laat staan van een obsessie voor een pureté dangereuse. Taal is nu eenmaal het medium voor gemeenschapsleven en politieke besluitvorming. Veralgemeende Nederlandstaligheid is dus geen eis van een identiteitsproject maar van het samenleven en de democratie.


Nuchtere Nederlander, noeste Vlaming

In Europa hebben diverse immigratiecritici het over een Europese identiteit, die ze vaak als “joods-christelijk-humanistisch” definiëren, vlot heenstappend over de historische conflicten tussen die drie partijen. De Nouvelle Droite zoekt die identiteit eerder in de voorchristelijke Grieks-Romeinse en “Indo-Europese” erfenis. Linksliberalen proberen de Europese identiteit aan “waarden” op te hangen, voornamelijk de mensenrechten en de multicultuur: al wie die onderschrijft, ongeacht herkomst, is Europeaan. Enkele Euro-rechtsen en de meeste niet-Europeanen hoeven die discussie over welk stuk erfgoed onze identiteit bepaalt, niet te voeren: voor hen staat “Europees”, ten goede of ten kwade, gewoon voor “blank”. Maar zowel links als rechts blijken aan te nemen dat identiteit een kwestie is van bepaalde kenmerken.

In Nederland werd onder premier Balkenende een soort identiteitsdebat gevoerd, waarbij men naar de bepalende eigenschappen van de Nederlander zocht. Een interessante vondst was dat er geen aparte Friese identiteit bestaat: wat typisch Fries heet, blijkt ook algemeen-Nederlands. Een van de kenmerken van de Nederlander zou de nuchterheid zijn, een andere de zuinigheid. Een Turk die zich echt wil integreren, zou zich dus naast de nationaliteit ook dit Nederlandse karaktergemiddelde moeten eigen maken. Volgens die logica kan hij best ook half vrijzinnig, kwart protestants en kwart katholiek worden. De procedure is als volgt: (1) zoek de eigenschappen die, als gemiddelde, de Nederlander van andere volkeren onderscheiden, en noem die combinatie de Nederlandse identiteit (vroeger: “volksaard”); (2) laat iedereen die zich Nederlander wil noemen, zich aan dat gemiddelde conformeren.

Volgens ons is dat geen goede benadering. Ten eerste moet je het gemiddelde niet verabsoluteren. Die benadering heeft bijvoorbeeld de vrouwen veel onrecht gedaan: men verhief de gemiddeld grotere volgzaamheid van vrouwen voor alle vrouwen tot norm en verketterde de ondernemende of avontuurlijke vrouwen, alsof zij geen echte vrouwen waren. Je moet dus ook niet doen alsof luie en weinig zuinige Nederlanders geen echte Nederlanders zijn. Een Kongolese vriend ergert zich erover dat Vlamingen hem raar vinden omdat hij niet danst, alsof hij daardoor geen echte neger zou zijn. Wie zich op Darwin beroept, moet beseffen dat evolutie eerst variatie vereist, die door mutatie tot stand komt en voor een waaier aan alternatieven zorgt waaruit kan geselecteerd worden.

Kortom, de multiculturalisten hebben gelijk wanneer zij zeggen dat “integratie” van immigranten niets méér betekent dan: onze wetten naleven. Naast die eerbied voor de wet is er niet ook nog zoiets als een Vlaamse identiteit waaraan zij zich moeten conformeren. Moeten zij katholiek worden? Nee, de meeste Vlamingen zijn dat ook niet meer. Moeten zij biefstuk-friet eten omdat vele Vlamingen dat ook doen? Nee, honderdduizenden Vlamingen zijn inmiddels uit eigen beweging, en op grond van inheems gegroeide morele en wetenschappelijke inzichten, vegetariër geworden. En ook de Vlaamse carnivoren halen volksvreemde schotels als spaghetti bolognese en bamigoreng met kip in huis. Dus nee, er is geen tegenstrijdigheid tussen couscous of kebab en de Vlaamse identiteit.

Idem voor kleding: vele Vlamingen van nu lopen er naar de normen van hun grootouders in vodden bij, dus zelfs een djellaba springt echt niet buiten het aanvaarde gamma van kledingdiversiteit. Uiteraard kan een personeelschef een kandidaat weigeren omdat zijn djellaba onverenigbaar is met het imago van de firma, maar een reden om hem erkenning als Vlaming te weigeren is zo’n kledingstuk niet. Dat de gezichtsbedekkende sluier minder aanvaardbaar is, komt door zijn sinistere implicaties voor het statuut van de vrouw en voor de openbare veiligheid, niet door zijn on-Vlaams karakter.


Eenzelvigheid en eigenheid

In discussies over identiteit duikt steevast het onderscheid op dat de Franse wijsgeer Paul Ricoeur maakte tussen identité en ipséité, “hetzelfdeheid” resp. “zelfheid”. De identiteit die op je Belgische carte d’identité of “eenzelvigheidskaart” aangeduid wordt, betreft je zelfheid. Doorheen alle veranderingen die je in je leven ondergaan hebt, blijf je dezelfde persoon, ipse, drager van dezelfde herinneringen, meestal gesymboliseerd door het behoud van dezelfde naam, en alleszins van dezelfde DNA-code. Maar al blijf je dus dezelfde, ipse, je blijft niet hetzelfde, idem. Integendeel, alles wat over jou te zeggen valt, verandert: je grootte, gewicht, kracht, conditie, kennisniveau, plaats in gezin en maatschappij. Om dezelfde te blijven hoef je niet hetzelfde te blijven.

Zo blijft ook het Vlaamse volk zichzelf, ipse, doorheen allerlei veranderingen, inbegrepen de verzaking van dingen die het gisteren als integraal deel van zijn identiteit beschouwde. Ooit dachten Vlaamsgezinde dorpspastoors dat hun Vlaanderen intrinsiek katholiek was, een frontlijn van de Kerk tegen het ketterse Holland en het maçonniek-laïcistische Frankrijk. De Volksunie heette in haar begintijd nog “Christelijke Vlaamse Volksunie”. Maar zelfs in hun tijd waren er al liberale flaminganten en vandaag is de Vlaamse beweging overwegend ex-katholiek. Op levensbeschouwelijk gebied is het Vlaamse volk niet hetzelfde gebleven, maar het is, als er überhaupt zoiets bestaat, nog steeds het Vlaamse volk.

Zelfs de taal die gans het volk heette, zou in beginsel kunnen opgegeven worden zonder de continuïteit van het nationale zelfbesef te verbreken. De meeste Ieren spreken geen Iers meer maar zijn nog vurig Ier en beslist onderscheiden van het Engelse volks welks taal zij nu gebruiken. In Japan tijdens de periode van geforceerde modernisering, eind 19de eeuw, besprak de regering in alle ernst een plan om uit eigen beweging de Japanse taal gewoon door het Engels te vervangen, onder de indruk dat dat een noodzakelijk voertuig van de moderniteit was. De zelfheid van de Japanners lag immers niet in hun taal. Waarin dan wel? Het antwoord dat in die tijd aanhang won, was: in de gemeenschappelijke afkomst. Je bent Japanner omdat je van Japanners afstamt, ook als je in Peru woont en Spaanstalig bent. Of vandaag in België: je bent Marokkaan omdat je van Marokkanen afstamt, zoals bevestigd door je onvervreemdbare Marokkaanse nationaliteit.

Volgens die definitie zouden één derde van de Walen en de meerderheid van de Brusselaars nog steeds Vlamingen zijn. Daar heb je wel niets aan wanneer ze het zelf niet willen zijn. Vlaming is dan ook een zwakke identiteit, één van de weinige nationale identiteiten die inderdaad niet verder reiken dan de taal. Een Vlaming die het Frans als huistaal aanneemt, wordt daardoor een niet-Vlaming en veelal ook anti-Vlaams. Omgekeerd wordt een niet-Vlaming die onze taal overneemt, niet zo snel een bewuste, laat staan een militante Vlaming.

Het criterium “afstamming” was een democratische vooruitgang in het natiebegrip: het verhinderde dat een vorst iemand zijn nationaliteit kon afnemen. Het is nog altijd overal doorslaggevend in de nationaliteitswetgeving: elk kind van Roemeense of Kameroense ouders heeft automatisch zelf een onvervreemdbaar recht op de Roemeense resp. Kameroense nationaliteit. In traditionele stammenculturen kon je alleen deelnemer aan het stamleven worden door erin in te trouwen, zodat alvast je kinderen toch voor de helft stamzuivere genen zouden hebben, je kleinkinderen driekwart, en zo zou jouw bijdrage in de stamidentiteit oplossen. “Integratie” door overname van gewoonten en levensbeschouwing, of door spontane danwel verworven resonantie met de “volksaard”, volstond niet. Een Turk die zich in Nederland nuchter en zuinig toont, mag dan “hetzelfde” (idem) zijn als de doorsnee-Nederlander, maar zonder Nederlandse afstamming maakt dat hem, in de wereldwijde tribale zienswijze, nog niet tot Nederlander.

In de jaren ’90 incultureerde de Catalaanse bioloog Jordi Magraner zich in de samenleving van de Kalasj Kafirs en ontpopte zich tot voorvechter van het behoud van hun levenswijze in de vijandige islamitische omgeving van Pakistan (waarvoor hij in 2002 vermoord werd). Om zijn integratie volledig te maken, bood de stam hem een bruid aan, zodat hij zijn genen met de hunne zou vermengen. Tribale identiteit had dus altijd een biologische dimensie.

De vereenzelviging van de nationale identiteit met historisch gegroeide gewoonten zoals klederdracht (bv. de Schotse kilt, van Scandinavische en betrekkelijk recente oorsprong)of inderdaad taal is vooral iets uit de Romantiek. In India heb ik weet van enkele stammen die de landbouw of de metaalbewerking letterlijk duizenden jaren lang uit hun leven geweerd hebben hoewel ze hun buren die nieuwigheden zagen gebruiken, naar verluidt omdat ze de overname ervan als oneerbiedig jegens hun eigen voorouders aanvoelden. Maar zulke trouw aan de eigen culturele identiteit is een grote uitzondering, want de meeste volkeren zijn erg flexibel als het aankomt op de ontlening van volksvreemde elementen die de eigen macht of welvaart bevorderen. “Eigenheid” was hun voornaamste zorg niet, die zat immers dieper, in hun genen. Hun identiteit was er gewoon, en behoefde niet de inzet van een beleid te worden.

Vandaar ook de talloze keren dat hele bevolkingen vrijwillig hun taal opgaven om die van een succesvollere groep over te nemen. Zoals onze voorouders deden toen zij van hun Oud-Europese oertaal op het Germaans overschakelden. Of zoals de voorouders van de meeste FDF’ers deden toen zij het doodlopend straatje van het Vlaams inruilden voor de koninklijke toegang tot liberté et progrès, het Frans.

Het identiteitsdebat kent nog allerlei wetenswaardige aspecten, maar laten we ons tot een eenvoudig besluit beperken. Het begrip “identiteit” voegt onzes inziens weinig toe aan de argumentatie voor de Vlaamse zelfstandigheid of de heel-Nederlandse reïntegratie. Het geeft integendeel aan de vijand een gelegenheid om verwarring te zaaien door over het veranderlijke en veelvuldige van identiteitsbeleving te beginnen. Op zich heeft hij daarmee ook gelijk, maar het doet niets terzake. De Vlaamse republiek is een kwestie van democratie en goed bestuur, niet van iets wazigs als de Vlaamse identiteit.

Labels: , , ,

Read more...

20 april 2011

Multicultureel eerherstel voor de swastika

De swastika is helemaal terug. Dat is te danken aan de antiracisten. Deze keer niet omdat zij dat symbool te pas en vooral te onpas aan de naam van tegenstanders vastklinken. Wel omdat zij juist dat soort vijandig gebruik van de swastika nu als een xenofoob vooroordeel en teken van onwetendheid ontmaskeren.




Het belangrijkste medium voor de multiculturele volksheropvoeders is het onderwijs. De handboeken in onze scholen staan dan ook vol met plompe en subtiele propaganda-elementen die onze "racistische vooroordelen" moeten doorprikken. Het schoolboek godsdienst "Goed gezien?", deel 3, door Ilse Derweduwen e.a. (uitgeverij Van In, Lier 2007) brengt op p.49 een tekening die zo'n dom vooroordeel moet illustreren. Onder de titel "Niet alles is zoals het lijkt!" zie je twee schoolkinderen voor een boeddhabeeld staan. Op zijn borst draagt de Boeddha een oranje zonneschijf met daarop een gouden swastika. Verontwaardigd wijzen de kinderen ernaar. In de gedachtenballonnen zie je bij de jongen een SS-helm en bij het meisje de overbekende snoet van Adolf Hitler met een hakenkruisvlag. De boodschap die er impliciet uit spreekt is: "Wat dom van hen! Die swastika heeft niets met Hitler te maken!"

De oorlogspsychologie die de Tweede Wereldoorlog al veel te lang overleefd heeft, met haar hysterische bejegening van dat oeroude en wereldwijde symbool, schijnt zo stilaan toch uit te sterven. De inwendige logica van het multiculturele heropvoedingsprogramma met zijn aanwijzing en weerlegging van vooroordelen jegens andere beschavingen, in dit geval het boeddhisme, kan uiteindelijk niet anders dan de swastika dedouaneren. De swastika is óók, zij het minder alomtegenwoordig, een deel van de Europese traditie, vooral in Scandinavië en het Balticum; maar het is vooral zijn wijdverbreid gebruik in Aziatische tradities die bij onze multiculturalisten de welwillende aandacht gewekt heeft.

Spijts alle zielige pogingen van zogenaamde antifa's om hun eigen ziekelijke hyperfocus op Hitler aan iedereen op te dringen, ontsnapt nu zelfs de swastika aan de vereenzelviging met het nationaal-socialisme. Terecht verbreekt men de betovering van de reductio ad Hitlerum, de wereld blijkt veel groter en veelzijdiger te zijn. Zeker de swastika wordt nu erkend als een veel ouder en veel wijder verspreid symbool dan dat van de nazipartij. In 2006 hield de regering van Tadjikistan een reünie van de Iraanse of "Arische" volkeren, en daar wapperde vrijuit de vlag met het "wiel van Mithra", de (blauwe) swastika. In 2010 vonniste een Litouwse rechter dat het wettelijk verbod op nationaal-socialistische en communistische symbolen géén verbod op de swastika impliceert.

Voor wie per se die swastika-variant die door de nazi's ingepalmd was, wil criminaliseren, preciseren we even het onderscheid tussen het nazi-hakenkruis en de universele swastika. Als symbool van de hemelse kringlopen heeft de swastika normaal een zonnige kleur: goud, oranje of rood. Hitler, de duistere kunstenaar, ontwierp zijn vlag echter met een zwarte swastika op een witte cirkel binnen een rood oppervlak. Dat is al een fel en veelzeggend contrast. De tweede tegenstelling is deze: de swastika in de nazi-vlag staat op één hoek te balanceren, terwijl de hindoe-boeddhistische varianten doorgaans geblokt rechtop staan. Als voorstelling van de kosmische kringloop verbeeldt de swastika de duurzaamheid, de eeuwigheid zelfs, dus moet hij stabiel staan. Een swastika die op één voet staat te wankelen, is beter geschikt als zinnebeeld van een bewind dat het niet lang volgehouden heeft.

Labels: , , , ,

Read more...

16 april 2011

Van een “révolution des caleçons” tot een “cordon de velours”

“Hij kan het niet”,- aldus Louis Tobback, refererend naar voorzitter Bart De Wever, want “de N-VA wil niet”. Het is vreemd dat deze uitspraken voorpaginanieuws worden, want hier stampt Tobback toch wel een grote open deur in. Ook ondergetekende heeft het op deze webstek al maanden geleden geponeerd: : de N-VA is een gespleten partij waarvan de radicale aanhang (deels uit het VB gemigreerd) druk blijft zetten op de onderhandelaars. De basis is radicaler dan de top: vervelend voor een partij die gesommeerd wordt om “haar verantwoordelijkheid te nemen”. Dat er een gematigde “Zuidflank” zou zijn, aangevoerd door de nieuwe flamingant Siegfried Bracke, is een verzonnen spin-verhaal van de partij zelf, om haar verdeeldheid te camoufleren. De N-VA moet daarom een soort interne compromissenpolitiek bedrijven, die ze extern beweert af te zweren. Anderzijds is het natuurlijk politiek veelzeggend dat een oude krokodil als Louis Tobback uitgerekend vandaag de beleefdheidsvormen achterwege laat jegens De Wever en C°. Het is zonder meer het startsein van een publieke diffamatiecampagne die onvermijdelijk moet eindigen in een totale politieke diskwalificatie van de N-VA. De impliciete redenering is dan dat men “het signaal van de kiezer begrepen heeft”. Als signaalgever had de partij een betekenis, maar nu is het aan de andere, “ernstige” partijen om de boodschap te recupereren, in het belang van het land, zijn economie, enz. Deze klokkenluiderslogica is tegelijk een eerbetoon en een dumpingsproces. De weinig diplomatieke taal van Tobback is dan ook vooral trendsettend bedoeld, als een caesuur in de publieke opinievorming: het is mooi geweest, maar nu moeten we dringend back to business, voor de slinkende kredietwaardigheid van de Belgische staat ons veel geld gaat kosten. De geruisloze overgang van een regering-in-lopende-zaken naar een echt zakenkabinet loopt daarmee perfect synchroon. Ik zou daarom durven spreken van een cordon de velours dat in de maak is,- een fluwelen cordon dat de N-VA zachtjes de geschiedenis indrijft, hét biotoop van Bart De Wever, waar hij dan zichzelf kan bestuderen. De hybride persoonlijkheid van Bart De Wever (intellectueel briljant maar sociaal gehandicapt) kan nu helemaal uitgespeeld worden als een stigma dat de N-VA in haar geheel treft: een partij met een sterke boodschap maar een duistere verborgen agenda, die zelfs voor de leden niet helder is, getuige daarvan de recente warrige communicatie. De a-typische De Wever hoort in de politiek eigenlijk niet thuis, zo zal het volgende statement luiden. Men wil hem terugloodsen naar een splendid isolation van denker, academicus, historicus.
Ik zou daarom durven spreken van een cordon de velours dat in de maak is,- een fluwelen cordon dat de N-VA zachtjes de geschiedenis indrijft, hét biotoop van Bart De Wever, waar hij dan zichzelf kan bestuderen.
Het is ondertussen opvallend dat de politieke commentatoren de partij nog enig respijt gunnen: ze kennen hun geschiedenis niet. Starend naar piekende peilingen, zien ze niet dat het eigenlijk al afgelopen is en dat het Stalingrad (om De Wevers eigen beeldspraak i.v.m. het Vlaams Belang te gebruiken) voor de deur staat. Persoonlijk zou ik eerder van een Waterloo spreken, want er zal zeker ooit nog een monument verrijzen voor de grootste generaal en de slechtste strateeg die de Vlaamse beweging ooit heeft gekend. Zo bijvoorbeeld Bart Maddens, net niet gebombardeerd tot partij-ideoloog, in “De scalp van Bart De Wever” (DM/15/4): “De grote volksopstand tegen Bart De Wever heeft zich nog niet gematerialiseerd. De 'spontane' Belgicistische manifestaties zijn een uiterst marginaal fenomeen. De waarheid is dat de pret nog steeds niet op kan bij veel Vlamingen: eindelijk is er een politiek zwaargewicht die ook eens 'nee' durft te zeggen tegen de Franstaligen.” Dat klopt, maar de tijd speelt in het voordeel van francofoon België. Voor hen hoeft er niets, ze wachten gewoon tot het liedje uit is. En er zal ook geen “volksopstand” komen, wel een uitputting, een slijtage van het oorspronkelijke elan, ten voordele van een discours van de nieuwe zakelijkheid. Zoals een verliefde huisvader na een romantische escapade toch terug naar moeder-de-vrouw sloft. Ook Bart Brinkman gunt De Wever nog enig uitstel (DS van 15/4) , en wijst er fijntjes op dat de partij van Tobback nog niet de helft haalt in de peilingen t.o.v. van de N-VA. Ook dat is waar, maar het is een democratisch-mathematisch argument dat in België sowieso geen hout snijdt. België is een façade-democratie waar een meerderheid geen macht heeft, en waar minderheden zich gedragen als essentialia, pure kwaliteiten waarop de rekenkunde geen vat heeft. De SP-A leeft al jaren boven zijn stand en maakt ook het mooie weer op bijvoorbeeld de VRT, daar zijn legendarisch geworden verhalen over in omloop. Het Vlaams Belang anderzijds behaalde in 2004 een kwart van de Vlaamse stemmen maar werd politiek zorgvuldig buitenspel gehouden dankzij een nooit gezien demoniseringscampagne. Getallen tellen bij ons niet, ze vormen maar de dekmantel van een systeem dat op zeer stabiele machtsverhoudingen berust, dankzij het fameuze compromis belge. De laatste der sansculotten Zo zal de N-VA het ultieme etiket krijgen dat ze steeds weer tracht te ontlopen maar tegelijk uitlokt: dat van de politieke irrelevantie. De kern van de zaak is, dat een partij die zich tegen het Belgische systeem keert, in de Wetstraat niets te zoeken heeft. De these dat men de instellingen van binnenuit zal hervormen is een dwaling (ook niet van buitenuit trouwens), omdat elke niet-traditionele, “staatsdragende” partij vroeg of laat wordt afgestoten. Dat zit in de genen van het Belgisch bestel, en daar valt niets aan te veranderen. De Wever wilde/kon niet plooien en zal nu de woestijn ingestuurd worden zoals de aloude zondebok der Israëlieten. Historici moeten hier toch een déjà-vu gevoel krijgen. Denken we maar aan de Meetingpartij, in Antwerpen ontstaan en groot geworden tussen 1862 en 1872. Deze flamingante en anti-Belgische protestpartij was op een zeker ogenblik echt bedreigend voor het regime, maar de traditionele trias van liberalen, socialisten en katholieken slaagde erin, het hoofd koel te houden en wachtte gewoon tot de storm overwaaide. Uiteindelijk ging de Meetingpartij op in de katholieke partij, ook dat is een interessant historisch precedent... Ik hoop dat de snuggere strategen van de N-VA toch beseffen dat de isoleringsstrategie van meetaf aan de bedoeling was, en dat het kwestie was voor de verliezers om tijd te winnen en te wachten tot de publieke opinie rijp was voor een diskwalificatie. Het fluwelen cordon verwijst het aloude cordon sanitaire rond het Vlaams Blok/Belang meteen naar de geschiedenis. Het voelt fluwelig aan, het baadt in een flou artistique, omdat men lessen heeft getrokken uit de manier hoe het Vlaams Belang een harde schutskring beantwoordde met nog hardere oppositietaal die aansloeg. Ook dat eerste cordon was een complot-strategie van verliezers (na de gemeenteraadsverkiezingen van 1988), die, door een manipulatie van het democratisch systeem en een isolering van de winnaar, hun nederlaag in een overwinning konden omzetten. De reden waarom De Wever en de zijnen aanvankelijk zoveel krediet en media-aandacht kregen, was overigens een uitloper van die cordonstrategie. Tot men besefte dat men van de regen in de drop was gelopen.
Neem de Vlaming zijn onderbroek af, en de echte Vlaamse vlag, wit met een streepje bruin, is gevallen. Het cordon-de-velours sluit zich perfect en geruisloos, met een caleçon als ultieme stoplap. Lachen geblazen rond de Calimero-partij die nu ook letterlijk met de broek op de enkels staat.
De positie van de N-VA wordt dus stilaan ridicuul: 9 maanden na een klinkende verkiezingsoverwinning aan de kant geschoven worden wegens vervelend, impertinent en contournable. Van zodra de media dit oordeel overnemen, is het afgelopen. En de media zeggen wat het publiek wil horen, zo betoogden we al in het boek “Media en journalistiek in Vlaanderen”. De ironie van de zaak is nu, dat een pleitbezorger van bovenstaand motto de N-VA zelf in de vernieling aan het rijden is. Toen ex-VRT-journalist Siegfried Bracke zich publiek bekloeg over de controles die de stad Gent uitvoerde aangaande zijn reële woonstatus, en onbedacht het woord “onderbroek” aan deze affaire ophing, wist ik dat dit zich tegen hem zou keren. Ten eerste omdat de complottheorie zo onwaarachtig klinkt, en ten tweede omdat kiezers sowieso niet houden van tactisch-verhuizende migranten-politici zoals Bracke. En ten derde, het meest hilarische van al: dit gaat om onderbroeken. Neem de Vlaming zijn onderbroek af, en de echte Vlaamse vlag, wit met een streepje bruin, is gevallen. Het cordon de velours sluit zich perfect en geruisloos, met een caleçon als ultieme stoplap. Lachen geblazen rond de Calimero-partij die nu ook letterlijk met de broek op de enkels staat. Bracke zal waarschijnlijk gedacht hebben dat het stalkingverhaal weer een enorme vloedgolf van sympathie en Vlaamse underdoggevoelens ging opleveren: van de frietrevolutie naar de onderbroekenopstand (la révolution des caleçons,- ik vertaal alvast voor onze vrienden van Le Soir). Maar die tijd lijkt voorbij: de (z)onderbroek of sans-culotte, zoals de pauper werd genoemd die dienst nam in het leger van Napoleon, staat eenzaam, belachelijk en wapenloos het einde van de veldslag af te wachten. Hij wordt niet eens afgemaakt, de vernedering is zo al erg genoeg. Benieuwd wat een man-van-eer-en-principes zoals Bart De Wever denkt over de lapzwanzerij van zijn luitenant op de zuidflank. Met Siegfried Bracke sneuvelt elke waardigheid en elk intrinsiek kwaliteitsbesef. Hij deed het al eens met de VRT, die meer kijkergericht moest produceren, hij doet het nu met de N-VA. Dat is veel erger dan populisme, het zogenaamde bespelen van het Volksempfinden. Het is zich grandioos verkijken op hoofdzaken en nevenzaken, een totale afwezigheid van goede smaak en een versoaping die onvermijdelijk eindigt in een ondergoeddiscussie. Met de slag is de N-VA een ideologieloze partij geworden. Bart De Wever heeft er nog een conservatieve formatie van het rechtse fatsoen willen van maken, met de onvermijdelijke Theodore Dalrymple als boegbeeld,- maar nu dreigt de totale ideologische implosie, bewerkstelligd door de man die de eer van zijn partij verbond aan de mottenballengeur van zijn kleerkast. En zo zijn Tobback en Bracke objectieve bondgenoten. Ooit zal de analyse wel gemaakt worden wat de precieze drijfveer van ex-SP.A-er Siegfried Bracke was om zich bij de N-VA aan te sluiten. De herboren CD&V kan nu de conservatieve kleinburgerij terug inpikken, de open-VLD (en wie weet LDD) de middenstanders, en het Vlaams Belang de radicale flaminganten. Het Belgische lijk zal terug uit zijn graf kruipen, zoals het dat al zo dikwijls deed, en de Vlaming trekt zijn vuile onderbroek terug aan. Binnen luttele maanden verwacht niemand nog wat van de N-VA, tenzij gespierde taal op het Vlaams Nationaal Zangfeest. De demon is dan terug in zijn eigen niche gekropen en verzandt tot het zoveelste epifenomeen van de Vlaamse beweging. We kunnen dan weer met een schone lei beginnen –nu ja, schoon….-, en de Vlaamse republiek uitdenken buiten het giftige Wetstraat-format, maar ook buiten de vale romantiek van de Vlaamse beweging. Moge het ook voor de N-VA een les zijn dat het Belgische cordon-denken veel soepeler en veelzijdiger is dan ze zelf voor mogelijk houdt. Johan Sanctorum
Read more...

11 april 2011

De loopgraven van Robaais (Hoegin)

Kersvers N-VA-lid Vic van Aelst was verleden week kop van jut bij Noord-Belgisch links na zijn uitspraak dat Frans als tweede taal beter afgeschaft kon worden in het Vlaams onderwijs. De man heeft tegelijkertijd een punt én ongelijk, maar de krampachtige manier waarop De Morgen met zijn uitspraak de draak wou steken toont aan dat niet alleen de Franstaligen in Brussel zich thuis voelen in de loopgraven.

Laten we beginnen met de puntjes even op de i te zetten: Vic van Aelst heeft wel degelijk ongelijk wanneer hij ervoor pleit het Frans als tweede taal af te schaffen in het Vlaamse onderwijs. Hij heeft echter geen ongelijk omwille van de negentiende-eeuwse maar bij Noord-Belgisch links nog steeds springlevende houding dat een Vlaming in België nu eenmaal «zijn Frans» moet kennen. Met dit subtiele verschil misschien dat zij vinden dat Vlamingen vandaag Frans moeten leren om hun geschiedenis beter te begrijpen, en natuurlijk ook begrip te hebben voor de Franstalige houding. Het druipt er echter af dat de stelling dat ook de Franstaligen omwille van precies dezelfde redenen misschien eindelijk toch ook eens een mondje Nederlands zouden mogen leren theoretisch wel klopt, maar dat het in de praktijk natuurlijk niet echt hoeft. Wat Vic van Aelst zei was dan ook raak, trouwens ook op het punt dat een goed begrip van het Engels voor de gemiddelde Vlaming hoe dan ook veel belangrijker is dan een goed begrip van het Frans. Maar in belgicistische kringen heeft men het nu eenmaal niet graag dat de waarheid eens gezegd wordt, en dan zeker niet als die waarheid dan nog eens verkondigd wordt door een Vlaams-nationalist.

Tegelijkertijd wil ik daar toch ook aan toevoegen dat Vic van Aelst ook ongelijk had. Naast de vele kwakkelredenen die de Belgische partij naar boven haalde bestaat er immers ook één goede reden waarom men het Frans als tweede taal in het Vlaamse onderwijs dient te behouden. Voor een Nederlandstalige vergt het nu eenmaal veel minder tijd en energie om een basiskennis van het Engels te verwerven dan van het Frans. Bovendien worden alleen die bevolkingsgroepen die in hun huiskamer enkel naar Turkse of Arabische satellietkanalen zitten te turen niet elke dag urenlang bestookt met gesproken Engels. Zelfs wie op school helemaal geen Engels zou krijgen zou zich daarom alleen al op zijn achttiende waarschijnlijk toch nog behoorlijk verstaanbaar kunnen maken in de taal van Shakespeare. Het zegt echter veel over de ideologische verblinding van de meute journalisten en perscommentatoren die zich op Vic van Aelst stortten dat voor zover ik weet niemand van hen erin slaagde dit argument nog maar in een bijzin even aan te halen.

Het is waarschijnlijk dan ook omwille van hun gebrek aan goede argumenten voor het behoud van het Frans als tweede taal dat Vic van Aelst zo brutaal door de mangel gehaald werd – moest worden. Meer zelfs, wanneer het stuk onbenul dat moet doorgaan voor minister van Onderwijs in Vlaanderen alweer eens bevalt van een ideetje om het Vlaams hoger onderwijs toch nog wat meer te kunnen verengelsen, schiet datzelfde Noord-Belgische links onmiddellijk in een verkrampt applaus voor zoveel getoonde moed, ook al is het duidelijk dat zoiets ronduit desastreuze gevolgen zou hebben voor, ik zeg maar wat, de toegankelijkheid tot datzelfde hoger onderwijs. Om over de zogeheten democratisering ervan nog maar te zwijgen. In dat opzicht is het voorstel van Vic van Aelst al een stuk realistischer én intelligenter, maar nu de man definitief de foutieve partijkaart op zak heeft is enige intellectuele eerlijkheid niet meer nodig, en kan er dus rustig op de man gespeeld worden.

De krant De Morgen deed dat natuurlijk met veel overtuiging, en slaagde er vooral in zichzelf dit week-end hopeloos belachelijk te maken met haar Facebook van de Wetstraat. Eén zaak is dat de krant de man psychiatrisch gestoord verklaarde – wie deed dat nog, de tegenstander psychiatrisch gestoord verklaren? – maar nog straffer is hoe de krant Robaais (Roubaix) omdoopte tot Robeke (Robecq). Kan men zijn onkunde nog beter etaleren?

Want het is inderdaad straf dat men blijkbaar wel met een Nederlandse naam naar de Franse hoofdstad mag verwijzen, maar niet naar een van oorsprong Vlaamse stad. Het zou nochtans de normaalste zaak van de wereld moeten zijn. Maar alles heeft zijn redenen, en de voorkeur van kranten als De Morgen voor Roubaix in plaats van Robaais (of Robeke als men echt niet beter weet) dus ook.

Alle Nederlandse plaatsnamen in Frans-Vlaanderen, en dus ook Robaais, zijn er immers het levende bewijs van dat de Vlamingen helemaal geen agressieve taalimperialisten zijn die erop uit zijn zoveel mogelijk territorium in te palmen, en er om de zoveel jaar telkens weer voor pleiten de grens toch nog een klein beetje te mogen verleggen. Als er dus in het grensgebied tussen het Nederlandse en het Franse taalgebied ergens sprake zou zijn van een soort van culturele genocide, dan zeker niet in de Vlaamse Rand rond Brussel, zoals de Franstaligen soms wel eens proberen te beweren.

Het beeld van de loopgraven, zoals Philippe Moureaux dat onlangs schetste, is in dat verband trouwens zo gek nog niet. De volgehouden weigering van de N-VA en in haar kielzog de CD&V – voorlopig toch nog – om zich te onderwerpen aan de Franstalige eisen, heeft de Franstaligen inderdaad in de loopgraven gedwongen. Maar niet in de loopgraven waar de Belgische, Franse of Britse soldaten zich in 1914–18 bevonden, maar wel de Duitse. Het zijn immers de Vlamingen niet die de uitbreiding van het Vlaams Gewest met een paar Brusselse of Waalse gemeenten eisen. Het zijn ook de Vlamingen niet die vinden dat het hun mensenrecht is dat zij stemmen kunnen ronselen in het arrondissement Nijvel voor de federale en de Europese verkiezingen, en dat zij anders gecompenseerd dienen te worden met een corridor naar het hellend vlak van Ronquières.

Er gaat dus wel degelijk een lijn van Vic van Aelst naar Robaais naar de loopgraven van Philippe Moureaux. De Morgen, de krant die naar het schijnt durft, waagt het echter niet daar op een serieuze manier over te berichten, of haar lezers daarover interessante beschouwingen voor te schotelen. (Niet dat het bij De Standaard zoveel beter is.) Dan verklaart men liever Vic van Aelst van lotje getikt, en speelt men een gemakkelijk en lekker zelfbevredigend rondje ad hominem. En dat is misschien nog het meest tragische aspect aan de hele zaak: aan de andere kant van Philippe Moureaux' IJzer zitten er immers ook Vlamingen in de loopgraven. Zij worden echter niet alleen bestookt vanuit de Franstalige loopgraven, maar vaak nog meer in de rug, door landgenoten die er zich op beroemen van de communautaire vraagstukken absoluut geen kaas gegeten te hebben, en die net daarom van zichzelf vinden dat zij een moreel hoger standpunt innemen.

Labels: , , ,

Read more...

7 april 2011

Hysterie om een lijk

Naar aanleiding van de uitspraken van Vic Van Aelst omtrent de positie van het Frans als onderwijstaal in Vlaanderen, hebben we de voorbije dagen weer staaltjes van Belgicistische hysterie gezien. Van Aelst werd afgeschilderd als een halve cultuurbarbaar, terwijl een eenvoudige toepassing van de regels van de reciprociteit op zich al genoeg is om hem in zijn claim te volgen: Franstaligen vertikken het zelf om Nederlands "met goesting" te leren, waarom zouden wij het dan doen, nog los van het argument dat de rol van het Frans in de wereld stukken kleiner is dan het Engels?

De reden van die hysterie is natuurlijk dat het blijven leren van Frans in Vlaanderen een belangrijk symbool is voor zij die nog geloven in een "Belgisch" gevoel. Vlamingen die geen Frans meer willen leren, dat moet wel het einde zijn van het Belgisch verhaal. Belgicistisch-links staat al klaar met de "zie je wel"-vinger: "Vlaanderen plooit zich terug op zichzelf". Geeuw. Wat is dat dan, zichzelf? En waar waren we dan vroeger wel toe "uitgeplooid"? Een paar korte gedachten over identiteit en waarden.

Vooreerst dit: identiteit is niet digitaal, maar contextueel. Niemand is 100 % Vlaming en enkel Vlaming, net zoals niemand 100 % Europees, en enkel Europees is: als ik kijk naar Wallonië, dan voel ik me Vlaming. Als ik kijk naar de revoluties in het Midden-Oosten, dan voel ik me Europeaan. Als ik kijk naar Antwerpenaars, dan voel ik me West-Vlaming. En mocht er leven op Mars zijn, dan zou ik me “Aardbewoner” voelen.

Identiteit is dus contextueel. Men is wat men is, maar in relatie tot anderen worden bepaalde aspecten belangrijker, zonder dat al die andere aspecten daarom verdwijnen. In een politieke context wordt onze identiteit gedefinieerd door diegene waarmee we een machtsrelatie hebben. De pion op het schaakbord krijgt pas betekenis in relatie tot de koning: de identiteit van beiden wordt vrijwel exclusief gedefinieerd door hun hiërarchie. Een mens is natuurlijk meer. Het schaakspel is dan ook slechts de abstractie van één identiteit: de politieke.

Maar het is wel dat aspect van onze identiteit dat alle andere aspecten mogelijk maakt. Zij die dus claimen dat het Vlaams-nationalisme de identiteit van mensen probeert te verengen tot hun politieke identiteit, miskennen het evidente feit dat de niet-politieke aspecten van de identiteit pas ruimte kunnen krijgen als de politieke identiteit geconsolideerd is. Want hoe vrij zijn al die andere identiteitsaspecten als je weet dat het instituut België op haast totalitaire wijze in elk aspect van het private leven tussenkomt?

De claim dat we “zoveel meer zijn dan enkel maar Vlaming” is dan ook pathetisch: men kan niet veel meer zijn, zolang we niet volgens onze eigen inzichten de polis mogen inrichten. Depolitisering is net het doel van gemeenschapsvorming: door het delen van waarden de machtsuitoefening over elkaar minimaliseren. Waarom zou ik immers nog macht willen uitoefenen op iemand die uit vrije wil mijn waarden al deelt? Een natie is een morele unie.

De Vlaamse identiteit zal dus pas gedepolitiseerd worden als het Belgisch waardenconflict opgelost is. Want daar gaat het over: waarden. Terwijl in metafysische termen we niet kiezen wie we zijn (lichaamsbouw, intelligentie), kunnen we in politieke termen wel kiezen hoe we willen samenleven. En daarover bestaat in België niet de minste politieke overeenstemming. In dit conflict wordt dus het politiek aspect van onze identiteit op de proef gesteld: wat zijn onze waarden? En hoe gaan we onze individuele voorkeuren harmoniseren met elkaar? Kortom: hoe gaan we samenleven? Zonder waarden geen politiek. En zonder politiek geen polis.

“Het” Belgisch probleem is dan ook pas in de laatste plaats een cultureel probleem. Het is een moreel probleem: “de” Belgische waarden bestaan niet meer. Er is niets meer om het samenleven aan op te hangen. Er is enkel de totale leegte, het morele vacuüm. Dat vacuüm is ontstaan met de democratisering van het land. Zolang het cijnskiesrecht in tact was, en dus enkel de “haute bourgeoisie” kon gaan stemmen, waren er geen politiek-identitaire problemen. Vanaf de invoering van het AMS echter, begonnen politieke identiteiten die tot dan toe niet aan bod kwamen opgeld te maken. Deelden de Vlamingen de premisse wel dat een individu beschaafd moest worden in de Franse cultuur? Wat vroeger een evidentie was, was dat voortaan niet meer.

In psychologische termen verkeert de Belgische politieke identiteit sindsdien in een permanente neurose. De ogenschijnlijk vibrerende Belgitude is slechts een manische uiting daarvan. De vele Belgicistische artiesten die luid schreeuwen dat ze Belg zijn, kunnen niet eens definiëren wat dat is, Belg zijn. Dat vinden ze trouwens geen probleem: ze claimen geen waarden te hebben. Maar toch zouden toch nog genoeg morele houvast vinden om het Vlaams-nationalisme te veroordelen? Laat me niet lachen: morele verontwaardiging is de traditionele klederdracht van zij die hun intellectuele naaktheid moeten verbergen.

De neuros heeft nu lang genoeg geduurd. We zijn op een punt aangekomen waarop we een keuze moeten maken tussen die leegte en de eros: de wil om zelfstandig en in kracht te leven. Kiezen wij voor het Belgische moreel vacuüm en de bijhorende machtsstrijd over de invulling daarvan? Of kiezen we voor een nieuwe waardengemeenschap, waarin het politieke aspect van onze identiteit terug tot haar normale proporties kan teruggebracht worden?

Want het klopt: deze politieke strijd verengt onze identiteit enorm, en dat is echt afstompend. Wie is de vele nietszeggende krantenartikels over de politieke situatie nu nog nìet beu? Maar we moeten erdoor, willen we die andere aspecten ook beleven. Ook ik ben het meer dan beu om mijn identiteit constant in politieke termen te moeten definiëren, maar ik kan niet anders: België frustreert mijn waardenpatroon dagelijks. Terwijl er heel wat Walen zijn waar ik mij op individuele basis mee zou kunnen identificeren (trappistenliefhebbers, niet-rokers, filosofie-minded people) is mijn politieke relatie met hen anders, in die zin dat zij deel uitmaken van een gemeenschap die tegen de waarden van mijn gemeenschap ingaan.

Het is natuurlijk wat kort door de bocht om zomaar te spreken van “de” Vlaamse waarden. De waarheid is dat zo’n waardenonderzoek nog nooit heeft plaats gevonden. We hebben onze eigen poppetjes in het Vlaams Parlement, maar au fond is er nooit een morele breuk geweest met het Belgisch moreel kader. Met veel poeha werd het Vlaams Parlement in 1996 geopend, en de glazen koepel die boven het halfrond geconstrueerd werd stond symbool voor “openheid”. Maar openheid naar wat? Onder de Vlaamse koepel heerst dezelfde Belgische neurose: wat is onze politieke identiteit?

Waarom willen wij een ander politiek systeem? Hebben wij bij de regionalisering eigenlijk ooit onze eigen politieke premissen geëxpliciteerd? Of importeerden wij stilaan gewoon de Belgische ziektes? Ik vermoed het laatste: de “V” van Vlaanderen staat in mijn ogen voorlopig nog niet voor meer vrijheid. Ik zie enkel de “V” van Vlarem. Wat we zelf doen, hebben we dus vooralsnog niet fundamenteel anders gedaan.

Zowel de Vlaamsgezinde als Belgicistische intellectuelen staan dus voor een gelijkaardige opdracht. Wie zich Belg “voelt” moet mij eens uitleggen wat dat is, dat Belgisch gevoel. Cultureel kan ik me daar wel iets bij voorstellen: frieten en chocolade. Maar daarmee bouw je nog geen samenleving op. Hetzelfde geldt ook voor wie zich Vlaming “voelt”. Spreek me niet van volkssporten en braderieën: vinken zetten is inderdaad rustgevend, en ja, ik sjoelbak graag. Maar wat zijn nu de waarden waarop we republiek zullen bouwen? Vertel me daar liever eens wat over. België in het klein? Dank u, maar nee bedankt. Ik strijd voor een nieuw land, niet voor oude wijn in nieuwe zakken.

Vlaanderen krijgt nog even respijt voor het niet invullen van deze waarden, want alles is beter dan de sovjetmonarchie waarin ik samen met honderdduizenden andere Vlamingen dagelijks belogen, bedrogen, uitgebuit, beledigd en geculpabiliseerd word omwille van mijn onwil om toe te geven aan de perverse socialistische leugen dat solidariteit een morele plicht, en geen morele optie is.

Maar vroeg of laat moet er een antwoord komen op de vraag wat wij dan in de Republiek fundamenteel anders willen gaan doen. Zoniet, dan zal de sluimerende Belgische neurose ook het Vlaams parlement in zijn greep krijgen, en eindigt alles in dezelfde identitaire en morele beerput als degene waar we net uit willen kruipen. Er bestaan universele politieke waarden: Locke en Jefferson hebben er al een glimp van opgevangen. Het wordt tijd dat Vlaanderen zijn eigen Founding Fathers naar voren schuift om dat werk verder te zetten.

Ondertussen kan ik enkel maar vaststellen dat de reacties op de uitspraken van Vic Van Aelst buiten alle proportie zijn. Men is geschrokken van het lijk in de kamer, maar het lag al die tijd al te rotten op het tapijt. Men kon de lijkgeur tot nog toe negeren door zich vast te klampen aan symbolen zoals het Frans als tweede taal op school, maar Vic Van Aelst haalde de neusknijper weg. Vandaar de hysterie.

Proficiat aan Vic Van Aelst om de dingen te zeggen zoals ze zijn: de Belgische identiteit in politieke termen is al jaren dood. Ze moet enkel nog begraven worden. Ik verlang naar de dag waarop ik vrij zal kunnen ademen, en de geur van het rottend politiek kadaver niet meer dagelijks in mijn neus zal moeten verdragen.

Brecht Arnaert
Read more...

6 april 2011

Leidt rechts de dans?

In zijn jongste boek, Links van de kerk. De linkerzijde en de multiculturele samenleving, stelt antropoloog prof. Jan Blommaert dat er geen “linkse kerk” bestaat, alleen een kakofonie van linkse kapelletjes, en dat die de jongste twintig jaar zeker het openbare debat niet gedomineerd heeft. Volgens hem is de beeldvorming over een linkse suprematie een karikatuur. In werkelijkheid zou links alleen veel “lawaai” gemaakt hebben zonder veel greep op het beleid. Triomfantelijk meent hij bewezen te hebben dat “rechts de dans leidt”.





Het had geholpen als Blommaert een vaste definitie voor “links” en “rechts” aangehouden had. Hij past de termen vooral toe op stellingen in het migratie- en integratiedebat, waar een heel ander verhaal geldt dan op twee andere domeinen met links/rechts-tegenstelling. Op levensbeschouwelijk en ethisch gebied, waar links in België voor vrijzinnig stond, is van rechts weinig overgebleven; daar zegeviert links over de hele lijn, met alleen nog de islam als ernstige uitdager. Inzake economisch beleid heeft links na de instorting van het Sovjetmodel feitelijk het bankroet van het socialisme toegegeven. Daar leidt rechts enigermate de dans omdat links knock-out geslagen is, niet door rechts maar alleen door de harde feiten.

(Hoewel, zelfs op dat front heeft de linkse kerk niet ontwapend. Beschouw bijvoorbeeld de beslissende schadelijke rol van een links beleid in de huidige economische crisis. Onder Bill Clinton werd de markt van de vastgoedleningen scheefgetrokken door raciale quota om ook niet-solvabele zwarten en latino’s aan huiseigendom te helpen. De onvermijdelijke faling van de betrokken kredietverstrekkers heeft de schuldensneeuwbal aan het rollen gebracht. De schade die dit linkse beleid aangericht heeft, is in ons land strikt buiten beeld gehouden dankzij de filters die de linkerzijde nog steeds op de nieuwsstroom uit de VS plaatst, met een karikaturaal vijandbeeld van de Amerikaanse rechterzijde.)

De jonge Guy Verhofstadt kon op economisch vlak rechts genoemd worden, en op die associatie baseert Blommaert zich om Verhofstadts inderdaad schandalige schending van de scheiding der machten, met zijn aankondiging van een vervolging van Dyab Abou Jahjah, als een machtsmisbruik door “rechts” af te schilderen. Inzake migratie heeft Verhofstadt, die in zijn Burgermanifesten de islam nog bekritiseerd had, echter juist een extreemlinks beleid van open grenzen gevoerd; ook nu blijft hij elke migratiekritische en islamkritische uitspraak in de felste termen verketteren. Zijn aanval op Abou Jahjah kwam juist voort uit de linkse zorg om het migratiedebat blijvend in onwetendheid en leugens onder te dompelen. Abou Jahjahs ongezouten taal dreigde immers (net als recenter de video’s van Sharia4Belgium) de slapende burger wakker te maken voor het islamprobleem.

Je weet dat je de macht hebt als je je vijanden naar jouw pijpen kan doen dansen. De linkse opiniedruk was zo sterk dat de zogenaamd rechtse Verhofstadt, ondanks verkiezingsbeloften voor een strenger migratiebeleid, zowel de snel-Belg-wet als het migrantenstemrecht goedkeurde. De klassieke partijen, die zelf ooit een immigratiestop hadden afgekondigd, werkten mee aan herhaalde massaregularisaties en aan de criminalisering (via racismewet en schutkring) van het pleidooi voor een nieuwe en daadwerkelijke immigratiestop. Op volks niveau gingen talloze gewone mensen hun vertrouwde buren bij wie ze een band met het VB vermoedden, mijden en zwartmaken. De intermenselijke ravage van de schutkring die Jos Geysels c.s. valselijk rechtvaardigt als een louter politieke afspraak tot niet-samenwerking met het VB, is enorm geweest.

Je zou daarop kunnen tegenwerpen dat hetzelfde in de jaren ’50 met communisten gebeurd is. Daar is iets van aan, maar toen was rechts in het dorpse Vlaanderen ook dominant, en dat illustreert juist dat je zo’n haatpsychose tegen je vijanden maar op gang krijgt vanuit een dominante positie. De penetratie van de anti-rechtse schutkring tot in de gewone bevolking, waarvan elke echte of vermeende rechtse in Vlaanderen een aantal persoonlijke ervaringen kan opnoemen, bewijst de linkse dominantie in de voorbije twintig jaar. Blommaert zegt dat “rechts naar extreemrechts opschoof”, maar bij VB zien we juist het omgekeerde: eind jaren 90 verzaakte de partij het terugkeerbeleid ten voordele van een integratiebeleid, met “aanpassen” als alternatief voor “opkrassen”. Toen pas werd Blommaerts extremistische stelling dat VB en CGKR nauwelijks van elkaar verschillen (omdat beide integratie zeggen na te streven in plaats van balkanisering), een soort waarheid.

De duidelijkste uiting van overwicht is via de wetgeving en het regeringsbeleid. Door de regularisaties, de niet-uitvoering van uitwijzingen en de snel-Belg-wet benadert dit land het linkse ideaal van open grenzen. Inzake migratiebeleid kennen sommige landen een “verrechtsing”, maar België zeker niet. Op het raakvlak van wetgeving en meningenstrijd zien we dat links erin geslaagd is in meerdere wetten rechtse standpunten strafrechtelijk te criminaliseren. Het omgekeerde geldt volstrekt niet en is door rechts in West-Europa ook niet nagestreefd. De EU heeft zopas nog de door Oost-Europese landen gewenste gelijkheid van bestraffing van de ontkenning van historische misdaden van links en rechts geblokkeerd. Europese instanties proberen de zogenaamde islamofobie strafbaar te stellen. Onder de anti-rechtse beleidsdaden noemen we nog de schepping van het CGKR om rechtse daden en meningen te vervolgen, en uitzonderingswetten zoals de uitsluiting uit juryprocessen van strafzaken met racismecomponent. Op het vlak van migratiebeleid is het overwicht van links totaal.

Maar wat Blommaert tot woede drijft, is dat die linkerzijde zelf naar rechts opschuift, niet onder druk van een onbestaande rechtse overmacht, maar louter onder druk van de feiten. De socialistische directrice van het Antwerpse atheneum had geen druk van rechts nodig om zelf van anti naar pro hoofddoekverbod te evolueren. Overigens is dat verbod in de islamwereld zelf een bij uitstek links beleid, maar de benepen Vlaamse linkerzijde weigert resoluut om het islamprobleem in globaal verband of door de ogen van de progressieven in de moslimwereld te zien.

Beschouw tenslotte het “debat” in enge zin. Als intellectueel is Blommaert vooral gevoelig voor een kennelijke nederlaag van links in het polemische strijdperk. Daar heeft links wel degelijk nog steeds de belangrijkste instellingen en kanalen in handen, getuige het succesvol doodzwijgen van het baanbrekende islamboek van Wim en Sam Van Rooy in de Vlaamse media (anders dan in de Nederlandse). Vergelijk ook Blommaerts eigen succesvolle academische loopbaan, ondanks zijn extreemlinkse pleidooien voor een beleid van balkanisering van onze samenleving, met de hondse behandeling die de Leuvense prof. Luc Lamine ten deel viel toen die tot het VB toetrad. Een ander symptoom van linkse dominantie is dat rechtse polemisten om zichzelf te dedouaneren graag uitpakken met “onverdachte” linkse getuigenissen, bv. nationalistische uitspraken door tenoren van oud-links, zoals de Franse links-republikeinse politicus Jean-Pierre Chevènement, of van de antikoloniale strijd. Als rechts dominant geweest was, zou je links zich zien verschuilen achter geschikte citaten van rechtse figuren, quod non.

Wel zijn de media, die een evenwichtsoefening doen tussen ideologische voorkeuren en commerciële belangen, recent ruimte gaan geven aan rechtse standpunten, liefs wel uit de pen van mensen met linkse geloofsbrieven zoals Benno Barnard of Luckas Vander Taelen. Filip Dewinter was van de debatforums in de kranten uitgesloten, maar de linkerzijde moest machteloos toezien hoe haar eigen Benno Barnard ging schrijven dat Dewinter het nog zo slecht niet gezien had. Dat vindt links echt onverdraaglijk: dat rechtse standpunten aan bod mogen komen op forums waarop het zelf een monopolie meent te hebben, en waar een debat tot voor kort alleen tussen varianten binnen de linkse “consensus” mocht gaan. De recente verklaringen door de drie machtigste regeringsleiders in de EU dat het multiculbeleid een totale mislukking geworden is, vallen in dezelfde categorie: hoewel door Blommaaert als “rechts” geklasseerd, hielden zij en hun respectieve voorgangers-partijgenoten zich decennialang aan de door links opgelegde zienswijze, maar de hersenverlammende betovering die daarvan uitging, is verbroken.

In ieder geval blijkt hoe weinig de strekking-Blommaert tegen de opdringerige feiten in kan brengen. Zij klinkt ongeloofwaardig in haar pogingen om de ramp die het opengrenzenbeleid in bijvoorbeeld het onderwijs aan het veroorzaken is, te ontkennen. Zij weet helemaal geen raad met de inter-linkse contradicties, zoals die tussen vrouwenemancipatie en islamvleierij. Voor elkeen die het debat gevolgd heeft, is duidelijk dat links daarin decennia lang van een institutioneel overwicht genoten heeft, en het desondanks op inhoud heeft verloren.

Labels: , ,

Read more...

3 april 2011

«Bart de Wever heeft nog niks verwezenlijkt» (Hoegin)

Was hij niet zo slim geweest om via een interview in De Standaard de N-VA eens ferm op stang te jagen, ik zou waarschijnlijk nooit gehoord hebben van Jonathan Vandenbroeck, alias Milow. Dat de uitspraak een doelbewuste provocatie was, daar kan weinig twijfel over bestaan. Maar ik durf toch te betwijfelen dat de dader er zich ten volle bewust van was hoe gevoelig de snaar wel was die hij raakte.

Op het eerste zicht lijkt het niet meer te zijn dan een stoute uitspraak, goed om wat aandacht te trekken bij de lancering van zijn nieuwe album. Bart de Wever is misschien wel een getalenteerd politicus, en als eenoog in het land van de blinden koning, maar een «goed politicus» vindt Milow hem niet. Gevolgd door de retorisch vraag, om zijn stelling nog wat te onderstrepen: «Hij heeft toch nog niets verwezenlijkt?» Een one-liner die goed in het oog springt natuurlijk, en daarom meteen ook goed om als titel boven het artikel geplaatst te worden.

Het interview leidde meteen tot een klein ruzietje op Twitter. Of misschien iets correcter: de media probeerden enkele reacties op het interview op te kloppen tot een ruzie. Veel meer dan wat extra bladvulsel leverde het uiteindelijk niet op, maar dat neemt niet weg dat er toch wel enkele interessante aspecten aan de zaak zijn.

Zo is er bijvoorbeeld de gretigheid waarmee de Vlaamse media berichtten over de reacties uit N-VA-hoek, met als niet mis te verstane boodschap hoe kleinzielig men daar wel niet is. En dat men bij de N-VA kleinzielig is, staat als een paal boven water, want er werd zelfs een Vlaams parlementslid van de sp.a gevonden – Jan Roegiers – om dat te bevestigen, en dan moet het wel waar zijn natuurlijk. De vraag is echter of diezelfde media even gretig de zure reacties uit de hoek van de sp.a aan de kaak zouden stellen als een andere zanger zich eens openlijk zou afvragen hoe sociaal de sp.a eigenlijk wel is wanneer ze zo'n dure klaploper als een prins Laurent in bescherming neemt. Of hem zelfs looft, zoals de Gentse sp.a-burgemeester Daniël Termont een paar dagen geleden in het gezelschap van de bevallige Freya van den Bossche deed. Die laatste is overigens Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden, en ook Sociale Economie, en dus bijzonder goed geplaatst om eens uit te rekenen hoeveel gemiddelde Vlaamse arbeiders dag in dag uit vroeg uit de veren moeten om voldoende belastingen op te brengen voor de dotatie van die prins.

Een ander aspect van de zaak is dat Siegfried Bracke in de grond natuurlijk gelijk heeft wanneer hij stelt dat Milow op een goedkope manier aandacht zocht. Milow bekent zich uitdrukkelijk tot de Belgische partij, en daar staat het tegenwoordig bijzonder chique om eens uit te halen naar de N-VA, een beetje als betrof het een mannelijkheidstest, maar dan eentje zonder risico's. Want inderdaad, wat heeft Milow nu precies geriskeerd met zijn uithaal naar de N-VA? In de kringen die ertoe doen voor een zangertje als hem is hij immers de held van de dag, want hij heeft de draak Siegfried eens uit zijn hol kunnen lokken en getrotseerd. Maar geen enkel festival, geen enkele concertorganisator, geen enkele zaaleigenaar die het in zijn hoofd zal halen hem omwille van zijn uitspraken te bedanken voor zijn diensten. Meer zelfs, geen enkele die het amper nog zal durven, zelfs niet om artistieke of zakelijke redenen. Sommige andere zangers, die zo naïef waren te denken dat ook zij het recht hadden hun politieke mening te mogen uiten, hebben daar heel andere ervaringen mee.

Over Siegfried Bracke gesproken, het valt op hoe hij zich opwerpt als de zwart-gele boswachter, die met zijn rood stropersverleden over de perfecte kwalificaties beschikt om iedereen die in de media een verkeerd woord over de N-VA zegt meteen van antwoord te dienen. Had hij de zaak gewoon laten passeren, men zou het een dag later niet meer over Milow gehad hebben. (Maar ook niet over Siegfried Bracke natuurlijk.) En men zou kunnen verwachten dat men op dit ogenblik aan de top van de N-VA andere katten te geselen heeft dan zangers die zich eens een beetje politiek-correct willen profileren. Siegfried Bracke zal de komende maanden nog veel werk hebben als hij de uitspraken van alle zangers in Vlaanderen wil opvolgen en controleren.

Dat laatste is misschien de indruk waar de Vlaamse krantenlezer nu mee zou kunnen zitten, maar daar hoort toch een sterke nuance bij. Of beter gezegd, de leugenachtigheid van de zelfverklaarde kwaliteitskranten in deze zaak mag ook wel eens belicht worden. Want het is niet zo dat Siegfried Bracke al vanaf de ontbijttafel zijn gal zat te spuwen over de uitspraak van Milow, maar gewoon reageerde op een tweet van Chris van den Abeele, de mediawatcher van de VRT. En die tweet haalde het merkwaardig genoeg niet in de kranten. Of correcter: was niet van die aard dat De Standaard erin geïnteresseerd was dat haar lezers die ook lazen. We geven ze daarom even integraal weer:
#destandaard voorpagina. Quote Milow 'Bart De Wever heeft nog niets verwezenlijkt'. ja, daarvoor koop ik een kwaliteitskrant. Relevant zeg
En of hij gelijk heeft. Maar het stelt de reactie van Siegfried Bracke wel in een heel ander daglicht. De lezer mag het trouwens nog eens zelf gaan controleren in het artikel van De Standaard: nergens komt men er te weten dat de tweet van Siegfried Bracke een reactie is op de vlijmscherpe en bijzonder rake mediakritiek van Chris van den Abeele. De tweet van Siegfried Bracke werd daarom zelfs onvolledig weergegeven. Ik laat het aan de lezer over om te oordelen of De Standaard zich niet eenmaal, maar zelfs tot tweemaal toe gedroeg als een Vlaamse kwaliteitskrant dan wel als een Belgisch propagandablad. Iemand met een slecht zou in ieder geval al snel kunnen denken dat dit gewoon opgezet spel was om de N-VA nogmaals in een slecht daglicht te stellen.

Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat Milow bij de N-VA een bijzonder gevoelige snaar wist te raken, waarschijnlijk zelfs veel gevoeliger dan hij zelf vermoedde. De vraag naar de verwezenlijkingen van de N-VA is immers niet zomaar een onschuldige vraag, maar voor de N-VA een existentiële. Het bestaan van de partij is immers grotendeels opgebouwd rond de stelling dat een stem voor het Vlaams Belang omwille van het cordon sanitaire een weggegooide stem is, en dat een stem voor de N-VA dus veel beter en vooral nuttiger is. De boutade van Bart de Wever dat het Vlaams Belang een veertig jaar oude maagd is, is daar trouwens de perfecte illustratie van.

Wie dus stelt dat de N-VA nog niets verwezenlijkt heeft, zegt tegelijkertijd dat de kiezer bij een volgende gelegenheid net zo goed op het Vlaams Belang zou kunnen stemmen. Het is daarom ook geen toeval dat Milow met zijn stelling niet alleen in het gezelschap van sp.a, Groen! en CD&V verkeert, maar ook… het Vlaams Belang. Het is daarom ook dat de N-VA zich zo hardnekkig blijft vastklampen aan de federale regeringsonderhandelingen. En het is daarom ook dat de N-VA liever geen nieuwe federale verkiezingen ziet, want het argument van de nuttige stem vervalt natuurlijk wanneer blijkt dat de partij op federaal vlak toch niets weet binnen te halen. Dan komt een regering–Leterme III, zonder N-VA, de partij zelfs nog beter uit, omdat ze dan in 2014 haar verkiezingscampagne tenminste kan opbouwen rond het federale verraad van de CD&V.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>