29 april 2011

Paardenstront (vpmc)

 .
J‘avais eu l’occasion de voir personnellement certaines cérémonies londoniennes, parmi lesquelles l’annuelle Trooping the Colours où l’impression la plus désagréable est donnée par les chevaux, dressés pour tout sauf pour s’abstenir de faire leurs besoins légitimes; peut-être à cause de l’émotion, ou des lois naturelles, mais la reine dans ces cérémonies avance toujours dans une mer de fumier, parce que les chevaux de la Garde ne peuvent pas s’empêcher de parsemer le parcours d’excréments. D’ailleurs, s’occuper des chevaux est une activité très aristocratique, et, pour un aristocrate anglais, le fumier de cheval fait partie des matières les plus familières.
On n’a pas pu échapper à cette loi pendant le royal wedding. Mais ceux qui ont regardé la télévision ont remarqué que ce fumier chevalin n’était ni sombre, ni brun, ni inégal, mais se présentait toujours et partout dans un ton pastel, entre le beige et le jaune, très lumineux, de façon à ne pas attirer l’attention et à s’harmoniser avec les couleurs tendres des vêtements féminins. On a ensuite lu (mais on pouvait facilement l’imaginer) que les chevaux royaux avaient été nourris pendant une semaine avec des pilules spéciales, pour que leurs excréments aient une couleur télégénique. Rien ne devait être laissé au hasard, tout était dominé par la retransmission.



Umberto Eco
La Guerre du Faux, pp.213-4
Grasset & Fasquelle, 1985
.


Ik had voordien al de gelegenheid om bepaalde Londense ceremonieën met eigen ogen te zien, waarbij het jaarlijkse Trooping the Colour, en de meest onaangename indruk geven daar de paarden, die op alles gedresseerd zijn behalve op het verzaken aan hun legitieme behoeften; misschien als gevolg van de emotie, of door wetten der natuur, maar bij deze ceremonieën schrijdt de koningin steevast door een zee van mest, omdat de paarden van de Guards het niet kunnen nalaten om het parcours met excrementen te bezaaien. Nu, zich met paarden bezighouden is een heel aristocratische activiteit, en voor een Engelse aristocraat behoort paardenmest tot de hem meest vertrouwde dingen.
Aan deze wet was ook bij de royal wedding geen ontkomen. Maar wie televisie keek, heeft opgemerkt dat deze paardenmest noch donkerkleurig, noch bruin, nog geschakeerd was, maar zich altijd en overal in pasteltinten voordeed, tussen het beige en het geel in, heel helder, op een manier die niet de aandacht zou trekken maar met de zachte kleuren van de dameskleedjes juist zou harmoniëren.
Later heeft men gelezen (maar dat kon men ook makkelijk verzinnen) dat de koninklijke paarden een volle week speciale pillen als voer hadden gekregen, zodat hun excrementen een telegenieke kleur zouden hebben. Niets mocht aan het toeval worden overgelaten, alles stond in het teken van de uitzending.

Labels: , ,

Read more...

28 april 2011

Het ene breekpunt is het andere niet (Hoegin)

Verleden week gebeurde er toch wel iets merkwaardigs: één van de negen politieke partijen die deelnemen aan het federale regeringsoverleg heeft een absoluut breekpunt op tafel gelegd, zonder dat daarover een mediastorm losbarstte. Zondag werd dat breekpunt overigens nog eens bevestigd in een betoging, alweer zonder dat de media daar storm over liepen. Nochtans worden we al maanden om de oren geslagen met het mantra dat partijen tot compromissen bereid moeten zijn, en dat partijen die breekpunten op tafel leggen zichzelf van de onderhandelingen uitsluiten. Hoe is dit mogelijk?

De partijvoorzitter die het breekpunt op tafel legde, luistert naar de naam Wouter van Besien. In een interview met De Morgen liet hij optekenen dat Groen! niet in een nieuwe federale regering stapt als niet alle Belgische kerncentrales gesloten worden. Dat het niet ging om een door de journalist verkeerd begrepen uitspraak, of een eendagsbreekpunt, bleek uit de betoging die een paar dagen later volgde. Daar werd immers nog eens herhaald dat de sluiting van de kerncentrales voor Groen! (en ook voor Ecolo) een breekpunt is. Of nog, dat er over die sluiting met Groen! en Ecolo geen enkel compromis mogelijk is. Merkwaardig genoeg concludeerde geen enkele van de andere partijen daarop dat de twee ecologische partijen zichzelf uitgesloten hadden van de federale regeringsonderhandelingen, om de gesprekken dan maar met zeven voort te zetten.

Ook in de media viel er opvallend weinig «duiding» te rapen over de houding van Groen! en Ecolo. Andere partijen – de N-VA om geen namen te noemen – hoeven zelfs nog geen concreet breekpunt te formuleren om al met alle zonden Israëls beladen te worden, zowel in de media als door politici van de andere onderhandelende partijen. Met telkens weer de gretige conclusie dat de N-VA zich overduidelijk zélf uit de onderhandelingen heeft teruggetrokken, en dat daarmee de weg vrij is om een federale regering te vormen zonder die vermaledijde partij. Vooral politici van sp.a en Groen! blinken uit in die oefening, al willen ook enkele krokodillen uit de CD&V-poel zich af en toe in die zin laten opmerken. De sp.a-politici en CD&V-krokodillen gaven echter op het punt van de kerncentrales niet thuis, terwijl politici van Groen! het breekpunkt glashelder formuleerden en vervolgens nog eens bevestigden.

Mogen we overigens opmerken dat Groen! met haar nieuwe standpunt grandioos woordbreuk pleegt tegenover haar eigen kiezers? We citeren even uit een interview met Knack, gedateerd 26 mei 2010, waarin Wouter van Besien de uitstap «wel prioritair, maar geen breekpunt» noemde: «Net als van deadlines houd ik ook niet van breekpunten: het zijn tekens van zwakte.» Die zit. De pientere lezer – heb ik er andere? – zal echter opmerken dat deze uitspraak van vóór de laatste verkiezingen dateert, en dus vandaag geen relevantie meer heeft.

Iemand met een slecht karakter zou ondertussen kunnen stellen dat er in de media blijkbaar onderwerpen bestaan waarover wél breekpunten geformuleerd mogen worden, en andere waarover men geen breekpunten mag formuleren, of zelfs nog maar verdacht mag worden eventuele breekpunten te hebben. De uitstap uit kernenergie behoort tot de eerste categorie, net zoals Franstalige communautaire eisen, terwijl Vlaamse communautaire eisen tot de tweede categorie horen. Maar waarom zouden we niet beter willen doen, en Wouter van Besien enkele tips geven om de N-VA eens een paar lessen in compromisbereidheid te leren? De uitstap uit kernenergie lijkt me daarover een bijzonder geschikt onderwerp.

Net zoals de Franstaligen voorstellen om het arbeidsmarktbeleid te splitsen zodanig dat de regio's wel de belastingen zouden heffen, maar het beleid nog steeds federaal bepaald wordt, kan ook Doel 1 gesloten worden door de centrale om te dopen tot Antwerpen 1. Moet aanvaardbaar zijn. Verder moet Groen! er mee leren leven dat er zowel in Doel als in Tihange nu nog een nucleaire centrale bijkomt (cfr. onmiddellijke blanco cheque voor Brussel én uitbreiding van het gewest), en dat de bouw ervan gefinancierd wordt met een taks op windmolens en zonnepanelen (splitsing van kinderbijslag volgens gewesten i.p.v. gemeenschappen). In ruil willen we over een jaar of twee–drie de sluiting van één of andere centrale overwegen, maar dan wel zonder enige garantie dat dat ook leidt tot een effectieve sluiting, of dat we het op dat ogenblik zelfs nog steeds zouden willen overwegen. Met andere woorden, het soort van compromis dat Groen! en sp.a anders graag willen voorstellen als een buitenkans en een enorme overwinning, maar waarvan zelfs de domste boer op zijn klompen aanvoelt dat hij van A tot Z in het ootje genomen wordt.

Wat leert dit alles? In de eerste plaats dat het gemakkelijk is om te eisen dat iemand anders een compromis aanvaardt over een onderwerp waar je zelf nauwelijks enige interesse voor hebt. Die oefening wordt echter al een pak moeilijker wanneer het gaat over een onderwerp dat je wel nauw aan het hart ligt, en wanneer je zelf de toegevingen moet doen. Het verschil tussen Groen! en N-VA is echter wel dat de N-VA niet de pretentie heeft te willen stellen dat ze over milieu een moreel hoger standpunt zou innemen omdat ze er zich niet voor interesseert, en er dus ook weinig of niets van kent. Een ander, en zeker niet onbelangrijk verschil is ook dat de media niet zouden willen meestappen in dat verhaal.

Labels:

Read more...

Opdat vrijheid geschiede

We moeten de democratie slechts met mate liefhebben, aldus Alexis de Tocqueville, de vrijheid echter ten volle. De democratie heeft immers slechts waarde als middel om de vrijheid te verwezenlijken. Misschien daarom heeft de leidende ideoloog van de beweging voor directe democratie in Vlaanderen, Jos Verhulst, nu een boekje gewijd aan Het verschijnsel vrijheid. Vandaag gebruik ik de mij toegemeten ruimte voor onverbloemde reclame; het werk van Verhulst verdient gelezen te worden, ook door u.





Dit boekje is verschenen bij het Murray Rothbard Instituut, een initiatief van enkele jonge Vlaamse economen om het libertarische gedachtengoed te bestuderen en bekender te maken. In dezelfde reeks heeft het MRI ook selecties uitgegeven uit het werk van de libertarische meesterdenker Murray Rothbard en van de 19de-eeuwse proto-libertariër Frédéric Bastiat. (Dat is de man die zei dat wat een misdaad is tussen twee individuen, bv. onteigening via diefstal, niet moreel goed wordt wanneer men het door de overheid laat uitvoeren, bv. onteigening via belastingen.) Wie de fundamentele beschouwingen van de libertarische school over de vrijheid wil vernemen, bezoeke www.rothbard.be. Of, beter nog, het komende MRI-seminarie over “Cultuur en Vrijheid”, in de Dekenstraat 2 te Leuven, zaal 00.41, op 1 mei om 13u.

Jos Verhulst, °1949, is een intellectuele duizendpoot. Voor hij zijn doctoraat in de kwantumchemie behaalde, werkte hij een tijd voor de Kommunistische Partij van België. Later heroriënteerde hij zich levensbeschouwelijk op de antroposofie van Rudolf Steiner, en hij werkte tot zijn recente pensionering als leraar wetenschappen in de Antwerpse Steinerschool. Tegelijk bleef hij het speerpuntonderzoek volgen, wat zijn neerslag vond in ondermeer boeken over de wijsgerige implicaties van de kwantumrevolutie en een alternatieve kijk op de evolutieleer. Anderzijds is hij ook een kenner van de christelijke traditie, zoals een ander gloednieuw boek van hem getuigt: De Rubens Code (uitg. Via Libra), over het Jezusbeeld en de esoterische bespiegelingen daarrond bij kunstenaars in de 15de-17de eeuw. Bijna zo sensationeel als De da Vinci Code, maar dit keer helemaal echt.

Begin jaren 90 nam hij deel aan enkele vergaderingen met Guy Verhofstadt die een nieuwe direct-democratische wind door België ging laten waaien, maar dat werd een zware teleurstelling. Verhulsts kijk op de volkssoevereiniteit, uiteengezet in zijn boek Het verdiepen van de democratie, is geen zaak van oppervlakkige slogans, maar is gefundeerd in een mensbeeld: de mens is begiftigd met een verlangen naar en een bekwaamheid tot waarheid, iets wat impliciet door alle woordvoerders van nepdemocratie en despotisme miskend wordt. Vrije meningsuiting is daarom ook volstrekt onmisbaar in een democratie. Verhulst heeft persoonlijk wat ervaring met deze bedreigde waarde: zijn verslaggeving over vergelijkende IQ-studies leverde hem de lasterlijke aandacht van Humo en een strafklacht (zonder gevolg) vanwege het CGKR op.

We begrijpen allemaal min of meer wat er in het dagelijks taalgebruik met “vrijheid” bedoeld wordt. We herkennen muilkorfwetten en andere dwang als strijdig met de vrijheid. Maar sommige denkers laten zich door dit intuïtieve vrijheidsbegrip niet overtuigen. Zij menen dat geen enkele menselijke beslissing, ook vrij van alle dwang door onderdrukkers, echt vrij kan heten. Dat heeft te maken met twee grote vooronderstellingen: het wetenschappelijk determinisme, en de materialistische opvatting van de menselijke geest. Al onze gedachten, ook onze zogenaamd vrije beslissingen, zouden bepaald worden door elektrochemische bewegingen in onze hersenen. Die volgen op hun beurt natuurwetten die strikt vastliggen en waarvan de effecten op elk toekomstig ogenblik nu reeds voorspelbaar zijn. Dus zouden onze “vrije” meningen en beslissingen eigenlijk voorbestemd zijn en helemaal niet zo vrij.

Verhulst gaat kritisch in op deze beide vooronderstellingen, en brengt daarbij zijn brede en bijdetijdse wetenschappelijke kennis in stelling. We gaan geen enkele poging doen om dat verhaal hier samen te vatten. Het is een bespiegeling op topniveau over één van de grondvraagstukken uit de wijsbegeerte, en daar kunt u zich best zelf eens aan blootstellen. We geven u echter al dit mee: Vlaanderen heeft natuurlijk een hele trits schilders van wereldformaat voortgebracht, dat wist u al, maar heel af en toe komt er ook eens een denker van dat kaliber uit de Vlaamse klei gekropen.

Labels: , , ,

Read more...

22 april 2011

Het begrip identiteit

Alain de Benoist schreef in zijn bekroonde boek Vue de Droite (1977) dat sommige strijdpunten die vandaag links zijn, morgen rechts kunnen heten, en omgekeerd. Voorbeeld bij uitstek, zo weten we vandaag, is het door zijn zogenoemd “nieuwrechtse” (maar volgens haarzelf eerder post-links/rechtse) denkrichting naar voren geschoven thema van de identiteit. Een rechtse politieke stroming in Frankrijk noemt zich vandaag "les Identitaires", maar linkse milieus maken er nog meer werk van.




Links en rechts, zelfde strijd

In de VS bijvoorbeeld geldt identiteitspolitiek als een bij uitstek links project, iets dat progressieven aan negers en aan militanten van La Raza (Spaans: “het ras”) influisteren. Zo vinden identiteitsbewuste zwarten dat op school je best doen onzwart is, “acting white”, en dus te mijden. In gedekoloniseerde landen werd identiteit, na de politieke onafhankelijkheid, het volgende mobilisatiepunt tegen de nablijvende impact van het kolonialisme. Authenticité was Mobutu’s term voor het bevestigen van de Kongolese identiteit, bv. door de identiteitsbedreigende missiescholen te nationaliseren en disfunctioneel te maken. In eigen land hebben Vlaamsnationalisten het regelmatig over identiteit; er bestaat binnen het gemenebest van de Vlaamse beweging zelfs een Werkgroep Identiteit, vagelijk door de Franse Nouvelle Droite geïnspireerd.

Op woensdag 6 april op Klara hadden kort na elkaar Kurt van Eeghem en Eva Brems het over identiteitspolitiek. Voor Kurt was dat iets vies, want hij viseerde de Vlaamse identiteitsbekommernis; Eva vond het allemaal prachtig, maar zij had het vooral over de allochtonen. Een stabiele, algemeen geldige mening over het thema identiteit hadden zij niet, alleen een drang om warmpjes aan de zonbeschenen kant te staan: Vlaamse identiteit slecht, vreemde (en Belgische) identiteit goed.

Zelf heb ik wel een standvastige en consequente mening over identiteit, en ik kan ze in één woord samenvatten: gééuw. Al dat identiteitsgeleuter leidt de aandacht af van de werkelijke inzet van de hedendaagse en ook de vroegere debatten.

Zo beweren onze multiculprofeten dat moslimmeisjes een hoofddoek moeten kunnen dragen omdat dat deel van hun “identiteitsbeleving” zou zijn. In de huidige situatie van moslimminderheden in Europa kan het identiteitsdiscours voor moslims en hun pleitbezorgers wel nuttig zijn, namelijk om hun apartheid binnen een postmodern pluralisme veilig te stellen, in afwachting dat zij sterk genoeg zijn om dat identiteitenpluralisme weg te vagen en de niet-moslims tot verzaking van hun identiteit te dwingen. Zo zei de Britse moslimleider Kalim Siddiqui in 1992: “Een moslimman is slechts een gezicht in de massa, maar een gesluierde vrouw draagt de vlag van de islam, zij zegt luid en klaar dat wij deze Europese niet-beschaving niet aanvaarden.” De sluier als identiteitsbadge, dus, maar overigens ook als anti-Europese opgestoken middelvinger, als verwerping van de Europese idnetiteit. Ga echter naar de basisteksten van de islam en je zal er in de passages over lichaamsbedekking nergens “identiteit” als reden vinden. De islam kent de deugd van de zelfbeheersing niet en gaat er, met een zeker realisme, van uit dat een man die de vormen van een vrouw te zien krijgt, door de hormonen tot eender wat gedreven kan worden. Dat is, ongeacht identiteit, reden genoeg om een vrouw een sluier over het hoofd te trekken.

Ook de verplichte taalcursus Nederlands voor inburgeraars en de taalhomogeniteit in Vlaamse bestuurslichamen en onderwijs zijn geen kwestie van identiteit, laat staan van een obsessie voor een pureté dangereuse. Taal is nu eenmaal het medium voor gemeenschapsleven en politieke besluitvorming. Veralgemeende Nederlandstaligheid is dus geen eis van een identiteitsproject maar van het samenleven en de democratie.


Nuchtere Nederlander, noeste Vlaming

In Europa hebben diverse immigratiecritici het over een Europese identiteit, die ze vaak als “joods-christelijk-humanistisch” definiëren, vlot heenstappend over de historische conflicten tussen die drie partijen. De Nouvelle Droite zoekt die identiteit eerder in de voorchristelijke Grieks-Romeinse en “Indo-Europese” erfenis. Linksliberalen proberen de Europese identiteit aan “waarden” op te hangen, voornamelijk de mensenrechten en de multicultuur: al wie die onderschrijft, ongeacht herkomst, is Europeaan. Enkele Euro-rechtsen en de meeste niet-Europeanen hoeven die discussie over welk stuk erfgoed onze identiteit bepaalt, niet te voeren: voor hen staat “Europees”, ten goede of ten kwade, gewoon voor “blank”. Maar zowel links als rechts blijken aan te nemen dat identiteit een kwestie is van bepaalde kenmerken.

In Nederland werd onder premier Balkenende een soort identiteitsdebat gevoerd, waarbij men naar de bepalende eigenschappen van de Nederlander zocht. Een interessante vondst was dat er geen aparte Friese identiteit bestaat: wat typisch Fries heet, blijkt ook algemeen-Nederlands. Een van de kenmerken van de Nederlander zou de nuchterheid zijn, een andere de zuinigheid. Een Turk die zich echt wil integreren, zou zich dus naast de nationaliteit ook dit Nederlandse karaktergemiddelde moeten eigen maken. Volgens die logica kan hij best ook half vrijzinnig, kwart protestants en kwart katholiek worden. De procedure is als volgt: (1) zoek de eigenschappen die, als gemiddelde, de Nederlander van andere volkeren onderscheiden, en noem die combinatie de Nederlandse identiteit (vroeger: “volksaard”); (2) laat iedereen die zich Nederlander wil noemen, zich aan dat gemiddelde conformeren.

Volgens ons is dat geen goede benadering. Ten eerste moet je het gemiddelde niet verabsoluteren. Die benadering heeft bijvoorbeeld de vrouwen veel onrecht gedaan: men verhief de gemiddeld grotere volgzaamheid van vrouwen voor alle vrouwen tot norm en verketterde de ondernemende of avontuurlijke vrouwen, alsof zij geen echte vrouwen waren. Je moet dus ook niet doen alsof luie en weinig zuinige Nederlanders geen echte Nederlanders zijn. Een Kongolese vriend ergert zich erover dat Vlamingen hem raar vinden omdat hij niet danst, alsof hij daardoor geen echte neger zou zijn. Wie zich op Darwin beroept, moet beseffen dat evolutie eerst variatie vereist, die door mutatie tot stand komt en voor een waaier aan alternatieven zorgt waaruit kan geselecteerd worden.

Kortom, de multiculturalisten hebben gelijk wanneer zij zeggen dat “integratie” van immigranten niets méér betekent dan: onze wetten naleven. Naast die eerbied voor de wet is er niet ook nog zoiets als een Vlaamse identiteit waaraan zij zich moeten conformeren. Moeten zij katholiek worden? Nee, de meeste Vlamingen zijn dat ook niet meer. Moeten zij biefstuk-friet eten omdat vele Vlamingen dat ook doen? Nee, honderdduizenden Vlamingen zijn inmiddels uit eigen beweging, en op grond van inheems gegroeide morele en wetenschappelijke inzichten, vegetariër geworden. En ook de Vlaamse carnivoren halen volksvreemde schotels als spaghetti bolognese en bamigoreng met kip in huis. Dus nee, er is geen tegenstrijdigheid tussen couscous of kebab en de Vlaamse identiteit.

Idem voor kleding: vele Vlamingen van nu lopen er naar de normen van hun grootouders in vodden bij, dus zelfs een djellaba springt echt niet buiten het aanvaarde gamma van kledingdiversiteit. Uiteraard kan een personeelschef een kandidaat weigeren omdat zijn djellaba onverenigbaar is met het imago van de firma, maar een reden om hem erkenning als Vlaming te weigeren is zo’n kledingstuk niet. Dat de gezichtsbedekkende sluier minder aanvaardbaar is, komt door zijn sinistere implicaties voor het statuut van de vrouw en voor de openbare veiligheid, niet door zijn on-Vlaams karakter.


Eenzelvigheid en eigenheid

In discussies over identiteit duikt steevast het onderscheid op dat de Franse wijsgeer Paul Ricoeur maakte tussen identité en ipséité, “hetzelfdeheid” resp. “zelfheid”. De identiteit die op je Belgische carte d’identité of “eenzelvigheidskaart” aangeduid wordt, betreft je zelfheid. Doorheen alle veranderingen die je in je leven ondergaan hebt, blijf je dezelfde persoon, ipse, drager van dezelfde herinneringen, meestal gesymboliseerd door het behoud van dezelfde naam, en alleszins van dezelfde DNA-code. Maar al blijf je dus dezelfde, ipse, je blijft niet hetzelfde, idem. Integendeel, alles wat over jou te zeggen valt, verandert: je grootte, gewicht, kracht, conditie, kennisniveau, plaats in gezin en maatschappij. Om dezelfde te blijven hoef je niet hetzelfde te blijven.

Zo blijft ook het Vlaamse volk zichzelf, ipse, doorheen allerlei veranderingen, inbegrepen de verzaking van dingen die het gisteren als integraal deel van zijn identiteit beschouwde. Ooit dachten Vlaamsgezinde dorpspastoors dat hun Vlaanderen intrinsiek katholiek was, een frontlijn van de Kerk tegen het ketterse Holland en het maçonniek-laïcistische Frankrijk. De Volksunie heette in haar begintijd nog “Christelijke Vlaamse Volksunie”. Maar zelfs in hun tijd waren er al liberale flaminganten en vandaag is de Vlaamse beweging overwegend ex-katholiek. Op levensbeschouwelijk gebied is het Vlaamse volk niet hetzelfde gebleven, maar het is, als er überhaupt zoiets bestaat, nog steeds het Vlaamse volk.

Zelfs de taal die gans het volk heette, zou in beginsel kunnen opgegeven worden zonder de continuïteit van het nationale zelfbesef te verbreken. De meeste Ieren spreken geen Iers meer maar zijn nog vurig Ier en beslist onderscheiden van het Engelse volks welks taal zij nu gebruiken. In Japan tijdens de periode van geforceerde modernisering, eind 19de eeuw, besprak de regering in alle ernst een plan om uit eigen beweging de Japanse taal gewoon door het Engels te vervangen, onder de indruk dat dat een noodzakelijk voertuig van de moderniteit was. De zelfheid van de Japanners lag immers niet in hun taal. Waarin dan wel? Het antwoord dat in die tijd aanhang won, was: in de gemeenschappelijke afkomst. Je bent Japanner omdat je van Japanners afstamt, ook als je in Peru woont en Spaanstalig bent. Of vandaag in België: je bent Marokkaan omdat je van Marokkanen afstamt, zoals bevestigd door je onvervreemdbare Marokkaanse nationaliteit.

Volgens die definitie zouden één derde van de Walen en de meerderheid van de Brusselaars nog steeds Vlamingen zijn. Daar heb je wel niets aan wanneer ze het zelf niet willen zijn. Vlaming is dan ook een zwakke identiteit, één van de weinige nationale identiteiten die inderdaad niet verder reiken dan de taal. Een Vlaming die het Frans als huistaal aanneemt, wordt daardoor een niet-Vlaming en veelal ook anti-Vlaams. Omgekeerd wordt een niet-Vlaming die onze taal overneemt, niet zo snel een bewuste, laat staan een militante Vlaming.

Het criterium “afstamming” was een democratische vooruitgang in het natiebegrip: het verhinderde dat een vorst iemand zijn nationaliteit kon afnemen. Het is nog altijd overal doorslaggevend in de nationaliteitswetgeving: elk kind van Roemeense of Kameroense ouders heeft automatisch zelf een onvervreemdbaar recht op de Roemeense resp. Kameroense nationaliteit. In traditionele stammenculturen kon je alleen deelnemer aan het stamleven worden door erin in te trouwen, zodat alvast je kinderen toch voor de helft stamzuivere genen zouden hebben, je kleinkinderen driekwart, en zo zou jouw bijdrage in de stamidentiteit oplossen. “Integratie” door overname van gewoonten en levensbeschouwing, of door spontane danwel verworven resonantie met de “volksaard”, volstond niet. Een Turk die zich in Nederland nuchter en zuinig toont, mag dan “hetzelfde” (idem) zijn als de doorsnee-Nederlander, maar zonder Nederlandse afstamming maakt dat hem, in de wereldwijde tribale zienswijze, nog niet tot Nederlander.

In de jaren ’90 incultureerde de Catalaanse bioloog Jordi Magraner zich in de samenleving van de Kalasj Kafirs en ontpopte zich tot voorvechter van het behoud van hun levenswijze in de vijandige islamitische omgeving van Pakistan (waarvoor hij in 2002 vermoord werd). Om zijn integratie volledig te maken, bood de stam hem een bruid aan, zodat hij zijn genen met de hunne zou vermengen. Tribale identiteit had dus altijd een biologische dimensie.

De vereenzelviging van de nationale identiteit met historisch gegroeide gewoonten zoals klederdracht (bv. de Schotse kilt, van Scandinavische en betrekkelijk recente oorsprong)of inderdaad taal is vooral iets uit de Romantiek. In India heb ik weet van enkele stammen die de landbouw of de metaalbewerking letterlijk duizenden jaren lang uit hun leven geweerd hebben hoewel ze hun buren die nieuwigheden zagen gebruiken, naar verluidt omdat ze de overname ervan als oneerbiedig jegens hun eigen voorouders aanvoelden. Maar zulke trouw aan de eigen culturele identiteit is een grote uitzondering, want de meeste volkeren zijn erg flexibel als het aankomt op de ontlening van volksvreemde elementen die de eigen macht of welvaart bevorderen. “Eigenheid” was hun voornaamste zorg niet, die zat immers dieper, in hun genen. Hun identiteit was er gewoon, en behoefde niet de inzet van een beleid te worden.

Vandaar ook de talloze keren dat hele bevolkingen vrijwillig hun taal opgaven om die van een succesvollere groep over te nemen. Zoals onze voorouders deden toen zij van hun Oud-Europese oertaal op het Germaans overschakelden. Of zoals de voorouders van de meeste FDF’ers deden toen zij het doodlopend straatje van het Vlaams inruilden voor de koninklijke toegang tot liberté et progrès, het Frans.

Het identiteitsdebat kent nog allerlei wetenswaardige aspecten, maar laten we ons tot een eenvoudig besluit beperken. Het begrip “identiteit” voegt onzes inziens weinig toe aan de argumentatie voor de Vlaamse zelfstandigheid of de heel-Nederlandse reïntegratie. Het geeft integendeel aan de vijand een gelegenheid om verwarring te zaaien door over het veranderlijke en veelvuldige van identiteitsbeleving te beginnen. Op zich heeft hij daarmee ook gelijk, maar het doet niets terzake. De Vlaamse republiek is een kwestie van democratie en goed bestuur, niet van iets wazigs als de Vlaamse identiteit.

Labels: , , ,

Read more...

20 april 2011

Multicultureel eerherstel voor de swastika

De swastika is helemaal terug. Dat is te danken aan de antiracisten. Deze keer niet omdat zij dat symbool te pas en vooral te onpas aan de naam van tegenstanders vastklinken. Wel omdat zij juist dat soort vijandig gebruik van de swastika nu als een xenofoob vooroordeel en teken van onwetendheid ontmaskeren.




Het belangrijkste medium voor de multiculturele volksheropvoeders is het onderwijs. De handboeken in onze scholen staan dan ook vol met plompe en subtiele propaganda-elementen die onze "racistische vooroordelen" moeten doorprikken. Het schoolboek godsdienst "Goed gezien?", deel 3, door Ilse Derweduwen e.a. (uitgeverij Van In, Lier 2007) brengt op p.49 een tekening die zo'n dom vooroordeel moet illustreren. Onder de titel "Niet alles is zoals het lijkt!" zie je twee schoolkinderen voor een boeddhabeeld staan. Op zijn borst draagt de Boeddha een oranje zonneschijf met daarop een gouden swastika. Verontwaardigd wijzen de kinderen ernaar. In de gedachtenballonnen zie je bij de jongen een SS-helm en bij het meisje de overbekende snoet van Adolf Hitler met een hakenkruisvlag. De boodschap die er impliciet uit spreekt is: "Wat dom van hen! Die swastika heeft niets met Hitler te maken!"

De oorlogspsychologie die de Tweede Wereldoorlog al veel te lang overleefd heeft, met haar hysterische bejegening van dat oeroude en wereldwijde symbool, schijnt zo stilaan toch uit te sterven. De inwendige logica van het multiculturele heropvoedingsprogramma met zijn aanwijzing en weerlegging van vooroordelen jegens andere beschavingen, in dit geval het boeddhisme, kan uiteindelijk niet anders dan de swastika dedouaneren. De swastika is óók, zij het minder alomtegenwoordig, een deel van de Europese traditie, vooral in Scandinavië en het Balticum; maar het is vooral zijn wijdverbreid gebruik in Aziatische tradities die bij onze multiculturalisten de welwillende aandacht gewekt heeft.

Spijts alle zielige pogingen van zogenaamde antifa's om hun eigen ziekelijke hyperfocus op Hitler aan iedereen op te dringen, ontsnapt nu zelfs de swastika aan de vereenzelviging met het nationaal-socialisme. Terecht verbreekt men de betovering van de reductio ad Hitlerum, de wereld blijkt veel groter en veelzijdiger te zijn. Zeker de swastika wordt nu erkend als een veel ouder en veel wijder verspreid symbool dan dat van de nazipartij. In 2006 hield de regering van Tadjikistan een reünie van de Iraanse of "Arische" volkeren, en daar wapperde vrijuit de vlag met het "wiel van Mithra", de (blauwe) swastika. In 2010 vonniste een Litouwse rechter dat het wettelijk verbod op nationaal-socialistische en communistische symbolen géén verbod op de swastika impliceert.

Voor wie per se die swastika-variant die door de nazi's ingepalmd was, wil criminaliseren, preciseren we even het onderscheid tussen het nazi-hakenkruis en de universele swastika. Als symbool van de hemelse kringlopen heeft de swastika normaal een zonnige kleur: goud, oranje of rood. Hitler, de duistere kunstenaar, ontwierp zijn vlag echter met een zwarte swastika op een witte cirkel binnen een rood oppervlak. Dat is al een fel en veelzeggend contrast. De tweede tegenstelling is deze: de swastika in de nazi-vlag staat op één hoek te balanceren, terwijl de hindoe-boeddhistische varianten doorgaans geblokt rechtop staan. Als voorstelling van de kosmische kringloop verbeeldt de swastika de duurzaamheid, de eeuwigheid zelfs, dus moet hij stabiel staan. Een swastika die op één voet staat te wankelen, is beter geschikt als zinnebeeld van een bewind dat het niet lang volgehouden heeft.

Labels: , , , ,

Read more...

16 april 2011

Van een “révolution des caleçons” tot een “cordon de velours”

“Hij kan het niet”,- aldus Louis Tobback, refererend naar voorzitter Bart De Wever, want “de N-VA wil niet”. Het is vreemd dat deze uitspraken voorpaginanieuws worden, want hier stampt Tobback toch wel een grote open deur in. Ook ondergetekende heeft het op deze webstek al maanden geleden geponeerd: : de N-VA is een gespleten partij waarvan de radicale aanhang (deels uit het VB gemigreerd) druk blijft zetten op de onderhandelaars. De basis is radicaler dan de top: vervelend voor een partij die gesommeerd wordt om “haar verantwoordelijkheid te nemen”. Dat er een gematigde “Zuidflank” zou zijn, aangevoerd door de nieuwe flamingant Siegfried Bracke, is een verzonnen spin-verhaal van de partij zelf, om haar verdeeldheid te camoufleren. De N-VA moet daarom een soort interne compromissenpolitiek bedrijven, die ze extern beweert af te zweren. Anderzijds is het natuurlijk politiek veelzeggend dat een oude krokodil als Louis Tobback uitgerekend vandaag de beleefdheidsvormen achterwege laat jegens De Wever en C°. Het is zonder meer het startsein van een publieke diffamatiecampagne die onvermijdelijk moet eindigen in een totale politieke diskwalificatie van de N-VA. De impliciete redenering is dan dat men “het signaal van de kiezer begrepen heeft”. Als signaalgever had de partij een betekenis, maar nu is het aan de andere, “ernstige” partijen om de boodschap te recupereren, in het belang van het land, zijn economie, enz. Deze klokkenluiderslogica is tegelijk een eerbetoon en een dumpingsproces. De weinig diplomatieke taal van Tobback is dan ook vooral trendsettend bedoeld, als een caesuur in de publieke opinievorming: het is mooi geweest, maar nu moeten we dringend back to business, voor de slinkende kredietwaardigheid van de Belgische staat ons veel geld gaat kosten. De geruisloze overgang van een regering-in-lopende-zaken naar een echt zakenkabinet loopt daarmee perfect synchroon. Ik zou daarom durven spreken van een cordon de velours dat in de maak is,- een fluwelen cordon dat de N-VA zachtjes de geschiedenis indrijft, hét biotoop van Bart De Wever, waar hij dan zichzelf kan bestuderen. De hybride persoonlijkheid van Bart De Wever (intellectueel briljant maar sociaal gehandicapt) kan nu helemaal uitgespeeld worden als een stigma dat de N-VA in haar geheel treft: een partij met een sterke boodschap maar een duistere verborgen agenda, die zelfs voor de leden niet helder is, getuige daarvan de recente warrige communicatie. De a-typische De Wever hoort in de politiek eigenlijk niet thuis, zo zal het volgende statement luiden. Men wil hem terugloodsen naar een splendid isolation van denker, academicus, historicus.
Ik zou daarom durven spreken van een cordon de velours dat in de maak is,- een fluwelen cordon dat de N-VA zachtjes de geschiedenis indrijft, hét biotoop van Bart De Wever, waar hij dan zichzelf kan bestuderen.
Het is ondertussen opvallend dat de politieke commentatoren de partij nog enig respijt gunnen: ze kennen hun geschiedenis niet. Starend naar piekende peilingen, zien ze niet dat het eigenlijk al afgelopen is en dat het Stalingrad (om De Wevers eigen beeldspraak i.v.m. het Vlaams Belang te gebruiken) voor de deur staat. Persoonlijk zou ik eerder van een Waterloo spreken, want er zal zeker ooit nog een monument verrijzen voor de grootste generaal en de slechtste strateeg die de Vlaamse beweging ooit heeft gekend. Zo bijvoorbeeld Bart Maddens, net niet gebombardeerd tot partij-ideoloog, in “De scalp van Bart De Wever” (DM/15/4): “De grote volksopstand tegen Bart De Wever heeft zich nog niet gematerialiseerd. De 'spontane' Belgicistische manifestaties zijn een uiterst marginaal fenomeen. De waarheid is dat de pret nog steeds niet op kan bij veel Vlamingen: eindelijk is er een politiek zwaargewicht die ook eens 'nee' durft te zeggen tegen de Franstaligen.” Dat klopt, maar de tijd speelt in het voordeel van francofoon België. Voor hen hoeft er niets, ze wachten gewoon tot het liedje uit is. En er zal ook geen “volksopstand” komen, wel een uitputting, een slijtage van het oorspronkelijke elan, ten voordele van een discours van de nieuwe zakelijkheid. Zoals een verliefde huisvader na een romantische escapade toch terug naar moeder-de-vrouw sloft. Ook Bart Brinkman gunt De Wever nog enig uitstel (DS van 15/4) , en wijst er fijntjes op dat de partij van Tobback nog niet de helft haalt in de peilingen t.o.v. van de N-VA. Ook dat is waar, maar het is een democratisch-mathematisch argument dat in België sowieso geen hout snijdt. België is een façade-democratie waar een meerderheid geen macht heeft, en waar minderheden zich gedragen als essentialia, pure kwaliteiten waarop de rekenkunde geen vat heeft. De SP-A leeft al jaren boven zijn stand en maakt ook het mooie weer op bijvoorbeeld de VRT, daar zijn legendarisch geworden verhalen over in omloop. Het Vlaams Belang anderzijds behaalde in 2004 een kwart van de Vlaamse stemmen maar werd politiek zorgvuldig buitenspel gehouden dankzij een nooit gezien demoniseringscampagne. Getallen tellen bij ons niet, ze vormen maar de dekmantel van een systeem dat op zeer stabiele machtsverhoudingen berust, dankzij het fameuze compromis belge. De laatste der sansculotten Zo zal de N-VA het ultieme etiket krijgen dat ze steeds weer tracht te ontlopen maar tegelijk uitlokt: dat van de politieke irrelevantie. De kern van de zaak is, dat een partij die zich tegen het Belgische systeem keert, in de Wetstraat niets te zoeken heeft. De these dat men de instellingen van binnenuit zal hervormen is een dwaling (ook niet van buitenuit trouwens), omdat elke niet-traditionele, “staatsdragende” partij vroeg of laat wordt afgestoten. Dat zit in de genen van het Belgisch bestel, en daar valt niets aan te veranderen. De Wever wilde/kon niet plooien en zal nu de woestijn ingestuurd worden zoals de aloude zondebok der Israëlieten. Historici moeten hier toch een déjà-vu gevoel krijgen. Denken we maar aan de Meetingpartij, in Antwerpen ontstaan en groot geworden tussen 1862 en 1872. Deze flamingante en anti-Belgische protestpartij was op een zeker ogenblik echt bedreigend voor het regime, maar de traditionele trias van liberalen, socialisten en katholieken slaagde erin, het hoofd koel te houden en wachtte gewoon tot de storm overwaaide. Uiteindelijk ging de Meetingpartij op in de katholieke partij, ook dat is een interessant historisch precedent... Ik hoop dat de snuggere strategen van de N-VA toch beseffen dat de isoleringsstrategie van meetaf aan de bedoeling was, en dat het kwestie was voor de verliezers om tijd te winnen en te wachten tot de publieke opinie rijp was voor een diskwalificatie. Het fluwelen cordon verwijst het aloude cordon sanitaire rond het Vlaams Blok/Belang meteen naar de geschiedenis. Het voelt fluwelig aan, het baadt in een flou artistique, omdat men lessen heeft getrokken uit de manier hoe het Vlaams Belang een harde schutskring beantwoordde met nog hardere oppositietaal die aansloeg. Ook dat eerste cordon was een complot-strategie van verliezers (na de gemeenteraadsverkiezingen van 1988), die, door een manipulatie van het democratisch systeem en een isolering van de winnaar, hun nederlaag in een overwinning konden omzetten. De reden waarom De Wever en de zijnen aanvankelijk zoveel krediet en media-aandacht kregen, was overigens een uitloper van die cordonstrategie. Tot men besefte dat men van de regen in de drop was gelopen.
Neem de Vlaming zijn onderbroek af, en de echte Vlaamse vlag, wit met een streepje bruin, is gevallen. Het cordon-de-velours sluit zich perfect en geruisloos, met een caleçon als ultieme stoplap. Lachen geblazen rond de Calimero-partij die nu ook letterlijk met de broek op de enkels staat.
De positie van de N-VA wordt dus stilaan ridicuul: 9 maanden na een klinkende verkiezingsoverwinning aan de kant geschoven worden wegens vervelend, impertinent en contournable. Van zodra de media dit oordeel overnemen, is het afgelopen. En de media zeggen wat het publiek wil horen, zo betoogden we al in het boek “Media en journalistiek in Vlaanderen”. De ironie van de zaak is nu, dat een pleitbezorger van bovenstaand motto de N-VA zelf in de vernieling aan het rijden is. Toen ex-VRT-journalist Siegfried Bracke zich publiek bekloeg over de controles die de stad Gent uitvoerde aangaande zijn reële woonstatus, en onbedacht het woord “onderbroek” aan deze affaire ophing, wist ik dat dit zich tegen hem zou keren. Ten eerste omdat de complottheorie zo onwaarachtig klinkt, en ten tweede omdat kiezers sowieso niet houden van tactisch-verhuizende migranten-politici zoals Bracke. En ten derde, het meest hilarische van al: dit gaat om onderbroeken. Neem de Vlaming zijn onderbroek af, en de echte Vlaamse vlag, wit met een streepje bruin, is gevallen. Het cordon de velours sluit zich perfect en geruisloos, met een caleçon als ultieme stoplap. Lachen geblazen rond de Calimero-partij die nu ook letterlijk met de broek op de enkels staat. Bracke zal waarschijnlijk gedacht hebben dat het stalkingverhaal weer een enorme vloedgolf van sympathie en Vlaamse underdoggevoelens ging opleveren: van de frietrevolutie naar de onderbroekenopstand (la révolution des caleçons,- ik vertaal alvast voor onze vrienden van Le Soir). Maar die tijd lijkt voorbij: de (z)onderbroek of sans-culotte, zoals de pauper werd genoemd die dienst nam in het leger van Napoleon, staat eenzaam, belachelijk en wapenloos het einde van de veldslag af te wachten. Hij wordt niet eens afgemaakt, de vernedering is zo al erg genoeg. Benieuwd wat een man-van-eer-en-principes zoals Bart De Wever denkt over de lapzwanzerij van zijn luitenant op de zuidflank. Met Siegfried Bracke sneuvelt elke waardigheid en elk intrinsiek kwaliteitsbesef. Hij deed het al eens met de VRT, die meer kijkergericht moest produceren, hij doet het nu met de N-VA. Dat is veel erger dan populisme, het zogenaamde bespelen van het Volksempfinden. Het is zich grandioos verkijken op hoofdzaken en nevenzaken, een totale afwezigheid van goede smaak en een versoaping die onvermijdelijk eindigt in een ondergoeddiscussie. Met de slag is de N-VA een ideologieloze partij geworden. Bart De Wever heeft er nog een conservatieve formatie van het rechtse fatsoen willen van maken, met de onvermijdelijke Theodore Dalrymple als boegbeeld,- maar nu dreigt de totale ideologische implosie, bewerkstelligd door de man die de eer van zijn partij verbond aan de mottenballengeur van zijn kleerkast. En zo zijn Tobback en Bracke objectieve bondgenoten. Ooit zal de analyse wel gemaakt worden wat de precieze drijfveer van ex-SP.A-er Siegfried Bracke was om zich bij de N-VA aan te sluiten. De herboren CD&V kan nu de conservatieve kleinburgerij terug inpikken, de open-VLD (en wie weet LDD) de middenstanders, en het Vlaams Belang de radicale flaminganten. Het Belgische lijk zal terug uit zijn graf kruipen, zoals het dat al zo dikwijls deed, en de Vlaming trekt zijn vuile onderbroek terug aan. Binnen luttele maanden verwacht niemand nog wat van de N-VA, tenzij gespierde taal op het Vlaams Nationaal Zangfeest. De demon is dan terug in zijn eigen niche gekropen en verzandt tot het zoveelste epifenomeen van de Vlaamse beweging. We kunnen dan weer met een schone lei beginnen –nu ja, schoon….-, en de Vlaamse republiek uitdenken buiten het giftige Wetstraat-format, maar ook buiten de vale romantiek van de Vlaamse beweging. Moge het ook voor de N-VA een les zijn dat het Belgische cordon-denken veel soepeler en veelzijdiger is dan ze zelf voor mogelijk houdt. Johan Sanctorum
Read more...

15 april 2011

De pitbull bouwinspectie

Enkele jaren geleden probeerde de bouwinspectie bouwovertredingen die al tientallen jaren verjaard waren toch nog laten afbreken door de notarissen te chanteren. Vorig jaar wou ze via het Grondwettelijk Hof verkrijgen dat afbraak eeuwig kan, ook na de verjaring, en nu wil ze die afbraak ook nog kunnen eisen zonder goedkeuring van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. Vijf keer al moest het Grondwettelijk Hof zich tegen de onwettige zienswijze van de bouwinspectie uitspreken. Die inspectie blijft de rechtbanken misbruiken voor onzinnige procedures. Moet de minister niet aan collectief ontslag denken van de hele bouwinspectie, minstens beginnen met een zeer negatieve beoordeling en een blaam?


De bouwinspectie gaat vaker over de grenzen van zowel de geest als de letter van de wet. Ze lijkt vooral geobsedeerd door afbraak, altijd en overal, ook al slaapt ze eerst jaren alvorens uitgesproken vonnissen te laten uitvoeren. In 2005 zette ze honderden afbraakbevelen in gang om zeer oude vonnissen alsnog uit te kunnen voeren voor de vonnissen zouden verjaren, nadat ze dus tientallen jaren op de dossiers geslapen had. Carl Decaluwe (CD&V) noemde dat toen 'ordinaire pesterijen' (tijdens een bespreking in de commissie ruimtelijke ordening, 2 febr. '06).

In 2007 stelden we een schandalige chantage van de bouwinspectie aan de kaak: ze probeerde alsnog oude bouwovertredingen toch te laten uitvoeren, ook al waren ze al tientallen jaren verjaard. Bij aankoop van een woning moest de nieuwe eigenaar zich er toe verbinden het verjaarde vonnis van een vorige eigenaar alsnog uit te voeren. Om de koper zover te krijgen dat hij die verplichting op zich nam in een afzonderlijke akte, chanteerde de inspectie de notarissen. Ze dreigde met het opstellen van een PV tegen de notarissen, waarin hij ze zou beschuldigen een misdrijf te plegen, als ze die afzonderlijke akte niet opstelden. De inspecteur beschouwde zelfs de toevoeging "voorzover voormeld vonnis nog vatbaar is voor gedwongen uitvoering (dertigjarige verjaring)" in die akte als een inbreuk op de informatieplicht, die volgens art. 146 DRO kan gesanctioneerd worden met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en/of met een geldboete van 26 euro tot 400.000 euro (te vermenigvuldigen met de factor 5 – ‘opdeciemen’- voor de momenteel toe te passen boete; of een maximumboete van 2 miljoen euro!).

Dat was overheidsoptreden vandaag in Vlaanderen, niet in Wit-Rusland. (Artikel 'De eeuwige jacht van de bouwinspectie', 21.11.07).

Het duurde nog tot een decreetswijziging in 2009 om aan die maffiose praktijk een einde te stellen ('Nieuw decreet RO (1): einde van de eeuwige jacht door de bouwinspectie?', 12.01.09. Zie ook 'Decreet RO: commissiegoedkeuring' 09.03.09)

Toen in 2003 eindelijk de verjaringstermijn van vijf jaar voor bouwmisdrijven was goedgekeurd (behalve helaas in zogenaamd 'kwestbare gebieden'), begon de inspectie al meteen met de interpretatie dat het 'na vijf jaar niet gedaan is'. Ze zou dan maar via de burgerlijke rechter gaan om twintig jaar lang nog de afbraak te kunnen eisen. In 2004 luidde toenmalig Vlaams parlementslid Gerald Kindermans (CD&V) de alarmklok over die inspectie in een interview in Gazet van Antwerpen, onder de titel ‘Ambtenaren hollen de verjaring van bouwmisdrijven volkomen uit.’(GvA, 8 maart '04).

In 2005 heeft men dan geprobeerd die inspectie in te tomen door de oprichting van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid, waarbij de inspectie vooraf de toelating moest vragen om een procedure tot afbraak te beginnen, of voor hij tot amtshalve afbraak zou overgaan. Met maffiose chantage via de notarissen had de decreetgever niet gerekend, want de Hoge Raad voor het Herstelbeleid was niet bevoegd om dergelijke schandalige acties te stoppen. De Hoge Raad kon de inspecteur alleen stoppen met een ‘niet-eensluidend advies’, wanneer deze een herstelvordering wil indienen bij een rechter of voor hij zelf tot ambtshalve uitvoering overgaat, maar niet als hij van een nieuwe eigenaar eist dat deze het vonnis uitvoert.

De decreetgever maakte eindelijk, met het decreet van 27 maart 2009, duidelijk dat geen herstelmaatregel meer kon gevorderd worden als het bouwmisdrijf is verjaard. Bovendien werd de Hoge Raad voor het Herstelbeleid toen omgezet in een Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, met meer mogelijkheden om in te grijpen in de acties van de bouwinspectie. Men zou kunnen denken dat de pitbull eindelijk aan de leiband ligt, maar het aggresieve gedrag gaat verder, bijna als in een slechte B-horrorfilm. De ridders hebben pas met veel moeite alle draken overwonnen, en denken dat de rust nu eindelijk over het land is gekomen, of onverwacht duikt een nog grotere draak op uit de onderwereld die alles wil verslinden. Zo ongeveer komt de poging van de inspectie over die ze in 2010 via de rechtbanken en bij het Grondwettelijk Hof organiseerde, om de verjaring van de herstelmaatregel niet minder dan ongrondwettelijk te laten verklaren. Noch min noch meer. Waar de decreetgever eindelijk in 2009 duidelijk had gemaakt dat geen herstelmaatregel meer kon gevorderd worden als het bouwmisdrijf is verjaard, probeert de inspectie die duidelijke bedoeling te ondergraven, om te bereiken dat de herstelmaatregel opnieuw 'ten eeuwigen dage' mag gevorderd worden en afbraak nog ten eeuwigen dage mag ingezet worden.

Verschillende prejudiciële vragen voor het Grondwettelijk Hof

Een arrest bespraken we uitvoerig in het artikel 'Verjaard is verjaard',(03.08.10) naar aanleiding van de prejudiciële vragen (= vragen van een rechtbank in het kader van een lopend proces) van het Hof van Beroep in Gent, beslist bij hun arrest van 27 november 2009, leidend tot arrest nr. 94/2010 van 29 juli 2010

Daarna werden nog drie keer prejudiciële vragen hieromtrent voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof:
- door de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, bij zijn vonnis van 22 juni 2010, leidend tot arrest nr. 113/2010 van 14 oktober 2010
- door zowel de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, bij zijn vonnis van 5 januari 2010, als door het Hof van Beroep te Gent, bij zijn arrest van 26 februari 2010, leidend tot Arrest nr. 2/2011 van 13 januari 2011
- nogmaals door de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, bij zijn vonnis van 8 juni 2010, leidend tot arrest nr. 22/2011 van 3 februari 2011

Telkens kreeg de inspectie nul op het request, zoals we het in de titel toen meldden 'Verjaard is verjaard'.

Nieuw argument: zogezegd geen advies nodig bij burgelijke procedure

De bouwinspectie vindt telkens weer iets anders om decreten niet toe te passen. Nu heeft zij weer een nieuw argument gevonden: als zij niet naar de strafrechter maar naar de burgerlijke rechter stapt om de afbraak te vragen, heeft zij volgens haar interpretatie geen toelating nodig van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. U moet weten dat in ongeveer de helft van de gevallen waarin zij de voorafgaandelijke toelating moet vragen, zij deze niet krijgt om te procederen en de afbraak te eisen. (Toelating heet in het jargon van de Hoge Raad een 'eensluidend advies', een weigering heet een 'niet-eensluidend advies'). Als een oude zaak bij de rechter nog niet afgesloten is en ingeleid werd vóór de verplichting vooraf het advies van de Hoge Raad in te winnen, mag de rechter alsnog eerst het advies van de Hoge Raad inwinnen. Rechters deden dat in 248 gevallen tussen 1/1/2006 en 31/08/2009 met als gevolg dat slechts in 33 % van de gevallen er een gunstig advies kwam om door te gaan. In die periode gaf de Hoge Raad 2.730 adviezen, en slechts in 46% van de gevallen was dat 'eensluidend'. (Recentere cijfers helaas niet beschikbaar). Heel dat gedoe met die eensluidende adviezen lijkt hem dus zo te irriteren dat hij, toch minstens in een zaak voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, geargumenteerd heeft dat hij geen toelating nodig heeft van de Hoger Raad bij een burgerlijke procedure, maar alleen bij een procedure voor de strafrechter. Dat kan men afleiden uit een prejudiciële vraag van die rechtbank aan het Grondwettelijk Hof, besloten bij vonnis van 19 april 2010, en dat leidde tot arrest nr. 52/2011 van 6 april 2011

De rechter in Antwerpen vond dit waarschijnlijk maar een bizarre argumentatie, maar was blijkbaar niet zeker genoeg of hij die op eigen houtje kon van tafel vegen. Echter, dacht die rechter, als de inspecteur gelijk heeft met zijn interpretatie van die decreettekst, dan schendt die decreettekst wellicht de grondwet en het EVRM: het zou toch discriminatie zijn als in het ene geval wel, en in het ander geval geen advies nodig was.
Daarom nam hij de veilige weg, en stelde hij volgende prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof:
- « Schenden artikel 149, § 1, en 151 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet en artikel 6 E.V.R.M. in zoverre ze zodanig geïnterpreteerd worden dat voor het bevelen van een herstelmaatregel een voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor Herstelbeleid niet vereist is voor de ingestelde herstelvordering bij de burgerlijke rechter en wel voor de strafrechter ? »
(Er was nog een tweede vraag, maar daar gaan we hier niet op in. Die werd volgens het Hof wat overbodig na zijn antwoord op de eerste vraag.)

Volgens de inspecteur, overgenomen door de rechter in zijn prejudiciële vraag, zou dus alleen het advies nodig zijn voor de strafrechter (art. 149 § 1), niet voor de burgerlijke rechter (want niet expliciet vermeld in art. 151).

Art. 149. § 1 bepaalt dat naast de straf de rechtbank ook kan bevelen de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen of het strijdige gebruik te staken, en/of bouw- of aanpassingswerken uit te voeren en/of een geldsom te betalen gelijk aan de meerwaarde die het goed door het misdrijf heeft verkregen. Hiervoor is voorafgaand een eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid vereist.
Art. 151 bepaalt dat de stedenbouwkundige inspecteur en het college van burgemeester en schepenen ook voor de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in burgerlijke aangelegenheden, de herstelmaatregelen kunnen vorderen zoals omschreven in artikel 149, § 1. De bepalingen van artikel 149, § 1, tweede lid, §§ 3, 4 en 5 en artikel 150 zijn hierop van toepassing.

De zaak

Het gaat in Antwerpen om een proces van de inspectie tegen de nv VERO, eigenares van een onroerend goed dat volgens het gewestplan gedeeltelijk in natuurgebied en gedeeltelijk in agrarisch gebied ligt. Na een brand in de woning werden herstellingswerken uitgevoerd, maar er werd proces-verbaal opgesteld wegens een bouwovertreding. Het beroep van de nv VERO tegen de weigering van het college van burgemeester en schepenen om een regularisatievergunning te verlenen, werd door de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening verworpen. Het beroep tot vernietiging van die laatste beslissing werd door de Raad van State afgewezen. De stedenbouwkundig inspecteur heeft bij dagvaarding van 6 juni 2008 voor de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een herstelvordering ingesteld die strekt tot het slopen van de woning. De nv VERO vraagt dat de vordering niet toelaatbaar, of minstens ongegrond zou worden verklaard.

De inspecteur moet vermoedelijk tijdens de procedure in Antwerpen van de advocaat van VERO te horen gekregen hebben dat zijn vordering tot afbraak onwettig is, gezien hij geen voorafgaande toelating gekregen had van de Hoge Raad om afbraak te vorderen. Indien het voor de stedenbouwkundig inspecteur niet is vereist om een eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid te verkrijgen alvorens zijn herstelvordering in te stellen bij de burgerlijke rechter, terwijl dat wel is vereist voor de strafrechter, dan is dat onderscheid naar de mening van VERO willekeurig. En dus vroeg de Antwerpse rechter raad bij het Grondwettelijk Hof. Dat had niet veel bladzijden nodig om op 6 april '11 te besluiten dat de argumenten van de inspecteur geen steek hielden en een ongrondwettelijke interpretatie van het decreet waren:

"B.5. Uit het antwoord op de eerste prejudiciële vraag volgt dat de verwijzende rechter niet de ongrondwettige interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen kan handhaven volgens welke de publieke herstelvordering bij hem zou kunnen worden ingeleid zonder voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid, sinds 1 september 2009 de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid."

Vlaamse Regering versus Vlaamse Regering..

Het Grondwettelijk Hof moet zich dus bezig houden met een inspectie die er ongrondwettelijke interpretaties van decreten op nahoudt. En dan gaat het hier nog om een zaak, waarbij de rechter voor alle veiligheid het Grondwettelijk Hof ingeschakeld heeft. Hoeveel zaken laten andere burgerlijke rechters eventueel wel doorgaan zonder toelating van de Hoge Raad? Interessante stof genoeg voor een parlementaire vraag. De inspectie gaat vrolijk voor een burgerlijke rechtbank beweren dat de Hoger Raad de pot op kan, terwijl de afgevaardigde van de Vlaamse regering bij het Grondwettelijk Hof verklaart dat zowel bij toepassing van het oude artikel 151 van het decreet van 18 mei 1999 als van de nieuwe versie van 27 maart 2009 een voorafgaand eensluidend advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid verplicht is wanneer de herstelvordering wordt ingeleid voor de burgerlijke rechter. Kan het nog absurder en grotesker: enerzijds 'de Vlaamse regering' (de inspecteur) die voor de rechtbank stelt dat de herstelvordering zonder advies kan behandeld worden voor de burgerlijke rechter, terwijl 'de Vlaamse regering' (de advocaat voor de Vlaamse regering bij de behandeling voor het Grondwettelijk hof) voor het Grondwettelijk Hof het omgekeerde stelt.

Inspectie sanctioneren

Toenmalig Vlaams parlementslid Patrick Lachaert VLD) meende te kunnen vaststellen dat "telkens er een decretaal initiatief op komst is, de stedenbouwkundige inspecteur blijkbaar zijn uitvoeringen versnelt. Dat is voor hem blijkbaar een stimulans om zaken die hij vroeger niet heeft uitgevoerd, te gaan uitvoeren". (Commissie RO, 2 febr '06) Een paar maand later stelt hij zelfs de vraag aan de minister of men de functie van stedenbouwkundig inspecteur niet volledig moet stopzetten: "Het kan ook niet zijn dat men op een buitenissige manier misbruik maakt van de uitvoeringswijze, bijvoorbeeld dat men alle onroerende goederen van iemand in beslag neemt voor een beperkte som. Dat heet rechtsmisbruik in het Gerechtelijk Wetboek. Dan moet de beslagene zich voor de beslagrechter voorzien om zijn recht te halen. Dat recht wordt dan wel gehaald door de beslagene, maar dat proces kon worden vermeden. Dit alles stoort me in de mate dat er een nood is aan het stopzetten van de functie van stedenbouwkundige inspecteur. Dat is misschien een boude uitspraak. Er moet een andere instantie komen op zeer korte tijd die op een objectieve en rechtstreekse en rechtszekere manier de functie van stedenbouwkundige inspecteur overneemt". (Commissievergadering, C268 – LEE41 – 1 juni 2006 )

Een andere instantie die de functie van de inspectie overnam kwam er niet. Wel werd eerst een Hoge Raad voor het Herstelbeleid opgezet om de inspectie in te tomen, en in 2009 werd deze omgezet in een Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, met meer bevoegdheden, om de inspectie nog beter aan de leiband te krijgen. Maar ook dat lijkt onvoldoende, want nu gaat die inspectie het Grondwettelijk Hof inschakelen om haar gelijk te halen.

Vorig jaar schreven we in verband met die procedures bij het Grondwettelijk Hof:
Welke minister van Ruimtelijke Ordening zal eindelijk dat loslopend projectiel, genaamd stedenbouwkundige inspectie, onder controle krijgen? Kan de huidige minister garanderen dat deze actie nu eindelijk de laatste poging van die inspectie was om door het Vlaams parlement goedgekeurde decreten te ondergaven? Indien niet, moet hij niet eens ernstig collectief ontslag overwegen? Bijvoorbeeld voor herhaalde jarenlange insubordinatie aan de decreetgever, culminerend in een procedure voor niemand minder dan de Grondwettelijke rechters om een decreet ongrondwettig te laten verklaren?

Onder controle lijkt die inspectie dus nog steeds niet. Moet de minister niet beginnen, voorafgaand aan collectief ontslag van de hele bouwinspectie, met een zeer negatieve beoordeling en een blaam?
Read more...

11 april 2011

De loopgraven van Robaais (Hoegin)

Kersvers N-VA-lid Vic van Aelst was verleden week kop van jut bij Noord-Belgisch links na zijn uitspraak dat Frans als tweede taal beter afgeschaft kon worden in het Vlaams onderwijs. De man heeft tegelijkertijd een punt én ongelijk, maar de krampachtige manier waarop De Morgen met zijn uitspraak de draak wou steken toont aan dat niet alleen de Franstaligen in Brussel zich thuis voelen in de loopgraven.

Laten we beginnen met de puntjes even op de i te zetten: Vic van Aelst heeft wel degelijk ongelijk wanneer hij ervoor pleit het Frans als tweede taal af te schaffen in het Vlaamse onderwijs. Hij heeft echter geen ongelijk omwille van de negentiende-eeuwse maar bij Noord-Belgisch links nog steeds springlevende houding dat een Vlaming in België nu eenmaal «zijn Frans» moet kennen. Met dit subtiele verschil misschien dat zij vinden dat Vlamingen vandaag Frans moeten leren om hun geschiedenis beter te begrijpen, en natuurlijk ook begrip te hebben voor de Franstalige houding. Het druipt er echter af dat de stelling dat ook de Franstaligen omwille van precies dezelfde redenen misschien eindelijk toch ook eens een mondje Nederlands zouden mogen leren theoretisch wel klopt, maar dat het in de praktijk natuurlijk niet echt hoeft. Wat Vic van Aelst zei was dan ook raak, trouwens ook op het punt dat een goed begrip van het Engels voor de gemiddelde Vlaming hoe dan ook veel belangrijker is dan een goed begrip van het Frans. Maar in belgicistische kringen heeft men het nu eenmaal niet graag dat de waarheid eens gezegd wordt, en dan zeker niet als die waarheid dan nog eens verkondigd wordt door een Vlaams-nationalist.

Tegelijkertijd wil ik daar toch ook aan toevoegen dat Vic van Aelst ook ongelijk had. Naast de vele kwakkelredenen die de Belgische partij naar boven haalde bestaat er immers ook één goede reden waarom men het Frans als tweede taal in het Vlaamse onderwijs dient te behouden. Voor een Nederlandstalige vergt het nu eenmaal veel minder tijd en energie om een basiskennis van het Engels te verwerven dan van het Frans. Bovendien worden alleen die bevolkingsgroepen die in hun huiskamer enkel naar Turkse of Arabische satellietkanalen zitten te turen niet elke dag urenlang bestookt met gesproken Engels. Zelfs wie op school helemaal geen Engels zou krijgen zou zich daarom alleen al op zijn achttiende waarschijnlijk toch nog behoorlijk verstaanbaar kunnen maken in de taal van Shakespeare. Het zegt echter veel over de ideologische verblinding van de meute journalisten en perscommentatoren die zich op Vic van Aelst stortten dat voor zover ik weet niemand van hen erin slaagde dit argument nog maar in een bijzin even aan te halen.

Het is waarschijnlijk dan ook omwille van hun gebrek aan goede argumenten voor het behoud van het Frans als tweede taal dat Vic van Aelst zo brutaal door de mangel gehaald werd – moest worden. Meer zelfs, wanneer het stuk onbenul dat moet doorgaan voor minister van Onderwijs in Vlaanderen alweer eens bevalt van een ideetje om het Vlaams hoger onderwijs toch nog wat meer te kunnen verengelsen, schiet datzelfde Noord-Belgische links onmiddellijk in een verkrampt applaus voor zoveel getoonde moed, ook al is het duidelijk dat zoiets ronduit desastreuze gevolgen zou hebben voor, ik zeg maar wat, de toegankelijkheid tot datzelfde hoger onderwijs. Om over de zogeheten democratisering ervan nog maar te zwijgen. In dat opzicht is het voorstel van Vic van Aelst al een stuk realistischer én intelligenter, maar nu de man definitief de foutieve partijkaart op zak heeft is enige intellectuele eerlijkheid niet meer nodig, en kan er dus rustig op de man gespeeld worden.

De krant De Morgen deed dat natuurlijk met veel overtuiging, en slaagde er vooral in zichzelf dit week-end hopeloos belachelijk te maken met haar Facebook van de Wetstraat. Eén zaak is dat de krant de man psychiatrisch gestoord verklaarde – wie deed dat nog, de tegenstander psychiatrisch gestoord verklaren? – maar nog straffer is hoe de krant Robaais (Roubaix) omdoopte tot Robeke (Robecq). Kan men zijn onkunde nog beter etaleren?

Want het is inderdaad straf dat men blijkbaar wel met een Nederlandse naam naar de Franse hoofdstad mag verwijzen, maar niet naar een van oorsprong Vlaamse stad. Het zou nochtans de normaalste zaak van de wereld moeten zijn. Maar alles heeft zijn redenen, en de voorkeur van kranten als De Morgen voor Roubaix in plaats van Robaais (of Robeke als men echt niet beter weet) dus ook.

Alle Nederlandse plaatsnamen in Frans-Vlaanderen, en dus ook Robaais, zijn er immers het levende bewijs van dat de Vlamingen helemaal geen agressieve taalimperialisten zijn die erop uit zijn zoveel mogelijk territorium in te palmen, en er om de zoveel jaar telkens weer voor pleiten de grens toch nog een klein beetje te mogen verleggen. Als er dus in het grensgebied tussen het Nederlandse en het Franse taalgebied ergens sprake zou zijn van een soort van culturele genocide, dan zeker niet in de Vlaamse Rand rond Brussel, zoals de Franstaligen soms wel eens proberen te beweren.

Het beeld van de loopgraven, zoals Philippe Moureaux dat onlangs schetste, is in dat verband trouwens zo gek nog niet. De volgehouden weigering van de N-VA en in haar kielzog de CD&V – voorlopig toch nog – om zich te onderwerpen aan de Franstalige eisen, heeft de Franstaligen inderdaad in de loopgraven gedwongen. Maar niet in de loopgraven waar de Belgische, Franse of Britse soldaten zich in 1914–18 bevonden, maar wel de Duitse. Het zijn immers de Vlamingen niet die de uitbreiding van het Vlaams Gewest met een paar Brusselse of Waalse gemeenten eisen. Het zijn ook de Vlamingen niet die vinden dat het hun mensenrecht is dat zij stemmen kunnen ronselen in het arrondissement Nijvel voor de federale en de Europese verkiezingen, en dat zij anders gecompenseerd dienen te worden met een corridor naar het hellend vlak van Ronquières.

Er gaat dus wel degelijk een lijn van Vic van Aelst naar Robaais naar de loopgraven van Philippe Moureaux. De Morgen, de krant die naar het schijnt durft, waagt het echter niet daar op een serieuze manier over te berichten, of haar lezers daarover interessante beschouwingen voor te schotelen. (Niet dat het bij De Standaard zoveel beter is.) Dan verklaart men liever Vic van Aelst van lotje getikt, en speelt men een gemakkelijk en lekker zelfbevredigend rondje ad hominem. En dat is misschien nog het meest tragische aspect aan de hele zaak: aan de andere kant van Philippe Moureaux' IJzer zitten er immers ook Vlamingen in de loopgraven. Zij worden echter niet alleen bestookt vanuit de Franstalige loopgraven, maar vaak nog meer in de rug, door landgenoten die er zich op beroemen van de communautaire vraagstukken absoluut geen kaas gegeten te hebben, en die net daarom van zichzelf vinden dat zij een moreel hoger standpunt innemen.

Labels: , , ,

Read more...

Over het kruisbeeldenarrest

De grote kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kwam tot het besluit dat Italië zelf mag beslissen of het kruisbeelden in openbare scholen laat hangen, zonder hiermee de conventie van de rechten van de mens te overtreden noch de vrijheid van godsdienst te schenden. Dat een appreciatiemarge wordt aanvaard is in principe niet slecht, maar dat ze toegestaan wordt na zware druk vanuit katholieke en orthodoxe hoek, is dan weer niet zo verheugend. Het geeft wel aan dat internationale rechtbanken niet de alleenzalig makende garantie zijn om onze rechten als burger te beschermen. Directe democratie is een grotere waarborg.

De Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg vond op vrijdag 18 maart '11 dat kruisbeelden in Italiaanse rijksscholen het recht op onderwijs in samenhang met de vrijheid van religie niet schendt. Het Hof oordeelde dat een kruisbeeld in eerste instantie weliswaar een religieus symbool is, maar dat het niet bewezen is dat het een echte invloed op leerlingen heeft. De Italiaanse overheid moet zelf uitmaken wat de eventuele verdere betekenis van het kruisbeeld is, en of ze het aanbrengen ervan in klaslokalen als traditie wil koesteren.
Het Hof merkt op dat de leerlingen geen verplichte lessen over het christendom moeten volgen, dat ze wel onderricht kunnen krijgen in andere godsdiensten, dat moslimstudenten hun hoofddoek mogen dragen, dat het begin en einde van de Ramadam zelfs vaak gevierd worden, dat er geen sprake is van intolerantie ten opzichte van niet-katholieke leerlingen en dat er ook nooit een poging is ondernomen om hen te bekeren. Het oordeelt dan ook dat er van indoctrinatie geen sprake is en dat de kruisbeelden mogen blijven hangen.

Dertien van de vijftien rechters keurden de motivatie goed. Rechter Giorgio Malinverni (Zwitserland) had een dissidente opinie, en werd daarin gevolgd door rechter Zdravka Kalaydjieva (Bulgarije). Ze zijn het er helemaal niet mee eens dat het hangen van kruisbeelden in klaslokalen van publieke scholen binnen de appreciatiemarge van de verdragsstaten valt. Hun betoog samengevat: in dit geval heeft men zich voornamelijk gebaseerd op het feit dat er geen Europese consensus zou bestaan. De aanwezigheid van religieuse symbolen in openbare scholen is slechts expliciet voorzien, behalve in Italië, in slechts een zeer beperkt deel van de landen die deel uitmaken van de Raad van Europa (Oostenrijk, Polen, enkele Duitse Länder). Daar staat tegenover dat er in de meeste lidstaten geen specifieke reglementering over bestaat. Het lijkt dan ook moeilijk op basis hiervan te besluiten over een ontbrekende Europese consensus. De Italiaanse reglementering over deze kwestie is zeer zwak, want ze is gebaseerd op een zeer oud koninklijk decreet uit 1860, daarna op een fascistische omzendbrief uit 1922, en nog koninklijke decreten uit 1924 en 1928. Het gaat om zeer oude teksten die niet uit het parlement komen en dus geen enkele democratische legitimatie hebben. Een bescherming van de rechten gegarandeerd in artikel 2 van protocol nr 1 en door artikel 9 van de Conventie vereist van de staat dat hij een stricte confessionnele neutraliteit nakomt. Deze is niet beperkt tot de schoolprogramma's, maar strekt zich evenzeer uit over de schoolomgeving. Gezien de schoolplicht kan het niet dat de staat aan zijn leerlingen een symbool van een godsdienst opdringt waarin ze zich niet kunnen erkennen, tegen hun wil en zonder dat ze er zich kunnen aan onttrekken.

(De koppelingen naar persberichten in verschillende talen en de tekst van het arrest, inclusief de dissidente opinie, staan in het artikel 'Arrest Lautsi e.a. versus Italië')

Enkele reacties, zeer kort samengevat

Elke commentator interpreteert het arrest in functie van zijn ideologie of levensbeschouwing
- Zo besluit schrijver Eric Hulsens dat als kruisbeelden in het staatsonderwijs geen probleem zijn, dan hoofddoeken aan het loket (of in het parlement) dat evenmin zijn. (Artikel 'Stuurt Europa het hoofddoekendebat een andere kant op?' in Uitpers nr 130, april 2011, tevens gepubliceerd op Kif-Kif
Uitpers - Webzine voor Internationale Politiek, met marxistische uitgangspunten, met 'Links' op hun website naar vrienden van Palestijnen, vrienden van Koerden, vrienden van Cuba, naar Rood, het blad van de trotskistische Socialistische Arbeiderspartij, SAP)
(Andere uitspraken van Eric Hulsens: "China voert een beleid dat omvang en levensduur van de Tibetanen doet toenemen", in een artikel over Tibet in het tijdschrift Streven, mei 2009 ,... "ik bewonder de vrouwen met een niqab"... op Dewereldmorgen.be op 22 april 2010, 'Bloot of Boerka?')

- Voor Michaël Merrigan (KULeuven) zijn we snel geneigd om te stellen dat religieuze symbolen geen plaats hebben in de publieke ruimte. Er is veel te zeggen voor het argument dat publieke scholen geen kruisbeelden in klaslokalen mogen aanbrengen, maar men kan de vraag stellen of een dergelijke aanpak noodzakelijk de enige correcte is. Deze en andere tradities worden buiten België heel anders ervaren, en men beschouwt ze vaak als een constitutief element van de cultuur, zelfs door mensen die niet gelovig zijn. (Michaël Merrigan is onderzoeker aan het Instituut voor de Rechten van de Mens (KULeuven), in De Standaard, maandag 21 maart 2011, artikel 'Kruisbeeld moet kunnen' - enkel te lezen als abonnee)

- Europarlementslid Sophie in 't Veld (Nederlandse partij D66) is teleurgesteld dat het EHRM de eerdere veroordeling van de verplichte aanwezigheid van kruisbeelden in Italiaanse openbare scholen heeft herroepen. Als voorzitter van het 'Europees Parlement Platform voor Secularisme in de Politiek' ziet ze de uitspraak als een grote tegenslag in de strijd voor de scheiding van kerk en staat. (Website D66/Europa, vrijdag 18 maart 2011: 'Grote tegenslag voor scheiding kerk en staat')

- Voor Sonja Eggerickx (voorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen) impliceert het principe van de ‘scheiding kerk en staat’ dat de staat zich o.a. onthoudt om religieuze symbolen op te hangen in openbare ruimtes, waaronder openbare scholen. Het is noodzakelijk dat in een democratische samenleving de overheid en haar instellingen onpartijdig zijn. (21.03.11, Persbericht van de Unie Vrijzinnige Verenigingen: 'Een kruis over de neutraliteit')

Mijn kommentaar 1: het gaat om de appreciatiemarge van de verdragsstaten

De Grote Kamer komt niet tot het besluit dat kruisbeelden mogen in het rijksonderwijs, maar dat een verdragsstaat een appreciatiemarge heeft om al of niet kruisbeelden toe te laten in rijksscholen, zonder te zondigen tegen het EVRM en dan dus de vrijheid van godsdienst niet aantast. Volgens de Grote Kamer mag kruisbeelden verbieden dus evenzeer als ze toelaten. Positief is dat dit keer het EHRM niet buiten zijn oevers treedt, maar de verdragsstaten een appreciatiemarge laat om te oordelen.

Zoals Eric Hulsens echter besluiten dat als kruisbeelden geen probleem is, dan ook hoofddoeken aan het loket er geen is, is geen poging om het arrest correct te duiden, maar een poging het dienstbaar te maken aan zijn eigen ideologie, zo verblind dat zijn besluit zelfs tegengesteld is aan de reeds gevelde arresten inzake hoofddoeken. Op basis van de appreciatiemarge van de staten heeft het EHRM juist een verbod op het dragen van hoofddoeken door studentinnen aan universiteiten (Turkije) en voor twee meisjes - van 11 en 12 jaar - in staatsscholen (Frankrijk) goedgekeurd als niet in strijd met de godsdienstvrijheid. (Artikel 'Schendt hoofddoekenverbod mensenrechten en godsdienstvrijheid?', 22.09.09). Ook een Zwitserse lerares kreeg nul op het request in Straatsbrug op haar klacht dat ze geen hoofddoek mocht dragen op school, of nog een Marokaanse die haar hoofddoek niet wou afnemen voor een verificatie op het Frans consulaat in Marrakech, en daarom geen visum kreeg om in Frankrijk te verblijven met haar echtgenoot met de Franse nationaliteit. Men kan ook moeilijk Hulsens volgen als hij beweert dat er geen verschil is tussen een kruisbeeld dat daar ergens al jaren aan een klasmuur hangt en iemand die dagelijks beslist een hoofddoek aan te trekken om te gaan werken en elke contactpersoon zo duidelijk wil maken een moslim te zijn en niets dan een moslim.

Juist op basis van de appreciatiemarge zou het EHRM de vijf klachten die het ontving over het Zwitsers verbod op de bouw van minaretten kunnen beslechten, en tot het zelfde besluit komen als bij de kruisbeelden. (Volgende zaken zijn hangend bij het EHRM over het minarettenverbod: Association Ligue des Musulmans de Suisse et autres c. Suisse (no 66274/09), Ouardiri c. Suisse (no 65840/09), Baechler c. Suisse (no 66270/09), Koella Naouali c. Suisse (no 1317/10), Al-Zarka c. Suisse (no 9113/10)

Mijn kommentaar 2: het gaat slechts om kruisbeelden in Italiaanse scholen

Kan men dat nu echt, zoals europarlementslid Sophie in 't Veld zegt, 'een grote tegenslag in de strijd voor de scheiding van kerk en staat' noemen? Neen toch! Het gaat om het kruisbeeld dat in klaslokalen hangt, niet om het ronddragen van een kruisbeeld in een processie op school, noch om andere symbolen van het katholicisme of eender welke andere godsdienst. En al helemaal niet om godsdienstonderwijs, of nog b.v. de verplichting naar de mis te gaan op school. In peilingen op de websites van drie Italiaanse kranten bleek in 2009 een meerderheid de eerste uitspraak van het Hof te steunen. Op de vraag of ze het met de uitspraak van het Hof eens waren dat een kruisbeeld in de klas een aantasting is van de vrijheid van godsdienst en in strijd is met het recht van ouders om hun kinderen volgens hun eigen principes op te voeden, was een meerderheid het daarmee eens: La Repubblica Si: 63% van de 77.124 stemmen, La Stampa, Si: 58% van de 15.362 stemmen en bij de Corriere della Sera Si: 55,5% van 42.252 stemmen.

Tegenover die instemming met het eerste arrest van Straatsburg staat dat volgens een arrest van het Italiaans Grondwettelijk Hof in 2004, kruisbeelden mochten blijven hangen in rijksscholen en rechtbanken. Veel gehoorde motivatie: het katholicisme maakt deel uit van de Italiaanse identiteit, en daar horen dus kruisen in publieke ruimten bij als uitdrukking van die identiteit. Zo kwam ook de Italiaanse Raad van State in zijn arrest van 13 april 2006 in de zaak Lautsi tot dat besluit. ("Or il est évident qu'en Italie le crucifix est capable d'exprimer, du point de vue symbolique justement mais de manière adéquate, l'origine religieuse des valeurs que sont la tolérance, le respect mutuel, la valorisation de la personne, l'affirmation de ses droits, la considération pour sa liberté, l'autonomie de la conscience morale face à l'autorité, la solidarité humaine, le refus de toute discrimination, qui caractérisent la civilisation italienne.")

Er lijkt dus een behoorlijke kloof te bestaan tussen 'het volk', dat toch - minstens in een poll met 140.000 deelnemers - met een ruime meerderheid het eerste arrest goed vond, en de 'gevestigde machten' die voor kruisbeelden pleiten. Die gevestigde machten roerden zich meteen na het arrest Lautsi in eerste aanleg: conservatieve katholieke ministers en verschillende partijen (Lega Nord, de partij van Berlusconi) waren eensgezind om kruisen te verdedigen als deel uitmakend van de Italiaanse identiteit en het kruis een symbool van de Italiaanse traditie te noemen. Er werd nogal zware druk gezet op het EHRM om tot een andere uitspraak te komen in de Grote Kamer. Drieendertig leden van het Europees parlement zijn collectief schriftelijk tussengekomen in de beroepsprocedure om kruisbeelden te verdedigen, verschillende verenigingen eveneens, zoals het Zentralkomitee der deutschen Katholiken, Semaines sociales de France, Associazioni cristiane Lavoratori italiani, maar ook de regeringen van Armenië, Bulgarije, Cyprus, Rusland, Griekenland, Litouwen, Malta, Monaco, Roemenië en San Marino, waarbij de regeringen van Armenië, Bulgarije, Cyprus, Rusland, Griekenland, Litouwen, Malta en de republiek van San Marino toegelaten werden om collectief mondeling tussen te komen, vertegenwoordigd door ondermeer Jozeph Weiler, professor aan de rechtsfaculteit van de universiteit van New York. Voorstanders van kruisbeelden hebben dus massaal druk uitgeoefend om tot een voor hen gunstig arrest te komen, en het is hen gelukt.

Het arrest in eerste aanleg was goed onderbouwd, en men zou er toch moeten kunnen mee leven, ook al is men een zeer bigotte katholiek. Zoals rechter Malinverni in zijn dissidente opinie in beroep schrijft, moet de staat zijn leerlingen geen symbool van een godsdienst opdringen. Bovendien gaat het om een zogenaamde 'traditie' die helemaal niet oeroud is, maar, alhoewel gebaseerd op een koninklijk decreet uit 1860, blijkbaar vooral in zwang zou gekomen zijn vanaf 1923, het jaar waarin Mussolini aan de macht kwam. Maar na het zwaar geschut uit religieuse hoek dook de Grote Kamer achter de beschermmuur van de appreciatiemarge, waardoor ze zelf geen uitspraak ten gronde meer moest doen.

Besluit

Het is algemeen gezien een goede zaak wanneer het EHRM de verdragsstaten een zekere appreciatiemarge toestaat, voor zover uiteraard de basisprincipes van de mensenrechten niet onderuit gehaald worden. Dat nu uitgerekend een appreciatiemarge wordt aanvaard na zware druk vanuit katholieke en orthodoxe hoek om kruisbeelden in rijksscholen te mogen laten hangen, is dan weer niet zo verheugend. Het geeft wel aan dat internationale rechtbanken niet de alleenzalig makende garantie zijn om onze rechten als burger te beschermen.

Recent zijn we nog uitvoerig ingegaan op 'De groeiende dictatuur der rechters en professionele mensenrechten-ngo's'

Het nieuwste artikel hierover, van Stef Blok en Klaas Dijkhoff, respectievelijk voorzitter en lid van de VVD-fractie in de Nederlandse Tweede Kamer, in een opiniestuk in De Volkskrant op 7 april '11 met de titel 'Leg het Europees Hof aan banden'. Ze schrijven : "Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tast democratisch tot stand gekomen wetgeving te zeer aan... Door zich steeds meer te mengen in democratisch gelegitimeerde politieke besluiten van de lidstaten, dreigt het Hof zijn geloofwaardigheid en draagvlak te verliezen. Dat zou slecht zijn, want het oorspronkelijke doel van het EVRM en het Hof is onverminderd belangrijk.... Bijna zestig jaar later is het resultaat dat de rechters in Straatsburg al te vaak ‘politici in toga’ zijn geworden. Zo werd in de zaak van Koua Poirrez tegen Frankrijk beslist dat een burger die nooit had bijgedragen aan sociale zekerheid en niet de Franse nationaliteit had, toch recht kreeg op een uitkering. Daardoor zijn ook de sociale rechten binnen de werking van het EVRM komen te vallen, wat nooit de bedoeling is geweest.... Het ontbreken van een democratisch gelegitimeerde grondslag voor de ruime interpretatie van het EVRM door het Hof is niet alleen principieel onjuist, maar leidt ook tot onvrede. Ook onder rechters en wetenschappers zowel vanuit conservatieve als progressieve hoek, klinken steeds meer kritische geluiden. Niet alleen uit eigen land (Zwart, Baudet), maar ook van eminente rechters als de Engelse Lord Hoffmann en de voorzitter van het Belgisch Grondwettelijk Hof, Marc Bossuyt."

Men kan de woorden van Michaël Merrigan, "Indien een democratische samenleving van bepaalde tradities en symbolen niet langer gebruik wenst te maken, heeft ze met haar wetgevingsprocedure de middelen in handen om die te veranderen, of er zich geheel van te ontdoen." als volgt anders formuleren: democratische landen moeten zich ontdoen van het juk van rechters van internationale tribunalen en het volk moet rechtstreeks betrokken worden bij het uitwerken van het nationaal recht door bindende referenda.

Zoniet komt er wellicht nog een dag dat hier een rechter vonnist dat kritiek op de islam of Mohammed tot de doodstraf leidt, zoals in een resolutie van de mensenrechtencommissie van de VN ondertussen zal zijn bepaald? Onmogelijk? Niets is op dat vlak onmogelijk, als zelfs al gevonnist werd dat beslissingen van de Veiligheidsraad voorrang hebben op eender welke andere rechtsregel (EU rechtbank, 21 september 2005), of sociale vrede en politieke stabiliteit belangrijker zijn dan het recht op vrije meningsuiting (EHRM, 16 juli 2009).


Noot: Hitler versus directe democratie

Een debat over directe democratie leidt meestal op een zeker moment tot de opwerping van tegenstanders hiervan dat 'Hitler ook democratisch aan de macht is gekomen'. Als die dooddoener al waar zou zijn, dan wel dat Hitler aan de macht is gekomen via de representatieve democratie en een parlementaire stemming, en niet via een bindend referendum. Hitler is echter helemaal niet 'democratisch aan de macht gekomen': van de Duitse bevolking heeft hij nooit een meerderheid gekregen. Wel kreeg hij volmachten dankzij sommige politieke partijen. Zoals Geert Van Hout in het artikel 'Partijtucht : sluipend gif voor de democratie' duidelijk aangeeft, kwam Hitler aan de macht door de fractiediscipline van enkele partijen. De NSDAP van Hitler had helemaal geen meerderheid in het Duits parlement (Rijksdag), laat staan de nodige tweederdenmeerderheid, om hem als rijkskanselier van een coalitie vier jaar met volmachten te laten regeren. De socialisten (SPD) stemden tegen. Hitler kreeg wel de steun van voldoende andere partijen: de conservatief-nationalistische Duitse Nationale Volkspartij (DNVP), de katholieken (Zentrumspartei) en de liberalen (Deutsche Staatspartei). Met gesloten rangen schaften zij de democratie af via parlementaire weg. Hitler zou zijn volmachten nooit meer uit handen geven. Democratisch verkozen parlementsleden (van gematigde centrumpartijen...) bewezen met hun stemgedrag dat ze fractiediscipline hoger inschatten dan de democratie zelf. Niet het volk dus schafte de democratie af, wel de politieke partijen. Geen enkel bindend referendum heeft tot een dictatuur geleid, wel integendeel. De beste bescherming voor de democratie is juist het wapen van het bindend referendum in handen van de burger. Dan heeft men geen bescherming nodig van enig 'internationaal tribunaal' dat onder druk staat van ideologische of religieuse groeperingen, zoals het - nog tamelijk onschuldige - kruisbeeldenarrest duidelijk aantoont.
Read more...

7 april 2011

Hysterie om een lijk

Naar aanleiding van de uitspraken van Vic Van Aelst omtrent de positie van het Frans als onderwijstaal in Vlaanderen, hebben we de voorbije dagen weer staaltjes van Belgicistische hysterie gezien. Van Aelst werd afgeschilderd als een halve cultuurbarbaar, terwijl een eenvoudige toepassing van de regels van de reciprociteit op zich al genoeg is om hem in zijn claim te volgen: Franstaligen vertikken het zelf om Nederlands "met goesting" te leren, waarom zouden wij het dan doen, nog los van het argument dat de rol van het Frans in de wereld stukken kleiner is dan het Engels?

De reden van die hysterie is natuurlijk dat het blijven leren van Frans in Vlaanderen een belangrijk symbool is voor zij die nog geloven in een "Belgisch" gevoel. Vlamingen die geen Frans meer willen leren, dat moet wel het einde zijn van het Belgisch verhaal. Belgicistisch-links staat al klaar met de "zie je wel"-vinger: "Vlaanderen plooit zich terug op zichzelf". Geeuw. Wat is dat dan, zichzelf? En waar waren we dan vroeger wel toe "uitgeplooid"? Een paar korte gedachten over identiteit en waarden.

Vooreerst dit: identiteit is niet digitaal, maar contextueel. Niemand is 100 % Vlaming en enkel Vlaming, net zoals niemand 100 % Europees, en enkel Europees is: als ik kijk naar Wallonië, dan voel ik me Vlaming. Als ik kijk naar de revoluties in het Midden-Oosten, dan voel ik me Europeaan. Als ik kijk naar Antwerpenaars, dan voel ik me West-Vlaming. En mocht er leven op Mars zijn, dan zou ik me “Aardbewoner” voelen.

Identiteit is dus contextueel. Men is wat men is, maar in relatie tot anderen worden bepaalde aspecten belangrijker, zonder dat al die andere aspecten daarom verdwijnen. In een politieke context wordt onze identiteit gedefinieerd door diegene waarmee we een machtsrelatie hebben. De pion op het schaakbord krijgt pas betekenis in relatie tot de koning: de identiteit van beiden wordt vrijwel exclusief gedefinieerd door hun hiërarchie. Een mens is natuurlijk meer. Het schaakspel is dan ook slechts de abstractie van één identiteit: de politieke.

Maar het is wel dat aspect van onze identiteit dat alle andere aspecten mogelijk maakt. Zij die dus claimen dat het Vlaams-nationalisme de identiteit van mensen probeert te verengen tot hun politieke identiteit, miskennen het evidente feit dat de niet-politieke aspecten van de identiteit pas ruimte kunnen krijgen als de politieke identiteit geconsolideerd is. Want hoe vrij zijn al die andere identiteitsaspecten als je weet dat het instituut België op haast totalitaire wijze in elk aspect van het private leven tussenkomt?

De claim dat we “zoveel meer zijn dan enkel maar Vlaming” is dan ook pathetisch: men kan niet veel meer zijn, zolang we niet volgens onze eigen inzichten de polis mogen inrichten. Depolitisering is net het doel van gemeenschapsvorming: door het delen van waarden de machtsuitoefening over elkaar minimaliseren. Waarom zou ik immers nog macht willen uitoefenen op iemand die uit vrije wil mijn waarden al deelt? Een natie is een morele unie.

De Vlaamse identiteit zal dus pas gedepolitiseerd worden als het Belgisch waardenconflict opgelost is. Want daar gaat het over: waarden. Terwijl in metafysische termen we niet kiezen wie we zijn (lichaamsbouw, intelligentie), kunnen we in politieke termen wel kiezen hoe we willen samenleven. En daarover bestaat in België niet de minste politieke overeenstemming. In dit conflict wordt dus het politiek aspect van onze identiteit op de proef gesteld: wat zijn onze waarden? En hoe gaan we onze individuele voorkeuren harmoniseren met elkaar? Kortom: hoe gaan we samenleven? Zonder waarden geen politiek. En zonder politiek geen polis.

“Het” Belgisch probleem is dan ook pas in de laatste plaats een cultureel probleem. Het is een moreel probleem: “de” Belgische waarden bestaan niet meer. Er is niets meer om het samenleven aan op te hangen. Er is enkel de totale leegte, het morele vacuüm. Dat vacuüm is ontstaan met de democratisering van het land. Zolang het cijnskiesrecht in tact was, en dus enkel de “haute bourgeoisie” kon gaan stemmen, waren er geen politiek-identitaire problemen. Vanaf de invoering van het AMS echter, begonnen politieke identiteiten die tot dan toe niet aan bod kwamen opgeld te maken. Deelden de Vlamingen de premisse wel dat een individu beschaafd moest worden in de Franse cultuur? Wat vroeger een evidentie was, was dat voortaan niet meer.

In psychologische termen verkeert de Belgische politieke identiteit sindsdien in een permanente neurose. De ogenschijnlijk vibrerende Belgitude is slechts een manische uiting daarvan. De vele Belgicistische artiesten die luid schreeuwen dat ze Belg zijn, kunnen niet eens definiëren wat dat is, Belg zijn. Dat vinden ze trouwens geen probleem: ze claimen geen waarden te hebben. Maar toch zouden toch nog genoeg morele houvast vinden om het Vlaams-nationalisme te veroordelen? Laat me niet lachen: morele verontwaardiging is de traditionele klederdracht van zij die hun intellectuele naaktheid moeten verbergen.

De neuros heeft nu lang genoeg geduurd. We zijn op een punt aangekomen waarop we een keuze moeten maken tussen die leegte en de eros: de wil om zelfstandig en in kracht te leven. Kiezen wij voor het Belgische moreel vacuüm en de bijhorende machtsstrijd over de invulling daarvan? Of kiezen we voor een nieuwe waardengemeenschap, waarin het politieke aspect van onze identiteit terug tot haar normale proporties kan teruggebracht worden?

Want het klopt: deze politieke strijd verengt onze identiteit enorm, en dat is echt afstompend. Wie is de vele nietszeggende krantenartikels over de politieke situatie nu nog nìet beu? Maar we moeten erdoor, willen we die andere aspecten ook beleven. Ook ik ben het meer dan beu om mijn identiteit constant in politieke termen te moeten definiëren, maar ik kan niet anders: België frustreert mijn waardenpatroon dagelijks. Terwijl er heel wat Walen zijn waar ik mij op individuele basis mee zou kunnen identificeren (trappistenliefhebbers, niet-rokers, filosofie-minded people) is mijn politieke relatie met hen anders, in die zin dat zij deel uitmaken van een gemeenschap die tegen de waarden van mijn gemeenschap ingaan.

Het is natuurlijk wat kort door de bocht om zomaar te spreken van “de” Vlaamse waarden. De waarheid is dat zo’n waardenonderzoek nog nooit heeft plaats gevonden. We hebben onze eigen poppetjes in het Vlaams Parlement, maar au fond is er nooit een morele breuk geweest met het Belgisch moreel kader. Met veel poeha werd het Vlaams Parlement in 1996 geopend, en de glazen koepel die boven het halfrond geconstrueerd werd stond symbool voor “openheid”. Maar openheid naar wat? Onder de Vlaamse koepel heerst dezelfde Belgische neurose: wat is onze politieke identiteit?

Waarom willen wij een ander politiek systeem? Hebben wij bij de regionalisering eigenlijk ooit onze eigen politieke premissen geëxpliciteerd? Of importeerden wij stilaan gewoon de Belgische ziektes? Ik vermoed het laatste: de “V” van Vlaanderen staat in mijn ogen voorlopig nog niet voor meer vrijheid. Ik zie enkel de “V” van Vlarem. Wat we zelf doen, hebben we dus vooralsnog niet fundamenteel anders gedaan.

Zowel de Vlaamsgezinde als Belgicistische intellectuelen staan dus voor een gelijkaardige opdracht. Wie zich Belg “voelt” moet mij eens uitleggen wat dat is, dat Belgisch gevoel. Cultureel kan ik me daar wel iets bij voorstellen: frieten en chocolade. Maar daarmee bouw je nog geen samenleving op. Hetzelfde geldt ook voor wie zich Vlaming “voelt”. Spreek me niet van volkssporten en braderieën: vinken zetten is inderdaad rustgevend, en ja, ik sjoelbak graag. Maar wat zijn nu de waarden waarop we republiek zullen bouwen? Vertel me daar liever eens wat over. België in het klein? Dank u, maar nee bedankt. Ik strijd voor een nieuw land, niet voor oude wijn in nieuwe zakken.

Vlaanderen krijgt nog even respijt voor het niet invullen van deze waarden, want alles is beter dan de sovjetmonarchie waarin ik samen met honderdduizenden andere Vlamingen dagelijks belogen, bedrogen, uitgebuit, beledigd en geculpabiliseerd word omwille van mijn onwil om toe te geven aan de perverse socialistische leugen dat solidariteit een morele plicht, en geen morele optie is.

Maar vroeg of laat moet er een antwoord komen op de vraag wat wij dan in de Republiek fundamenteel anders willen gaan doen. Zoniet, dan zal de sluimerende Belgische neurose ook het Vlaams parlement in zijn greep krijgen, en eindigt alles in dezelfde identitaire en morele beerput als degene waar we net uit willen kruipen. Er bestaan universele politieke waarden: Locke en Jefferson hebben er al een glimp van opgevangen. Het wordt tijd dat Vlaanderen zijn eigen Founding Fathers naar voren schuift om dat werk verder te zetten.

Ondertussen kan ik enkel maar vaststellen dat de reacties op de uitspraken van Vic Van Aelst buiten alle proportie zijn. Men is geschrokken van het lijk in de kamer, maar het lag al die tijd al te rotten op het tapijt. Men kon de lijkgeur tot nog toe negeren door zich vast te klampen aan symbolen zoals het Frans als tweede taal op school, maar Vic Van Aelst haalde de neusknijper weg. Vandaar de hysterie.

Proficiat aan Vic Van Aelst om de dingen te zeggen zoals ze zijn: de Belgische identiteit in politieke termen is al jaren dood. Ze moet enkel nog begraven worden. Ik verlang naar de dag waarop ik vrij zal kunnen ademen, en de geur van het rottend politiek kadaver niet meer dagelijks in mijn neus zal moeten verdragen.

Brecht Arnaert
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>