6 april 2020

Negationisme in India


Negationisme in India

En in De Morgen

(Doorbraak, 5 april 2020)


De Morgen publiceert op 25 maart 2020 een dubbele bladzijde over “Hoe India geschiedenis herschrijft”, van de hand van Delhi-correspondente Aletta André, en noemt daarin prominent mijn naam. Laten we de gelegenheid gebruiken om een onwetend publiek enkele basisfeiten bij te brengen, want India is een domein waarover de desinformatie al te lang de toon aangegeven heeft.

Een inleidende algemene vaststelling, die ook de hoofdredactie niet kan ontgaan zijn, is de volkomen eenzijdigheid van het artikel. Er bestaat in India een debat over geschiedschrijving, en een krant kan zijn lezers een dienst bewijzen door daarover te berichten, liefst objectief. Dit stuk is echter geen berichtgeving over een debat, wel een luidspreker voor één van de twee strijdende partijen binnen dat debat. Elke poging om zelfs maar een schijn van onpartijdigheid te wekken, ontbreekt hier. Dat mag, maar je kan het als lezer maar beter beseffen.

Een andere vaststelling is dat dit soort artikel over de hindoe-nationalistische geschiedherschrijving een vast nummer is, dat ik sinds 1988 al vaak heb zien opduiken; maar dat het in zoverre origineel is dat het voor het eerst de tempel/moskee-betwisting in Ayodhya onvermeld laat. Daar stond de Babar-moskee op de plaats van de verwoeste geboortetempel van Rama, wat alle betrokken partijen wisten of toegaven, tot de communistische “eminente historici” eind jaren 1980 zonder enige grond gingen beweren dat daar nooit een tempel gestaan had. Ze werden prompt bijgetreden door de ter zake volkomen onwetende buitenlandse indologen en India-watchers in de media. Wie aan de aloude consensus vasthield, of nieuwe bewijzen voor de tempel presenteerde, kreeg van de Aletta’s van toen te horen (zoals ik nu, en trouwens ook destijds) dat “zijn bronnen ter discussie staan”, of andere dergelijke uitvluchten om zijn bewijsmateriaal te kunnen negeren.

Maar de bewijzen bleven zich opstapelen en werden door de rechtbank ernstig genomen. Die beval archeologisch onderzoek van de site, en de tempeloverblijfselen kwamen nu definitief aan het licht. De “eminente historici” mochten hun beweringen in de getuigenbank komen uitleggen en vielen één voor één door de mand: “Ik ben geen archeoloog”, “Ik ben nog nooit in Ayodhya geweest”, “Ik tekende die verklaring maar omdat mijn collega’s dat ook deden”. Na 69 jaar rechtsgang heeft het Hooggerechtshof in 2019 de betwiste site eindelijk aan de hindoes toegewezen zodat zij de Rama-geboortetempel kunnen heropbouwen.  De eminenties willen niet aan hun vals spel in het verloren geschiedkundig debat over Ayodhya herinnerd worden, en de bevriende media spelen nog steeds hun spel mee: dat debat is dus opeens in de vergeetput verdwenen, ook in dit DM-artikel. Het gold al die jaren als illustratie bij ronkende artikels als dit over “geschiedenisherschrijving”, en het illustreert inderdaad dat wetenschappelijke (als “hindoe-nationalistisch” belasterde) historiografie een herschrijving van de nu dominante versie vergt.   



Aurangzeb

Het verhaal begint anekdotisch met de geslaagde agitatiedoor hindoes voor het omdopen van Aurangzeb Marg (straat). Als historicus ben ik ook geen fan van die uitwissing van oude benamingen; maar anderzijds, nu er zoveel druk is om de naam Cyriel Verschaeve uit te wissen, die alleen maar fout was, en nu bondgenoot doch “oorlogsmisdadiger” maarschalk Foch uit het Leuvense straatbeeld verdwenen is, waarom dan niet de naam van Mogolkeizer Aurangzeb, die talloze duizenden over de kling gejaagd heeft?

Nou goed, het is maar een aanleiding om het werk over die Aurangzeb door prof. Audrey Truschke in het zonnetje te zetten. Daar heb ik in geschrifte al mijn gedacht over gegeven (zie hf. 13 en 18 van mijn boek Hindu Dharma and the Culture Wars, 2019, ook online: https://www.academia.edu/42411952/The_Aurangzeb_Debate en https://www.academia.edu/34223444/Academic_bullies?sm=b; zij had er geen ander antwoord op dan mij op Twitter te blokkeren), hier in het kort.

“Slechts bewijs voor een handjevol verwoeste tempels onder Aurangzeb”? Helemaal niet. Ten eerste is er der voortschrijdende aangroei van archeologisch bewijsmateriaal . Met de regelmaat van een klok vindt de Archaeological Survey of India overblijfselen van tempels in moskeeën. Onder het bewind van de Congrespartij kregen de opgravers dan verbod om er met een woord over te reppen, maar nu wordt er openlijk over gesproken, zoals het in een democratie hoort. (Zelfde verschijnsel voor terrorisme: als vroeger de politie een terreurnetwerk op het spoor was, werd zij van hogerhand gestopt of gesaboteerd, terwijl zij nu haar gang mag gaan; zodat India meetbaar een stuk veiliger geworden is.)

Ten tweede is het beste bewijs voor de tienduizenden tempelverwoestingen de hofkronieken van Aurangzeb zelf, die zowel de bevelen tot verwoesting als de rapporten over hun uitvoering bevatten. De meeste documentaire bewijsstukken over de islamitische beeldenstorm, vanaf de Chachnama over de Arabische verovering van Sindh in 712, zijn trouwens van moslimoorsprong en zijn heel openlijk over hun verdelging van de “afgoderij”. Vaak werden in de nieuwe moskeeën zichtbaar overblijfselen van de verwoeste tempels ingebouwd om de zege op de afgoderij te demonstreren. Het is pas sinds de 20ste eeuw dat een deel van de moslims onder modern-westerse invloed wat gegeneerd worden over hun eigen religieus fanatisme en dan hun eigen iconoclasme beginnen te minimaliseren of ontkennen,-- een negationistische trend waarvan dit artikel een uitloper is.

De poging om de islamkerfstok wit te wassen, is een geval van de hoofdzonde tegen de geschiedschrijving: de projectie van moderne waardenstandaarden op  een verleden waarin die niet golden. (Daarin speelt ook het moderne onvermogen om zich in te leven in de ernst van premoderne mensen over hun religie.) In moderne propaganda komt het slecht uit, te moeten erkennen dat je favoriete religie heel wat verwoestingen en slachtingen op haar geweten heeft. Dat is daarom precies hetgene waarvan Aletta de hindoes meent te moeten beschuldigen: “met hun eigentijdse vooroordelen de geschiedenis geweld aandoen”. Nee, als moslimveroveraars en hun kroniekschrijvers het over “duizenden” hebben, wat dan nog door de archeologie bevestigd wordt, dan is het “de geschiedenis geweld aandoen” als je beweert dat het er “slechts enkele” waren.

Verder heet het dat Aurangzeb “talloze tempels beschermde” (tegen wie?), of toch dat hij “duizenden andere tempels liet staan”. Veel belangrijke tempels zijn wel degelijk verwoest, en de moskeeën op hun plaats zijn staande bewijzen van Aurangzebs gewelddadige islamiseringsplitiek en evenzovele weerleggingen van Truschke’s witwasserij. Maar inderdaad, de minimis non curat praetor, een belangrijk man houdt zich niet met kleinigheden bezig, dus er zijn inderdaad wat garnalen kunnen ontsnappen. Door list plus omkoping hebben de hindoes zelfs de vooraanstaande doch afgelegen Jagannath Puri kunnen redden; voor Truschke is dat een tempel die Aurangzeb “liet staan”, maar hij stond wel op diens lijst van te vernielen cultuurgoed. Het hele argument is onzinnig maar wel nuttig voor strafpleiters: “Ja mijnheer de voorzitter, de feiten zijn bewezen, mijn cliënt heeft die moorden gepleegd. Maar! Toch zal u hem vrijspreken, want kijk eens hoe veel mensen hij in leven gelaten heeft!”

Wie op het aantal tempelverwoestingen wil afdingen, kan dat op wetenschappelijke wijze doen. Neem de duizenden gerenommeerde gevallen van islamitische tempelverwoesting en toon aan dat daar een ander scenario van toepassing geweest is. In 1990 verscheen het boek Hindu Temples: What Happened to Them door Sita Ram Goël, met een presentatie van de islamitische doctrine van de beeldenstorm vanaf Mohammed, maar vooral een nog zeer onvolledige lijst van 1846 verwoeste tempels. Er zijn er veel meer, en in de laatste 30 jaar zijn er nog veel ontdekt, maar laat ons met die lijst beginnen. Een wetenschappelijke uitspraak is falsifieerbaar, zo leerde ons Karl Popper. Welnu, daar heb je 1836 falsifieerbare uitspraken: erop los. Maar in die 30 jaar hebben noch Truschke noch eender wie er daarvan ook maar één kunnen (of zelfs durven proberen te) weerleggen.



“1200 jaar slavernij”

Aletta’s andere gezagsbron, Manu Pillai, probeert de overvloedige bewijzen te ontkrachten met twee in India overbekende smoezen. Eén is dat er destijds “niet gegeneraliseerd werd in termen van hindoes en moslims”, dus dat er vaagheid bestond over deze identiteiten. Je hebt al eens strijdige meningen, disputant doctores, met oprecht gemeende besluiten uit meerzinnige bronnen die bij nader onderzoek fout blijken; maar deze bewering van Pillai is werkelijk onzin waartoe geen enkele bron aanleiding geeft.

Er waren inderdaad soms tijdelijke transreligieuze bondgenootschappen, net als in de Kruistochten (bv. tussen de Tempeliers en de Assassijnen, allebei vijand van het Kalifaat) of de Reconquista, die desondanks onverminderd als voorbeelden van Heilige Oorlog gelden. Onder hindoes met hun traditie van pluralisme kwam zulke vaagheid al eens voor; maar er is geen enkele bron waarin onduidelijkheid bestaat over hindoe of moslim in hoofde van de moslimleiders.

Wel waren de moslims soms in verwarring over de vele verschillende hindoegemeenschappen (zo heetten de boeddhisten bij hen de “kaalgeschoren brahmanen”), maar het waren alleszins allemaal heidenen, bestemd voor de slavernij of de hel. Of toon mij eens een moslim die een moskee met een afgodentempel verwart. Als groot precedent dat de agressie tegen de hindoes en het hindoeïsme rechtvaardigt, gold steeds weer de profeet en diens iconoclasme, vooral de verwoesting van de 360 godenbeelden in de Kaäba te Mekka. Dat basisfeit van islamitische agressie tegen de ongelovigen sinds het funderende begin wordt door de Truschkes en Pillais stelselmatig verdonkeremaand, want het weerlegt hun gemakkelijke uitvlucht dat de conflictbeschrijving van de islamitische veroveringen “uit de Brits-koloniale tijd stamt”. Steeds weer proberen de islamofiele provinciaaltjes hun publiek oogkleppen op te zetten om de buitenlandse en prekoloniale dimensie van het islam-imperialisme niet te zien.

Daarom ook was er niets mis met Narendra Modi’s geciteerde verwijzing naar “1200 jaar slavernij”. (zie https://www.academia.edu/people/search?utf8=%E2%9C%93&q=%221200+years+of+slavery%22) De islamitische inval vond niet in heel India tegelijkertijd plaats, in die zin is de keuze van “1200” wat willekeurig, maar zijn punt was dat de kolonisering niet bij de Britse maar bij de islamitische invasie begon. En dat is volkomen juist. Het kalifaat, de sultans en de mogols hebben de hindoes zwaar onderdrukt (bv. win gewaarborgd je proces tegen je buur als je je tot de islam bekeert) en uitgebuit (gedoogtaks voor ongelovigen), miljoenen ook letterlijk als slaaf verhandeld, en beschouwden zichzelf altijd als buitenlander. Tot het einde van het mogolrijk in 1857 was de hof- en gerechtelijke taal Perzisch, en talloze moslimbestuurders spraken (anders dan naar India gedetacheerde Britten) geen enkele inheemse taal. Het verschil is alleen dat de Britten naast hun uitbuiting ook een aantal waardevolle nieuwigheden importeerden, wat van de Arabieren, Afghanen en Turken niet gezegd kan. Verder hebben de postkoloniale Britten aanvaard dat men hun vroegere kolonisering van India bij de naam noemt, terwijl de moslims (of althans hun zoollikkers) groot schandaal maken als je  de sultanaten als koloniale regimes kenmerkt.



Talikota

Verder is Pillai heel selectief in zijn historische bewijsvoering. Kundige desinformeerders laten zich niet op uitdrukkelijke leugens betrappen, zij zetten hun publiek op het verkeerde been door bijvoorbeeld sommige feiten buiten beeld te houden en werkelijk gebeurde feiten in een verkeerd licht te plaatsen. Het geciteerde tijdelijk bondgenootschap van keizer Aliya Rama Raya van Vijayanagar met sultan Adil Shah in 1558 lijkt voor naïevelingen misschien een overtuigend voorbeeld van multiculturele knusheid, maar het vormt in de echte wereld niet bepaald een argument voor de symbiose van hindoe en moslim, integendeel.  Want wat was het vervolg? Rama Raya nam twee moslim-eenheden op in zijn leger, voorbeeldig multicultureel. Maar in 1565 viel een verbond van sultans hem aan, en ze leverden slag in Talikota. Hij was de veldslag aan het winnen, maar toen begon het geweten van de twee moslimgeneraals te knagen. Zij liepen over, namen Rama Raya gevangen en onthoofdden hem. Dat komt ervan.

Een gelijkaardig geval waar een ontypische wazigheid over hindoe versus moslims noodlottig bleek, was de cruciale inbraak vanuit de randgebieden van India naar het hartland in 1191-92: koning Jayachandra van Kanauj trachtte zijn vete met koning Prthiviraj Chauhan van Delhi te beslechten door de hulp in te roepen van sultan Mohammed Ghori. Die verloor van Chauhan, kreeg echter gratie, kwam een jaar later terug, versloeg en onthoofdde Chauhan te Tarain, en een weinig later kwam ook Jayachandra aan de beurt. Die mocht dan tijdelijk zijn bondgenoot geweest zijn, hij was voor moslims vooral een heiden. De twee daaropvolgende jaren vond in de Gangesvlakte de grootste beeldenstorm uit de geschiedenis plaats, waarin onder meer de boeddhistische universiteiten (zowel gebouwen als geleerden) met de grond gelijk gemaakt werden. De onduidelijkheid tussen hindoe en moslim die Pillai ons tracht aan te praten, de onachtzaamheid op hun intrinsieke vijandigheid, is wat in de werkelijke geschiedenis tot de catastrofes van Tarain en Talikota geleid heeft.

Tenslotte kunnen de geschreven bronnen volgens Pillai al eens overdrijvingen bevatten:  de talloze moslimgetuigenissen over moordpartijen onder hindoes “dienden om de sultans de hemel in te prijzen”. Daaruit volgt niet dat ze onwaar zijn, dat is zonder enige aanwijzing uit de lucht gegrepen. Maar stel nu dat dat vleiend auteursleugentje inderdaad al eens gebeurd is: wat zegt dat dan over de ideologie die in dat milieu gold, namelijk de islam? Verdelging van de ongelovigen en hun heiligdommen is daar inderdaad glorieus, want een trouwe navolging van het voorbeeldgedrag van de Profeet.



Negationisme

Het hoge woord is gevallen: negationisme. Is die term, bekend van de Holocaust-ontkenning, werkelijk van toepassing, of is het maar een retorische overdrijving?

Het is inderdaad zo dat we in dit minimaliserend vertoog enkele typische technieken van de Holocaust-ontkenners terugvinden. Het bovenstaand argument dat Aurangzeb “er ook veel had gespaard”, vindt men frequent terug in ontkennersliteratuur: “Hitler kan moeilijk van de vernietiging van de Joden werk gemaakt hebben: zie hoeveel er nog zijn, met een eigen staat en al!”

Heel typisch is het veelvuldig omwisselen van regel en uitzondering. Holocaust-ontkenners trekken zich op aan kleine succesjes over randgebeurtenissen. Zo wordt sinds kort niet meer beweerd dat Hitler tijdens de Olympische Spelen een hand weigerde te geven aan de Amerikaanse atleet  Jesse Owens omdat die een neger was. Die urban legend hadden de negationisten altijd al ontkend, zeggen zij triomfantelijk. Mogelijk, maar die kleine correctie doet niets af aan het feit van de Holocaust. Zo zijn de gunstige elementen die Truschke weet te noemen omtrent Aurangzebs persoonlijkheid wel juist, bv. dat hij een asceet was en zeer zorgzaam omsprong met overheidsgelden (zo weigerde hij betaling uit de schatkist en nam hij zijn vader Shah Jahan diens geldverspilling aan prestigeprojecten als de bouw van de Taj Mahal kwalijk), maar die doen niets af aan zijn campagnes tegen het hindoeïsme. Integendeel, zij komen uit hetzelfde basismotief voort, namelijk zijn vroomheid: omdat die door de islam gekneed was, leidde zij niet tot liefdadigheid of yoga of zo, maar tot djihaad.

Ook gemeenschappelijk is dat de meesten weliswaar aantoonbare onwaarheid vertellen maar wel oprecht geloven wat zij zeggen. Het verschil zit hem alleen in de maatschappelijke aanvaarding. Holocaust-ontkenners marginaliseren zichzelf maar ze brengen dat offer gewillig omdat ze denken daarmee de waarheid te dienen. Zoiets als christelijke martelaren die liever hun leven gaven dan zich met het mes op de keel tot de islam of het atheïsme te bekeren: ongetwijfeld moedig en beginselvast, maar ook tragisch omdat hun “ware geloof” een begoocheling was die niet de waarheid werd doordat zij er hun leven voor gaven. Er was nu eenmaal geen verrijzenis, geen opheffing van de zonde en sterfelijkheid daardoor, geen maagdelijke geboorte. Het geloof waarvoor zij een heldhaftig offer brengen, is onverminderd een begoocheling. Die combinatie van waarheidsliefde en begoocheling verklaart ook waarom sommige negationisten na nadere studie toch nog van het negationisme weggroeien, hetzij van specifieke geloofspunten (velen zijn bv. teruggekomen van hun vroegere ontkenning van de massamoord in het Oekraïense Babi Yar onder invloed van nieuwe bewijzen) hetzij van de Holocaustontkenning als zodanig (bv. mijn collega-oriëntalist Christian Lindtner). Maar om het nog eens te beklemtonen, hun kennelijke oprechtheid doet niets af aan hun ongelijk.

Djihaad-ontkenners daarentegen baden in maatschappelijke erkenning en goedkeuring, zowel in India als internationaal. Misschien niet vanwege de numerieke meerderheid (de meeste Europeanen en de meeste hindoes doorzien de islamofiele smoesjes wel) maar wel vanwege de officiële kringen in politiek, onderwijs en media. Zij floreren en krijgen allerlei voordelen, beloningen en bevorderingen toegeschoven. De meeste mensen zijn conformisten en graviteren dan ook naar deze ongefundeerde doch goedgekeurde meningen pro islam, zonder goed te beseffen wat de ware toedracht in dit geschiedenisdispuut is. De logische structuur van hun ontkenningstechnieken is echter dezelfde als bij de Holocaust-negationisten.



Genocide

Maar: al is de ontkenning van de misdaden van moslimveroveraars en nazi’s dan dezelfde, zijn ook de betrokken misdaden daarom gelijkaardig? In India zijn er enkelen die van “hindoe genocide” of “the Hindu Holocaust” spreken. Toen de van oorsprong Franse journalist François Gautier in Pune een museum voor de vernietigingsstrijd tegen het hindoeïsme en het hindoeverzet daartegen oprichtte, waren er stemmen die het dat het Hindu Holocaust Museum wilden noemen. Uiteindelijk werd het naar de belangrijkste vrijheidsstrijder, Shivaji Bhonsle (17de eeuw), het Shivaji Museum genoemd, maar aanvankelijk behoorde die Holocaust-verwijzing tot de kanshebbers.

Ook mijn raad werd gevraagd, en ik drong er sterk op aan, die fout niet te maken. Ten eerste is het weinig diplomatiek, de Joden daarmee tegen de haren in te strijken. Hoewel de term “Holocaust” eerst de Armeense genocide betrof, is hij gaandeweg een soort eigendom geworden van de Joodse gemeenschap, die het kregelig zou opnemen als iemand anders ermee aan de haal zou proberen te gaan. Behalve de staat Israël hebben de hindoe-nationalisten bijna geen vrienden, dus je kan die maar beter ontzien. Ten tweede vestig je door die term weer maar eens de aandacht op andermans ervaring, terwijl de uniciteit van de hindoe ervaring nog steeds onderbelicht blijft. Er zijn inheemse termen, en het is nu nodig om één standaardterm te kiezen en die te promoten. Men heeft het onder meer over Hindu-vanśa-vicchédana of Hindu-saṁhāraṇa, “genocide op de hindoes”.

Omdat ik ook die term onnauwkeurig vind (zie https://www.academia.edu/16578319/Was_There_an_Islamic_Genocide_of_Hindus?sm=b), houd ik het op het algemenere Hindu-hatya, “slachting van de hindoes”. Die term volgt een oud stramien, bv. de Śākya-hatya, de slachting op de Śākya’s, het volk waartoe de toen hoogbejaarde Boeddha behoord had (door een in zijn eer gekrenkte kleinzoon van de Śākya-staatsleider, dus niet om leerstellige redenen). Hij laat in het midden wat precies de aard van die slachting was.

De uitmoording van hindoes heeft, blijkens de moslimkronieken zelf, zeker meer dan zes miljoen dodelijke slachtoffers gemaakt; en daarnaast nog miljoenen slaven, en allerlei andere vormen van persoonlijke beschadiging, en een enorme (niet zijdelingse maar zeer doelbewuste) culturele verwoesting. Je komt al in de buurt van de 5,3 tot 5,7 miljoen officiële doden van de Holocaust als je alleen al de 20ste eeuw beschouwt. Tijdens de Splitsing in 1947 (en in Bengalen breder uitgespreid over de volgende jaren) vielen al minstens twee miljoen doden, meestal hindoes; de officiële geschiedschrijving minimaliseert die cijfers en stelt ze als in wezen symmetrisch voor, wat volkomen onjuist is. De overlevende hindoe-sikh “migranten” waren allemaal echte vluchtelingen die hun geboortegrond slechts onder dwang of dreiging verlieten, terwijl de meeste moslims die naar Pakistan trokken, “migranten” (Mohajirs) waren naar het beloofde land dat zij zelf uitgekerfd en in zeer grote meerderheid in de stembus gesteund hadden.  In 1971 richtte het Pakistaanse leger met plaatselijke handlangers een bloedbad aan in Oost-Bengalen, met als slachtoffers zeker 80% in de hindoe-minderheid, en ook de moslimslachtoffers werden gedood om anti-hindoe redenen: zij droegen nog sari’s en geen moslimkledij, hun taal was niet gearabiseerd enz., dus zij golden nog als half hindoe. De dodentol was volgens de regering van de uit die oorlog geboren staat Bangladesj 3 miljoen.

Zeggen dat een massamoord meer dan zes miljoen doden maakte, voelt voor sommigen als een soort heiligschennis. Let maar eens op hoe conformistische bronnen als Wikipedia zich uitsloven om de Holodomor, Stalins massamoord in Oekraïne in 1932-33, die van gelijkaardige grootteorde was (Walter Duranty van de New York Times, die de Holodomor in het openbaar ontkende, schatte privé een 10 miljoen doden), per se het dodencijfer zo laag mogelijk willen houden. Goed, over de Holodomor-cijfers ben ik niet deskundig, die laat ik in het midden, maar moslims hebben alleszins ruimschoots meer dan 6 miljoen hindoes gedood. Historicus KS Lal schatte meer dan 50 miljoen tussen 1000 en 1526, wel erkennend dat demografische cijfers uit de middeleeuwen onvermijdelijk onnauwkeurig zijn. Dat schreef hij ruim 40 jaar geleden, en sindsdien is er geen verder onderzoek over gedaan, want de misdaden van de islam thematiseren zou een zeer slechte carrièrezet zijn.

Maar voor die dodentol hadden ze ruim dertien eeuwen, van de Arabisch-kalifale verovering van Sindh in 712 tot het terrorisme van de jongste jaren, en een zeer groot land met een enorme bevolking. De massamoord op de hindoes was dan ook veel minder intens dan de Holocaust. Zij die zeggen dat de Holocaust de ergste misdaad in de geschiedenis was, hebben in zoverre gelijk dat hij ongewoon grondig was. Bijvoorbeeld, Edith Stein was een katholieke non van Joodse afkomst, maar dat kon haar niet redden: de nazi’s maakten duidelijk dat alle geboren Joden geviseerd werden, zij konden aan hun ingeboren identiteit niet ontsnappen. Dat rechtvaardigt de term genocide: louter tot de Joodse geboortegroep behoren, volstond voor uitroeiing.  De hindoes daarentegen hadden, behalve in acute conflictsituaties, altijd de optie van de bekering. Zij waren niet de gevangene van hun biologie. De islam verordent niet om de heidenen lijfelijk uit te roeien, alleen van de djihaad tegen hen te voeren tot zij zich onderwerpen. Bij die djihaad mogen volop doden vallen, maar dat is niet het doel op zich, alleen zijdelingse schade bij het door de Koran vooropgestelde doel, namelijk de wereldheerschappij.

Aan een preciezere schatting van het dodental ga ik me niet wagen. Ik heb net als Audrey Truschke “Sanskrit en Perzisch” gestudeerd, maar ik heb al jaren mijn belangstelling voor de bijzonderheden aangaande het islambewind verloren, ik bespreek de islam alleen nog wanneer de actualiteit mij daartoe noopt. Het algemene beeld over de ideologische wortels van de islamitische misdaden is immers volkomen duidelijk, het gaat er alleen nog om, daar de juiste besluiten voor het beleid uit te trekken. Ik ga me dus niet verder bezighouden met het repertoriëren van moordpartijen en beeldenstormen, er staat in India gelukkig een nieuwe generatie geleerden klaar om dat werk te doen. Tot zover het onderwerp negationisme, dat De Morgen hier adverteert.



“Steeds radicaler”

De weergave van de hedendaagse context van die “herschrijving” van de geschiedenis vraagt ook om enkele rechtzettingen. In de boventitel gaat het hier over “het steeds radicalere hindoenationalisme”. Sedert die beweging in 1989 mijn aandacht trok, heb ik ze in de wereldmedia nooit anders weten beschrijven dan als “steeds machtiger” en “steeds radicaler”; zo rechtvaardigen perscorrespondenten de ruimte die zij bij hun hoofdredactie komen opeisen voor het onderwerp. Dat gold zelfs op haar dieptepunt in 2009, na de tweede verkiezingsnederlaag op rij, toen haar vijanden in India op haar lijk dansten en zelfs het nakende einde van het hindoeïsme voorspelden, een “post-hindoe India”, hun openlijk geafficheerde doel.

Het primaire feit in India’s religieus conflict is dat het hindoeïsme in zijn enige vaderland voor zijn overleven vecht, terwijl de “minderheden” (in feite de Indiase afdeling van machtige en steenrijke multinationals) er alleen naar een extra verovering hengelen. Daarbij gaat het hindoeïsme gestadig achteruit, ook numeriek, maar vooral doordat het, anders dan zijn uitdagers, geen strategie en geen ideologische ruggengraat heeft, en met name ook geen politieke leiding. Of er tegen die achtergrond van radicalisering sprake is, is nog maar de vraag.  

De hindoe-nationalistische partij BJP (Indiase Volkspartij)  is nooit machtiger geweest dan na haar verkiezingsoverwinning in 2019, althans in strikt partijpolitieke zin. Maar radicaler? Dat kunnen alleen leugenaars en hun onwetende papegaaien zeggen. Vergelijk het partijprogramma in de ontstaansjaren na 1951 met dat van nu, en je ziet het tegendeel. Destijds was er bijvoorbeeld sprake van een “hindoestaat” als doel. In marginale kringen behorende tot de massaorganisatie RSS (Nationaal Vrijwilligerskorps, die de BJP voortgebracht heeft) hoor je dat nog, maar niet bij hun leiders, en de partij heeft dat ideaal bij haar herstichting in 1980 afgevoerd. Tegenwoordig wordt zelfs het begrip “hindoe” in vraag gesteld: “Elke Indiër is een hindoe”, zegt de RSS-voorzitter. De BJP is nog steeds een nationalistische partij, en bijna alleen hindoes stemmen ervoor, maar programmatisch is het zeker geen hindoepartij meer.

Er zijn in de Grondwet een aantal discriminaties tegen de hindoes. Dat leest u goed: er zijn een aantal wettig vastgelegde voorrechten voor de minderheden en benadelingen van de hindoes. Dat betreft vooral het recht op stichting en beheer van eigen scholen en gebedshuizen, twee cruciale sectoren. Die van minderheden zijn onafhankelijk en onschendbaar, die van de hindoes kunnen op elk ogenblik genationaliseerd en door bureaucraten geplunderd worden. Daarom ook hebben een aantal hindoesekten met wisselend succes de rechtbank benaderd om zichzelf als niet-hindoe minderheid te laten erkennen – een koers naar de uitgang die bij de minderheden onbestaande is. In India zijn burgers naargelang religie niet gelijk voor de wet (het is dus niet, zoals hier beweerd wordt, een “seculiere staat”), en het is juist de meerderheid die benadeeld wordt. Een meerderheid die zich laat minoriseren: het is bittere werkelijkheid in de grootste democratie ter wereld, maar het is iets dat je in het buitenland niet uitgelegd krijgt. Dat verklaart overigens mijn eigen betrokkenheid bij dit kluwen: er was een Vlaming nodig om te begrijpen hoe een meerderheid achtergesteld kan worden en dat laat gebeuren.

Dat is des te merkwaardiger omdat andere maatschappijen met wettelik vastgelegde ongelijkheid daar een soort rechtvaardiging voor geven die in India niet geldt. In de VS genieten de zwarten het voorrecht van “affirmative action”, en het is betwistbaar of die een rechtvaardig en doeltreffend antwoord vormt op de historische onderdrukking van de zwarten,-- maar niemand betwist het feit zelf van die onderdrukking. Welnu, in India hebben de hindoes nooit de moslims (noch de christenen) onderdrukt, wel juist het omgekeerde. Hier krijg je dus de absurde situatie dat de meerderheid “compensatie” betaalt voor hun eigen onderdrukking aan de dadergemeenschap.

De regering-Modi heeft geen enkel initiatief genomen om deze ongelijkheid, vooral vastgelegd in grondwetsartikelen 25-30, recht te trekken (wel heeft zij artikel 370 strekkend tot de bevoorrechting van Kasjmir buiten werking gesteld, maar daarin komen te termen “hindoe” en “moslim” formeel niet voor). Eén van haar parlementsleden heeft in 2018 een wetsvoorstel in die zin ingediend, maar de regering heeft dat niet gesteund noch een daadwerkelijk draagvlak geschapen, en er is niets van gekomen. De reden is dat zij door decennia van “secularistische” propaganda zo gehersenspoeld is dat zij zich haar pro-hindoe oorsprong nauwelijks herinnert en ideologisch op de dool is. Oud-partijvoorzitter LK Advani toonde zich een ideologisch kerstekind door te verklaren dat “een partij geen ideologie behoeft, alleen het aanbod van goed bestuur”, de aloude dwaling dat bestuur ideologisch neutraal kan zijn.

Dat geldt ook op historiografisch gebied. Bij het einde van de eerste regering-Modi in 2019 kreeg de voor onderwijs bevoegde minister Prakash Jadevkar van enkele politiek bewusten in zijn achterban de vraag wat hij gedaan had aan de groteske scheeftrekking van de geschiedenis in de schoolboeken, en hij verklaarde toen, er fier op te zijn dat hij daarin geen letter veranderd had. Hij koos dus militant het anti-hindoe kamp, een voorbeeld van hoe BJP-leiders tegenwoordig geen hogere (hoewel vergeefse) ambitie hebben dan een schouderklopje vanwege hun vijanden. De geschiedenisherschrijving en de achterliggende hindoe radicalisering die voor Aletta de aanleiding tot dit artikel was, is gewoon onbestaande.



Hoe de geschiedenis herschreven werd

De hindoe mentaliteit is niet alleen tot een minderwaardigheidscomplex geconditioneerd door “1200 jaar slavernij”, het is vooral na de onafhankelijkheid dat er een stelselmatige ondermijning plaatsgevonden heeft, en een voortschrijdende uitschakeling van het hindoe verzet daartegen. Dat was vooral het werk van de eerste premier (r. 1947-64) Jawaharlal Nehru, een geboren hindoe die het hindoeïsme haatte (zoals de ex-katholieke papenvreters bij ons), diens onderwijsminister  Maulana  Abul Kalam Azad (moslimfundamentalist) en dochter premier (r. 1966-77 en 1980-84) Indira Gandhi, haar secretaris PN Haksar en haar onderwijsminister Nurul Hasan. Daarin was de herschrijving van de geschiedenis een centraal agendapunt.

Dat begon dus bij Nehru, die in zijn boek The Discovery of India enkele sterke staaltjes van negationisme ten beste geeft. Zo heeft hij het over Mahmud Ghaznavi, die rond 1000 een reeks raids in India organiseerde, annex tempelverwoestingen, en hij beweert: “Architectuur interesseerde Mahmud…” Dat verwijst naar diens verovering van de stad Mathura en de redevoering tot zijn leger wanneer ze het tempelcomplex rond Krisjna’s geboorteplaats bereikt hebben. Hij prijst het de hemel in: “Hier staan magnifieke tempels zo sterk als het geloof van de gelovigen. Een leger engelen heeft zeker jaren nodig gehad om het te bouwen…” In zijn gespeelde onnozelheid negeert Nehru het aperte sarcasme van die redevoering, die culmineerde in het bevel om al de tempels te verwoesten. Zo geschiedde. Later is de geboortetempel heropgebouwd, maar opnieuw verwoest door de hoger genoemde Aurangzeb, en door een moskee vervangen. Die staat er nog steeds, als een van de talloze “stille getuigen” van Truschke’s en Pillai’s kletterende ongelijk.

Het witwassen van de moslimheerschappij kwam in een hogere versnelling onder Nehru’s dochter Indira. In een machtsstrijd binnen de Congrespartij had zij de steun van de Communisten nodig, en die eisten en kregen in ruil de controle over cultuur en vooral onderwijs.  De allereerste prioriteit daarin was de vastlegging van een leerprogramma dat “de integratie tussen hindoes en moslims zou bevorderen”, namelijk door elke herinnering aan historisch conflict en onderdrukking uit te wissen. Alsof ze in Duitsland om iedereen te ontzien alle verwijzingen naar de misdaden van het nazi-bewind zouden schrappen. Een toenmalige onderwijsbureaucraat, de nu hoogbejaarde Kannada schrijver SL Bhyrappa, heeft me verteld hoe hij bij de eerste aankondiging van dat beleid protesteerde dat een geschiedenisboek nu eenmaal de feiten moet rapporteren; hij werd prompt weggepromoveerd.

De situatie sindsdien is dat de Indiase jeugd een zeer gestroomlijnde herschreven versie van de geschiedenis voorgeschoteld krijgt. In 2002 heeft bevoegd minister MM Joshi nog een onhandige poging tot correctie gedaan, maar die is zonder gevolg gebleven. De huidige regering heeft er niets aan gedaan en maakt er ook geen aanstalten toe. Zij heeft de bevoegde administratie gevuld met onbekwame RSS-BJP- gerontocraten die ze voor bewezen diensten met een sinecure wil bedanken, en die noch de vakkennis noch de dynamiek hebben om iets te veranderen. Aletta’s verontwaardiging over een “geschiedenisherschrijving” (eigenlijk een rechtzetting van de door de communisten herschreven geschiedenis, een glasnost) is gewoon zonder voorwerp.  



Besluit

De meeste India-watchers leven in een fantasiewereld, met India als seculiere staat (wat het niet is) bedreigd door een steeds monsterlijker hindoe-nationalisme. Om de vlam brandend te houden, brengen ze regelmatig een opschrikverhaaltje om de blozende maagden in een staat van verontrusting en haat tegen het weerstand biedende hindoeïsme te houden. Ze doen daarmee een goede carrièrezet, want ze maken zich daarmee tot woordvoerder van een belangensamenloop van de islamitische internationale, de missionaire lobby en het cultuurmarxisme, die elk om hun eigen reden de oorlog aan het hindoeïsme verklaard hebben. Mochten ze daarentegen een realistisch laat staan een gunstig beeld van het strijdbaar hindoeïsme geven, dan staat hun uitsluiting te wachten. De eeuwige wederkeer van artikels over de vermeende sluwe listen van de hindoe-chauvinisten zal dus nog wel even duren.

Labels: , , , , , , , , ,

Read more...

3 augustus 2016

"Dagboeken Himmler onthullen gruwelijke realiteit"?


In tegenstelling met wat de kranten beweren (http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20160803_02409933), onthullen de dagboeken van Heinrich Himmler, voor zover de inhoud al bekend is, juist niét de gruwelijke realiteit waar de lezers aan denken, namelijk de Holocaust. Er worden enkele onprettige faits divers uit aangehaald, zoals de terechtstelling van gevangenen, en die zijn allicht gruwelijk wanneer je er zelf bij betrokken bent. Maar dat is iets anders dan de gruweldaad waarmee Himmler vereenzelvigd wordt, namelijk de planmatige uitroeiing van de Joden. Zoals hier gepresenteerd zouden deze dagboeken eerder als bewijsstuk bij uitstek kunnen dienen voor de negationisten. Zij zouden kunnen zeggen: "Als er een Holocaust had plaatsgevonden, dan zou een dagboek van Himmler wel de plaats bij uitstek zijn om hem te vermelden, quod non."
Het antwoord vinden we wellicht in de stukken theorie die David Irving bijwijlen prijsgeeft van zijn Himmlerbiografie in wording. Irving is een self-made historicus, die veel vaker dan gediplomeerde historici dé proeve van historisch werk heeft doorlopen, namelijk ontdekkingen doen in primaire bronnen, ook orale (vooral de honderden interviews met oud-nazi's of anderszins betrokkenen, die voor de schoolsere historici nooit hun voordeur zouden opengedaan hebben), eerder dan van elkaar af te schrijven. In het begin ging hij mee in het gewone verhaal, al schokte hij door voor Brits publiek sommige Duitse gevoeligheden te belichten, bv. de hoge dodentol van het bombardement van Dresden. In een tweede stadium deed hij dat ook nog, behalve dat hij Adolf Hitler onwetend achtte aan de Holocaust, die door Himmler georganiseerd zou zijn zonder er de Füher mee te belasten. In een derde stadium werd hij echt een Holocaust-ontkenner, en vadsige journalisten zullen hem nog steeds zo noemen.
In het vierde en allicht finale stadium erkent hij wel twee en een beetje van de drie luiken van de Holocaust: (1) de jacht op partisanen aan het Oostront, waartoe ook alle Joden gerekend werden, door de Einsatzgruppen; zij werden met een nekschot afgemaakt; (2) de eliminatie van de Poolse Joden in Aktion Reinhardt te Sobibor, Treblinka, Belzec en Majdanek; (3) Auschwitz. is een geval apart: het was oorspronkelijk niet bedoeld als uitroeiingskamp maar als productiecentrum, vandaar "Arbeit macht frei". Toch vond er ook een zekere mate van uitroeiing plaats, maar slechts zijdelings. Het problematische van het gebruikelijke scenario wordt geïllustreerd door het gezin Frank: Anne en haar moeder en zus stierven door ziekte, terwijl de vader het overleefde; geen enkele werd vergast of anderszins terechtgesteld. Maar het was dan ook bijna het einde van de oorlog, toen de genocide afgebouwd werd.
De "bekering" van Irving (niet de enige negationist die uiteindelijk van kamp veranderd is, zie onder meer mijn collega-oriëntalist Christian Lindtner), hoewel onverminderd anti-Joods, houdt de erkenning in dat de afwezigheid van enig document dat zulk plan ontvouwt, met name het ontbrekende Führerbefehl, verklaarbaar is. In Himmlers documenten heeft hij naar eigen  zeggen enkele eedverklaringen van SS'ers gevonden waarin zij geheimhouding zweren. Volgens hem werd de Holocaust in het diepste geheim uitgevoerd, met zo min mogelijk papierspoor, en zag Himmler dat als een zware plicht die hij manmoedig op zich nam om het Duitse volk en de Führer die last te besparen. Toen de oorlog naar zijn einde liep, werden de toch al geringe sporen vernietigd.
 
Himmler zou het idee gekregen hebben in september 1941, toen hij volgens plan Duitse Joden hervestigde in veroverd Sovjet-gebied.  De bevoegde generaals vonden hen maar een sta-in-de-weg en gaven ook hen dus het al gebruikelijke nekschot. Zo kwam Himmler, die in 1940 het idee van een genocide nog als "bolsjevistisch" en "on-Germaans" van de hand had gewezen, vanuit de praktijk tot het inzicht dat de systematisering van dat soort "Endlösung der Judenfrage" het efficiëntst zou zijn.


Er was dus wel degelijk een geplande genocide, alleen zat die met haar onverwachte aspecten wat ingewikkelder in elkaar dan Hollywood en Het Nieuwsblad menen. Het is bijvoorbeeld onzin dat het plan voor een genocide al van in het begin in het nazisme ingebakken zat (de professioneel achterhaalde maar bij leken nog steeds populaire "intentionalistische" these). In de plaats daarvan was er een geleidelijke opbouw in functie van wijzigende oorlogsomstandigheden (de "functionalistische" these). Dat leidt bijvoorbeeld tot het ongemakkelijke inzicht dat vele nazi's niét genocide-gezind waren en zelfs tegen 1945 nog altijd niet van een genocide gehoord hadden. Zoals er bijvoorbeeld in 1950 ook volop Chinese soldaten waren die oprecht geloofden dat zij met hun invasie de Tibetanen kwamen bevrijden en hun leven verbeteren.
 
De ervaring leert dat zulke herschrijving van de geschiedenis van WO2 op veel conformistische weerstand stuit, ook als men niét aan negationisme doet, integendeel. Hier wordt juist met de schijnbare argumenten tegen een Holocaust (gebrek aan Führerbefehl of andere administratieve randvoorwaarden, de onwetendheid van vele betrokkenen, "wir haben es nicht gewusst") afgerekend, maar dat is nog steeds een ondankbare taak, ook al doet men ze met zuiver geweten. Dat is nu eenmaal het harde van geschiedschrijving: een ontnuchtering uit hapklare illusies, een opgroeien uit sprookjes in zwart-wit. Niet iedereen is er volwassen genoeg voor. 

Labels: , , , ,

Read more...

18 september 2014

“Imperialistische oorlogsstokers” starten WO2


 

 (Nieuw Pierke, 18 sep 2014)



 

Honderd jaar na het uitbreken van de Groote Oorlog is het bon ton om je afschuw uit te spreken over de verschrikkingen van de oorlog. Met het zicht op de loopgraven ligt het voor de hand om te zeggen: “Nooit meer oorlog!” Ja, daar zijn we het over eens: weg met het zinloos geweld. Maar zeg hetzelfde over de Tweede Wereldoorlog, en daar breken de protesten los, en de verontwaardiging. Raak niet aan onze heilige oorlog! De vijftig+ miljoen doden zijn niet voor niets gestorven! Er moest strijd totterdood gevoerd worden tegen het absolute kwaad!

Tja, als zelfs de grootste oorlog uit de wereldgeschiedenis gerechtvaardigd kan worden, dan kan elke oorlog dat, ook bv. de Eerste Wereldoorlog. Als men de vorige oorlog veroordeelt maar meteen de volgende goedpraat, dan kan men voor eender welke oorlog wel iets verzinnen. En inderdaad, met de oorlog van 1939-45 in de hand worden tal van andere oorlogen gerechtvaardigd. Wie niet tot een inval in Vietnam, Irak of Libië bereid is, wordt beschuldigd van “een tweede München”, van vrede te sluiten met “de nieuwe Hitler”. Wie dus de Tweede Wereldoorlog rechtvaardigt, laadt nogal wat latere oorlogen op zijn geweten.

Men moest dus wel de oorlog verklaren aan Adolf Hitler. Dat niet doen zou volstrekt immoreel geweest zijn, zo denkt men nu algemeen. Die houding gaat ervan uit dat het nazisme al van vóór de oorlog uitbrak, het absolute kwaad was. Het was niet sympathiek, maar het absolute kwaad is iets heel anders. Het plande bv. geen uitmoording van de Joden –- zulk “intentionalisme” is weliswaar een wijdverbreide opvatting, maar is onder geschiedkundigen grondig achterhaald, en enig document dat de vooroorlogse nazi-intentie tot de Holocaust bevestigt, is naarstig gezocht doch nooit gevonden. Nee, het tegendeel is waar: het nazisme is veel boosaardiger geworden juist ten gevolge van de oorlog. Met name de Holocaust zou nooit gebeurd zijn zonder die oorlog. Er was een plan om het Duitse Rijk judenrein te maken door emigratie, maar vóór 1941 was er geen plan om dat doel door uitmoording te bereiken; dat alternatief was een gevolg van de oorlog. Geen oorlog, geen Holocaust. Deze stelling roept veel emotionele tegenkanting op, maar zij is zeker juist.

 

 

Grammens

Ook de inval in België zou nooit gebeurd zijn zonder de Brits-Franse oorlogsverklaring aan Duitsland.

De huldezitting voor Mark Grammens, herfst 2013, was voor mij het voorwerp van een artikel, waarin ik even uitweidde over het ontbranden van de tweede wereldoorlog. Grammens had de voorafgaande weken in zijn column in ’t Pallieterke betoogd dat de Vlaamse beweging gelijk had, met Duitsland te collaboreren. Jan Neckers had daar in hetzelfde medium ondermeer tegenin gebracht dat de bevolking veel wrok tegen de Duitsers had, want dat zij concreet veel te lijden had onder de bezetting. Dat is zonder meer het geval, maar de vraag is of Duitsland die bezetting wel gewild had.

Zelf meen ik dat de Vlaamse Beweging, ook met de kennis van toen, een fout maakte door te collaboreren. Ten eerste had de leidersgeneratie die als jongere, soms als frontsoldaat, de Eerste Wereldoorlog had meegemaakt, moeten weten dat de Duitse overwinning geen verworvenheid was en in haar tegendeel kon verkeren. Ten tweede was de toestand in België weliswaar niet rechtvaardig, maar was er zonder enige buitenlandse hulp toch grote vooruitgang geboekt. Er zou zonder collaboratie veel meer bereikt geweest zijn dan met. Het weinige dat er onder de bezetting aan Vlaamse vooruitgang te noteren viel, was vooral het doen naleven van de Belgische taalwetten (wat in het Belgische kader weleens een probleem was), en het is waarschijnlijk dat de wetsgetrouwe Duitsers dat hoe dan ook zouden gedaan hebben. Andere Vlaamse eisen, zoals de splitsing van het land, zouden hun eigen plannen maar doorkruist hebben, waarin de toekomst van België een pasmunt zou worden van een latere beoogde machtsverdeling met het Verenigd Koninkrijk. Kortom, zelfs in het geval van een Duitse zege kregen de Vlamingen slechts weinig doch betaalden ze een hoge prijs: zoalniet medeplichtigheid aan de nazi-misdaden, dan alleszins toch aan de militaire bezetting van een gebied dat ook Vlaanderen omvatte.

Maar in een “wat als?”-benadering van de geschiedenis kunnen wij de denkoefening maken of de Vlaamse Beweging wel voor die keuze hoefde geplaatst te worden. Had de Duitse verovering van de westelijke buurlanden kunnen voorkomen worden?

Ik wees erop dat Duitsland in het noodlottige jaar 1939 Tsjechië bezet had en binnengevallen was in Polen, onmiskenbaar oorlogshandelingen, maar in het kader van een plaatselijk midden-Europees oorlogje. Sorry voor het verkleinwoord, maar de Tweede Wereldoorlog heeft nu eenmaal onze inschatting van het formaat van oorlogen veranderd. Het was de Frans-Britse oorlogsverklaring van 1 september 1939 die van dit oorlogje een wereldoorlog maakte. Men herleze de kommunistische pers van de 22 maanden volgend op deze oorlogsverklaring, toen de Sovjet-Unie een bondgenoot van nazi-Duitsland was: daarin worden de “koloniale bourgeoisdemocratieën” Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk als aanstichters van de oorlog aangemerkt. Formeel was dit in ieder geval juist: niet Duitsland heeft de westelijke mogendheden de oorlog verklaard, het omgekeerde is gebeurd. En na acht maanden van “phoney war” of “drôle de guerre” zette het de verklaarde oorlog in een feitelijke oorlog om. Het bezette een deel van Frankrijk, was de Britten één dag voor met het inlijven van Noorwegen, en legde om strategische redenen ook beslag op de neutrale landen Denemarken, Nederland, België en Luxemburg.

   

 

Het Duivelspact

In het lezenswaardige artikel “Duivelspact” (De Tijd, 16 aug. 2014) bevestigt Rik Van Cauwelaert dat de kommunisten in die periode tegen de "echte schuldigen voor de oorlog" fulmineerden. Pas in 1941, met de inval in de Sovjet-Unie, werd dat nazi-Duitsland, maar in 1939-41 waren dat de koloniale bourgeois-democratieën. De implicatie schijnt te zijn dat de kommunisten moedwillig blind waren voor Hitlers ongebreidelde oorlogszucht, maar in feite hadden zij gewoon gelijk. Men stelt het nu zo voor dat Hitler door de inval in Polen WO2 op gang bracht, maar toen gold het als politiek correct om de schuld bij Frankrijk en het VK te leggen, volgens de kommunisten “imperialistische oorlogsstokers”, die immers de oorlog aan Duitsland verklaard hadden, niet omgekeerd.

Het diepere verwijt aan de marxisten is dat zij het nazisme niet moralistisch verabsoluteren, zoals in de Hollywoodversie gebruikelijk is. Zij vatten het op als functie van de strijd tussen socialisme en kapitalisme. Het nazisme is niet het ultieme kwaad, het is gewoon een laat stadium van het in crisis verkerende kapitalisme. De kapitalistische bourgeois-democratieën stellen het zo voor dat er een “goed” (bourgeois-democratisch) tegenover een “slecht” (totalitair, nazi) kapitalisme stond, maar in feite ging het om twee varianten van het kapitalisme, waarvoor alleen het socialisme een modern alternatief is. Dat kapitalisme is dan wel de vijand, maar is ook geen absoluut kwaad. Zo heeft het de verdienste om allerlei religieuze voorstellingen, erfelijke aangehorigheden en irrationele identiteiten uit de voorafgaande feodale fase ongedaan gemaakt te hebben. Anders dan in de moralistische “herinneringseducatie” aangeleerd wordt, denkt het marxisme niet in termen van goed en kwaad, en is verontwaardiging in zijn kijk op de geschiedenis misplaatst. Het kapitalisme is nu eenmaal een noodzakelijke stap in de sociaal-economische ontwikkeling, zoals vroeger de slavernij en nog vroeger het “oercommunisme” dat waren, en zoals later het socialisme dat zal zijn. Het marxisme beroept er zich op, “wetenschappelijk” te zijn, en inzake de Tweede Wereldoorlog is het alvast wetenschappelijker dan het nu gebruikelijke gemoraliseer over het “absolute kwaad”.

In dat raamwerk past de beoordeling van de periode 1939-41 als een oorlog uitgelokt door de “imperialistische oorlogsstokers”. Wat Hitler zocht waren beperkte veroveringen in het Oosten, in Tsjechië en Polen, en op termijn wellicht Europese delen van de Sovjet-Unie, gebieden die als deel van het Pruisische of Habsburgse rijk of via de Wolga-Duitsers en de eertijdse Krim-Goten als “historisch Duits” konden voorgesteld worden. Het verhaal dat Hitler “de wereld wou veroveren” is op niets dan op oorlogspropaganda gebaseerd. Het papiertje met het onzinnige Duitse plan voor een invasie van de VS via Latijns-Amerika, waarmee FD Roosevelt in het Congres zwaaide, was een vervalsing door de Britse geheime dienst. Dat iedereen deze oorlogspropaganda nog steeds gelooft, is de massapsychologische vertaling van het diplomatieke feit dat WO2 nooit met een vredesverdrag beëindigd is. In weerwil van dit wijdverbreide verhaal had Hitler niet vooraf de bedoeling om de hele wereld of zelfs maar West-Europa in te lijven.

In hetzelfde artikel schrijft Rik Van Cauwelaert aan Adolf Hitler als intentie achter het "duivelspact" toe, zijn handen vrij te hebben voor de oorlog in het Westen. Dat draait de zaken om: Hitlers hoofddoel was het Oosten, terwijl de oorlog in het Westen hem opgedrongen werd. Zonder oorlogsverklaring door de westelijke mogendheden was Vlaanderen niet in oorlog gekomen en had het geen bezetting moeten ondergaan. De ontstaansgeschiedenis van WO2 was, evengoed als die van WO1, ingewikkelder dan het kinderlijke zwart/wit-beeld uit de oorlogspropaganda en de Hollywoodversie.

 

 

Midden-Europese oorlog

De tweede wereldoorlog is niet mijn specialiteit als geschiedkundige, maar hij is in onze cultuur nu eenmaal alomtegenwoordig, en ik heb me er ook moeten in verdiepen naar aanleiding van het levensverhaal van onder meer Mahatma Gandhi (die met de Britse zaak sympathiseerde doch met het oog op een schijnbaar nakende overwinning van de As in 1942 de “Quit India”-beweging begon), Subhas Chandra Bose (collaborerend vrijheidsstrijder), Radhabinod Pal (dissident rechter in het naoorlogse Tokio-tribunaal) en Savitri Devi Mukherji (Frans Hitlerfanate en schrijfster die de oorlog in India doorbracht en voor Japan spioneerde). Verder heb ik ruime ervaring met polemieken onder geschiedkundigen, en ik meen wel de mechanismen daarvan te herkennen. Ik ben dan ook redelijk zeker van mijn zaak waar het de oorzaken van die oorlog betreft. Maar ik zou me natuurlijk kunnen vergissen, en blijf benieuwd naar gebeurlijke nazi-beleidsdocumenten van vóór 1939 die de Holocaust of de inval in de westelijke buurstaten plannen. Daarentegen maken lekenargumenten van het genre: “Jamaar, iedereen wéét toch…” op mij geen indruk. Enkele becommentarieerde reacties die ik gekregen heb, volgen hieronder.

Op de blogstek In Flanders’ Fields (http://www.inflandersfields.eu/2013/11/grammens-voor-eens-en-altijd.html), eind november 2013, merkt een zekere Johan op dat ik geschreven heb dat het Hitler alleen maar te doen was om "een plaatselijke oorlog om historisch Duitse gebieden". Hoe verklaar ik dan “dat Duitsland op 15 maart 1939 de rest van Tsjechië bezette en een dag eerder Slowakije tot de status van vazalstaat van Duitsland dwong”? Hij beroept zich daarvoor op Wikipedia, doorgaans een zeer onbetrouwbare bron maar in dit geval spreekbuis van een breed gedragen opvatting: "Met deze stap overschreed Duitsland de grenzen van zijn Groot-Duitse ruimte naar het gebied van de Lebensraum."

Uiteraard waren de ingrepen in Slovakije, Tsjechië en Polen daden van agressie. Merk op dat Hitler Slovakije niet inlijfde maar tot onafhankelijke vazalstaat maakte. Zelfs Tsjechië werd niet strikt ingelijfd maar werd een protectoraat, zoals er toen in de koloniale gebieden wel meer waren. Deze landen behoorden tot de grijze zone rond Duitsland, en bevestigen formeel dat Duitsland wel degelijk niet-Duits gebied erkende en veel minder ambitie had dan de wereldheerschappij. Ook de westelijke buurstaten zouden in de nazi-toekomstvisie wel tot de Duitse invloedssfeer behoren maar onafhankelijk blijven. Het eerste gevolg van de Brits-Franse oorlogsverklaring was echter dat de Duitse leiding haar territoriale plannen herzag.

Maar goed, de inval in Tsjechië en daarna in Polen waren zonder meer oorlogshandelingen. De aanhechting van Oostenrijk en Sudetenland werd door een meerderheid van de betrokken bevolkingen gesteund, en werd in München 1938 door de andere Europese mogendheden goedgekeurd als een verlate toepassing van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, aanvaard na de Eerste Wereldoorlog. De aanhechting van Tsjechië in maart 1939 maakte een einde aan de opluchting van “peace in our time”. Dit keer stond de bevolking de binnentrekkende Duitse troepen niét toe te juichen. Om verdere gebiedshonger van Duitsland in te perken, dreigden de westelijke mogendheden Duitsland met militaire interventie als het nog eens zou gebeuren. Bij de inval in Polen op 1 september, gedekt door het Hitler-Stalin-pact, dacht Hitler er nog net mee weg te geraken. Er heerste in zijn hoofdkwartier een zekere verslagenheid toen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk dan toch de oorlog verklaarden.

Het lijdt geen twijfel dat het in Tsjechië en Polen om oorlogshandelingen ging. Formeel werden zij ook gerechtvaardigd. De Tsjechische verovering heette door historische aanspraken gedragen te worden: Praag was zelfs de hoofdstad van het Heilige Roomse Rijk geweest. Vandaar mijn term "historisch Duitse gebieden", daar waar Oostenrijk en Sudetenland actuele "volks-Duitse gebieden" waren. (Het probleem met nationalisten is altijd dat ze die historische kaart uitrollen waarop hun land het grootste was.) Deze verovering was echter strijdig met het modernere en democratischere zelfbeschikkingsrecht der volkeren, waar Duitsland het jaar tevoren nog een beroep op had gedaan. De Poolse verovering gold als een reactie op Poolse mishandeling van de Duitse minderheid, die inderdaad plaatsvond, en op zeer betwiste beschuldigingen van Poolse agressie tegen Duits grondgebied. Hoe dan ook, dit was duidelijk agressie, dit was een oorlog die eenzijdig door Duitsland begonnen was. Maar het was geen wereldoorlog, en door het Hitler-Stalin-pact en de daarin afgesproken verdeling van Polen stuitte Duitsland nu op een nieuwe en veel moeilijker te nemen oostgrens met de Sovjet-Unie. Voorlopig was de gebiedsuitbreiding dus voltooid.

Als de westelijke mogendheden de oorlog niet verklaard hadden, dan bleef de emigratie van de Joden mogelijk, en dan had bv. het van oorsprong Poolse Madagascarplan kunnen uitgevoerd worden. Niet sympathiek, zo’n gedwongen uitwijking, maar zeker te verkiezen boven de Holocaust. In de politiek kan men al van een succes spreken als het ergste vermeden is omdat een minder kwaad bedongen kon worden. Maar door de oorlog te verklaren, blokkeerden de westelijke mogendheden die uitweg en maakten ze de Midden-Europese Joden tot gevangenen van het Duitse Rijk.  

 

 

Pacifisme  

Johan merkt nog op: “Met uw bewering dat pacifisme het juiste standpunt was in de jaren '30 ben ik het evenmin eens. Ze valt te vergelijken met de bewering dat stoppen met het vergrendelen van ramen en deuren het juiste standpunt is om diefstal te vermijden. Juist een eerder militair ingrijpen had WOII kunnen vermijden, bv. bij herbezetting van het Rijnland in 1936.”

Ik heb nooit gezegd dat “pacifisme” de oplossing was. Er bestaat een zekere “economie van het geweld”, die maakt dat soms een kleiner geweld vandaag een groter geweld morgen kan voorkomen. (Het is wel een gevaarlijk beginsel, want zo kan elke hoeveelheid geweld gerechtvaardigd worden als genoodzaakt door de dreiging van nog meer geweld.) Een hogere vorm van deze economie is de afschrikking: duidelijk maken dat je zo’n groot geweld kan ontplooien dat de ander maar liever van zijn snode plannen afziet, en dat zonder dat er één schot gelost wordt. En daar zijn de westelijke mogendheden mogelijk te kort geschoten. Het pacifisme vierde hoogtij, wat zeer begrijpelijk was voor een generatie die de zinloze loopgravenoorlog meegemaakt had. Zelfs toen nazi-Duitsland herbewapende, vond men dat men “de nazi’s niet bestreed door hen na te doen”.

Het Navo-uitgangspunt van “peace through strength” had zeker verschil gemaakt ten goede. Men had, net als Ronald Reagan in de Koude Oorlog met succes gedaan heeft, zelf een geloofwaardige militaire sterkte kunnen opbouwen om nazi-Duitsland af te schrikken. Maar in de tijd van het "gebroken geweer" deden de westerse democratieën precies het omgekeerde. De betrokken politici hadden, net als de Britse en Franse premiers in 1939, niet alle gevolgen van hun daden kunnen overzien. 

De hier aanbevolen bezetting van het Rijnland zou eens te meer een schending van de Duitse soevereiniteit geweest zijn, een herhaling van de vernedering van Versailles, precies de belangrijkste factor van het nazi-revanchisme. Het was ook geen misdaad dat Duitsland op zijn eigen grondgebied zijn soevereiniteit uitoefende, en moest dus ook niet bestraft worden. Het lijkt maar misdadig vanuit de demonisering van Duitsland die precies het gevolg is van alles wat na de oorlogsverklaring gebeurd is, vooral de Holocaust. Zo was de Kristalnacht weliswaar een misdaad, maar op die schaal gebeuren er in zo veel landen misdaden; hij wordt maar herdacht als een stapsteen naar de Holocaust juist omdat er een Holocaust op gevolgd is – en die was het gevolg van de wereldoorlog. 

 

Het is merkwaardig dat degenen die zo verontwaardigd zijn over mijn pleidooi voor een vreedzaam samenleven met nazi-Duitsland geen enkele moeite hebben met de reëel gebeurde vreedzame coëxistentie met de Sovjet-Unie. Integendeel, terwijl zij uitschruwelen hoe immoreel het wel is om het loutere bestaan van het nazi-bewind te gedogen, dulden zij in hun pleidooi wel het bestaan van de Sovjet-Unie, haar inlijving van Polen en de Baltische staten, en zelfs de samenwerking (“collaboratie”) met datzelfde “totalitaire, vrijheidsberovende” systeem. Van 1945 tot 1989 heeft er tussen het Sovjet- en het westelijk blok (rechtstreeks) een gewapende vrede bestaan, precies zoals de "lafhartige pacifisten" het wilden. Vergeleken met de hypothetische kernoorlog die anders ontbrand zou zijn, was dit waarschijnlijk wel te verkiezen. Zoals in 1939 zelfs de tijdelijke verdrukking van Tsjechië en Polen achteraf bezien misschien wel te verkiezen was boven WO2 en de Holocaust, die sommigen blijkbaar moreel superieur vinden.

Terwijl men de Holocaust had kunnen voorkomen door de vrede met nazi-Duitsland te bewaren, was er wel een oorlog nodig om Polen en Tsjechië weer aan de Duitse heerschappij te ontworstelen. Echter: deze landen zijn door de westelijke mogendheden wetens en willens aan de Sovjet-controle opgeofferd, en zouden hoe dan ook pas in 1989 hun vrijheid terugkrijgen. De oorlog is dus wel formeel om hun vrijheid begonnen, maar is objectief niet daarvoor gevoerd. In een vredesscenario had de Duitse bezetting mogelijk niet eens tot 1989 geduurd – we hebben het niet geprobeerd en weten gewoon niet welke tendens binnen het allerminst monolithische nazi-bewind het zou gehaald hebben. Evenmin weten we wat er met diplomatieke middelen voor hun vrijheid bereikt had kunnen worden. We hebben iets anders geprobeerd, de oorlog, en daarvan weten we dat hij voor Tsjechië en Polen tot een halve eeuw onvrijheid geleid heeft. We weten sedert 1989 wel dat totalitaire regimes niet het eeuwige leven hebben, en ook het nazi-bewind zou ooit wel geïmplodeerd zijn, zonder oorlog.

 

Nog over het vredesalternatief was ene Marc het met die Johan eens: “ Niemand is volkomen zonder blaam, maar dat is geen geldig argument om lafhartig 'pacifisme' te prediken wanneer men komt te staan tegenover manifest kwaad zoals het nazisme (of eender welke vorm van vrijheidsberovend totalitarisme).”

 

“Lafhartig”, “manifest kwaad”, toe maar! Waar lopen die grote woorden met dat ventje naartoe?! Ik pleit voor niets lafhartigs, enkel voor een verantwoordelijke economie van het geweld,-- en het grootste conflict aller tijden is “manifest” géén zuinige omgang met geweld.

 

Deze Marc pleit voor een militaire aanpak van “manifest kwaad zoals het nazisme (of eender welke vorm van vrijheidsberovend totalitarisme)”. Maar in dat geval had men ook de Sovjet-Unie moeten de oorlog verklaren, want die had eveneens de helft van Polen veroverd. Ze had tegen 1939 onder haar eigen bevolking honderden keren meer mensen gedood dan nazi-Duitsland, en was zeker een “vrijheidsberovend totalitarisme”. Misschien kan Marc zijn sabelslepende aanpak verantwoorden, maar dan niét de eenzijdige oorlogsverklaring aan Duitsland waarbij de Sovjet-Unie met rust gelaten werd.


 

Jodenuitroeiing


“De notie dat de Jodenuitroeing een direct gevolg was van de oorlog is pure speculatie. Zij staat direct in contradictie met het feitelijke lot van talloze minderheden die als zondebokken werden gebruikt door totalitaire regimes. Eigentijdse voorbeelden zijn de Falung Gong in communistisch China en de Bahai in theocratisch Iran. De Brits-Franse oorlogsverklaring was een direct gevolg van de Duitse inval in Polen en die verklaring was uitdrukkelijk op voorhand 'getelegrafeerd' aan het nazi-regime met Polen als een 'red line' na een serie van voorafgaande Duitse verdragsovertredingen. Het historisch revisionisme van de heer Elst, en ook van Grammens vermoed ik, is een vorm van kopindegronderij.”

 

Dat de Jodenuitroeiing evengoed plaats zou gevonden hebben zonder oorlog, zoals Marc impliceert, dát is zuiver speculatie. Er is volstrekt niets dat erop wijst, volstrekt niets. Ook niet de “demonische” aard van het Hitlerregime, want Hitler, die eind 1936 op het voorblad van Time stond als “man van het jaar”, is pas na de oorlogsverklaring echt gedemoniseerd. Daarentegen is de oorzakelijke keten van het begin van de oorlog tot, twee jaar later, het besluit van met name de SS-leiding tot lijfelijke eliminatie van de joden vrij goed bekend. Maar om een oorlog te rechtvaardigen die onbeschrijflijk veel ellende aangericht heeft, waaronder de Holocaust, moet men wel beginnen schelden en schreeuwen.

 

Noch de Falungong noch de Bahai’s zijn voorwerp van een dermate omvattend programma tot uitroeiing als de Holocaust. Maar het is een feit dat sommige regimes ook in vredestijd hun minderheden weg willen, en soms ook uitroeien. Met name Stalin, voor Marc niet zo’n “manifest kwaad” als Hitler, had in Oekraïne in 1932-33 de Holodomor georganiseerd, de hongermoord op miljoenen Oekraïners. Wikipedia spreekt van “2,7 tot 10 miljoen” doden (lemma Holodomor, Nederlands, 16 aug. 2014); 10 miljoen was ook de private schatting door Walter Duranty, correspondent van de New York Times, die de moordpartij toen geheim hield om bij Stalin in het gevlij te komen. Het is altijd leuk als quizvraag: “Wat was de grootste moordpartij in 20ste-eeuws Europa? Het begint met Holo…” Maar goed, tegen deze achtergrond, waar men in nazi-Duitsland bij uitstek van op de hoogte was, bleek het nazi-regime in vredestijd verhoudingsgewijs nog vrij humaan: wel repressie tegen opposanten, wel Jodenwetten, maar géén uitmoording. Die begon pas na en als gevolg van de oorlogsverklaring. (Er was wel het euthanasieprogramma op mentaal gehandicapten, dat al vóór de oorlog begonnen was; maar ziet, dat werd onder protest van de Duitsers, nog wel in oorlogstijd, teruggeschroefd. De nazi-dictatuur plooide dus voor de openbare mening. Daarom werd de Holocaust in het grootste geheim uitgevoerd: de SS wist dat de modale Duitser het niet zou smaken.)  

 

Marc en anderen mogen mij eender welk feit betreffende de oorlog onder de neus duwen, ik verwacht niet dat het mijn stelling zal weerleggen. Een weerlegging zou zijn: een document uit het interbellum waarin de nazi’s reeds de uitroeiing van de Joden plannen. Topgeleerden hebben het nooit kunnen vinden, ook Marc zal het niet vinden. “Kopindegronderij” schijnt te betekenen: moedwillig blind blijven voor feiten. Maar Marc heeft nog altijd geen historisch feit kunnen noemen dat met mijn stelling in strijd is. Hij moet wel oppassen met de term “revisionisme”. In België is deze term gaan betekenen: de Holocaust ontkennen –- sedert 1995 een strafbaar feit. En iemand ten onrechte van een strafbaar feit beschuldigen, is zelf óók een strafbaar feit. Verre van de Holocaust te ontkennen, komt mijn stelling juist voort uit de vraag hoe de Holocaust had kunnen voorkomen worden.


In het boek The Myth of Rescue (Routledge 1997) vraagt William Rubinstein zich hetzelfde af. Hij besluit dat de Holocaust op geen enkele manier voorkomen had kunnen worden “once the mass murder of the Jews of Europe had begun”, tenzij door de oorlog te winnen. Nee, dus. De oorlog is immers gewonnen, en de Holocaust heeft “toch” plaatsgehad. De oorlog voeren en winnen was dus niet de methode om de Holocaust te voorkomen. Wat wel gewerkt had, was de oorlog voorkomen. Dan had men alle Joden, ook uit bezet Polen, kunnen laten vertrekken. Hitler zou zich verheugd hebben, van hen verlost te zijn, en de Joden zouden betrekkelijk blij geweest zijn, weer eens het vege lijf gered te hebben. Dan had men wel met Hitler moeten verder leven, maar die had zich dan niet met het bloed van de Joden bevlekt, noch met de tientallen miljoenen oorlogsdoden, en zou dus bijlange niet zo’n spreekwoordelijk demonische figuur geworden zijn.

 

 

Bergen lijken


In mijn artikel over Mark Grammens’ huldezitting had ik Winton Churchill een “liefhebber van bergen lijken” genoemd. Dat is niet mijn gewone spraakgebruik, en in die zin wil ik mij ervoor verontschuldigen. Het wekte deze reactie van Marc: “Tenslotte, Churchill was geen 'heilige' -- wie onder ons zou dat wel zijn -- maar hem afdoen als een ‘liefhebber van bergen lijken’ is een historicus onwaardig. Het is weer een directe vorm van kopindegronderij en een weigering om de complexiteit van zijn reële dilemmas te willen onderkennen.”

 

Nou, deze “kopindegronderij” steunt zich op een aantal historische feiten die men in neutrale geschiedenisboeken terugvindt, maar die bij de Churchill-vereerders minder goed bekend zijn. Er is heus geen bombardement op Dresden voor nodig om Churchill een liefhebber van bergen lijken te noemen. Hij was nu eenmaal zeer slordig met mensenlevens, en dat is op vele andere fronten gebleken. In de Eerste Wereldoorlog joegen vele legerleiders hun mannen in groten getale een zinloze dood in, en dat is ook wat Churchill in Gallipoli deed. Nu maarschalk Ferdinand Foch door de burgemeester van Leuven als een “oorlogsmisdadiger” afgedaan (en zijn plein van naam veranderd) is, is het niet overdreven om ook Churchill aan dat soort verantwoordelijkheid te herinneren. Wie de zinloze dood van zovelen nu veroordeelt, ontkomt er niet aan dat zijn veroordeling ook Churchill treft.

 

Churchill rechtvaardigde ook het gebruik van gifgas tegen de bolsjevieken en andere “niet-beschaafde” groepen. En toen zijn geforceerde oorlogsproductie in Bengalen in 1943 tot een hongersnood leidde die uiteindelijk een drie miljoen mensen het leven zou kosten, kreeg Churchill de keuze voorgelegd om Bengalen wel of niet met graan uit Australië te bevoorraden; hij koos ervoor om deze “niet-beschaafden” te laten creperen. In India staat hij vooral bekend als een verwoed racist en kolonialist, die welbewust van de gevolgen de beslissing nam om geen graantransporten in te leggen die talloze mensenlevens hadden kunnen redden, omdat hij deze Bengali’s de moeite niet waard vond. Het is werkelijk “kopindegronderij” om deze kant van Churchill mordicus niet te willen zien.

 

 

Besluit

 

 Mijn stellingen zijn niet "controversieel" -- wel voor gelovers in de Hollywood-versie, maar niet onder ernstige historici. Dat de Holocaust niet tot het nazi-programma behoorde maar door omstandigheden na 1939 tot stand kwam, is gewoon de “functionalistische” these, intussen gemeengoed onder historici. Dat Churchill "een liefhebber van lijkenbergen was", blijkt uit niet-controversiële en niet op de nazi's betrekking hebbende feiten uit zijn loopbaan, van Gallipoli tot de Bengaalse hongersnood. Dat Duitsland vóór 1939 niet de inlijving van de westelijke buurlanden beraamde, blijkt eveneens uit alle mij bekende bronnen.

 

Maar anders dan na WO1 is na WO2 de oorlogspropaganda nooit rechtgezet en is zij integendeel in de algemene beeldvorming overgegaan. Vandaar dat de meeste mensen vaag menen te weten dat "Hitler de wereld wou veroveren" en van daar uit de daden van de wereldleiders in de jaren 30 beoordelen. Of denken dat de Holocaust van in 1933 onvermijdelijk was en de oorlogsverklaring van 1939 daaruit voortkwam.

 

In september 1939 vond een plaatselijk oorlogje plaats, dat voor Polen een kwestie van leven of dood was maar voor de rest van de wereld van beperkt belang. Tijdens zijn pogingen in 1940 om met de Britten vrede te sluiten, toonde Hitler zich zelfs bereid om de niet-Duitse gebieden te ontruimen, dus zelfs voor (een deel van) Polen was er nog hoop. In ieder geval, van dat plaatselijke oorlogje heeft de Brits-Franse oorlogsverklaring een wereldoorlog gemaakt. Die oorlog heeft tientallen miljoenen doden geëist en de Holocaust mogelijk gemaakt. Ik hoop dat zijn pleitbezorgers de nabestaanden in de ogen kunnen kijken en zeggen dat hun dode niet voor niets gestorven is.

Ze heeft ook Vlaanderen aan een aanvankelijk niet-geplande Duitse bezetting blootgesteld. Deze heeft dan weer het Belgisch koningshuis, belgicisten als Léon Degrelle en een groot deel van de Vlaamse Beweging ertoe gebracht, met de bezetter te collaboreren. Sommigen zijn daar niet voor gestraft, anderen kregen dan weer de volle laag, ook onschuldigen zoals de opgroeiende Mark Grammens. Uit al die ellende kan ik alleen besluiten dat de Tweede Wereldoorlog nog meer dan de Eerste de leuze rechtvaardigt: “Nooit meer oorlog!”   

 


 

 

 

 

 

Aanhangsel: “Aline Sax”, lezersbrief van Iny Driessen in Tertio, 10 april 2013.

“Met pijn in het hart las ik de recensie van Jooris van Hulle over het boek van Aline Sax, Voor Vlaanderen, Volk en Führer (Tertio nr. 680). Ik ben de dochter van een Oostfronter en heb me jarenlang – en nog – verdiept in hun motiveringen. Velen handelden uit winstbejag of om bijvoorbeeld een gevangenisstraf te ontlopen, om macht te krijgen, of omdat ze in de Führer en de Nieuwe Orde geloofden. Maar ik wil het tegen Sax toch opnemen voor de idealisten die er ook waren, onder wie mijn vader. Hij was in 1942 onwetend over het lot van de joden. Het erkennen van de waarheid was nauwelijks te dragen. Hij is ervoor gestraft: vijf jaar gevangenis – smerig behandeld – [en] het verlies van zijn burgerrechten, die hij op zijn knieën terugvroeg omwille van zijn kinderen. Hij zocht naar vergeving en rust, zijn leven lang. In zijn naam ben ik aan opperrabbijn Albert Guigui vergeving gaan vragen. Die heerlijke man heeft me liefdevol omhelsd en gezegd dat de liefde die mijn vader de rest van zijn leven aan zovelen betoonde, voldoende was. Nu hij er niet meer is, heeft papa eindelijk rust en vergeving gevonden, want God is barmhartiger dan Sax.”

 

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten