28 januari 2011

Aan de baardige Koen Fillet (vpmc)


Met mijn mes van Thiers-Issard
Sierlijk gevat in zijn heft van hoorn
En snel op de leed’ren riem gewet
Heb ik me netjes geschoren.
Nu vlug wat aluin,
Een vleugje Chanel
(Pour le feu du rasoir).
Wat laat de radio horen?
Het is toch niet waar,
Verstond ik dat wel?
Wat zegt net Fillet?
Ons landje ligt in puin!
Ik voel me als herboren.
.

Labels: ,

Read more...

18 januari 2011

Belgisch-industriële woorden en daden (Hoegin)

Vorige week dook er plots een brief op van een aantal topindustriëlen (of captains of industry zoals dat tegenwoordig heet) die de federale regering aanmaanden een begroting voor 2011 op te stellen. Tussen de lijnen kon men bovendien lezen dat zij dat gedoe rond een staatshervorming maar niets vinden, of meer concreet: vooral dat Vlaamse gedoe daarrond. Ik zou echter wel eens willen weten hoeveel Belgische staatsobligaties deze «captains of industry» met hun recentste vette bonussen hebben aangekocht, om de Belgische staat te ondersteunen.

Wanneer ik het rijtje ondertekenaars van de brief overloop, vallen er mij toch enkele namen op. Zo bijvoorbeeld die van Jean-Luc Dehaene. Sinds wanneer is deze ACW-vertegenwoordiger bij uitstek, ondertussen omgeschoold tot poenpakker waar hij maar kan, maar verder wel nog steeds EU-parlementslid, een «captain of industry»? Dat zijn lef geen grenzen kent, wisten we natuurlijk al een tijdje. Als er immers iemand politiek verantwoordelijk is voor de chaos waarin België vandaag verkeert, dan is het Jean-Luc Dehaene wel, en hij is dan ook bijzonder slecht geplaatst om de huidige generatie politici de levieten te willen lezen. Dat hij zich daarbij dan nog eens wil vermommen als een soort industrieel kan de ergernis alleen maar vergroten.

Een andere naam die opvalt, is die van Étienne Davignon. Samen met zijn kompaan Maurice Lippens is deze man niet moreel noch politiek, maar wel persoonlijk en rechtstreeks verantwoordelijk voor het verlies van het spaargeld van duizenden kleine, weliswaar goedgelovige beleggers. Het is de reden waarom we die twee ooit nog kans zagen maken om in uiterste nood in een Belgisch zakenkabinet op te treden, maar vandaag niet meer. Maar je moet het dan toch maar durven om een brief te ondertekenen met daarin zinnen zoals «Deze maatregel is, naar ons oordeel, het enige middel om het noodzakelijke vertrouwen van onze beleggers te herstellen en aldus een verdere negatieve spiraalbeweging te voorkomen.» Ja, over het vertrouwen van beleggers heeft die man veel kennis, en over negatieve spiraalbewegingen nog veel meer, zeker als het over andermans geld gaat.

Maar ten gronde, waar zit het echte gehuichel van dit zootje Belgicanen? Er is de laatste tijd veel te doen geweest over de zogenaamde spread, het verschil tussen de Belgische en de Duitse langetermijnrente. Eenvoudig uitgelegd wordt de Duitse langetermijnrente in de Eurozone beschouwd als de basisrente die staten op hun leningen moeten betalen, en is de extra rente die daar bovenop komt een maat voor het risico verbonden aan de leningen van een bepaalde, concrete staat. Indien de markt meent dat dat risico groot is, zal de spread oplopen. Meent de markt dat het risico klein is, dan zal de langetermijnrente voor een bepaald land quasi gelijk aan de Duitse zijn. Het probleem is echter dat die spread een zelfversterkend effect kent: naarmate de markt meent dat het risico oploopt, neemt de spread toe, waardoor het voor een staat moeilijker wordt om vers kapitaal op te halen, met als gevolg dat de kans dat die staat effectief in de problemen komt groter wordt. En dus de spread weer wat groter wordt. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de regering–Leterme II (of misschien correcter: de regering–Leterme II½?) er alles aan doet om de spread binnen de perken te houden, en dat niet alleen omwille van de perceptie.

De stelling van eerste minister Yves Leterme en zijn regering is nu dat er niet meer risico verbonden is aan de Belgische leningen dan aan de van Duitse. Op de persconferentie van verleden week werd daarom ook met cijfers gegoocheld om aan te tonen dat België de beste leerling van de EU-klas zou zijn, in de hoop dat de markten iets van hun verhaal zouden willen geloven. Dat zij daarbij hun cijfertjes zorgvuldig uitkozen om aan te tonen hoe goed het wel niet ging met België – cherry picking heet zoiets – is normaal, al moet gezegd dat men in het Belgische geval stilaan van platte leugens gewag kan maken. Zwaaien met «de kleinste toename van de openbare schuld in de EU» als hét argument om aan te tonen hoe flink België wel niet is, als men al van tevoren met een torenhoge schuld opgezadeld zit, zal de markten niet echt onder de indruk gebracht hebben.

Mogen we echter het verhaal van de spread eens koppelen aan de brief van onze captains of industry? Om eens alles op een rijtje te zetten: aan de ene kant meent Yves Leterme dat de markten het fundamenteel fout voorhebben wanneer zij België in het rijtje van de risicolanden plaatsen. Zijn probleem is echter wat John Keynes zo mooi verwoordde, en wat Ierland niet zo lang geleden de das omdeed: markets can remain irrational a lot longer than you and I can remain solvent. Maar dit probleem geldt niet voor de koper van Belgische staatsobligaties: áls Yves Leterme gelijk heeft, dan strijkt elke koper van Belgische staatsobligaties vandaag een risicoloze winstpremie op van maar liefst één procent, of meer. En verder: wie massaal Belgische staatsobligaties koopt, reduceert de spread, aangezien hij de vraag opdrijft. Vandaar ook mijn vraag: als die captains of industry met hun woorden het plebs willen doen geloven dat zij toch zo bezorgd zijn om de financiële toestand van het land, hoe zou het dan zitten met hun daden? Zeker als die daden zo voor de hand liggen, bijzonder vaderlandslievend zijn en bovendien nog winstgevend ook.

Hadden ze het dus allemaal echt gemeend, stonden onderaan de brief tussen haakjes niet hun vette bestuursmandaten, maar wel hoeveel Belgische staatsobligaties zij recent – of bijvoorbeeld vandaag nog – aan hun portefeuille toegevoegd hebben. Ik vrees echter dat het uitdrukkelijk niet hun bedoeling is hun eigen hachje te moeten riskeren, maar dat het alweer de modale belastingbetaler is, en dan in het bijzonder de Vlaamse belastingbetaler, die voor hun rekening zal moeten opdraaien. Zoals sire voor zijn verjaardag een bank geschonken kreeg, en sire de schande bespaard moest worden met vliegtuigen zonder de eigen nationale kleuren te moeten vliegen, zo moet nu de baan zelf van sire veilig gesteld worden. En in één moeite door, de eigen, industriële belangen. Of wat dacht u?

Toevallig was liepen verleden week ook de vakbonden schuimbekkend storm tegen het ideetje van de N-VA om de RVA te splitsen. (En wie betaalt in België ook al weer die unitaire werkloosheidsvergoedingen uit?) Toch wel een merkwaardige alliantie die zich aftekent als le dernier carré om la Belgique une et indivisible te verdedigen: captains of industry, de vakbonden, linkse en Franstalige politieke partijen, hippe reclamebureaus, PvdA-onderzeeërs verkleed als kunstenaars, en verder het voltallige ons-kent-ons-milieutje in de media. Je zou al voor minder bij een volgende gelegenheid voor een V-partij stemmen.

Labels: , , , ,

Read more...

17 januari 2011

Édition spéciale (vpmc)

.
Deftige tijdschriften of periodieken die gelanceerd worden, hebben altijd eerst een zogenaamd nulnummer, een nummer dat niet op de markt komt maar wel helemaal eruitziet zoals in het vervolg het er zal uitzien. Maar, omnis comparatio claudicat zou Bart De Wever zeggen want bij het radioprogramma Rondas is dat niet zo gegaan, en van een nulnummer Rondas heeft niemand ooit weet gehad.
Ter compensatie staat hieronder wel een Extra-nummer,
in twee afleveringen omdat het te dik was voor één bestand, en ik dank Jean-Pierre voor de bijzondere eer om zijn
n+1-nummer hier te mogen publiceren.


Want gisteren, in het Paleis voor Schone Kunsten, vulgo of boosaardig soms BOZAR geheten, had ter gelegenheid van de Klara-dag Jean-Pierre Rondas een gesprek met Bart De Wever. In een kleine zaal, in een te kleine zaal. De technici van Klara hebben gelukkig een paar ingrepen kunnen doen, extra-luidsprekers geplaatst &c. ...voor al het volk dat buiten de zaal nog stond. Daardoor zijn bij hun opname de allereerste woorden van Jean-Pierre weggevallen. Geen nood, want na zijn eerste woorden volgen er naar gewoonte nog veel woorden, en wat u zult horen is ook geen journalistiek interview, maar een gesprek tussen twee mensen die het ...ergens over hebben:





.

Labels: , , , ,

Read more...

14 januari 2011

Mogen we de baarden beginnen tellen?

De N-VA oogst wat ze zaaide: een pro-Belgisch foertgevoel

“Het doek gaat nu open voor een portie pantomime en spraakverwarring waar Vlaanderen, let op mijn woorden, bekaaid zal uitkomen.
(Res Publica: “N-VA de boot in?”, 14/06/2011)

Het onvermijdelijke is zich aan het voltrekken, en we hebben het ook herhaaldelijk voorspeld op deze webstek ,zelfs al daags na de verkiezingen van 13 juni: de publieke opinie, ook in Vlaanderen, heeft er genoeg van en keert zich tegen de N-VA, in de eerste plaats omdat deze partij niet kan kiezen tussen het compromis of de oppositie.
In zijn Driekoningen-column (De Morgen, 6/1/2011) schetst politicoloog Bart Maddens perfect de val die voor de partij van Bart De Wever werd opgezet: verkenner Johan Vande Lanotte, door Knack-satiricus Koen Meulenaere steevast “den baard” genoemd, moest tijd winnen en de publieke opinie zodanig murw krijgen, dat men zijn baard zou laten staan tot er een nieuwe regering is gevormd. Daarmee is het grote foert-gevoel een feit, en wordt het Vlaamse autonomisme (“nationalisme”)
gepercipieerd als een welvaartbedreigend en chaos-creërend onding.
In deze context stond de N-VA voor de onmogelijke keuze: het Belgisch compromis aanvaarden is een (halve) nederlaag, maar het been stijf houden al evenzeer. Een hartverscheurend dilemma moet dat zijn, voor de voorzitter die een paar weken geleden nog in Der Spiegel zei dat hij vooral de volgende verkiezingen wou winnen. Maar het momentum is voorbij, liet Bart de Wever al weken geleden optekenen, lees: wie te hard bezig is met het winnen van toekomstige verkiezingen, verliest ze.
Op facebook wordt de volksopstand voorbereid, via pagina’s met veelzeggende titels zoals “Trop is teveel” (waarin de opgemerkte aanwezigheid van Felix De Clerck, zoon van de CD&V-justitieminister) , “No government, great country” (een initiatief vanuit VUB-middens) en “Camping 16”. In de artiestenactie “Niet in onze naam” is de link met pro-Belgisch actionisme overduidelijk: we vinden er acteur Dirk Tuypens als bezieler terug, die ook tekende voor het Belgavox-platform, naast usual suspects zoals Alain Platel en Dimitri Verhulst. Op vrijdag 21 januari is het verzamelen geblazen in de KVS, en er wordt druk gemobiliseerd voor een betoging te Brussel de zondag daarop.
Ongeacht het al dan niet massaal succes van deze initiatieven, één zaak is zeker: de grondstroom, waar J.P. Rondas het nog over had, is aan het overlopen in een bedding van de restauratie en de terugkeer naar het Ancien Régime. Hoe moeten wij, Vlaamse republikeinen, tegen deze contra-revolte aankijken? Ze lijkt me het logisch gevolg van een falende N-VA strategie die, om haar kiespubliek in de breedte verenigd te houden, opteerde voor een reformistisch discours en zo de kool en de geit wou sparen. Door België te hervormen zouden de Vlamingen winnen, maar zou vooral de Belgische federatie als geheel werkbaarder worden.
Vooral dat laatste heeft een brede laag van gematigde stemmers naar de N-VA-stal geleid. Maar daarmee zat die partij in haar eigen overwinningslogica gevangen en moest ze aan tafel blijven zonder van de verboden vrucht te eten.
De N-VA heeft zich geprofileerd als een partij van de verandering, maar zwoer meteen ook elke radicaliteit af. Waardoor het uitstel als het ware ingebakken zat. Het “change”-motief bleef abstract, emotieloos en uitsluitend financieel-economisch, een portemonnee-discours…
De RVA-bom, de zoveelste tactische kunstgreep om met onmogelijke eisen de impasse te verlengen, ontplofte evenwel in het gezicht van de afzender en bracht de tegenstanders van de N-VA (socialisten, groenen, vakbonden…) in een gedroomde positie. Het stigma van de anti-sociale partij dreigt, en ik kan die tegenstanders niet eens ongelijk geven. Al jaar en dag scheldt Bart De Wever op de doppers als “profiteurs” (zie het Knack-interview van 27/2/2009), een uitspraak waarmee hij bij voorbaat elke vorm van sociale politiek in een autonoom Vlaanderen aborteert. Er zijn namelijk mensen die misbruik maken van het systeem, maar de economische crisis schept ook echte, nieuwe armoede en uitsluiting die overigens reeds de onderkant aanvreet van de door De Wever zo geliefde Vlaamse middenklasse. En nu wil de N-VA ook de 65 plussers hun gratis tram-en-bus-abonnement afpakken, want dat zijn wellicht ook maar “profiteurs”. Met dit poujadisme komt je natuurlijk nooit uit bij een maatschappelijk project dat men “republikeins” zou kunnen noemen, laat staan een echte filosofie van de Res Publica, als civil society van zelfbewuste, mondige, én sociaal-bewuste burgers.
De N-VA heeft zich geprofileerd als een partij van de verandering, maar zwoer meteen ook elke radicaliteit af. Waardoor het uitstel als het ware ingebakken zat. Het change-motief bleef abstract, emotieloos en uitsluitend financieel-economisch, een portemonnee-discours. Als je bij voorbaat tegen elke “revolutie” bent, zijn er niet veel mogelijkheden en is de manoeuvreerruimte heel beperkt. En nu heeft zelfs VOKA-voorman Luc De Bruyckere zijn bekomst van dat centenflamingantisme. Het oerconservatisme van het groot politiek (maar strategisch beperkt) talent dat Bart De Wever heet, is tegen zijn limieten gebotst. De neen-beweging die vanuit Vlaanderen had moeten komen, en via het Vlaams Parlement in een soevereiniteitsverklaring had kunnen uitmonden, is door de perverse logica van het Belgische systeem omgedraaid in een neen-beweging tegen de verandering. De grote media zoals De Standaard en De Morgen huppelen vrolijk mee in deze restauratie, hun blijdschap is nauwelijks te onderdrukken. De culturele elite speelt, zoals steeds, volop mee in deze herstelbeweging van de oude orde, onder het mom van de “grote solidariteit”. Wie had dat zes maanden gelden gedacht?
De oude krokodillen ruiken nu hun kans. Het appèl van Karel De Gucht, om de N-VA politiek buitenspel te zetten, zal, als men het slim speelt, een nieuw cordon creëren en het Vlaamse republikanisme (opnieuw) doen verschrompelen tot een marginale bezigheid van een groepje prettig gestoorden.
Tenzij Bart De Wever zijn politieke carrière nu al voor bekeken houdt en een terugkeer naar de academische wereld plant, staat er hem dan ook maar één ding te doen, om het tij te keren: het fameuze cordon ook echt opblazen en met Valkeniers en C° aan tafel gaan zitten, daar vallen misschien wél eerbare, on-Belgische akkoorden te maken. Daar zijn ze namelijk wél al aan het bestuderen hoe het republikeinse gedachtegoed te combineren valt met de Vlaamse onafhankelijkheidsidee. Samen kunnen ze dan proberen een politieke meerderheid in Vlaanderen te winnen voor een post-Belgisch project.
Maar vóór alles geldt voor ons, republikeinen, in naam van de democratie, nu de dwingende plicht van alle intellectuelen om de discussie rond de res publica op te starten, die moet uitmonden in een grondwettelijk charter waar een ruime meerderheid van de Vlamingen kan achter staan. Een blauwdruk voor een nieuw Vlaanderen, dat op economisch, politiek, cultureel en sociaal vlak in Europa het voortouw kan nemen. Eigenlijk zou zelfs iemand als Dirk Tuypens moeten snappen dat de toekomst dààr ligt, en niet in het knekelhuis van de Saksen-Coburgs. Maar gezien de grondstroom zich aan het verleggen is, valt er geen tijd te verliezen. Ik heb geen zin om de ongeschoren baarden te beginnen tellen, en nog minder in een Vlaamse burgeroorlog tussen gladde kinnen en al-dan-niet opgeplakte begroeisels. Het scheermes van Ockham moge hier van toepassing zijn: “Entia non sunt multiplicanda sine ratione”, of in het deugdelijk Vlaams: een labyrint heeft meestal maar één uitgang. Laten we onze tijd niet verdoen met schijnoplossingen en schaduwgevechten.
Johan Sanctorum
Read more...

11 januari 2011

In plaats van dat doorzichtige gedaas over "onrustige financiële markten" (vpmc)


Regeringscrisis in Brussel


Een land dat niet meer bestaat heeft ook geen regering meer nodig. Wordt op die manier het stuk politiek theater tussen Walen en Vlamingen een voorbeeld waar Europa voor de toekomst uit kan leren?

Van Dirk Schümer, Wenen, 10 januari.

Al meer dan tweehonderd dagen zijn de Belgische politici vergeefs naar een nieuwe regering op zoek. Kan het land ook zonder centrale regering? Is een machtsvacuüm, midden in de financiële en eurocrisis, uitgerekend in Brussel, zomaar losjes verteerbaar? Of springt misschien de monarchie kordaat in de bres? Niets daarvan.
De vervelende situatie dat men in onderling overleg tot een gezamenlijk standpunt moest komen, over de bevoegdheden van de federale staat en de Vlaamse of Waalse landshelften, is ook door de gewiekste compromissenmakers vandaag niet meer te op te lossen. De totale blokkade, die al vaker dreigde, is er nu. Niet enkel grondwetsspecialisten, ook gestaalde Belgische burgers stellen openlijk de vraag waarom een maatschappij nog een stembusgang organiseert, als de gekozenen daar geen werkbare regering mee kunnen vormen.


Tijd voor een democratisch partijtje worstelen
Op de webpagina’s van Belgische kranten zijn bij wijze van uitzondering de Vlaamse en Waalse briefschrijvers het eens: men weet helemaal niet meer waarover men het heeft. “Altijd dezelfde tekst in een eindeloze lus” klaagt een vlijtige, politiek geïnteresseerde lezer van de Franstalige “Le Soir”. In het ter plaatse trappelend ballet van wisselende en toch weer gelijke “informateurs”, “formateurs”, “bemiddelaars”, “verduidelijkers”, die in opdracht van een machteloze koning hun werk doen, wordt de politiek een nachtmerrie vol déjà vu’s.
Het brute kiessysteem uit “Asterix in Corsica” lijkt intussen wel een gegeerde utopie voor vele Belgen. Op het stripeiland in de Middellandse Zee gooit men de stembriefjes in een urne, vervolgens breekt er een knokpartij uit, en de sterkste wordt stamhoofd. Zo’n democratische knokpartij zal er wel nodig zijn, wil de hartenwens van laatste vrijdag, van het Verbond van Vlaamse Ondernemers nog in vervulling gaan: een sterke regering, met een staatshervorming als opdracht, om zo economische slagkracht te garanderen, een begroting in evenwicht te maken, en federale oplossingen te bieden voor de toekomst van de arbeidsmarkt, de werkloosheidsuitkeringen en rentelasten.
Deze vrome wens zal bij veel Belgen enkel op cynisch gelach onthaald worden wellicht. Want de innerlijk verdeelde politieke elite van het land is van dat alles zo ver verwijderd, dat er al sedert lang openlijk wordt beraadslaagd over een definitieve scheiding van de twee landsgedeelten. Bart De Wever –met zijn conservatief-gematigde “Nieuwe-Vlaamse Alliantie” (N VA) triomfantelijke winnaar van de verkiezingen van de eindeloos lang geleden 13de juni 2010– gaf in interviews de leus ten beste: “Laten we dit België rustig verdampen”. Precies wat aan de gang is.
Een omhulsel, opgesmukt met koninklijke franje
Terwijl de buren zich de ogen uitwrijven bevalt het vooruitzicht op twee nieuwe naties midden in Europa steeds meer vergramde burgers. Maar heeft de historicus De Wever geen gelijk, als hij de Belgische staat, honderd tachtig jaar na zijn stichting voor mislukt verklaart, omdat de kleine helft der van huis uit Franstaligen zich mordicus niet wil afgeven met de Vlaamse meerderheid? Heeft een staat, waarin het Franstalige bevolkingsdeel zich een reusachtig alimentatiegeld laat welgevallen van de Nederlandstaligen, maar intussen wel hun cultuur en geschiedenis ostentatief negeert, niet zijn voortbestaan verspeeld? En, afgezien van zijn symbolen, bestaat dit België nog wel echt?
Wel bekeken draait heel deze touwtrekkerij van de politici sinds de juniverkiezingen om een scheiding in goed overleg: welke bevoegdheden over arbeidsmarkt, justitie, sociale voorzorg, et cetera kunnen van het federale aan de beide landsdelen overgedragen worden? Na decennia van alsmaar in elkaar geknutselde supercompromissen, komt aan het licht dat van de Belgische staat nog enkel een koninklijk opgesmukt omhulsel overschiet, en de zwaar betoelaagde tweetalige hoofdstad Brussel.
Hoe men er überhaupt moet in slagen om de hoofdstad van Europa –geklemd tussen Wallonië en Vlaanderen, historisch Nederlandstalig en tegenwoordig in hoge mate Franssprekend– nog te besturen, verkeerstechnisch, wat het onderwijs betreft, planologisch – daarover gaan de ingewikkeldste passages van de diverse compromisteksten, die allemaal samen gestrand zijn op de privilegies van Franssprekende gemeenten in Vlaams-Brabant.
Kafkaiaans proza voor een zwak compromis
Hier een uittreksel uit een dergelijk falend compromis, met betrekking op de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde: “Om tegemoet te komen aan de Franstalige wens, die voor de bewoners van de zes randgemeenten het recht wil behouden om bij verkiezingen voor Kamer, Senaat en Europarlement hun stem te kunnen uitbrengen op tweetalige Brusselse lijsten, kan in deze gemeenten, bij zulke verkiezingen, de kiezers de mogelijkheid geboden worden te stemmen, ofwel voor de lijsten van de kieskring Vlaams-Brabant, ofwel voor de Brusselse lijsten. In dit laatste district wordt de mogelijkheid geschapen, om in elke taalgroep lijstverbindingen aan te gaan.”
Bij dit kafkaiaanse proza klinkt het als een grap dat de vitale metropool van een meertalige, multiculturele economische ruimte, die van Lapland tot de Kanarische Eilanden gaat, van Ierland tot de Donaudelta, door zulke prullaria op de klippen zou lopen. Hoe moeten we Europa als systeem van meertaligheid en culturele openheid begrijpen, als aan de grens van zijn hoofdstad een militante francofonie een ideologisch aureool krijgt? En hoe moeten dan Cyprioten en Turken, Ieren en Britten, Catalanen en Castilianen, Zuid-Tirolers en Italianen, Hongaren en Slowaken, Letten en Russen het ooit eens raken, als de Belgen na bijna tweehonderd jaar het project van de diversiteit in alle stilte begraven?
En toch kun je de politici, de Vlaamse nationalisten noch de Waalse socialisten enig verwijt maken. Zij brengen enkel consequent in de praktijk wat zij hun kiezers hebben beloofd, en dat ligt veel te ver uiteen, door versteende aanspraken die langs de taalgrens lopen. Het is klaarblijkelijk de volkswil die van dit land genoeg heeft. De zaakwaarnemende premier van België, Yves Leterme, is in het voorjaar van 2010 al gestrand op een grote staatshervorming, en zonder mandaat van de kiezer hij blijft hij nu vermoeid maar taai zijn ambt verder vervullen.
Wiebelende gebouwen blijven op de een of andere manier overeind
België heeft tenslotte ook zonder werkelijk democratisch mandaat het voorzitterschap van de EU geroutineerd afgewerkt; en per slot van rekening zit met EU-voorzitter Herman van Rompuy nog een Belg in een sleutelpositie. Niet toevallig. Want met zijn ondoorgrondelijke taal- en bevoegdheidsafspraken heeft het land een gewiekste, oneindig geduldige soort van bestuurders voortgebracht, die in de gigantische machinekamers van de EU-compromisfabriek uitstekend hun weg vinden. Op de een of andere manier gelijkt de EU frappant op dit België.
Zo te zien bestaat de Europese Unie niet uit sterke nationale staten, maar alles bijeen uit bijzonder wankele gebouwen, zoals we het nu in real time kunnen zien aan bliksemsnel eroderende landen zoals Griekenland of Ierland, die de facto door EU-toezichtscommissies geregeerd worden. Leren wij daaruit dat een zwak land, in dit tijdvak van spontaan bestuur, geen regering maar enkel nog geldtransfers nodig heeft? Dienen politici enkel nog als podiumbeesten in de showwereld van verkiezingen en persconferenties?
Na het mislukken van de zo-en-zoveelste formatiepoging schijnt zelfs de belgisch-anarchistische gelatenheid ontredderd, terwijl zij, in vergelijking met trappistenbier en sterrenrestaurants, de eigen regering nochtans niet bijzonder hoog inschat. De Vlaamse krant “De Morgen” publiceerde foto’s van vertwijfelde burgers met de zwartgeelrode driekleur en de slogan: “Alle alarmklokken luiden”. Waarom? Niet het functioneren van de al lang opgedeelde federale bevoegdheden is door de formatieblokkade in gevaar, maar de economie. Van de bezitters van Belgisch staatspapier zou de buitenlandse meerderheid, zo waarschuwen economisten met naam, wel eens afgeschrikt kunnen worden door een lange en dure Rozenoorlog tussen Vlamingen en Walen, en zich terugtrekken.
Toch liever een streep eronder, ook met schrik
Het ziet er dus naar uit dat het uiteenvallen van deze Europese modelstaat enkel nog afhangt van de kosten op middellange termijn. Want emotioneel laat niemand nog een traan voor dit België. Het is zoals bij een huwelijk: ook daar blijven twee strijdende partijen soms nog een pijnlijke poos bijeen, omdat een scheiding eenvoudig te duur uitvalt. Terwijl de Walen, met de sociale uitkeringen die zij incasseren, begrijpelijkerwijze geen haast hebben om een grote staatshervorming door te voeren, lijken de Vlamingen aan te sturen op een einde met verschrikkingen (en hoge kosten), liever dan op de verschrikkingen zonder einde namens België.
Ook dat is een les voor de EU, die met IJsland en Kroatië net nog nieuwe kandidaten aan het uittesten is, en waarvan de gemeenschappelijke munt al na luttele jaren overduidelijk afbrokkelt: alles is op drift op dit beweeglijke continent. Naties zijn niet voor eeuwig, terwijl taal en tradities aantoonbaar een buitengewoon taai leven hebben. In een globaal verstrengelde economie kan een staat zichzelf eenmaal overbodig maken, door bevoegdheden af te staan aan een supranationaal instituut, en verder de gewesten en gemeenten het werk te laten doen.
De historicus Bart De Wever had al vaker lucht gegeven aan zijn verveling bij de eindeloze nacht- en weekendzittingen vol nutteloos gepalaver, en hij feliciteerde nu de Waalse tegenhangers, met hun flamboyante socialist Elio di Rupo, vanwege hun “prachtige theaterstuk” waarmee zij zes maanden iedereen aan het lijntje wisten te houden. In België lijkt de politiek zich vandaag werkelijk te beperken tot coulissen, symboliek en toneelspel.
.

Labels: , , ,

Read more...

9 januari 2011

Sp.a grootste bedreiging voor Vlaamse belangen (Hoegin)

Niet de PS van Elio di Rupo, noch de cdH van Joëlle Milquet of de MR van Didier Reynders en Olivier Maingain vormen het grootste gevaar voor de Vlaamse belangen. Zij wenden immers niet voor het beste voor te hebben met Vlaanderen en haar bevolking, en niemand die het hoe dan ook zou willen geloven. Anders is het met sp.a en de splinterpartij Groen!, die dat wel proberen voor te wenden, en daarvoor in de overwegend rood-groene media geen tegenwind krijgen. Integendeel zelfs. Of de schade die zij aanrichten uitsluitend te wijden is aan incompetentie, dan wel oneerlijke bedoelingen, is een open vraag.

Telkens ik sp.a-voorzitster Caroline Gennez haar uitleg zie doen over de aan de gang zijnde – of op sterven na dood zijnde – federale regeringsonderhandelingen, slaat de schrik me om het hart. Heeft zij werkelijk geen verstand van zelfs maar de meest essentiële communautaire problemen, of stuurt zij doelbewust aan op een catastrofe voor Vlaanderen? Dat echter zij, samen met Groen!-voorzitter Wouter van Besien, mee aan de onderhandelingstafel zit, en dat de twee daar samen maar liefst de helft van de Vlaamse delegatie uitmaken – in aantal, niet in grootte van de achterban – is absoluut geen goed nieuws voor ieder die het goed voorheeft met Vlaanderen.

Misschien nog het meest storende element daarbij is dat dit duo zijn onzin in de media kan spuien zonder ook maar de minste tegenwind, kritische vraag of opmerking. Meer zelfs, hún mening wordt voorgesteld als de redelijke mainstream, ook al vertegenwoordigen zij samen nog niet eens twintig procent van de Vlaamse kiezers. Durft iemand echter een kritische opmerking te maken over de inhoud van de nota–Vande Lanotte, dan wordt hij of zij prompt door de journalist van dienst in het CD&V- en N-VA-verdomhoekje geplaatst. En hoewel N-VA alleen al bij de laatste verkiezingen meer stemmen wist te verzamelen dan sp.a en Groen! samen, wordt die partij nog steeds voorgesteld als die van de extremistische hard-liners en caractériels. Nochtans mag men gerust aannemen dat de kiezers van Open Vld, Vlaams Belang en LDD een pak dichter bij het standpunt van CD&V en N-VA staan dan dat van sp.a en Groen!, en dat Bart de Wever er dus niet ver naast zit wanneer hij zegt dat hij zo'n tachtig procent van het Vlaamse electoraat vertegenwoordigt.

De paradox in Vlaanderen is echter, dat ook binnen de media een 80/20-verhouding bestaat, maar dan wel één die precies het spiegelbeeld is van de politieke mening van de bevolking. Uit onderzoek blijkt immers keer op keer dan zo'n tachtig procent van de journalisten het bolletje van sp.a of Groen! inkleurt bij de verkiezingen. Ligt daar misschien de verklaring waarom de mening van slechts twintig procent van de bevolking stelselmatig voorgesteld wordt als die van de overgrote meerderheid? En dat men zelfs met graagte de leugens van rood en groen overneemt en dagenlang laat echoën, ook al heeft de rest van de bevolking al lang door dat er geen snars van klopt?

Kijk bijvoorbeeld naar het stukje mediatheater dat de afgelopen week opgevoerd werd naar aanleiding van de nota–Vande Lanotte. Wie een beetje intellectueel eerlijk wil blijven, moet toegeven dat slechts drie partijen, namelijk sp.a – het zou er eigenlijk nog aan ontbroken hebben –, Groen! en Ecolo Ja antwoordden op die nota. Aan Vlaamse kant stonden CD&V en N-VA weigerachtig tegenover die nota, net zoals cdH en PS er feitelijk niet veel pap van lustten. Sp.a-voorzitster Caroline Gennez was er echter, met in haar kielzog Groen!-voorzitter Wouter van Besien, als de kippen bij om in de VRT-studio's rond te toeteren dat maar liefst vijf van de zeven partijen de nota aanvaard hadden. En die boodschap bleef maar weergalmen, zowel op TV als op radio, zonder enige kritische opmerking. Men bestond het zelfs een (waarschijnlijk goed gekozen) «stem uit het volk» aan het woord te laten die het toch wel straf vond dat die twee partijen – CD&V en N-VA dus – nu een akkoord blokkeerden, want, zo vertelde het wicht vanop één of andere markt, «vijf van de zeven is toch een meerderheid». Of hoe tegenwoordig een meerderheid binnen een meerderheid al genoeg is om een Belgisch compromis door te drukken. Een kwart plus één stem is dus al genoeg, tenminste als het maar het juiste kwart is.

Straffer dat, in tegenstelling tot de harde aanpak die enkele CD&V'ers moesten gaan, Caroline Gennez niet aangesproken werd op de inconsistenties in haar verhaal. Of schrijven we misschien liever: leugens. Want enkele dagen later, toen het over de mogelijkheid ging de liberalen bij de onderhandelingen te betrekken, poneerde zij dat zoiets absoluut geen soelaas zou brengen, want de MR was nog wel de eerste Franstalige partij geweest die de nota–Vande Lanotte had verworpen. Pardon, eerste? Moest dat niet «de enige» zijn? En men zou nog kunnen denken dat het een verspreking was, ware het niet dat Caroline Gennez naliet dat punt eens goed in de verf te zetten om het liberale ballonnetje eens goed en definitief te kunnen doorprikken. De journalist van dienst wou er in ieder geval ook niet dieper op ingaan.

Dat de sp.a wel degelijk van een dikke en warme mantel der liefde kan genieten in de media, staat ondertussen als een paal boven water. De adoratie voor Johan vande Lanotte bijvoorbeeld (vergeleken met hem zou koning Salomo maar een achterlijke pummel geweest zijn), in combinatie met de recente hype rond Eva Brems (en reken maar dat we haar vanaf nu gaan tegenkomen in elke mogelijke en onmogelijke shows, spelletjes en praatprogramma's), is gewoonweg om misselijk van te worden. De nota die hij produceerde wordt in de media voorgesteld als een werkstuk van ongekende kwaliteit. De opmerking dat ze onvoldragen zou zijn, zoals de CD&V het formuleerde, zette dan ook bijzonder veel kwaad bloed bij enkele journalisten en politicologen. Ik kan me nochtans niet van de indruk ontdoen dat alvast sommige delen ervan met haken en ogen aan mekaar hangen, en een professor grondwettelijk recht onwaardig zijn. Het is een analyse waar ik overigens geen 48 uur voor nodig had zoals de PS van Elio di Rupo, maar eentje die op vijf minuten gemaakt kon worden. A propos de PS – merkwaardig toch dat zij voor de nota–Vande Lanotte bijna 48 uur nodig had, terwijl dat toen voor de nota–De Wever een pak sneller kon. Waren de specialisten die de nota–De Wever in recordtempo konden analyseren deze keer verhinderd? Ik zou daar wel eens wat meer over willen lezen in onze kwaliteitsmedia.

Hoe dan ook, één van de zaken in de nota–Vande Lanotte die volgens mij meer getuigen van amateurisme dan staatsmanschap, is het hoofdstuk over de samenvallende verkiezingen. Johan vande Lanotte stelt voor dat de federale verkiezingen aan de regionale gekoppeld zouden worden, en dus nog slechts om de vijf jaar gehouden zouden worden (zoals in Cuba). Er zouden in België te veel verkiezingen zijn, heet het, wat de regeringsvorming bemoeilijkt. Het is een stelling waar men in 2007 eventueel nog had in kunnen geloven, maar in 2010, met de volgende nationale, regionale en Europese verkiezingen vier jaar verwijderd in de toekomst, kan die vlieger toch niet meer opgaan als men nog een klein beetje eerlijk wil blijven.

Maar, zo stelt Johan vande Lanotte, als er toch een bijzondere meerderheid in de Kamer gevonden kan worden, zouden er tóch vervroegd federale verkiezingen georganiseerd kunnen worden. En dan komt de vraag: leidt dit dan ook tot vervroegde regionale verkiezingen, die dan losgekoppeld worden van de Europese verkiezingen? Of hebben die tussentijdse verkiezingen geen effect op de datum van de volgende federale verkiezingen, zodat het nieuwgekozen parlement automatisch een kortere termijn krijgt? Of had Johan vande Lanotte gedacht in één moeite niet alleen de regionale parlementen, maar ook het Europees Parlement te ontbinden? Onvoldragen is eigenlijk nog een redelijk milde beoordeling; ondoordacht zou al iets beter passen. Trouwens, de dag dat er wel een meerderheid gevonden wordt om het parlement te ontbinden, maar geen bijzondere, wordt het lachen geblazen, zeker als dat een Vlaamse meerderheid tegen een Franstalige minderheid zou zijn.

Een ander punt waarop Johan vande Lanotte overduidelijk kon profiteren van de sympathie van de bevriende media – en welke media in Vlaanderen zijn eigenlijk niet bevriend met de sp.a? – was het verhaal van zijn zieke moeder. Nu wil ik de ziekte van moeder Vande Lanotte absoluut niet bagatelliseren, en het is nooit een pretje wanneer één van je ouders ziek is, maar toch is er iets merkwaardigs aan de hand met het hele verhaal. Schampere opmerkingen dat de plotselinge ziekte een vertragingsmanœuvre was – na maandenlang doelbewust surplacen toch wel voorspelbaar, zou ik zo denken – werden snel van de hand gewezen als onwelvoeglijk. Maar is het werkelijk zo dat die ziekte nooit gebruikt werd om de eigen agenda vooruit te helpen? Het is toch merkwaardig hoe die ziekte plots acuut werd in de week van de zogenaamde Frankyleaks, waardoor de onderhandelingen even stilgelegd moesten worden, maar dat Johan vande Lanotte wel nog de tijd vond om een wedstrijdje basketbal mee te pikken. Anderzijds lijkt het er sterk op dat de publicatie van het interview van Bart de Wever in Der Spiegel een merkbaar gunstig effect had op de gezondheidstoestand van moeder Vande Lanotte, zij het van eerder korte termijn. Strafst van al vind ik dat koning Albert II het donderdag nodig vond het ontslag van Johan vande Lanotte enkele dagen in beraad te houden, in plaats van het onmiddellijk omwille van humanitaire redenen te aanvaarden. Ik laat het aan de lezer over te oordelen wie de grootste cynicus in het spel is.

Over cynisme gesproken: wat zou eigenlijk het doel van die beruchte Brusselse Metropolitane Zone (BMZ) zijn, die plots in de nota opduikt (en waarover de Vlaamse media liever zwijgen)? Deze zone, eigenlijk de oude Franstalige droom van Le Très Grand Bruxelles herverparkt in de iets meer blitse want Engelse naam Brussels Metropolitan Region, strekt zich aan Vlaamse zijde uit over heel Halle-Vilvoorde, maar wordt aan Franstalige zijde netjes uitgebalanceerd door Waals-Brabant. Op die manier zal de constructie vrijwel zeker nooit door Nederlandstalige meerderheden geplaagd worden, maar kan de Francité wel haar tentakels tot diep in het Vlaamse binnenland uitspreiden. Het is immers de bedoeling dat die Brusselse Metropolitane Zone allerlei bevoegdheden zou krijgen – in het belang van de bevolking, of wat dacht u? –, waardoor de bevoegdheid van de Vlaamse Regering in haar eigen hartland onderuit gehaald wordt. Voeg dit bij de de facto aanhechting van de faciliteitengemeenten bij Brussel, en je vraagt je af waar Johan vande Lanotte zoveel schaamteloosheid vandaan haalt om zijn werk voor te stellen als een evenwichtige nota. De bewering van Caroline Gennez dat Vande Lanottes nota overduidelijk voordelig voor de Vlamingen is, aangezien de Franstaligen er zoveel bezwaren tegen hebben – tiens, werd die nota dan toch niet onvoorwaardelijk aanvaard door PS en cdH? – beschouw ik als de rode sp.a-kers op deze giftige taart van landverraad.

Zou ik echter spoken zien, als ik stel dat het voorstel voor zo'n Brusselse Metropolitane Zone een bewust opgezet spel van de sp.a en Groen! is? Vandaag reeds luidt het dat een splitsing van België niet alleen onwenselijk maar ook onmogelijk is omwille van Brussel, maar wat wordt dat niet met zo'n Brusselse Metropolitane Zone die de Franstaligen dikke vingers in de pap bezorgt tot aan de poorten van Aalst, Dendermonde en Mechelen? En dus ook territoriale claims indien het ooit dan toch tot een scheiding mocht komen? Ik zie hierin een slinkse poging om de prijs voor Vlaamse onafhankelijkheid gevoelig op te drijven, in de hoop dat ze er nooit zou komen. Waarom niet? Om de eenvoudige reden dat men zowel bij sp.a als Groen! goed beseft dat men in een onafhankelijk Vlaanderen niet meer zou zijn dan twee marginale partijen die nog slechts sporadisch aan de macht zouden kunnen komen. Democratisch zijn ze wel, maar alleen als er in België een linkse meerderheid gevormd kan worden om de rechtse meerderheid in Vlaanderen onder de knoet te houden. Is het echt allemaal te ver gezocht, en gaat het alleen maar om totale incompetentie? Het is maar de vraag wat het ergste kwaad van de twee is.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

8 januari 2011

Van sociale bescherming tot palettenkruisiging

Bedenkingen rond de (on)zin van het syndicalisme in de 21ste eeuw

De verontwaardigde reacties in verband met de mishandeling op de Waalse Mactac-werkvloer van een arbeider door een kliek van collega’s, onder de bezielde leiding van een kiekjesmakende vakbondsman (!), ebben langzaam weg. Zowat alle psycho’s en moralisten strooiden de meest onnozele clichés in het rond over het wezen van de menselijke agressiviteit en de kuddegeest. Enkele malen viel het woord “beestachtig”, wat ik eigenlijk een belediging voor het dierenrijk vind, want dit soort taferelen heb ik nog nooit in enige natuurdocumentaire gezien. “Pesterijen” is hier dan ook een zwakke kwalificatie,- dit gaat over regelrechte foltering.

Na de verontwaardiging en het goedkoop moralisme is het weer tijd voor wat bezinning en diepgang. Want dit is natuurlijk een vakbondsverhaal, hoe men het ook draait of keert. Temeer omdat de door het bedrijf ontslagen delegué-met-de-camera ook nog eens door de vakbond een advocaat toegewezen kreeg, en allicht niet-de-eerste-de-beste: de man versierde uiteindelijk 250.000 Euro…. schadevergoeding. Euh…hoe zat dat ook weer met België en zijn rijke syndicale traditie? Een korte terugblik.

Misschien moet België als patchwork-kunstwerk wel op de werelderfgoedlijst geplaatst worden. Alleen jammer dat het ook een staat is.

De Belgische revolutie in 1830 was primair het resultaat van een duivelspact tussen ultramontane rooms-katholieken en francofiele liberalen, eendrachtig in het verzet tegen het protestantse Noorden van Willem I. Het delicate rooms-blauwe machtsevenwicht, gedragen door het complete burgerlijk establishment, associeerde zich diepgaand met de stabiliteit van het Belgische regime zelf. Met de opkomst van het socialisme, tweede helft van de 19de eeuw, werd dit status-quo zwaar op de proef gesteld, want aanvankelijk was het socialisme een subversieve beweging die de klassenloze maatschappij nastreefde, zoals de Marxistische doctrine het voorschreef. De stichting van de Christelijke arbeidersbeweging was dan ook een meesterzet, ook al zagen domoren als Charles Woeste dat niet in: hierdoor ontstond een syndicale as ABVV/FGTB-ACV.CSC die tot op vandaag bestaat, en die zich helemaal in het systeem incorporeerde.

Meteen ontstond de grote driehoek van het Belgische zuilenstelsel, zoals we dat tot de jaren ’70 van vorige eeuw kenden: katholiek, liberaal en socialistisch. De twee eersten als “fondateurs” van het regime, de twee laatsten als vrijzinnige as. Een school- en cultuurpact moest er tenslotte voor zorgen dat de katholieken en vrijzinnigen het netjes hielden. Alle drie gijzelen ze elkaar, én beseffen ze dat ze elkaar nodig hebben.

Het fameuze Belgische compromis is dus niet zomaar de kers op de taart van een onderhandelinglogica. Het is de lijm van de Belgische constructie zelf, die altijd weer op andere plaatsen barst en moet bijgevuld worden. Wat Vande Lanotte vandaag doet, ligt in wezen in het verlengde van dit status-quo denken: zolang chipoteren en marchanderen tot iedereen moe wordt, de stukjes in elkaar klikken en het machtsevenwicht hersteld is. Alle inhoudelijke of ideologische premissen moeten daar eigenlijk voor wijken: de consensus en de herstelde stabiliteit van het regime vormen de ultieme doeleinden, met als archetype dus dat monsterverbond uit 1830. België is een puzzel die zichzelf constant heruitvindt. Politiek-cultureel is dat een tamelijk uniek verschijnsel,- misschien moet België als patchwork-kunstwerk wel op de werelderfgoedlijst geplaatst worden. Alleen jammer dat het ook een staat is.

Graag gedaan!

Uit dit verhaal onthouden we vooral dat het syndicalisme België in de 19de eeuw heeft overeind gehouden. In de ijzersterke driehoek speelde de Christelijke zuil steeds weer de rol van verzoener en bemiddelaar,- vandaar de welbekende tsjevenmentaliteit, het sparen van de kool en de geit. Er zijn echter maar weinig wetenschappelijke studies die zich gefocust hebben op de inherente machtslogica: de Christelijke vakbond, met alle aanverwante organisaties, heeft dé sleutels in handen van het complexe Belgische status-quo. Het ABVV speelt uiteraard het spel mee. Alleen al daardoor is het vakbondswezen bij ons door-en-door conservatief en zelfs reactionair. De oprispingen van NMBS-topman De Scheemaeker (zelf overigens een politieke benoeming en een stukje van het ingewikkelde politieke machtsevenwicht), dat de vakbonden vooral met zichzelf bezig zijn en niet met de reiziger, de consument, de burger, is nog een understatement: de twee grote vakbonden vormen een staat-in-de staat.

Denken buiten de Belgische logica is geen optie, noch voor het christelijke, noch voor het socialistische syndicalisme, dat heeft het nabije verleden nog maar eens aangetoond. De monarchie en alle andere met het machtscomplex verweven ballast nemen ze er graag bij, als hun sociale en politieke sleutelpositie maar intact blijft. En het moet gezegd: ze hebben de ontzuiling vlekkeloos overleefd. De media, het middenveld, de politieke partijen zelf,- alle hebben ze zich moeten heroriënteren naar een vlottend publiek dat eieren voor zijn geld kiest, behalve de vakbonden: zij teren op stabiel lidmaatschap en levenslange trouw. Het feit dat ze ook als uitbetalingsinstellingen fungeren, voor werkloosheidsvergoeding bijvoorbeeld, geeft hen een permanente werfkracht, een enorme financiële cash-flow, en een aan chantage grenzend beschermingssysteem: werknemers of werklozen die niet ingesloten zijn, riskeren om zich te pletter te lopen in het doolhof van de overheidsbureaucratie.

De vakbonden hebben zichzelf overleefd en teren nu louter op sociale chantage: dat is hun eindspel, in een land dat eveneens op het bankroet afstevent.

In dat opzicht is de recente ACV-affichecampagne, waarbij de openbare diensten lof wordt toegezwaaid, omdat ze doen wat ze moeten doen, dubbelzinnig én veelzeggend. De jongeman die blij is dat zijn studielening “gefikst” wordt (met steun van de vakbond?), had dus ook pech kunnen hebben en zijn lening niet krijgen. Zich niet bewust van het perverse van die beeldvorming, benadrukt het ACV enerzijds de willekeur van een overheidsbureaucratie, en anderzijds de noodzaak om bescherming te zoeken bij een grote organisatie zoals, jawel, het syndicaat. Het aloude cliëntelisme duikt weer op. In een verder stadium –en hoever kan men hierin gaan?- kan men spreken van sociale terreur, afpersing en maffiose intimidatiepraktijken.

Zo kom ik terug op de Mactac-affaire, waar uitgerekend die “fiksende” christelijke vakbond onder vuur lag. Als men heel de geschiedenis van het Belgische vakbondswezen overloopt, dan is dit geen exces maar het topje van de ijsberg dat toevallig de media haalde. Ik zeg niet dat er in elke fabriek arbeiders op paletten worden vastgebonden, onder talkpoeder bedolven en met een hogedrukreiniger worden schoongespoten. En het zal allemaal ook wel met bedrijfscultuur te maken hebben. Toch is die folterscène, inclusief de sexuele vernedering, een soort icoon van de manier hoe het syndicalisme verworden is tot een instituut dat mensen veeleer gijzelt dan dat het voor hen opkomt, en dat vooral afhankelijkheid creëert. De melige ondertoon van de ACV-retoriek en de harde realiteit van de groepsdictatuur vormen twee kanten van één syndicale medaille.

De vakbonden hebben zichzelf overleefd en teren nu louter op sociale chantage: dat is hun eindspel, in een land dat eveneens op het bankroet afstevent. Het is uiteraard geen exclusief Belgisch probleem, maar historisch had dit land alles mee om een horrorscène zoals die van Mactac voort te brengen. Een brede maatschappelijke discussie ligt nu open. Voor mij ligt de oplossing evenwel niet in een vaag “solidaristisch” project,- de sociale vrede als verplicht nationalistisch eenheidsdenken, dat opnieuw de autoriteit van de staat en het systeem voorop stelt. Eerder kies ik dan voor de libertarische invalshoek: het opvoeden tot individuele mondigheid en weerbaarheid van de burger, zodat er geen Daniel M. meer zwijgt, zelfs tegenover zijn eigen vrouw en kinderen, om zijn job veilig te stellen.

Een opgestoken middenvinger tegen alle Kafkaiaanse uitwassen, de vakbonden inbegrepen, is de enige juiste attitude. Flexibiliteit, grote sociale mobiliteit, permanente herscholing, intense professionele migratie en zich zo onafhankelijk mogelijk opstellen in de socio-culturele netwerken en het arbeidscircuit, dat is het antwoord op de systeemterreur, waarvan het syndicalisme een exponent is geworden. Als men dat als een vorm van postmoderne onbestendigheid wil zien, voor mij geen probleem. Onze emancipatie uit de status van kuddedier, niet terug naar het roofdier, maar eerder naar de status van nomade, functionerend in een betrekkelijk kleine groepsentiteit, dat is onze existentiële en sociale toekomst.

Johan Sanctorum

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>