28 januari 2011

Aan de baardige Koen Fillet (vpmc)


Met mijn mes van Thiers-Issard
Sierlijk gevat in zijn heft van hoorn
En snel op de leed’ren riem gewet
Heb ik me netjes geschoren.
Nu vlug wat aluin,
Een vleugje Chanel
(Pour le feu du rasoir).
Wat laat de radio horen?
Het is toch niet waar,
Verstond ik dat wel?
Wat zegt net Fillet?
Ons landje ligt in puin!
Ik voel me als herboren.
.

Labels: ,

Read more...

Vlaanderen noch 'versteend' noch volgebouwd

Naar jaarlijkse gewoonte komt Statbel ons in januari vertellen dat België het afgelopen jaar weer wat meer is 'versteend'. In Vlaanderen zou zelfs 26,4% 'bebouwd' zijn. Misleidende statistieken, want op slechts 7% van het Vlaams grondgebied staat een gebouw.

Het persbericht van Statbel werd door de kranten min of meer ongewijzigd overgenomen. De versie van Het Laatste Nieuws:

"Eén vijfde van België is bebouwd. Dat blijkt uit statistieken voor 2010 van de FOD Economie. In totaal bestaat 6.092 km² van België uit bebouwd gebied. België versteent verder. Op 1 januari 2010 was 20 procent van het grondgebied bebouwd. In 2009 was dat 19,8 pct, tien jaar geleden 18,5 pct, twintig jaar geleden 16,3 pct en dertig jaar geleden 14,2 pct.
In 2009 kwam er 42 km² bij. In 2008 en 2007 was dat telkens 46 km². Begin 2010 bestond 6.092 km² uit bebouwd gebied. Daarmee wordt niet alleen woongebied bedoeld, maar ook fabrieksterreinen, wegen en recreatiegebied.
Brussel is voor 78,5 pct bebouwd, Wallonië voor 14,2 pct en Vlaanderen voor 26,4 pct. Woongebied neemt 8,3 pct in van het grondgebied, terreinen voor vervoer en telecommunicatie 6,5 pct. (belga/svm) "

Het artikel in HLN
De detailcijfers op de website van Statbel in 'Bebouwde gronden en aanverwante terreinen'

Vlaanderen is niet versteend noch volgebouwd

Statbel geeft de indruk dat 20% van België 'bebouwd' is en gebruikt 'versteent', in de betekenis van een perceel dat bebouwd is of verhard voor wegen of vliegvelden. Volgens hun definitie is 26,4% van Vlaanderen 'versteend'. Daarmee kunnen de groene jongens en meisjes weer gaan klagen dat 'Vlaanderen is volgebouwd' en er meer open ruimte moet komen. Zelfs als 26,4% van de percelen vol zou staan met gebouwen, zie ik nog niet goed dat Vlaanderen hiermee is volgebouwd, als er nog bijna VIER KEER meer ruimte is waar niets op staat. Trouwens, volgens het streefdoel van het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen is er meer groen- dan woongebied: wonen (inclusief woonuitbreidingsgebieden!) krijgt ongewijzigd 227 500 ha toegewezen, terwijl 255 500 ha gaat naar bos, reservaat en natuur, overig groen en recreatie. Landbouwgebied is zelfs goed voor 750.000 ha (goed voor 55% van Vlaanderen). Daar staan wel boerderijen en huizen, maar niemand kan toch bij verstand beweren dat het landbouwgebied volgebouwd is.

Het vroegere 'Nationaal Instituut voor de Statistiek', nu afgekort Statbel, (of officieel ‘Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie’ van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, KMO, Middenstand en Energie), komt dus op een 'verstening' van 26,4% voor Vlaanderen. Het cijfer zal wel juist zijn, maar dan moet men vooreerst ook weten dat in de statistiek van ‘bebouwde gronden en aanverwante terreinen’ niet alleen de terreinen zitten met woningen en bedrijven op, maar ook de luchthavens, wegen, steengroeven, terreinen voor telecommunicatie en zelfs voor 1,5% ‘recreatiegebied en andere open ruimten’.

Verder wil 'versteend' ook helemaal niet zeggen een gebouw, of een weg. De 78,5% 'versteend' of 'bebouwd' in Brussel, 14,2% in Wallonië en 26,4% in Vlaanderen zegt niets over de werkelijke oppervlakte ingenomen door gebouwen op die ‘bebouwde percelen’. Een 'bebouwd perceel' kan bijvoorbeeld een hoeve zijn, omringd door een immens weiland of akkers, of nog een kasteel(tje) in een groot park. Die verstening van Statbel geeft dus alleen aan op hoeveel procent van de percelen er iets staat, maar helemaal niet hoeveel procent van de ruimte echt bebouwd is. Correcter zou dus zijn te zeggen dat op 20% van de kadastale percelen een gebouw of een andere constructie staat. Hoeveel dan echt bebouwd is komt met met de statistiek van Statbel niet te weten. Het Milieurapport 2005 opgesteld onder leiding van de Vlaamse Milieumaatschappij (MiraT 2005, gepubliceerd op 16 december 2005) deed wel een berekening van de oppervlakte die echt 'versteend' was, wat het rapport noemt: verzegeling van de bodemoppervlakte door gebouwen, wegen en andere constructies. Dus niet percelen met iets 'versteend' er op zoals Statbel doet, maar de echt 'versteende' oppervlakte. MiraT kwam toen tot het besluit dat slechts 12% van de Vlaamse bodem verzegeld was (cfr. pag. 163). De analyse gebeurde op basis van een digitale rasterversie van de landgebruikslaag van de topografische kaart van het Nationaal Geografisch Instituut. De agglomeraties van Gent en Antwerpen waren tussen de 30 en 40% versteend, de meeste gemeenten in de ruit tussen Gent, Antwerpen, Leuven en Brussel tussen 10 en 20% versteend, de meeste landelijke gebieden voor minder dan 10%, zelfs sommige voor minder dan 5%. Grondig zullen die cijfers ondertussen niet gewijzigd zijn als Statbel voor de 'verstening' rekent op een aangroei van 18,5% naar 20% gedurende de laatste tien jaar. Er klopt dus niets van als men beweert dat 'Vlaanderen volgebouwd is'. Zelfs agglomeraties als Gent en Antwerpen hebben nog tussen de 60 à 70% niet versteende ruimte.

Op slechts 7% van het Vlaams grondgebied staat een gebouw

In de nieuwsbrief Mijn Huis Mijn Recht van juni 2002 publiceerden we het resultaat van berekeningen gemaakt door Thierry Dierickx van de vereniging 'Ruimte voor Mensen'. Hij baseerde zich op gegevens van het Ministerie van Financiën, Administratie van het Kadaster, die normaal als dusdanig niet gepubliceerd worden. Deze kadastrale cijfers (stand januari 2000) houden verband met de bepaling van de onroerende voorheffing. Het betreft hier dus niet het aantal of de grootte van 'percelen', maar om wat effectief 'bebouwd' is, aangezien dit de maatstaf is om de onroerende voorheffing te berekenen. De percelen worden opgedeeld in verschillende klassen, met telkens een minimum en een maximum oppervlakte per klasse. Er is dus een kleine speling mogelijk bij de berekening van de werkelijk bebouwde oppervlakte. Wanneer een industriegebouw in de klasse P5 een bebouwde oppervlakte kan hebben tussen de 400 en 499 m2, welk cijfer moet men dan nemen? Er gebeurden daarom drie berekeningen: met de maximale bebouwing, met een gemiddelde, en een derde met telkens de minimum oppervlakte.

Met de hoogste grens komt men aan 7,36% bebouwde oppervlakte aan industrie, nijverheid, huizen, hoeven, kastelen, vakantieverblijven, buildings, appartementen, handelshuizen en dienstengebouwen in Vlaanderen.
Met de 'middenweg' komt men aan 6,99%.
Met de laagste grens krijgt men 6,35%.

Men kan dus rustig stellen dat op slechts ongeveer zeven procent van de totale Vlaamse grondoppervlakte een gebouw staat. Daar moet men naturlijk nog verharde maar niet bebouwde oppervlakten bijtellen, voornamelijk voor wegen, Maar Vlaanderen volgebouwd?? Een fabeltje.

Nederland en Duitsland zeer vergelijkbaar

We onderzochten in 2006 voor Mijn Huis Mijn Recht in detail hoe Vlaanderen er wat bebouwing voorstaat in vergelijking met Nederland en Duitsland. We gebruiken terug de 'verstening' van percelen, en niet de echte bebouwing zoals berekend door het Ministerie van Financiën. Volgens het Nederlands Centraal Bureau voor de Statistiek (Bodemgebruik in Nederland, 2000, toen geen recenter cijfer beschikbaar) is, als men dezelfde categorieën als voor België neemt, 16,9% van de totale landoppervlakte van Nederland 'bebouwd' (bebouwd en semi-bebouwd gebied, inclusief verkeerswegen en recreatie, zonder waterwegen en watergebieden onderhevig aan getij). Dit zijn voor Nederland gemiddelden tussen zeer dunbevolkte gebieden als Friesland, waar het bodemgebruik voor ‘totaal bebouwd’ slechts 5,45% bedraagt, tegen 17,84% voor Noord-Brabant, 22,38% voor Utrecht en 25,16% voor Zuid-Holland. Vergelijkbare cijfers dus voor Vlaanderen met de dichtbevolkte delen van Nederland. Het valt op dat niet zozeer 'bebouwd' erg verschillend is tussen Vlaanderen (15,8% bodemgebruik) en bijvoorbeeld Utrecht (14,02%) en Zuid-Holland (14,64%), maar dat verkeer meer dan dubbel zoveel plaats inneemt in Vlaanderen (7,7%) dan in Utrecht (3,55%) en Zuid-Holland (3,79%). De files zijn er dan ook dagelijks honderden kilometer langer dan hier.

Volgens het Statistisches Bundesamt (in de Fachserie 3, Reihe 5.1, 2004) bedraagt de bebouwde oppervlakte van Duitsland eind 2004 12,8%, tegen dus 26,4% voor Vlaanderen (in 2010). Nog steeds in de betekenis van een perceel waarop iets staat. Dit is echter een onbruikbare vergelijking, want het Duitse gemiddelde omvat zeer uitgestrekte en dun bevolkte deelstaten met meerdere keren de opervlakte van Vlaanderen (Vl: 13.522 km2, 446 inw/km2), zoals Mecklenburg-Vorpommern (23 178 km2, 74 inwoners per km2), Brandenburg (29 478 km2, 87 inw/km2), Beieren (70 552 km2, 176 inw/km2) en meer bewoonde gebieden als Noordrein-Westfalen (34 084 km2, 530 inw/km2) en Berlijn (892 km2, 3 802 inw/km2). Het schortje Vlaanderen heeft geen Luneburger Heide (met 7 200 km2, meer dan de helft van Vlaanderen) of uitgestrekte wouden zoals in de deelstaten Hessen (woudoppervlakte 8 455 km2), Rheinland-Pfalz (8 236 km2 woud), Brandeburg (10 359 km2 woud), Schleswig-Holstein (11 200 km2 woud) en Beieren (24 634 km2 woud, bijna twe keer de oppervlakte van Vlaanderen...). Noordrein-Westfalen komt met 21,6% in de buurt van Vlaanderen (26,4%). Het distrikt Keulen (met de steden Keulen, Bonn, Aachen en Leverkusen), met iets minder inwoners dan Vlaanderen (4,3 miljoen, een iets grotere bevolkingsdichtheid dan Vlaanderen met 592 inw/km2) en een oppervlakte van ongeveer de helft van Vlaanderen (7.360 km2) komt op een totaal bebouwde oppervlakte van 24,3%. Ook behoorlijk in de buurt van Vlaanderen dus.

Dat zijn wel allemaal cijfers die al enkele jaren oud zijn, maar nogmaals, zoals blijft bij de statistiek van Statbel, zeer snel wijzigen die cijfers niet op een spectaculaire manier.

Vlaanderen is dus niet veel meer volgebouwd dan Utrecht, Zuid-Holland of Noordrein-Westfalen, en al zeker niet 'helemaal volgebouwd'.
Read more...

18 januari 2011

Belgisch-industriële woorden en daden (Hoegin)

Vorige week dook er plots een brief op van een aantal topindustriëlen (of captains of industry zoals dat tegenwoordig heet) die de federale regering aanmaanden een begroting voor 2011 op te stellen. Tussen de lijnen kon men bovendien lezen dat zij dat gedoe rond een staatshervorming maar niets vinden, of meer concreet: vooral dat Vlaamse gedoe daarrond. Ik zou echter wel eens willen weten hoeveel Belgische staatsobligaties deze «captains of industry» met hun recentste vette bonussen hebben aangekocht, om de Belgische staat te ondersteunen.

Wanneer ik het rijtje ondertekenaars van de brief overloop, vallen er mij toch enkele namen op. Zo bijvoorbeeld die van Jean-Luc Dehaene. Sinds wanneer is deze ACW-vertegenwoordiger bij uitstek, ondertussen omgeschoold tot poenpakker waar hij maar kan, maar verder wel nog steeds EU-parlementslid, een «captain of industry»? Dat zijn lef geen grenzen kent, wisten we natuurlijk al een tijdje. Als er immers iemand politiek verantwoordelijk is voor de chaos waarin België vandaag verkeert, dan is het Jean-Luc Dehaene wel, en hij is dan ook bijzonder slecht geplaatst om de huidige generatie politici de levieten te willen lezen. Dat hij zich daarbij dan nog eens wil vermommen als een soort industrieel kan de ergernis alleen maar vergroten.

Een andere naam die opvalt, is die van Étienne Davignon. Samen met zijn kompaan Maurice Lippens is deze man niet moreel noch politiek, maar wel persoonlijk en rechtstreeks verantwoordelijk voor het verlies van het spaargeld van duizenden kleine, weliswaar goedgelovige beleggers. Het is de reden waarom we die twee ooit nog kans zagen maken om in uiterste nood in een Belgisch zakenkabinet op te treden, maar vandaag niet meer. Maar je moet het dan toch maar durven om een brief te ondertekenen met daarin zinnen zoals «Deze maatregel is, naar ons oordeel, het enige middel om het noodzakelijke vertrouwen van onze beleggers te herstellen en aldus een verdere negatieve spiraalbeweging te voorkomen.» Ja, over het vertrouwen van beleggers heeft die man veel kennis, en over negatieve spiraalbewegingen nog veel meer, zeker als het over andermans geld gaat.

Maar ten gronde, waar zit het echte gehuichel van dit zootje Belgicanen? Er is de laatste tijd veel te doen geweest over de zogenaamde spread, het verschil tussen de Belgische en de Duitse langetermijnrente. Eenvoudig uitgelegd wordt de Duitse langetermijnrente in de Eurozone beschouwd als de basisrente die staten op hun leningen moeten betalen, en is de extra rente die daar bovenop komt een maat voor het risico verbonden aan de leningen van een bepaalde, concrete staat. Indien de markt meent dat dat risico groot is, zal de spread oplopen. Meent de markt dat het risico klein is, dan zal de langetermijnrente voor een bepaald land quasi gelijk aan de Duitse zijn. Het probleem is echter dat die spread een zelfversterkend effect kent: naarmate de markt meent dat het risico oploopt, neemt de spread toe, waardoor het voor een staat moeilijker wordt om vers kapitaal op te halen, met als gevolg dat de kans dat die staat effectief in de problemen komt groter wordt. En dus de spread weer wat groter wordt. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de regering–Leterme II (of misschien correcter: de regering–Leterme II½?) er alles aan doet om de spread binnen de perken te houden, en dat niet alleen omwille van de perceptie.

De stelling van eerste minister Yves Leterme en zijn regering is nu dat er niet meer risico verbonden is aan de Belgische leningen dan aan de van Duitse. Op de persconferentie van verleden week werd daarom ook met cijfers gegoocheld om aan te tonen dat België de beste leerling van de EU-klas zou zijn, in de hoop dat de markten iets van hun verhaal zouden willen geloven. Dat zij daarbij hun cijfertjes zorgvuldig uitkozen om aan te tonen hoe goed het wel niet ging met België – cherry picking heet zoiets – is normaal, al moet gezegd dat men in het Belgische geval stilaan van platte leugens gewag kan maken. Zwaaien met «de kleinste toename van de openbare schuld in de EU» als hét argument om aan te tonen hoe flink België wel niet is, als men al van tevoren met een torenhoge schuld opgezadeld zit, zal de markten niet echt onder de indruk gebracht hebben.

Mogen we echter het verhaal van de spread eens koppelen aan de brief van onze captains of industry? Om eens alles op een rijtje te zetten: aan de ene kant meent Yves Leterme dat de markten het fundamenteel fout voorhebben wanneer zij België in het rijtje van de risicolanden plaatsen. Zijn probleem is echter wat John Keynes zo mooi verwoordde, en wat Ierland niet zo lang geleden de das omdeed: markets can remain irrational a lot longer than you and I can remain solvent. Maar dit probleem geldt niet voor de koper van Belgische staatsobligaties: áls Yves Leterme gelijk heeft, dan strijkt elke koper van Belgische staatsobligaties vandaag een risicoloze winstpremie op van maar liefst één procent, of meer. En verder: wie massaal Belgische staatsobligaties koopt, reduceert de spread, aangezien hij de vraag opdrijft. Vandaar ook mijn vraag: als die captains of industry met hun woorden het plebs willen doen geloven dat zij toch zo bezorgd zijn om de financiële toestand van het land, hoe zou het dan zitten met hun daden? Zeker als die daden zo voor de hand liggen, bijzonder vaderlandslievend zijn en bovendien nog winstgevend ook.

Hadden ze het dus allemaal echt gemeend, stonden onderaan de brief tussen haakjes niet hun vette bestuursmandaten, maar wel hoeveel Belgische staatsobligaties zij recent – of bijvoorbeeld vandaag nog – aan hun portefeuille toegevoegd hebben. Ik vrees echter dat het uitdrukkelijk niet hun bedoeling is hun eigen hachje te moeten riskeren, maar dat het alweer de modale belastingbetaler is, en dan in het bijzonder de Vlaamse belastingbetaler, die voor hun rekening zal moeten opdraaien. Zoals sire voor zijn verjaardag een bank geschonken kreeg, en sire de schande bespaard moest worden met vliegtuigen zonder de eigen nationale kleuren te moeten vliegen, zo moet nu de baan zelf van sire veilig gesteld worden. En in één moeite door, de eigen, industriële belangen. Of wat dacht u?

Toevallig was liepen verleden week ook de vakbonden schuimbekkend storm tegen het ideetje van de N-VA om de RVA te splitsen. (En wie betaalt in België ook al weer die unitaire werkloosheidsvergoedingen uit?) Toch wel een merkwaardige alliantie die zich aftekent als le dernier carré om la Belgique une et indivisible te verdedigen: captains of industry, de vakbonden, linkse en Franstalige politieke partijen, hippe reclamebureaus, PvdA-onderzeeërs verkleed als kunstenaars, en verder het voltallige ons-kent-ons-milieutje in de media. Je zou al voor minder bij een volgende gelegenheid voor een V-partij stemmen.

Labels: , , , ,

Read more...

17 januari 2011

"La Belgique nous appartient"

Drie basisprincipes van de Franstalige politici maken een voor de Vlamingen aanvaardbaar en evenwichtig akkkoord onmogelijk. Een: de Franstaligen willen in zoveel mogelijk beleidsgebieden een vetorecht behouden en willen daarom geen staatshervorming 'in de diepte'. Twee: de transferts zijn hun verworven recht. Drie: met Frans moet men (bijna) overal bediend geraken. Zo komt er nooit een volwaardige federale staat tot stand en krijgen de regio's geen echte verantwoordelijkheid. Als de Franstalige politici hun been stijf houden, leidt dit op de duur wel tot de uitvoering van hun plan B dat ze zeggen niet te willen: de ontmanteling van België.

Vrijdag 8 oktober '10 stelt de koning Bart De Wever tot 'verduidelijker' aan. Onmiddellijk daarop, in het weekeind van 9/10 oktober, gaat Di Rupo ten aanval. Als verwittigingssalvo aan De Wever dat hij niet zal krijgen wat hij wil? Di Rupo maakt volop reklame voor een 'plan B'. Dat voorziet het behoud van een klein-België, bestaande uit Wallonië, Brussel en zo mogelijk nog minstens de faciliteitengemeenten, nadat Vlaanderen per referendum voor zijn onafhankelijkheid zou kiezen. Denk hij nu echt dat hij een politicus die België wil zien verdampen onder druk kan zetten door te dreigen met een splitsing van dat land? Met dan nog een dreiging waarvan Di Rupo en Onkelinx zelf zeggen ze eigenlijk helemaal niet te willen uitvoeren... Ceci n'est pas un plan B... Maandag 11 oktober pakt La Libre op de voorpagina uit met een foto van Di Rupo, met zijn uitspraak "La Belgique nous appartient". Volgt op blz. 4-5 een verslag met de uitspraken van Di Rupo tijdens het weekeind in de studio's van de RTBF en RTL-TVi. Als een van de Vlaamse partijen voor onafhankelijkheid zou kiezen, eist hij dat hierover in Vlaanderen een referendum wordt georganiseerd. De man die het niet neemt dat De Wever contact opnam met de MR in augustus, want over de samenstelling van de Franstalige onderhandelaars heeft deze volgens Di Rupo niets te zeggen, komt hier dicteren wat men in Vlaanderen moet doen. (Wat natuurlijk perfect past in wat hierna onder punt 1 nader beschreven en onderzocht wordt). En moest een meerderheid in Vlaanderen voor een splitsing zijn, dan is plan B van toepassing: "Dès lors, nous garderions la Belgique avec Bruxelles et la Wallonie et les habitants de la périphérie pour autant qu'ils le souhaitent. Car la Belgique nous appartient..." Het is er eindelijk uit, de grondhouding: La Belgique nous appartient. Een grondhouding die leidt tot een verzuchting als 'On nous a pris la Flandre'. We hebben België niet kunnen maken tot een Franstalige staat, we hebben Vlaanderen niet kunnen verfransen, of overal faciliteiten krijgen, en dan vallen we terug op een plan B: een kleiner België als een Franstalige natie, zonder de Vlamingen.

Peter de Graeve (filosoof, decaan van de faculteit architectuur en kunsten van de Associatie KULeuven en lid van de Gravensteengroep) schrijft daar op 13 okt '10 een artikel over in De Tijd, met de titel 'Di Rupo gedraagt zich als rauwe kapitalist'. Enkele uittreksels:

"Luidop denkend aan de mogelijkheid van een zich afscheurend Vlaanderen (een steeds realistischer wending in het Belgische draaiboek), liet Di Rupo zich in de krant La Libre Belgique ontvallen dat de staat Wallo-Brux in dat geval met het merk België zou gaan lopen. Want, voegde hij eraan toe, ‘la Belgique nous appartient’. Dat eenvoudige zinnetje verdween geruisloos in de rode gordijnen. Niemand nam er akte van. Nochtans vormen net die vier woorden het einde van het vierde bedrijf. De hele tragiek van onze verdoemde natie ligt in die ene zin vervat. Hier werd, in een al dan niet vermeende woede, gekwelde trots of gekrenkte eer - kortom, op het summum van de dramatische actie - een akelige waarheid uitgesproken. Het is, jammer genoeg, de waarheid van het Belgische drama. Oui, la Belgique leur appartient. Franstaligen beschouwen dit land, als het erop aankomt, als hun eigendom. Het is hun onroerend goed. Nederlandstaligen worden hooguit geduld als huurders, en dat wil zeggen: hún huurders. De huurder mag heus wel de kleur van de verf bepalen, of de motiefjes van het kamerbreed tapijt. Maar als het huis moet vertimmerd, is vooral de mening van de eigenaar van tel. Bart De Wever (N-VA) sprak vorige week - tot woede, alweer, van de protagonist - over ‘reuzenstappen’ en ‘dwergpassen’. Hij formuleerde daarmee een aanklacht tegen de dubbele maatstaf waarmee in dit land over het Belgische huis wordt gemarchandeerd. De ene mag spreken als bezitter van het land, de ander moet de taal van de gebruiker hanteren. De Belgische democratie is in eigendom, de Vlaamse in bruikleen. Om het in de termen van het Romeins recht te zeggen: er is geen ‘emancipatio’, België wordt niet ‘uit handen gegeven’ - car la Belgique leur appartient. Ja, het ging slechts om een dreiging, een emotie. Maar die doet meer dan een gevoel vertolken, ze verraadt een ijzeren logica. Want als Di Rupo er in één adem aan toevoegt dat na een splitsing de inwoners van de faciliteitengemeenten, ‘als zij dat wensen’, mee verhuizen naar de nieuwe staat, gaat het alweer om een superieure wens: de wens van de Franstalige in Vlaanderen, die telkens weer dat tikkeltje zwaarder weegt dan de wensen van Nederlandstaligen in België. Dit is de logica: het personaliteitsbeginsel is een recht van eigenaars, het volgt hen overal, waar ze ook gaan; het territorialiteitsbeginsel is slechts een recht van huurders, dat vervalt zodra de eigenaar zelf in het pand zijn intrek neemt."

'La Belgique nous appartient'. Zoals de Graeve het beschrijft, geeft die eenvoudige zin duidelijk de gemoedsgesteldheid weer van de Franstalige politici bij elke onderhandeling. Dat ze dit land als hun eigendom beschouwen, en de Vlamingen alleen aanvaarden als hún (goed betalende) huurders. Uit hun optreden kan men drie principes distilleren:

1. We moeten over een zeer ruime vetomogelijkheid blijven beschikken op alle beleidsgebieden
2. De 'interpersonele' solidariteit moet gegarandeerd behouden blijven - transferts zijn zoiets als een 'mensenrecht'
3. Het 'droits des gens': we moeten overal Frans kunnen praten

Bij elk van hun voorstellen kan men die principes terugvinden, en kan men vaststellen dat elk Vlaams voorstel wordt afgeketst als 'inacceptable' als het onvoldoende rekening houdt met die principes. Laten we die drie principes wat nader bekijken.

1. We moeten over een zeer ruime vetomogelijkheid blijven beschikken op alle beleidsgebieden

Aan Vlaamse kant hoort men regelmatig de verzuchting dat men niet verstaat waarom de Franstalige politici zo moeilijk doen over de transfert van bevoegdheden van het federale niveau naar de gewesten en gemeenschappen, 'terwijl zij dan toch ook even goed bevoegdheden krijgen'. De Franstalige politici zien dat echter helemaal anders: bij een federale bevoegdheid kunnen ze over alles meepraten en mee beslissen. Wanneer een bevoegdheid overgeheveld wordt, hebben ze in Vlaanderen en over de Vlamingen niets meer te zeggen. En dat is iets dat ze blijkbaar niet kunnen verdragen. Ze willen overal hun zegs over doen, meer nog, niets mag zonder een meerderheid van Franstaligen beslist worden. Dankzij de alarmbelprocedure, bijzondere wetten en pariteit in de regering hebben ze bovendien op federaal niveau een vetorecht op elke beslissing gekregen. De gewone democratische meerderheid is volledig uitgeschakeld en vervangen door een blokkeringsmacht van de minderheid. Als bevoegdheden naar de deelgebieden overgeheveld worden, hebben de Franstaligen (bijna) niets meer in de Vlaamse pap te brokken. Ze kunnen wel nog met bevoegdheids- en belangenconflicten de Vlaamse decreetgever het leven zuur maken, wat ze ook herhaaldelijk doen, maar uiteindelijk kunnen ze een Vlaamse beslissing niet tegenhouden. Op federaal niveau kan er echter niets gebeuren zonder hun akkoord. Daarom ook willen ze dat bij het overhevelen van bevoegdheden deze nooit een volledige sector van het bestuur betreffen, maar altijd slechts brokstokken. Beste voorbeeld: milieu. De gewesten mogen gerust de Europese richtlijnen omzetten in regionale wetgeving, daar hebben de Franstaligen geen probleem mee. Toch blijft er federaal een milieuminister met mini-bevoegdheden, zodat de Franstaligen tenslotte toch bij alle belangrijke aspecten betrokken blijven. Idem voor landbouw, een gewestmaterie, maar met uitzonderingen, en dus met behoud van een federale minister van landbouw. Zo blijft er steeds een mogelijkheid om in elk domein nog mee te spreken, en die restgebieden komen steevast terecht bij een Franstalige minister. En zelfs als een bevoegdheid overgeheveld is, proberen de Franstaligen nog federaal geld te gebruiken. Zie het grootstedenbeleid, dat eigenlijk een pure gewestelijke materie is. Toch besliste de federale ministerraad, zelfs in lopende zaken, begin december '10 voor het eerste halfjaar 2011 nog 30 miljoen te geven aan de 17 grootsteden die contracten ‘duurzame stad’ ondertekenden met de federale minister van Grootstedenbeleid Michel Daerden. Alhoewel het dus geen federale bevoegdheid meer is, draagt een federale minister nog de titel van 'minister van Grootstedenbeleid'. Een van de vele verdoken vormen van transferts: Vlaanderen krijgt minder dan 45 procent, Wallonië 33 procent en Brussel 25 procent.

1.1. Het veto via bijzondere wetten

Wanneer er dan toch moet overgeheveld worden om de Vlamingen tegemoet te komen, stelt Di Rupo het middel van de bijzondere wetten en de bijzondere meerderheden voor. Dat bijtelt een afspraak vast op zo een manier dat er slechts aan kan gewijzigd worden met een wet die goedgekeurd wordt met zowel een drievierden meerderheid als een meerderheid van Franstaligen en Vlamingen. Een bijzondere wet kan dus slechts met een meerderheid in elke taalgroep gewijzigd worden, waardoor er alweer een vetorecht ontstaat. Zo stelde hij voor het extra geld voor Brussel - voor hem moet dat 500 miljoen per jaar zijn zoals hij de kiezers in zijn kiescampagne beloofd had - vast te leggen in een bijzondere wet. Dat is dus een sterkere grendel dan voor een grondwetsherziening, waar er alleen sprake is van een tweederdemeerderheid, zonder dat er een meerderheid per taalgroep nodig is. De bijzondere wetten volgen de logica van een confederatie van onafhankelijke staten, en zouden dus maar mogen gelden na uitvoering van een of ander plan B, of de verdamping van België.

Di Rupo heeft bovendien twee heel sluwe extra systemen bedacht om bij een boedelscheiding zowel Brussel als hele delen van Vlaams Brabant minstens tot contesteerbaar gebied te kunnen uitroepen, om het alsnog te proberen in te lijven in een 'Wallo-Bruxelles' van zijn plan B (of om geld te kunnen eisen in ruil voor het laten vallen van een internationale contestatieactie over dat gebied?). Volgens zijn 'ultiem voorstel' van vrijdag 3 september '10 gaat het om:
- een akkoord tussen de 3 gewesten over de mobiliteit, verkeersveiligheid en wegenwerken in de Vlaamse rand rond Brussel, ingepakt in een bijzondere wet waardoor Vlaanderen telkens de toelating moet krijgen van de andere twee gewesten, Brussel en Wallonië, wanneer het de mobiliteitssituatie wil aanpassen.
- het oprichten van een 'metropolitane gemeenschap', die via een bijzondere wet samengesteld zou zijn uit vertegenwoordigers van alweer de drie gewesten voor een samenwerking tussen openbare diensten.

Hiermee krijgt dus niet alleen het Brussels, maar zelfs ook het Waals gewest twee keer medebeslissingsmacht in het Vlaams gewest (zonder uiteraard enige wederkerigheid).

De Wever heeft zich blijkbaar ook - totaal niet te begrijpen - op dat pad van de bijzondere wetten begeven, want zijn 'ultieme nota' van clarificateur eindigt met volgende voorstel:
"Gelet op de grote interactie op velerlei bevoegdheidsdomeinen (mobiliteit, economie, werk…) worden de drie Gewesten uitgenodigd om samenwerkingsakkoorden te sluiten over zoveel mogelijk beleidsdomeinen. Gelet op de pendel van en naar het Brussels gewest en de centrale ligging, wordt in een bijzondere wet ingeschreven dat voor verkeersplannen en wegenwerken die de toegang of uitgang tot Brussel betreffen, er een verplicht voorafgaand overleg dient plaats te hebben tussen de betrokken gewesten."
De Wever stelt geen afschaffing voor van enige vetomogelijkheid van de Franstaligen, maar gaat mee in het vermeerderen van de inspraak van de twee andere gewesten in Vlaanderen. Begrijpe wie kan..

Vande Lanotte neemt het concept van Di Rupo van een 'metropolitane gemeenschap' over. Helaas beschikken sommige media over zijn nota van meer dan 60 bladzijden, maar krijgen we ze niet te lezen. We moeten het stellen met een samenvatting in enkele zinnen, gemaakt door 'embedded' journalisten die niets dan lof hebben voor Vande Lanotte. We krijgen dus maar te lezen wat ze willen lossen, en hoe ze het willen presenteren. Volgens De Standaard
- gaat Vande Lanotte in op de vragen van de Franstalige partijen om de taalwetgeving in Brussel te versoepelen, maar gaat hij niet in op de Vlaamse eis die regels afdwingbaar te maken
- roept de nota "een ‘metropolitane gemeenschap' in het leven, met vertegenwoordigers van de drie gewesten en van gemeenten die wensen toe te treden, naar het voorbeeld van de metropool Lille. Dit was een eis van de Franstaligen, die moeilijk ligt bij de Vlamingen omdat het een ‘verbrusseling' van de Rand inhoudt. De metropolitane gemeenschap buigt zich onder meer over samenwerking wat betreft openbare werken, leefmilieu en ruimtelijke ordening en socio-economische kwesties."

Bij De Wever zou per bijzondere wet bepaald worden dat er voorafgaand overleg verplicht is, wat al een verregaande toegeving is aan de 'uti possidetis'-obsessie van de Franstaligen, maar bij Vande Lanotte weten we helemaal niet, gezien de kranten de tekst voor zichzelf houden, wat die 'metropolitane gemeenschap' voor bevoegdheden zou krijgen, en welke bevoegdheden het Vlaams gewest op zijn eigen grondgebied zou moeten delen zowel met Brussel als met Wallonië. De taalwetten in Brussel versoepelen hoort bij punt 3 hieronder.

1.2. Minder maar dieper? Inbuvable, inacceptable, impensable, inconcevable, incongru, exclu, etc...

Sinds ongeveer een week heet het van Vlaamse kant 'minder maar dieper'. Men zou één thema van de staatshervorming dieper uitwerken, en andere zaken laten vallen. Bijvoorbeeld alles regionaliseren wat met tewerkstelling samenhangt, een volledige regionalisering van het arbeidsmarktbeleid, en hiervoor de overheveling van de kinderbijslag laten vallen bijvoorbeeld. Zoiets vloekt echter volledig met het hier besproken principe dat de Franstaligen overal hun zegs moeten kunnen doen, een feitelijk vetorecht op zoveel mogelijk materies willen behouden. Dus is 'in de diepte' voor de Franstalige politici nog minder aanvaardbaar dan 'in de breedte', om niet te zeggen: helemaal niet aanvaardbaar, nooit en nimmer bespreekbaar. Meteen na de aankondiging van het 'verdiepingsspoor' reageerde Joëlle Milquet (CDH) 's morgens al op de radio dat er niet geraakt mag worden aan de werkloosheidsuitkeringen. Dat betekent dus dat men een volledige overheveling van het arbeidsmarktbeleid mag vergeten. Zolang overdrachten naar de deelgebieden nog gingen over onderwijs of wegenonderhoud, konden de Franstalige politici leven met het stomp wapen van de bevoegdheids- en belangenconflicten. Wat interesseerden hen de eindtermen in het Vlaams onderwijs, of de putten in Vlaamse wegen? Nu het echter om zaken gaat die hen veel meer interesseren en waar ze willen op wegen, zal met die ingesteldheid vermoedelijk geen akkoord tot stand komen over 'samenhangende bevoegdsheidspaketten' met een 'grote diepgang'. Bij alles wat federaal is, hebben ze een feitelijk vetorecht. Waarom zouden ze dat opgeven? En als eigenaar van België is het toch hun plicht op al de meubels te passen, niet alleen op die in hun kamer...

1.3. Artikel 35 van de grondwet toepassen: inbuvable, inacceptable, impensable, inconcevable, incongru, exclu, etc...

Didier Reynders probeert zijn MR weer te doen meespelen. Hij verkondigt al veel weken dat de communautaire onderhandelingen op een andere manier moeten worden gevoerd en de twee taalgemeenschappen eerst moeten uitmaken wat ze op federaal niveau nog samen willen doen. Artikel 35 van de grondwet uitvoeren heet dat dan technisch. Dat is voor Onkelinx ondenkbaar, want dan zouden de Franstaligen op hun knieën moeten zitten. Stel je voor, de eigenaar de la Belgique die met zijn huurder onderhandelt over de verbouwingen van la Belgique qui lui appartient!

Zie bijvoorbeeld het interview met Laurette Onkelinx (PS) in La Libre, 11 jan '11:
Interviewer:
Le MR propose de reconstruire plutôt que de “se déchirer les lambeaux de la Belgique” ? N’est-ce pas plus constructif ? On peut arriver au même résultat
Onkelinx: Non, ce n’est pas vrai, ce n’est pas vrai, ce n’est absolument pas vrai. Le MR dit "voyons ce que l’on peut faire ensemble". La N-VA va répondre : "rien". Que dira le MR : il va devoir quémander, point par point, ce qu’ils veulent encore faire ensemble. Ils diront : "S’il vous plaît, ne peut-on encore faire quelque chose ensemble ?" Vous imaginez ? C’est se mettre à genoux et supplier. Non ! Nous, nous partons de l’Etat fédéral que nous faisons évoluer en accordant plus de compétences aux Régions et aux Communautés.

De dag erna is haar echtgenoot nog duidelijker in een opiniestuk in Le Soir. Zonder de MR noch Reynders te vernoemen, schrijft Marc Uyttendaele - jurist en grondwetspecialist - dat die manier van onderhandelen die Reynders voorstelt verraad is, waarbij men zich overlevert aan de vijand. Wie wil onderhandelen over de uitvoering van artikel 35 van de grondwet (Art 35: 'De federale overheid is slechts bevoegd voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen. De gemeenschappen of de gewesten zijn, ieder wat hem betreft, bevoegd voor de overige aangelegenheden ....') is zoals 'De Burgers van Calais' die hun stad voor tweehonderd jaar overleverden aan de vijand. 'De Burgers van Calais' waren zes burgers die met de strop om de hals en in een hemd gekleed in 1347 de sleutels van de stad aanboden aan de Engelsen die de stad al elf maand omsingelden. De inwoners van Calais werden gespaard, maar de stad kwam voor twee eeuwen onder Engels bestuur. Om België te redden moet dus verder onderhandeld worden zoals men bezig is, schrijft Uyttendaele, anders worden de Franstalige partijen 'de burgers van Calais' die ervoor verantwoordelijk waren dat de stad twee eeuwen onder buitenlands gezag kwam ('Pour sauver la Belgique, il n’y a donc pas d’autre méthode que celle qui est utilisée aujourd’hui. A défaut, les partis francophones se transformeront en bourgeois de Calais, une ville qui, à la suite de leur initiative, fut pendant deux siècles sous domination étrangère.').

1.4. Volksunie in 1993 bedrogen

De Vlamingen zijn maar weer eens de vijanden, en geen landgenoten. Bovendien weet hij te vertellen dat het helemaal niet de bedoeling was dat artikel 35 ooit zou toegepast worden. Dat was een list om de Volksunie over de brug te krijgen om de staatshervorming van 1993 goed te keuren. Voor de opstellers van dat artikel was het volgens hem duidelijk dat het dode letter moest blijven. Kan men duidelijker toegeven dat men mafieuse praktijken toepaste en bewust een onderhandelende partij bedroog. ('Il a été inscrit, en 1993, dans la Constitution à la seule fin de convaincre les parlementaires de la Volksunie – ancêtre de la N-VA – de soutenir une réforme qui parachevait le modèle fédéral belge. C’était une manière de dire aux nationalistes flamands que leur heure n’était pas venue, mais qu’un jour peut-être… Il est donc étrange que ce soient des responsables politiques francophones qui proposent aujourd’hui de donner vie à une disposition constitutionnelle qui, dans l’esprit de l’essentiel de ses auteurs, devait rester lettre morte.') Opiniestuk 'Les bourgeois de Calais sont francophones'

(Uyttendaele geneert er zich dus niet voor te stellen dat de Franstalige onderhandelaars bewust de Volksnunie bedrogen. Sinds 1993 is daar blijkbaar niets aan veranderd, ten minste als men het verhaal in De Morgen van zaterdag 8 januari '11 mag geloven: "De Morgen en La Libre Belgique onthullen wat er sinds de val van de regering-Leterme II gebeurde. Hoe het vreemde optimisme van de eerste weken wegsijpelde en het wantrouwen aan de macht kwam. Een onthullende blik op een politiek schimmenspel, in zeven delen. Vandaag leest u in het eerste deel de reconstructie van de geheime gesprekken in sterrenrestaurant Bruneau, op zaterdag 28 augustus '10....
Siegfried Bracke stelt Louis Michel voor een boekje open te doen over zijn ervaringen met Elio Di Rupo. Het MR-zwaargewicht legt in detail uit waarom je met Di Rupo absoluut alle afspraken op papier moet hebben. Maar de PS-voorzitter heeft tijdens de onderhandelingen met de zeven partijen tot nog toe geen enkele geschreven nota op tafel gelegd. En dat stoort De Wever duidelijk. Louis Michel vertelt een verbouwereerde N-VA-voorzitter dat zelfs een schriftelijke overeenkomst met Di Rupo niet altijd volstaat. Na de regionale verkiezingen van 2004 gooide de PS-voorzitter de liberalen uit de Franstalige regeringen. In hun plaats kwamen het cdH en de groenen. En dat ondanks een geschreven voorakkoord tussen PS en MR dat zelfs bij een notaris was neergelegd.")

1.5. Een Vlaamse meerderheidsbeslissing: un désastre

Le Soir chat met Philippe Moureaux op 12 oktober 2010

Vraag van chatter 'Philippe': Pourquoi ne pas réaliser un référendum sur l'avenir de notre pays et de sa monarchie?
Antwoord van Philippe Moureaux: Un référendum national décidé par un Parlement national à majorité flamande consisterait à poser des questions qui conduiraient à un désastre pour la minorité francophone. Si on pense à des consultations populaires, elles devraient, pour tenter de dénouer l'écheveau (= streng, kluwen) belge, se faire au niveau régional.
Vraag van chatter 'Frouch' (in het Nederlands): Waarom niet één enkele kieskring invoeren? Geen BHV-probleem meer, en geen Walen tegen Vlamingen meer?
Antwoord van Philippe Moureaux (eveneens in het Nederlands): Sympathiek idee, maar jammer genoeg dodelijk voor de Franstaligen die definitief zouden geregeerd worden door een machtige en onontkoombare Vlaamse meerderheid.

Een Vlaamse mening die het zou halen is dus noch min noch meer 'un désastre' en zelfs één kieskring is een gruwel, want dat zouden de Franstaligen geregeerd worden door een Vlaamse meerderheid.

1.6. Besluit van punt 1: le veto nous appartient!

Het is duidelijk dat de Franstaligen alle voordelen van een 'solidaire' federale staat willen combineren met het voor hen voordelig principe dat geld als een lid van een confederatie van onafhankelijke staten. Zij zitten sinds 1970 in een confederale logica, niet de Vlamingen. Toen werd de pariteit in de regering ingevoerd en de alarmbelprocedure. Hiermee kunnen de Franstaligen de goedkeuring van elke wet tegenhouden die hen niet zint, zoals we gezien hebben op donderdag 29 april '10 toen ze de alarmbel gebruikten tegen een stemming van de wet over de splitsing van BHV. Niet alleen een wet 'die de betrekkingen tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang kunnen brengen', maar elke wet over eender wat kunnen ze tegenhouden. Een parlementaire meerderheid heeft dus geen enkel belang of gewicht, en het meerderheidsprincipe wordt helemaal onderuit gehaald door deze pariteit. Hiermee krijgen de Franstaligen de voordelen van twee totaal verschillende werelden: een vetorecht zoals van toepassing in een confederatie van onafhankelijke staten, maar met behoud van de baten van solidariteit en transferts van een federale staat. Een situatie die in geen enkel ander land bestaat: in de Duitse Bundestag zitten meer Wessi's dan Ossi's, maar de ex-Oost-Duitsers hebben geen bijzondere rechten om iets lam te leggen. In het Zwitsers parlement (Nationalrat) zitten meer Duits- dan Franstaligen, maar ook daar geen enkele speciale behandeling van 'minderheden' te bespeuren in de grondwet. Als de helft van de Zwitserse verkozenen aanwezig is kan gestemd worden. Wetten worden aangenomen als de helft van de aanwezigen ze goedkeurt. Dus een wet kan gestemd worden met een vierde van de verkozenen, met enkele zeldzame uizonderingen, die niets met minderheden te maken hebben, maar met spaarzaam bestuur. Zo moeten minstens de helft van de leden (niet dan: de helft van de aanwezigen, wel de helft van de leden) van zowel de National- als de Standesrat (Senaat) hun goedkeuring geven voor grote uitgavenverhogingen.. Een spaarzame overheid, beducht voor 'gratis' verhalen. Hier zorgen blokkeringen en evenwichten allerhande ervoor dat de overheden ons geld door ramen en vensters gooien en er geen efficiënt bestuur mogelijk is.

2. De 'interpersonele' solidariteit moet gegarandeerd behouden blijven - de transferts zijn een 'mensenrecht'

Dat vergt geen lang betoog, dat is voor iedereen duidelijk denk ik. Alleen dus enkele sprokkels hierover:

- "Sans la solidarité interpersonelle, la Belgique ne m' interesse plus" (Philippe Moureaux, PS) in Le Soir van 18 juni '08

- Humo: Heeft u zich al 's werkelijk proberen in te leven in dat scenario van Plan B?
Di Rupo: Onze studiedienst bestudeert àlle opties. (...) Nogmaals: splitsen is niet onze wens. De 4,5 miljoen Franstaligen vragen eigenlijk niks, behalve de middelen om verder werk te kunnen maken van de economische heropleving van Wallonië. (Elio Di Rupo, geïnterviewd door Tom Pardoen in Humo, 26 oktober 2010). Anders gezegd: Wij vragen alleen maar de bestendiging van de transferts.

- De PS herhaalt sinds 13 juni dat twee dingen onbespreekbaar zijn: de splitsing van de sociale zekerheid en het behoud van de solidariteit in de geldstromen.

- Dinsdag 24 augustus '10 komt een akkoord over de financieringswet tot stand, maar nog alleen over de principes die bij de herziening zouden gelden. In het Franstalig kamp klinkt al meteen dat er voldoende hindernissen en garanties in zitten zodat de Walen niet armer zullen worden. ("On ne va pas le crier trop fort", s'esclaffait un francophone, "mais franchement, nous avons bien joué le coup: toutes nos balises et nos clauses de sauvegarde sont présentes. C'est un exploit". La Libre, 25 aug. '10). In klare tekst: de transferts blijven nog onbepaalde tijd rustig verder lopen, zelfs na eender welke herziening van de financieringswet. Bovendien zullen op basis van die principes de Franstaligen hun zeg blijven doen over Vlaanderen, zelfs over de zogenaamd naar de deelstaten overgehevelde fiscale bevoegdheden: de progressiviteit van de regionale belastingen moet behouden blijven (verbod voor Vlaanderen dus om een of andere vorm van vlaktaks in te voeren), fiscale concurrentie tussen de entiteiten is niet toegelaten (terwijl juist dat een kenmerk is van een zekere autonomie van deelstaten. Ik denk dat de Zwitsers ons voor gek verkaren als ze een dergelijke afspraak lezen), niemand mag armer worden, enz

Er komt dus alleen meer fiscale schijnautonomie voor de 3 gewesten, want met de 12 afgesproken principes is er helemaal geen sprake van autonomie. Zoals het er nu naar uitziet, komt er alleen een afzonderlijk rubriekje op het aanslagbiljet van de belastingen voor de gewestbelasting, in plaats van een globale dotatie van de federale overheid. Zo hebben de gewesten minder autonomie dan eender welke gemeente. Bij de 12 principes komen beide aspecten samen: zowel dat ze het laatste woord willen behouden, zelfs op de eigen belastingen van de gewesten, als dat ze de transferts willen vereeuwigen.

3. Het 'droits des gens': we moeten overal Frans kunnen praten

Ook hierover moet niet veel gezegd worden. De eisen en de houding in het algemeen zijn bekend: de huidige taalgrens is 'onaanvaardbaar', de - op geen enkele manier gerespecteerde - tweetaligheid van ambtenaren in het Brussels Gewest moet worden afgeschaft, de faciliteiten moeten uitgebreid worden en eeuwig behouden in de faciliteitengemeenten, men wil overal Frans kunnen spreken, er is een corridor nodig, enz... Philippe Moureaux (PS) stelde in Le Soir van 18 juni '08 dat België hem alleen nog interesseert, mits de eeuwige vergrendeling van de huidige transferts, drie volwaardige Gewesten, waarbij Brussel een gewest met Franstalige dominantie wordt door het 'herzien' van de taalwetten die er de Vlaamse minderheid beschermen, een uitbreiding van Brussel, de splitsing van BHV tegen permanente faciliteiten tot in Aalst, Mechelen, Leuven en wellicht nog verder, een een brede verbinding van Brussel met Wallonië. Charles Michel zegde in een interview in La Libre, pas dit weekeinde (za 15 jan '11), dat wanneer de MR bij de onderhandelingen betrokken wordt, zij een uitbreiding van Brussel eisen tegen de splitsing van BHV. Of daar iets van terug te vinden is in de voorstellen van Di Rupo en Vande Lanotte komen we niet te weten.

Voor zaken waarbij ze geen veto hebben blijft er het wapen van de pesterijen met bevoegdheids- en belangenconflicten. Zo werd tegen de Wooncode in 2006 twee keer door de Franse Gemeenschap en door het Waals Gewest een belangenconflict ingeroepen omwille van de bepaling dat kandidaat-huurders van een sociale woning zich bij de inschrijving op de wachtlijst en bij de aanvaarding van de woning bereid moeten verklaren het Nederlands te leren. Dat zou de belangen van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest ernstig schaden. Dat is geen federale loyauteit, maar gemeen buren pesten. Na de goedkeuring van de wooncode door het Vlaams parlement heeft de Franse Gemeenschapsregering nog de vernietiging gevraagd aan het Grondwettelijk Hof, dat in zijn arrest nr. 101/2008 van 10 juli '08 het beroep verwierp.

Tot besluit

Waarom zouden de Franstaligen hun vetorecht laten vallen? Hun pariteit in de regering? Hoever zullen ze willen gaan om met N-VA en CD&V tot een regeerakkoord te komen? (Of geeft CD&V uiteindelijk toe, en komt er een akkoord zonder de N-VA?) Echter: stoer vasthouden aan die drie principes stuit op steeds meer weerstand in Vlaanderen, wat uit de verkiezingsresultaten blijkt. Wellicht lukt het nog één keer om voldoende Vlaamse partijen over de streep te halen en akkoord te gaan met een regeringsakkoord waarin die drie principes zoveel mogelijk gevrijwaard zijn? Wanneer de Franstaligen die drie principes echter als basis blijven nemen, zorgen ze er zelf voor dat een plan B, dat ze zeggen niet te willen, steeds dichterbij komt: de ontmanteling van België. Als ze echt iets over hebben voor België moeten ze die eigenaarshouding laten vallen: de houding van het 'vijand denken', het veroveren, overal een veto over te willen. Als ze die drie principes laten varen en zo vrede sluiten met hun anderstalige landgenoten, kan meteen een akkoord tot stand komen, toch minstens over alle communautaire kwesties. Tot vandaag is daar echter geen enkele aanduiding voor te vinden, en komt het einde van het huidige België onherroepelijk elke dag een stapje dichterbij.

Toemaat: voor een democratischer België/Vlaanderen

Als België verdampt, wordt Vlaanderen dan een onafhankelijke lidstaat van een democratisch Europa, zoals de N-VA vooropstelt? 'Europa' is echter niet democratisch. Of het nu België blijft, of een onafhankelijk Vlaanderen wordt, de deelname aan de ondemocratische Europese Unie moet in vraag gesteld worden. Moet niet overwogen worden uit de Europese Unie en alle mogelijke andere 'internationale' verbanden te stappen, zoals uit de VN vóór hier islamofobie strafbaar wordt gesteld? Alleen nog deel uitmaken van een te vormen confederaal echt democratisch Europa, naar Zwitsers model, waar de burgers van elk land het laatste woord hebben via bindende referenda? Binnen Europees verband zou België/Vlaanderen de EU kunnen verlaten en lid worden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EFTA).
Read more...

Édition spéciale (vpmc)

.
Deftige tijdschriften of periodieken die gelanceerd worden, hebben altijd eerst een zogenaamd nulnummer, een nummer dat niet op de markt komt maar wel helemaal eruitziet zoals in het vervolg het er zal uitzien. Maar, omnis comparatio claudicat zou Bart De Wever zeggen want bij het radioprogramma Rondas is dat niet zo gegaan, en van een nulnummer Rondas heeft niemand ooit weet gehad.
Ter compensatie staat hieronder wel een Extra-nummer,
in twee afleveringen omdat het te dik was voor één bestand, en ik dank Jean-Pierre voor de bijzondere eer om zijn
n+1-nummer hier te mogen publiceren.


Want gisteren, in het Paleis voor Schone Kunsten, vulgo of boosaardig soms BOZAR geheten, had ter gelegenheid van de Klara-dag Jean-Pierre Rondas een gesprek met Bart De Wever. In een kleine zaal, in een te kleine zaal. De technici van Klara hebben gelukkig een paar ingrepen kunnen doen, extra-luidsprekers geplaatst &c. ...voor al het volk dat buiten de zaal nog stond. Daardoor zijn bij hun opname de allereerste woorden van Jean-Pierre weggevallen. Geen nood, want na zijn eerste woorden volgen er naar gewoonte nog veel woorden, en wat u zult horen is ook geen journalistiek interview, maar een gesprek tussen twee mensen die het ...ergens over hebben:





.

Labels: , , , ,

Read more...

14 januari 2011

Mogen we de baarden beginnen tellen?

De N-VA oogst wat ze zaaide: een pro-Belgisch foertgevoel

“Het doek gaat nu open voor een portie pantomime en spraakverwarring waar Vlaanderen, let op mijn woorden, bekaaid zal uitkomen.
(Res Publica: “N-VA de boot in?”, 14/06/2011)

Het onvermijdelijke is zich aan het voltrekken, en we hebben het ook herhaaldelijk voorspeld op deze webstek ,zelfs al daags na de verkiezingen van 13 juni: de publieke opinie, ook in Vlaanderen, heeft er genoeg van en keert zich tegen de N-VA, in de eerste plaats omdat deze partij niet kan kiezen tussen het compromis of de oppositie.
In zijn Driekoningen-column (De Morgen, 6/1/2011) schetst politicoloog Bart Maddens perfect de val die voor de partij van Bart De Wever werd opgezet: verkenner Johan Vande Lanotte, door Knack-satiricus Koen Meulenaere steevast “den baard” genoemd, moest tijd winnen en de publieke opinie zodanig murw krijgen, dat men zijn baard zou laten staan tot er een nieuwe regering is gevormd. Daarmee is het grote foert-gevoel een feit, en wordt het Vlaamse autonomisme (“nationalisme”)
gepercipieerd als een welvaartbedreigend en chaos-creërend onding.
In deze context stond de N-VA voor de onmogelijke keuze: het Belgisch compromis aanvaarden is een (halve) nederlaag, maar het been stijf houden al evenzeer. Een hartverscheurend dilemma moet dat zijn, voor de voorzitter die een paar weken geleden nog in Der Spiegel zei dat hij vooral de volgende verkiezingen wou winnen. Maar het momentum is voorbij, liet Bart de Wever al weken geleden optekenen, lees: wie te hard bezig is met het winnen van toekomstige verkiezingen, verliest ze.
Op facebook wordt de volksopstand voorbereid, via pagina’s met veelzeggende titels zoals “Trop is teveel” (waarin de opgemerkte aanwezigheid van Felix De Clerck, zoon van de CD&V-justitieminister) , “No government, great country” (een initiatief vanuit VUB-middens) en “Camping 16”. In de artiestenactie “Niet in onze naam” is de link met pro-Belgisch actionisme overduidelijk: we vinden er acteur Dirk Tuypens als bezieler terug, die ook tekende voor het Belgavox-platform, naast usual suspects zoals Alain Platel en Dimitri Verhulst. Op vrijdag 21 januari is het verzamelen geblazen in de KVS, en er wordt druk gemobiliseerd voor een betoging te Brussel de zondag daarop.
Ongeacht het al dan niet massaal succes van deze initiatieven, één zaak is zeker: de grondstroom, waar J.P. Rondas het nog over had, is aan het overlopen in een bedding van de restauratie en de terugkeer naar het Ancien Régime. Hoe moeten wij, Vlaamse republikeinen, tegen deze contra-revolte aankijken? Ze lijkt me het logisch gevolg van een falende N-VA strategie die, om haar kiespubliek in de breedte verenigd te houden, opteerde voor een reformistisch discours en zo de kool en de geit wou sparen. Door België te hervormen zouden de Vlamingen winnen, maar zou vooral de Belgische federatie als geheel werkbaarder worden.
Vooral dat laatste heeft een brede laag van gematigde stemmers naar de N-VA-stal geleid. Maar daarmee zat die partij in haar eigen overwinningslogica gevangen en moest ze aan tafel blijven zonder van de verboden vrucht te eten.
De N-VA heeft zich geprofileerd als een partij van de verandering, maar zwoer meteen ook elke radicaliteit af. Waardoor het uitstel als het ware ingebakken zat. Het “change”-motief bleef abstract, emotieloos en uitsluitend financieel-economisch, een portemonnee-discours…
De RVA-bom, de zoveelste tactische kunstgreep om met onmogelijke eisen de impasse te verlengen, ontplofte evenwel in het gezicht van de afzender en bracht de tegenstanders van de N-VA (socialisten, groenen, vakbonden…) in een gedroomde positie. Het stigma van de anti-sociale partij dreigt, en ik kan die tegenstanders niet eens ongelijk geven. Al jaar en dag scheldt Bart De Wever op de doppers als “profiteurs” (zie het Knack-interview van 27/2/2009), een uitspraak waarmee hij bij voorbaat elke vorm van sociale politiek in een autonoom Vlaanderen aborteert. Er zijn namelijk mensen die misbruik maken van het systeem, maar de economische crisis schept ook echte, nieuwe armoede en uitsluiting die overigens reeds de onderkant aanvreet van de door De Wever zo geliefde Vlaamse middenklasse. En nu wil de N-VA ook de 65 plussers hun gratis tram-en-bus-abonnement afpakken, want dat zijn wellicht ook maar “profiteurs”. Met dit poujadisme komt je natuurlijk nooit uit bij een maatschappelijk project dat men “republikeins” zou kunnen noemen, laat staan een echte filosofie van de Res Publica, als civil society van zelfbewuste, mondige, én sociaal-bewuste burgers.
De N-VA heeft zich geprofileerd als een partij van de verandering, maar zwoer meteen ook elke radicaliteit af. Waardoor het uitstel als het ware ingebakken zat. Het change-motief bleef abstract, emotieloos en uitsluitend financieel-economisch, een portemonnee-discours. Als je bij voorbaat tegen elke “revolutie” bent, zijn er niet veel mogelijkheden en is de manoeuvreerruimte heel beperkt. En nu heeft zelfs VOKA-voorman Luc De Bruyckere zijn bekomst van dat centenflamingantisme. Het oerconservatisme van het groot politiek (maar strategisch beperkt) talent dat Bart De Wever heet, is tegen zijn limieten gebotst. De neen-beweging die vanuit Vlaanderen had moeten komen, en via het Vlaams Parlement in een soevereiniteitsverklaring had kunnen uitmonden, is door de perverse logica van het Belgische systeem omgedraaid in een neen-beweging tegen de verandering. De grote media zoals De Standaard en De Morgen huppelen vrolijk mee in deze restauratie, hun blijdschap is nauwelijks te onderdrukken. De culturele elite speelt, zoals steeds, volop mee in deze herstelbeweging van de oude orde, onder het mom van de “grote solidariteit”. Wie had dat zes maanden gelden gedacht?
De oude krokodillen ruiken nu hun kans. Het appèl van Karel De Gucht, om de N-VA politiek buitenspel te zetten, zal, als men het slim speelt, een nieuw cordon creëren en het Vlaamse republikanisme (opnieuw) doen verschrompelen tot een marginale bezigheid van een groepje prettig gestoorden.
Tenzij Bart De Wever zijn politieke carrière nu al voor bekeken houdt en een terugkeer naar de academische wereld plant, staat er hem dan ook maar één ding te doen, om het tij te keren: het fameuze cordon ook echt opblazen en met Valkeniers en C° aan tafel gaan zitten, daar vallen misschien wél eerbare, on-Belgische akkoorden te maken. Daar zijn ze namelijk wél al aan het bestuderen hoe het republikeinse gedachtegoed te combineren valt met de Vlaamse onafhankelijkheidsidee. Samen kunnen ze dan proberen een politieke meerderheid in Vlaanderen te winnen voor een post-Belgisch project.
Maar vóór alles geldt voor ons, republikeinen, in naam van de democratie, nu de dwingende plicht van alle intellectuelen om de discussie rond de res publica op te starten, die moet uitmonden in een grondwettelijk charter waar een ruime meerderheid van de Vlamingen kan achter staan. Een blauwdruk voor een nieuw Vlaanderen, dat op economisch, politiek, cultureel en sociaal vlak in Europa het voortouw kan nemen. Eigenlijk zou zelfs iemand als Dirk Tuypens moeten snappen dat de toekomst dààr ligt, en niet in het knekelhuis van de Saksen-Coburgs. Maar gezien de grondstroom zich aan het verleggen is, valt er geen tijd te verliezen. Ik heb geen zin om de ongeschoren baarden te beginnen tellen, en nog minder in een Vlaamse burgeroorlog tussen gladde kinnen en al-dan-niet opgeplakte begroeisels. Het scheermes van Ockham moge hier van toepassing zijn: “Entia non sunt multiplicanda sine ratione”, of in het deugdelijk Vlaams: een labyrint heeft meestal maar één uitgang. Laten we onze tijd niet verdoen met schijnoplossingen en schaduwgevechten.
Johan Sanctorum
Read more...

11 januari 2011

In plaats van dat doorzichtige gedaas over "onrustige financiële markten" (vpmc)


Regeringscrisis in Brussel


Een land dat niet meer bestaat heeft ook geen regering meer nodig. Wordt op die manier het stuk politiek theater tussen Walen en Vlamingen een voorbeeld waar Europa voor de toekomst uit kan leren?

Van Dirk Schümer, Wenen, 10 januari.

Al meer dan tweehonderd dagen zijn de Belgische politici vergeefs naar een nieuwe regering op zoek. Kan het land ook zonder centrale regering? Is een machtsvacuüm, midden in de financiële en eurocrisis, uitgerekend in Brussel, zomaar losjes verteerbaar? Of springt misschien de monarchie kordaat in de bres? Niets daarvan.
De vervelende situatie dat men in onderling overleg tot een gezamenlijk standpunt moest komen, over de bevoegdheden van de federale staat en de Vlaamse of Waalse landshelften, is ook door de gewiekste compromissenmakers vandaag niet meer te op te lossen. De totale blokkade, die al vaker dreigde, is er nu. Niet enkel grondwetsspecialisten, ook gestaalde Belgische burgers stellen openlijk de vraag waarom een maatschappij nog een stembusgang organiseert, als de gekozenen daar geen werkbare regering mee kunnen vormen.


Tijd voor een democratisch partijtje worstelen
Op de webpagina’s van Belgische kranten zijn bij wijze van uitzondering de Vlaamse en Waalse briefschrijvers het eens: men weet helemaal niet meer waarover men het heeft. “Altijd dezelfde tekst in een eindeloze lus” klaagt een vlijtige, politiek geïnteresseerde lezer van de Franstalige “Le Soir”. In het ter plaatse trappelend ballet van wisselende en toch weer gelijke “informateurs”, “formateurs”, “bemiddelaars”, “verduidelijkers”, die in opdracht van een machteloze koning hun werk doen, wordt de politiek een nachtmerrie vol déjà vu’s.
Het brute kiessysteem uit “Asterix in Corsica” lijkt intussen wel een gegeerde utopie voor vele Belgen. Op het stripeiland in de Middellandse Zee gooit men de stembriefjes in een urne, vervolgens breekt er een knokpartij uit, en de sterkste wordt stamhoofd. Zo’n democratische knokpartij zal er wel nodig zijn, wil de hartenwens van laatste vrijdag, van het Verbond van Vlaamse Ondernemers nog in vervulling gaan: een sterke regering, met een staatshervorming als opdracht, om zo economische slagkracht te garanderen, een begroting in evenwicht te maken, en federale oplossingen te bieden voor de toekomst van de arbeidsmarkt, de werkloosheidsuitkeringen en rentelasten.
Deze vrome wens zal bij veel Belgen enkel op cynisch gelach onthaald worden wellicht. Want de innerlijk verdeelde politieke elite van het land is van dat alles zo ver verwijderd, dat er al sedert lang openlijk wordt beraadslaagd over een definitieve scheiding van de twee landsgedeelten. Bart De Wever –met zijn conservatief-gematigde “Nieuwe-Vlaamse Alliantie” (N VA) triomfantelijke winnaar van de verkiezingen van de eindeloos lang geleden 13de juni 2010– gaf in interviews de leus ten beste: “Laten we dit België rustig verdampen”. Precies wat aan de gang is.
Een omhulsel, opgesmukt met koninklijke franje
Terwijl de buren zich de ogen uitwrijven bevalt het vooruitzicht op twee nieuwe naties midden in Europa steeds meer vergramde burgers. Maar heeft de historicus De Wever geen gelijk, als hij de Belgische staat, honderd tachtig jaar na zijn stichting voor mislukt verklaart, omdat de kleine helft der van huis uit Franstaligen zich mordicus niet wil afgeven met de Vlaamse meerderheid? Heeft een staat, waarin het Franstalige bevolkingsdeel zich een reusachtig alimentatiegeld laat welgevallen van de Nederlandstaligen, maar intussen wel hun cultuur en geschiedenis ostentatief negeert, niet zijn voortbestaan verspeeld? En, afgezien van zijn symbolen, bestaat dit België nog wel echt?
Wel bekeken draait heel deze touwtrekkerij van de politici sinds de juniverkiezingen om een scheiding in goed overleg: welke bevoegdheden over arbeidsmarkt, justitie, sociale voorzorg, et cetera kunnen van het federale aan de beide landsdelen overgedragen worden? Na decennia van alsmaar in elkaar geknutselde supercompromissen, komt aan het licht dat van de Belgische staat nog enkel een koninklijk opgesmukt omhulsel overschiet, en de zwaar betoelaagde tweetalige hoofdstad Brussel.
Hoe men er überhaupt moet in slagen om de hoofdstad van Europa –geklemd tussen Wallonië en Vlaanderen, historisch Nederlandstalig en tegenwoordig in hoge mate Franssprekend– nog te besturen, verkeerstechnisch, wat het onderwijs betreft, planologisch – daarover gaan de ingewikkeldste passages van de diverse compromisteksten, die allemaal samen gestrand zijn op de privilegies van Franssprekende gemeenten in Vlaams-Brabant.
Kafkaiaans proza voor een zwak compromis
Hier een uittreksel uit een dergelijk falend compromis, met betrekking op de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde: “Om tegemoet te komen aan de Franstalige wens, die voor de bewoners van de zes randgemeenten het recht wil behouden om bij verkiezingen voor Kamer, Senaat en Europarlement hun stem te kunnen uitbrengen op tweetalige Brusselse lijsten, kan in deze gemeenten, bij zulke verkiezingen, de kiezers de mogelijkheid geboden worden te stemmen, ofwel voor de lijsten van de kieskring Vlaams-Brabant, ofwel voor de Brusselse lijsten. In dit laatste district wordt de mogelijkheid geschapen, om in elke taalgroep lijstverbindingen aan te gaan.”
Bij dit kafkaiaanse proza klinkt het als een grap dat de vitale metropool van een meertalige, multiculturele economische ruimte, die van Lapland tot de Kanarische Eilanden gaat, van Ierland tot de Donaudelta, door zulke prullaria op de klippen zou lopen. Hoe moeten we Europa als systeem van meertaligheid en culturele openheid begrijpen, als aan de grens van zijn hoofdstad een militante francofonie een ideologisch aureool krijgt? En hoe moeten dan Cyprioten en Turken, Ieren en Britten, Catalanen en Castilianen, Zuid-Tirolers en Italianen, Hongaren en Slowaken, Letten en Russen het ooit eens raken, als de Belgen na bijna tweehonderd jaar het project van de diversiteit in alle stilte begraven?
En toch kun je de politici, de Vlaamse nationalisten noch de Waalse socialisten enig verwijt maken. Zij brengen enkel consequent in de praktijk wat zij hun kiezers hebben beloofd, en dat ligt veel te ver uiteen, door versteende aanspraken die langs de taalgrens lopen. Het is klaarblijkelijk de volkswil die van dit land genoeg heeft. De zaakwaarnemende premier van België, Yves Leterme, is in het voorjaar van 2010 al gestrand op een grote staatshervorming, en zonder mandaat van de kiezer hij blijft hij nu vermoeid maar taai zijn ambt verder vervullen.
Wiebelende gebouwen blijven op de een of andere manier overeind
België heeft tenslotte ook zonder werkelijk democratisch mandaat het voorzitterschap van de EU geroutineerd afgewerkt; en per slot van rekening zit met EU-voorzitter Herman van Rompuy nog een Belg in een sleutelpositie. Niet toevallig. Want met zijn ondoorgrondelijke taal- en bevoegdheidsafspraken heeft het land een gewiekste, oneindig geduldige soort van bestuurders voortgebracht, die in de gigantische machinekamers van de EU-compromisfabriek uitstekend hun weg vinden. Op de een of andere manier gelijkt de EU frappant op dit België.
Zo te zien bestaat de Europese Unie niet uit sterke nationale staten, maar alles bijeen uit bijzonder wankele gebouwen, zoals we het nu in real time kunnen zien aan bliksemsnel eroderende landen zoals Griekenland of Ierland, die de facto door EU-toezichtscommissies geregeerd worden. Leren wij daaruit dat een zwak land, in dit tijdvak van spontaan bestuur, geen regering maar enkel nog geldtransfers nodig heeft? Dienen politici enkel nog als podiumbeesten in de showwereld van verkiezingen en persconferenties?
Na het mislukken van de zo-en-zoveelste formatiepoging schijnt zelfs de belgisch-anarchistische gelatenheid ontredderd, terwijl zij, in vergelijking met trappistenbier en sterrenrestaurants, de eigen regering nochtans niet bijzonder hoog inschat. De Vlaamse krant “De Morgen” publiceerde foto’s van vertwijfelde burgers met de zwartgeelrode driekleur en de slogan: “Alle alarmklokken luiden”. Waarom? Niet het functioneren van de al lang opgedeelde federale bevoegdheden is door de formatieblokkade in gevaar, maar de economie. Van de bezitters van Belgisch staatspapier zou de buitenlandse meerderheid, zo waarschuwen economisten met naam, wel eens afgeschrikt kunnen worden door een lange en dure Rozenoorlog tussen Vlamingen en Walen, en zich terugtrekken.
Toch liever een streep eronder, ook met schrik
Het ziet er dus naar uit dat het uiteenvallen van deze Europese modelstaat enkel nog afhangt van de kosten op middellange termijn. Want emotioneel laat niemand nog een traan voor dit België. Het is zoals bij een huwelijk: ook daar blijven twee strijdende partijen soms nog een pijnlijke poos bijeen, omdat een scheiding eenvoudig te duur uitvalt. Terwijl de Walen, met de sociale uitkeringen die zij incasseren, begrijpelijkerwijze geen haast hebben om een grote staatshervorming door te voeren, lijken de Vlamingen aan te sturen op een einde met verschrikkingen (en hoge kosten), liever dan op de verschrikkingen zonder einde namens België.
Ook dat is een les voor de EU, die met IJsland en Kroatië net nog nieuwe kandidaten aan het uittesten is, en waarvan de gemeenschappelijke munt al na luttele jaren overduidelijk afbrokkelt: alles is op drift op dit beweeglijke continent. Naties zijn niet voor eeuwig, terwijl taal en tradities aantoonbaar een buitengewoon taai leven hebben. In een globaal verstrengelde economie kan een staat zichzelf eenmaal overbodig maken, door bevoegdheden af te staan aan een supranationaal instituut, en verder de gewesten en gemeenten het werk te laten doen.
De historicus Bart De Wever had al vaker lucht gegeven aan zijn verveling bij de eindeloze nacht- en weekendzittingen vol nutteloos gepalaver, en hij feliciteerde nu de Waalse tegenhangers, met hun flamboyante socialist Elio di Rupo, vanwege hun “prachtige theaterstuk” waarmee zij zes maanden iedereen aan het lijntje wisten te houden. In België lijkt de politiek zich vandaag werkelijk te beperken tot coulissen, symboliek en toneelspel.
.

Labels: , , ,

Read more...

10 januari 2011

Nonsens over de watertoets

Velen blijven de kwakkel herhalen dat een strenge en verplichte watertoets het onderwater lopen van huizen kan tegengaan. De watertoets dient daar niet toe. Zelfs een 'bindende' watertoets kan niet verhinderen dat woningen in gebieden met overstromingsrisico worden gebouwd. Dat kan alleen door een faire overheid.

Het Vlaams Parlement gaat nu onderzoeken wat de overheid beter kan doen om wateroverlast in de toekomst te vermijden. De Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed en deze voor Mobiliteit en Openbare Werken gaan daarover samen een reeks zittingen houden. Bedoeling is om tegen eind februari '11 aanbevelingen te formuleren waarmee de Vlaamse regering aan de slag kan. Een eerste bijeenkomst gaat door op donderdag 13 januari '11, met een hoorzitting over de problematiek van waterbeheer en wateroverlast, met vertegenwoordigers van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid en de coördinatoren van het Dender- en Netebekken. Een gelegenheid om de jarenlange kwakkels over de watertoets de wereld uit te helpen. En dat zijn er nogal wat, zoals volgende recente voorbeelden aantonen:

- In een interview met Wim van Gils van Natuurpunt in De Standaard van 15 nov '10 stelt de interviewer: "De Vlaamse overheid voerde de watertoets in waardoor het onmogelijk is om in gebieden met overstromingsgevaar te bouwen." Daarop antwoordt van Gils: "De watertoets is slechts een advies over de bouwvergunning. In de realiteit zie je dat gemeentebesturen die de uiteindelijke bouwvergunning moeten afleveren, toch vaak het private belang laten primeren onder het motto: het zal wel niet zo erg zijn."
- Hermes Sanctorum (Groen): "De regelgeving is op dit ogenblik nog niet optimaal. De watertoets, die de voorbije dagen meermaals is aangehaald, blijkt nog te vrijblijvend. Er worden nog steeds huizen in overstromingsgevoelige gebieden gebouwd. De watertoets moet dan ook zwaarder doorwegen en bindend worden." (Tijdens de plenaire vergadering nr. 10 (2010-2011) van 17 november 2010 van het Vlaams parlement).
- Uit een enquête in de bouwsector zou moeten blijken dat de bouwheren nog niet echt begaan zijn met de watertoets. Ze liggen wel wakker van de wateroverlast, maar om daadwerkelijk iets aan het waterprobleem te doen, kijken bouwheren naar anderen. Dat is gebleken uit een rondvraag die het marketingbureau Essencia (niet te verwarren met Essenscia van de chemiesector) deed in oktober en november.... Amper tien procent van de bouwheren zegt geregeld met de watertoets te maken te hebben, tegen nagenoeg alle architecten en studiebureaus. De helft van de bouwheren noemt een grondige waterstudie ‘onbelangrijk'. De watertoets is een onderdeel van de bouwaanvraag. In dat dossier moet een bouwheer aangeven hoe hij met het regenwater zal omgaan. (De Standaard, 26 nov '10)
- De Bond Beter Leefmilieu zegt in een persbericht (18/11/2010 'Recente foute beslissingen vergroten schade overstromingen in Geraardsbergen') dat de watertoets niet werkt. "De watertoets blijkt allesbehalve waterdicht, nog steeds blijft het mogelijk om bouw- en verkavelingsvergunningen af te leveren in overstromingszones. Al te vaak nog blijken eigendomsbelangen de bovenhand te halen op het gezond verstand. Zelfs het indijken van overstrominsgebieden blijft ondanks de watertoets mogelijk."

Allemaal verkeerde informatie

De watertoets heeft daar allemaal niets mee te maken. Ze is niet bedoeld om te verbieden nog in gebieden met overstromingsgevaar te bouwen, ze is geen onderdeel van de bouwaanvraag waarbij de bouwheer moet aangeven hoe hij met het regenwater zal omgaan. Zelfs met een perfect toegepaste watertoets kan men nog altijd de meeste bouwvergunningen niet weigeren in overstromingszones. De kwakel gaat reeds mee sinds het invoeren van de watertoets in 2003, door foutieve informatie van de opeenvolgende leefmilieuministers Vera Dua en Ludo Sannen. Die deden hard hun best om de mensen wijs te maken dat er dankzij de invoering van 'hun' watertoets niet meer zou gebouwd mogen worden in gebieden met overstromingsgevaar of wateroverlast. Een van de krantenkoppen op de voorpagina van De Standaard op 24 november 2003: 'Bouwstop op grond met wateroverlast'. Uit het artikel: "Vanaf vandaag mag er niet meer gebouwd worden op gronden die vaak te kampen hebben met wateroverlast. Minister van Leefmilieu Ludo Sannen (Groen!) voert de "watertoets'' in, waardoor een bouwvergunning geweigerd kan worden als het overstromingsrisico te groot is." Sannen zegt in het artikel: "We willen de mensen beschermen tegen overstromingsgevaar. Dat is ons enige doel. De watertoets moet ervoor zorgen dat mensen geen dure woning kopen op een plaats waar ze bijna zeker ooit wateroverlast zullen krijgen. Het kan niet langer dat promotoren probleemloos woningen verkopen, terwijl de bewoners en de overheid later moeten opdraaien voor de kosten van de overstromingen. Niemand is ermee gediend zijn droomwoning op te trekken op een plaats waar bij de eerstvolgende stortbui bijna zeker de meubels buitendrijven." Sannen kletst dus uit zijn nek: de watertoets heeft niets te maken met het al of niet verlenen van een vergunning om een huis te bouwen in gebieden met overstromingsrisico. DS bericht verkeerd: er bestaat - tot vandaag trouwens - geen bouwstop op grond in woongebied met risico van wateroverlast, en al zeker helemaal niet 'dankzij' de watertoets.

En die kwakkel, leugen, misleiding, spookt dus tot vandaag rond, zoals uit recente citaten hiervoor blijkt. Zelfs op de door de Vlaamse overheid opgezette website over de watertoets kan men bij de 'veel gestelde vragen' lezen dat er in principe niet meer mag gebouwd worden in overstromingsgevoelige gebieden. Hetzelfde leugenverhaaltje dus als van Dua en Sannen zeven jaar geleden. Terwijl die watertoets helemaal niet bedoeld is om bouwvergunningen te weigeren, zelfs niet in overstromingsgevoelige verkavelingen.

Waarvoor dient de watertoets dan wel?

Doel van de watertoets is uitsluitend mogelijke schadelijke effecten van menselijke activiteiten op het watersysteem te beperken. Alleen als die activiteit een te groot schadelijk effect zou hebben op het watersysteem, en alleen dan, kan een negatieve watertoets leiden tot de weigering van een vergunning. Daarom werd de watertoets niet ingevoerd in het kader van de wetgeving op de ruimtelijke ordening, maar ingevoerd met het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (B.S. 14.11.2003). De invoering van de watertoets, en heel dit decreet over het waterbeleid, hangt samen met de Europese Kaderrichtlijn Water. Die vraagt tegen 2015 voor alle waterlopen en het grondwater een goede watertoestand te bereiken. De Europese Richtlijn heeft dus niets te maken met wateroverlast in verkavelingen. En daarom is de watertoets niet bedoeld om het risico van het onderlopen van kelders te beperken, of zelfs maar te evalueren, maar om de invloed van activiteiten op het watersysteem te beoordelen.

Artikel 8 § 1 van dat decreet begint als volgt:
"De overheid die over een vergunning, een plan of programma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of programma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd..."

Dat 'zorg dragen ervoor dat geen schadelijk effect ontstaat voor het watersysteem', of zoveel mogelijk beperkt wordt, gebeurt met behulp van een watertoets. Het woord 'watertoets' komt overgewaaid uit Nederland, waar de watertoets echter anders wordt toegepast. Watertoets in Nederland betekent: 'het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het instrument waarmee in overleg tussen waterbeheerders en voor de ruimtelijke plannen verantwoordelijke derden uiteenlopende wateraspecten (watertekort, wateroverlast, waterkwaliteit en veiligheid en bodemdaling) vroegtijdig en op een goede manier kunnen worden ingebracht in ruimtelijke plannen'. Het gaat er dus helemaal niet om verkavelings- of individuele bouwvergunningen. De Nederlandse watertoets heeft als doel de negatieve effecten van plannen en besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de Nederlandse watertoets gaat het er om het water van meet af aan mee te nemen in de besluitvorming over ruimtelijke plannen, door overleg met de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium. Op 17 juli 2003 is de tekst van het 'Besluit tot wijziging van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening' gepubliceerd in het Nederlandse Staatsblad, waarmee hun watertoets wettelijk verankerd werd.

Vlaamse watertoets

Dit is dus iets anders dan de Vlaamse watertoets, die oorspronkelijk zelfs alleen van toepassing zou zijn op vergunningen, waar ze in Nederland dus helemaal niets mee te maken heeft. Alleen dankzij het advies van de SERV werd de Vlaamse watertoets ook uitgebreid tot alle overheidsplannen en -programma's. Volgens de interpretatie van de administratie moet er een watertoets gebeuren bij een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) of een bijzonder plan van aanleg (BPA), maar niet in daaraan voorafgegaande ruimtelijk structuurplannen. Waar Nederland dus zo vroeg mogelijk negatieve effecten op de waterhuishouding wil voorkomen, wordt er hier decretaal pas verplicht aandacht aan besteed als detailplannen gemaakt worden in een RUP, en komt de watertoets daarna ter sprake in de bouwvergunning. De overheid legt dus weer de verplichtingen zoveel mogelijk bij de burger, maar in een vroeg planningstadium wil ze zelf niet weten van een grote verplichte aandacht voor de waterhuishouding en de invloed hierop van haar plannen. Terwijl een zorgzame overheid geen bouwzones zou mogen plannen in overstromingsgevoelige gebieden. Dat is dus al iets dat die Verenigde Commissies kunnen verbeteren met een decreetswijziging: een watertoets verplichten bij de ruimtelijke structuurplannen.

De watertoets moet dus de mogelijke schadelijke effecten van activiteiten op het watersysteem beoordelen alvorens overheidsplannen goedgekeurd worden of een milieu- of stedenbouwkundige vergunning wordt verleend. Als er een risico is van niet aanvaardbare schadelijke effecten voor het watersysteem moeten de plannen aangepast worden, of voorwaarden opgelegd worden in de vergunning om de effecten op het watersysteem tot een aanvaardbaar niveau te verminderen. Alleen als dit niet lukt, kan desnoods de vergunning worden geweigerd. Zo kan een vergunning voor de bouw van een grote fabriekshall geweigerd worden zolang gepland is het regenwater direct af te voeren in een zeer kleine beek die zoveel water niet aankan. Als er opvangbekkens voorzien worden die de toestroom in de beek regelen, kan er wel een vergunning gegeven worden.

De brochure uitgegeven door de administratie Ruimtelijke Ordening 'Hoe omgaan met de watertoets bij vergunningen en attesten?' is heel duidelijk, dat de watertoets alleen de evaluatie van de invloed van menselijke activiteiten op het watersysteem beoogt:
1.1 Stap 2: “Toets van gezond verstand”
Is er een potentieel schadelijk effect op het watersysteem ?
Nee = watertoets positief
Voorbeelden: het bijbouwen van een verdieping op een bestaand gebouw, het plaatsen van een schotelantenne op een dak, het wijzigen van vensteropeningen, …
Er volgt een voorstel van een 'waterparagraaf' die kan opgenomen worden in de vergunning:
Waterparagraaf: Het voorliggende project heeft geen enkele invloed op het watersysteem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Toch bouwverbod na watertoets (1)

Toch zijn er enkele gevallen van bouwverboden bekend op basis van de watertoets, die de indruk kunnen wekken dat Dua, Sannen & volgelingen gelijk hebben. Niets is echter minder waar. Nemen we vooreerst een arrest van de Raad van State uit 2006. (Arrest nr. 157.464 van 11 april 2006). Het gaat om de annulatie van een stedenbouwkundige vergunning voor de bouw van een alleenstaande eengezinswoning op een perceel gelegen te Balegem (Oosterzele), Sint-Martensdries 11. (De naam van de straat zegt al veel..) Het terrein wordt doorsneden door de Molenbeek, een waterloop van derde categorie. De gemeente Oosterzele had niet op tijd de vergunningsaanvraag behandeld, waarop de eigenaar beroep indient bij de Bestendige Deputatie. Deze keurt de vergunning goed, ondanks de negatieve watertoets. Stedenbouw en gemeente tekenen beroep aan bij de Minister, die de (gewijzigde) vergunningsaanvraag goedkeurt. Ze dienen daarop klacht in tegen de Minister bij de Raad van State, alsook enkele omwonenden. De RvSt schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de minister en vernietigt de beslissing van de Deputatie.
De RvSt stelt vast dat het advies van de afdeling Water, Oost-Vlaanderen, gunstig is, met dien verstande dat een aantal voorwaarden gesuggereerd worden: de verhoging van de vloerpas van de woning met 50 cm en geen kelder bouwen. Dit is ingegeven door de bezorgdheid om de woning zelf te beschermen tegen eventuele overstromingen. De RvSt stelt vast dat het advies van de afdeling Water, hoofdbestuur, wel ongunstig is. Dit steunt op de vaststelling dat de bouw van de woning zou leiden tot schadelijke effecten voor het milieu en voor het watersysteem:
- het innemen van een gebied dat van nature overstroombaar is maakt het onmogelijk om dat gebied nog in te schakelen als bufferzone teneinde schade door wateroverlast in de daarbuiten gelegen vergunde woningen te voorkomen;
- door de bouw van de ontworpen woning zou een gebied dat aangeduid wordt als een biologisch zeer waardevol gebied schade ondervinden.

De RvSt stelt verder vast dat het bestreden besluit van de minister zelf geen voorwaarden oplegt. De oorspronkelijke plannen zijn ondertussen aangepast aan de opmerkingen van de afdeling Water, provincie Oost-Vlaanderen. Uit het bestreden besluit daarentegen blijkt niet door welke maatregelen tegemoet gekomen wordt aan de bezwaren in het advies van de afdeling Water, hoofdbestuur, met name de onbeschikbaarheid van een gebied dat van nature in aanmerking komt als overstroombaar gebied, ter bescherming van reeds vergunde woningen, en de aantasting van een biologisch zeer waardevol gebied. Door de gevraagde vergunning te verlenen, zonder aan te geven hoe de twee voornoemde schadelijke effecten zoveel mogelijk worden beperkt of hersteld, lijkt het bestreden besluit niet regelmatig gemotiveerd te zijn. De RvSt komt tot het besluit dat het door de verzoekers aangevoerde nadeel ernstig en bovendien moeilijk te herstellen is wanneer het besluit wordt uitgevoerd. Het arrest is gebaseerd op een onvoldoende motivatie, omdat het besluit niet aangeeft hoe de schadelijke effecten vermeld in de watertoets van het hoofdbestuur voldoende beperkt of hersteld worden. Die motivatie moest o.a. aangeven welke maatregelen voldoende geacht werden ‘om schade te voorkomen door wateroverlast in de daarbuiten gelegen vergunde woningen’, om toch een vergunning af te leveren. In elk geval, de vergunning werd niet geweigerd omwille van mogelijke schade door wateroverlast aan de te bouwen woning, maar omwille van schade door de geplande woning aan het watersysteem, en aan andere vergunde woningen.

Toch bouwverbod na watertoets (2)

In de Bornstraat in Sint-Truiden (Velm) kregen negen gezinnen in 2006 een verbod om te bouwen op hun gekochte grond in woongebied, op basis van de watertoets. Ook hier werd de vergunning geweigerd omwille van mogelijke schade door de geplande woningen aan het watersysteem, niet omwille van mogelijke schade door het water aan de te bouwen woningen. Het advies van de watertoets voor die Bornstraat:
“Door het bebouwen neemt de waterbuffercapaciteit van de omgeving af en verschuiven de problemen naar stroomafwaartse gebieden. De enige manier om deze afname van de waterberging en -buffercapaciteit ten gevolge van de bouw van de woningen te compenseren of te remediëren is het niet bebouwen van deze gronden. Er kunnen derhalve geen haalbare voorwaarden worden opgelegd waardoor de schadelijke effecten met betrekking tot het aspect waterberging en -buffering worden vermeden.”

Volgens een bericht op de website Nattevoeten van de BBL (Bond Beter Leefmilieu) is er later “met de hulp van Vlaams Parlementslid Veerle Heeren (CD&V) een oplossing uit de bus gekomen. In februari-maart 2007 kregen ze hun geld terug. Het hele stuk zou door het Vlaams Gewest omgevormd worden tot een gecontroleerd overstromingsbekken en de beek, die achter de verkaveling stroomt, zou terug in een winterbedding gelegd worden.” De oplossing is natuurlijk zeer goed, veel beter dan dat er planschade zou betaald worden, en zou de basis voor elk dossier van die aard moeten zijn. Nog werk voor de Verenigde Commissies.

Planschade

Het zijn niet alleen 'stoute kapitalisten' die hun private belang laten primeren als ze waterzieke gronden als bouwgrond verkopen. Ook de overheid doet daaraan mee met eigen gronden. Een aantal jaren terug was er nogal wat te doen rond een verkoop van bouwgronden door de stad Ronse. De stad had in 2001 een verkavelingsvergunning gekregen voor een terrein in woongebied, en bood de kavels te koop aan. In de verkavelingsvergunning die ter inzage lag op het stadhuis liet Ronse weten dat: "De kopers van alle loten van de goedgekeurde verkaveling dienen op eigen verantwoordelijkheid het risico te nemen te bouwen op deze waterzieke gronden. Ze zullen geen verhaal kunnen halen bij de stad Ronse in geval van wateroverlast en schade." Volgens toenmalig minister Vera Dua was Ronse geen alleenstaand geval, en gebeurde zoiets bij meerdere gemeenten. Het kabinet-Van Mechelen liet toen weten dat wat Ronse deed niet meer kon worden tegengehouden, omdat de stad al een verkavelingsvergunning had gekregen: "Als Ronse de gronden niet zou laten verkopen, zou de stad planschade moeten betalen."

En daar zitten we bij de kern van de zaak! De schuld van een deel van de waterellende ligt bij de gewestplannen die waterzieke grond als woonzone inkleurden en de overheden die dit niet planologisch corrigeerden, omdat ze anders planschade moeten betalen. Liever zeggen overheden als Ronse tegen de kopers dat ze later niet moeten komen klagen, dan de bestemming te wijzigen. De burger die een perceel koopt van gemeente of OCMW, kan onwetend zijn over een mogelijk probleem. Wie zal al op het gemeentehuis de voorwaarden van de verkavelingsvergunning gaan inkijken? Er bestaat op zijn minst het vermoeden dat alles in orde is, want het 'gaat toch om bouwgrond'. Volgens een onderzoek van de Vlaamse Confederatie Bouw van begin 2006 overlapt maar liefst 6.128 ha woongebied met zogenaamd 'overstromingsgebied'. Het gaat dus om duizenden percelen waar men nog riskeert te bouwen, met alle risico van dien. Als een gemeente een plan opmaakt om de bestemming van zo’n 'waterzieke' bouwgronden om te zetten naar een niet bebouwbare bestemming, is het risico groot dat ze planschade zal moeten betalen. Planschade moet worden betaald door de overheid die het ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt, waardoor de planschade ontstaat. Een van de redenen waarom de herbestemming quasi niet gebeurde is dat het Belgisch/Vlaams niveau in de gewestplannen waterzieke gronden als woongebied inkleurde, maar dat het de gemeenten zijn die nu planschade zouden moeten betalen als ze die anders inkleuren. In plaats van zijn verantwoordelijkheid op te nemen, verschuift de Vlaamse overheid het probleem naar de individuele eigenaars van een lap waterzieke grond - kom later niet klagen - en laat ze de verzekeraar opdraven als boodschapper van slecht nieuws. Wie een woning- of brandverzekering afsluit voor zijn bestaande woning, is sinds 2006 automatisch verzekerd tegen natuurrampen, zoals overstromingen en aardbevingen. Verzekeringsmaatschappijen kunnen de dekking tegen overstroming echter weigeren als men nu nog bouwt in een zogenaamde 'risicozone voor overstromingen', vastgelegd op een kaart in 2007 bij Koninklijk Besluit (KB) en sinds kort van kracht. Een naïeve koper kan dus twee keer bedrogen worden als hij 'bouwgrond' koopt, zowel van een bedrijf als van de gemeente: eenmaal door latere herhaaldelijke wateroverlast, en een tweede keer dat hij er geen verzekering tegen kan afsluiten. Die Verenigde Commissies kunnen er dus voor zorgen dat al die overstroombare gebieden in woongebieden, omgezet worden in niet meer bebouwbare gebieden, om nog meer ellende te voorkomen. Met een aankoopplicht van de overheid - geen planschade - voor alle woningen en percelen die in risicozones voor overstromingen liggen.

Afbakening overstromingsgebieden geen oplossing

Met het Integraal Waterbeheer wil de overheid nog steeds de consequenties van haar eigen slordig beleid van de laatste halve eeuw niet onder ogen zien. Het decreet Integraal Waterbeheer voorziet geen herbestemming van bouwgrond met overstromingsrisico tot niet bebouwbaar gebied. Het voorziet alleen dat wanneer overstromingsgebieden en oeverzones afgebakend zijn, de eigenaar in die gebieden de overheid tot aankoop kan verplichten (de aankoopplicht), alleen maar als zijn onroerend goed daardoor ernstig in waarde is verminderd of de leefbaarheid van de bestaande bedrijfsvoering ernstig in het gedrang komt, en alleen maar voor zover die veroorzaakt wordt door de afbakening als oeverzone of overstromingsgebied. Men zal de samenhang en de schade bovendien moeten kunnen bewijzen. Zelfs bij de afbakening van deze gebieden is er dus geen 'planologisch' bouwverbod in deze gebieden voorzien, en is er geen basis om zelfs maar planschade te bekomen. Een watertoets naar Nederlands model, toegepast op de plannen van waterzieke woonzones zou een instrument kunnen zijn om de bestemming aan te passen, en zo minstens planschade te moeten uitbetalen. Maar dat lijkt onze overheid dus juist vooral niet te willen doen.

Wateroverlast: verschillende oorzaken

Tijdens de plenaire vergadering nr. 10 (2010-2011) van 17 november 2010 van het Vlaams parlement was er een 'Actualiteitsdebat over de watersnood tijdens het weekend van 13 en 14 november 2010 en het beleid van de Vlaamse Regering inzake waterbeheer'. De meningen liepen nogal uiteen:

Wilfried Vandaele (N-VA, schepen van ruimtelijke ordening in De Haan): We horen de klacht dat op basis van de watertoets zeer weinig projecten echt geweigerd worden, maar dat in de meeste gevallen randvoorwaarden worden opgelegd. Hier hebben we onder meer te maken met het moeilijke probleem dat sommige woonzones, die destijds keurig planologisch werden ingekleurd, meestal al sinds de gewestplannen van de jaren 1970, in overstroombare gebieden liggen. Voor de vergunningverlenende overheid is het niet gemakkelijk om te verbieden dat daar gebouwd wordt. Er bestaat weliswaar een systeem van planschade, maar de plannende overheid is natuurlijk niet happig om die te betalen.

Ivan Sabbe (LDD, gedelegeerd bestuurder van LIDL Belgium van 1993 - 2006): Mijnheer Vandaele, ik denk dat u de voorbije dagen niet veel naar het nieuws hebt gekeken. En misschien was u ook niet onderweg. U wilt als het ware het zwarte schaap maken van bouwen in eventuele overstromingsgebieden. Maar u hebt niet goed naar het nieuws gekeken. Het kanaal Brussel-Charleroi liep carrément over. De Dender in Geraardsbergen: dat heeft niets met overstromingsgebieden te maken. Dat heeft te maken met het feit dat steden aan rivieren en kanalen overlopen. Het centrum van Liedekerke stond onder water. Dat heeft niets te maken met het aanleggen van woonzones in overstromingsgebieden. Mijnheer Vandaele, met uw aanpak wilt u er zich te goedkoop van afmaken. Het vergt een algemene aanpak. Ik betreur het gebakkelei tussen de partijen. De essentie is dat we ervoor moeten zorgen dat dit niet meer gebeurt. U spreekt ook over verharding. In Nederland is er minstens evenveel verharding als hier, het is alleen geconcentreerder. We kunnen niet zeggen dat het ligt aan de woonuitbreidingsgebieden of de verharding. Neen, we moeten een gericht beleid hebben van de opvangbekkens, zoals we hebben gezegd.

Ze hebben allebei gelijk natuurlijk (behalve als Vandaele alweer de watertoets verkeerd voorstelt): zowel het schandalig feit dat de overheid miskleunen van gewestplannen maakte en daar geen planschade wil voor betalen, als te weinig opvangbekkens leiden tot kelders en benedenverdiepingen die onder water staat. Maar het is niet alleen de schuld van de overheid, zoals men kon lezen bij Walter Pauli in De Morgen, (15/11/10):

"Vijfendertig jaar na de overstromingen in Ruisbroek in 1976 staat een heel stuk Vlaanderen opnieuw blank, Ruisbroek incluis. Hebben we dus niets geleerd van de aloude fouten? Faalde de politiek, het beleid? Welnee, en toch ook welja. Welnee, omdat overstromingen en watersnood ook in Vlaanderen sinds mensenheugenis voorkomen. De eerste gedocumenteerde overstroming in Ruisbroek dateert al van 1516: in een open brief aan keizer Karel V vroegen de staten van Brabant een kwijtschelding van belasting. Dat is dus al van lang voor er verkozen politici waren.... Want als het dan eens flink regent - geen tsunami, geen orkaan, alleen een ongewoon gestage, maar verder oer-Vlaamse novemberregen - staan straten en kelders blank. En zoeken de gemeentebesturen die de verkavelingen organiseerden parool bij de hogere overheid. Bij 'de politiek'. Die inderdaad liet betijen en hoogstens wat reguleerde, maar zeker niet de enige oorzaak is van de ellende. Dat zijn we met zijn allen: hogere en lagere overheden, verkopers en kopers van huizen en bouwgrond, huurders en verhuurders. Heel Vlaanderen denkt dat 'gods water over gods akker kon lopen'. Tot het gebeurt. Blame us all."

Wat natuurlijk niet uitsluit dat een correcte en faire overheid zijn verantwoordelijkheid zou opnemen voor die zaken waar ze ook voor verantwoordelijk is: waterzieke gronden inkleuren als woonzone.
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>