13 september 2015

Handleiding voor het islamdebat (1) Actualiteit en islamdebat



('tP, 9 sep. 2015)

Door de actualiteit ben ik terug in polemieken over de islam verzeild geraakt. Nochtans had ik jaren geleden al afscheid genomen van het onderwerp. Het heeft voor mij geen enkele uitdaging meer. Het islamprobleem is namelijk heel eenvoudig en volkomen duidelijk. Het enige waarover nog zinnig gedebatteerd kan worden is een juist beleid ertegenover.

Maar ik heb niet veel te kiezen: de polemiek over de islam vliegt ons om de oren, en mijn mening wordt regelmatig gevraagd. Belangrijker nog is dat er van de uitkomst van deze polemiek veel afhangt. De veralgemening van een juiste kennis van de islam neemt de belangrijkste hindernis voor een juist beleid tegenover de islam weg, namelijk de onwetendheid. Deze is soms een kwestie van onschuldige naïviteit, maar vaker het gevolg van zelfbedrog.

 

Aylan

Goed, we betreden het onderwerp via de actualiteit. Afgelopen week zijn we voortdurend aan de foto van de aangespoelde dreumes Aylan Kurdi herinnerd, het Koerdische jongetje uit Kobani dat nabij de Turkse stad Bodrum verdronk. Vooruit dan maar, we zullen met zijn lotgevallen beginnen. Wie is schuldig aan zijn dood?

Niet Europa, natuurlijk. Hij vluchtte met zijn ouders uit Syrië (in hun geval zou ik wel de aanspraak op vluchtelingschap erkennen), verbleef dan in Turkije, dat de familie geen uitreisvisum gaf, en daardoor zag zij een aanvraag voor inwijking in Canada afgewezen. Dan besloot zijn vader om de bestaande EU-asielprocedure links te laten liggen (al gaf die hem als Koerd en Syriër juist de grootst mogelijke kans) en een mensensmokkelaar voor de overtocht naar Kos te betalen. Zo rijk was hij wel dat hij die 4000 euro kon ophoesten. De mensensmokkelaar kwam kennelijk uit Syrië, alleszins uit het Midden-Oosten, niet uit Europa. Het gezin werd in een niet zeewaardig schuitje met te veel mensen gedropt, met een Egyptische kapitein. Toen het scheepje niet tegen de hoge golven op kon, verliet deze als een rat het zinkende schip. Ondanks een hevige strijd tegen de elementen zag de vader zijn vrouw en twee zoontjes in zijn aanwezigheid sterven. Europa komt in het hele verhaal niet voor, tenzij als verre droom.

Verder afgelegen schuldigen zijn onder meer de Arabische oliemonarchieën, die geen Syriërs opnemen hoewel zij de opstand gewild, veroorzaakt en bewapend hadden. De Kurdi’s zouden op het Schiereiland weinig integratieproblemen gekend hebben: zelfde godsdienst, reeds bekende taal (hoewel niet hun moedertaal), grote welvaart en behoefte aan werkkrachten. En ze hadden er naartoe gekund zonder bootje.

Ook Turkije, dat de Syrische Koerden in de rug aanvalt, heeft boter op zijn hoofd. Over de VS onder Barack Obama kunnen we alleen vaststellen dat zijn Syriëbeleid ondoeltreffend is en zo chaotisch als de situatie in Syrië zelf. Maar de rechtstreekse schuldige voor de vlucht van de Kurdi’s is zonder twijfel de islamitische machtsgreep, vandaag vooral in de vorm van het Kalifaat. Als dat geen grote delen van Syrië was gaan bezetten, had het volledige gezin nog steeds in zijn thuisland gewoond.

 

Islamdebat

Laten we Aylan waardig gedenken. En de jezidi slavinnen, de verdreven Assyrische christenen, de doodgefolterde archeoloog die verborgen godenbeelden gevrijwaard had, de onthoofde regeringssoldaten en journalisten, en alle andere slachtoffers van het Kalifaat. Waardig, dat wil onder meer zeggen: niet oppervlakkig. Niet dus het zoveelste steekvlamgeroep om een westerse interventie, alsof de rampzalige westerse actie in Libië ons niet genoeg geleerd heeft. Een coördinatie tussen een westerse (of Russische) luchtmacht en inheemse grondtroepen, met een duidelijke overeenkomst over de vorm van de toekomstige machtsstructuren, heeft meer kans. Dat dus als een praktische oplossing voor de korte termijn. Maar alleszins moet ook en vooral de beweegreden achter de IS-wreedheden nu echt aangepakt worden: de islam.

De uitschakeling van de Islamitische Staat, waarvan onze politici zeggen dat hij “niets met de islam te maken heeft”, is slechts symptoombestrijding. De symptomen zijn inmiddels zo ernstig dat zij inderdaad maar beter bestreden kunnen worden. Echter, ook als het huidige Kalifaat vernietigd is, schuilt daarachter “le ventre toujours fécond de la bête immonde” (de immer vruchtbare schoot van het smerige monster). Het is de islam die doorheen de geschiedenis al vele Islamitische Staten en vele djihaads heeft voortgebracht. Alleen al vandaag hebben we een aantal onafhankelijk ontstane, maar allemaal  op de islam gebaseerde djihaad-initiatieven, zoals Boko Haraam, al-Sjabaab, al-Qaida, de Taliban, en het Kalifaat.  

Zowat alles waarmee de Islamitische staat en zijn evenknieën elders in het nieuws komen, van moorden op islamcritici in Bangladesj en aanslagen in Afghano-Pakistan via iconoclasme in Mesopotamië tot vrouwenroof in Nigeria, is door de Profeet zelf voorgedaan, en dus per definitie islamitisch. Maar onze politici en media willen dat gewoon niet geweten hebben. Daarom is er een islamdebat. In de volgende afleveringen zullen we er nader op ingaan.

Labels: , , ,

Read more...

11 juli 2015

De nieuwe Oostfronters?

 

 


Het boek ‘De lokroep van IS. Syriëstrijders en (de)radicalisering’, met een mooie lijst co-auteurs, bevat veel informatie, maar waarom zwegen zoveel auteurs over de heetste aardappel in deze meervoudige tragedie?
Uitgeverij Pelckmans speelt bekwaam in op de onrust rond het vertrek en de terugkeer van zovele Syriëstrijders, met twee boeken die alleen al om hun feitenrijkdom de aanschaf waard zijn: het dunnere werkje 'Van Kruistochten tot Kalifaat' door Pieter Van Ostaeyen, en het onderhavige lijvige groepswerk 'De Lokroep van IS', geredigeerd door Patrick Loobuyck.

Volgens de cijfers van medewerker Tarik Fraihi waren er in februari 2015 al 438 'Syriëstrijders', van wie er 46 niet in Syrië geraakt zijn want aan een grenspost teruggestuurd, 114 teruggekeerden en 278 in Syrië. Van hen waren er intussen vermoedelijk 51 gesneuveld; 17% zijn vrouwen. Voor heel Europa zouden het er een 5000 zijn.Terzijde, 'Syriëstrijders' is misschien de meest gangbare term. Hij ligt ook gemakkelijk in de mond. Maar sommigen die naar ginds trekken, gaan niet 'ten strijde', of ze beweren dat niet te doen. Dat geldt waarschijnlijk wel voor de meeste vrouwen. Nauwkeuriger is daarom misschien 'Syriëgangers', of zelfs gewoon 'terroristen' voor diegenen die effectief de wapens opnemen. Het is hiermee wel duidelijk over wie we het hebben.

De meeste auteurs hebben het hier over de omstandigheden of bijkomende motieven van deze nieuwe generatie moslims die naar geweld radicaliseerden (en waarbij sommigen dan aan ‘Oostfronters’ denken). Veel aandacht, onder meer van Marion Van San, is er voor de gezinsomstandigheden van de vertrekkers, vooral de verhouding met hun moeder.

Qua motieven betwijfelen de auteurs de islamitische overtuiging van de “hardcore djihadist” niet, wel die van de “romanticus”, die met een djihaad-subcultuur dweept; de “opportunist”, die een gevangenisstraf ontloopt; de “loser” die een maatschappelijke mislukking ontvlucht; het “kuddedier” dat niet aan groepsdruk kan weerstaan; en de “rebel”, die oprecht verontwaardigd is over de westerse steun aan dictators of over de Sykes-Picot-grenzen (p.123-124). Men heeft het, hier net als in de bredere maatschappelijke polemiek, over het mislukt welzijns-, migratie- en integratiebeleid (maar waardoor is het mislukt?), en het falende of ronduit fout buitenlandbeleid.

Alsof in die factoren de bulk van de oorzaken van die evolutie naar geweld zou liggen. Over de redenen van die mislukking blijft het ook bij wat eenzijdige oppervlakkigheden. Tekenend ook voor een bepaalde simplistische analyse. Alsof slechts één genre motieven zou kunnen bestaan. Zou er dan niemand naar Syrië trekken als mediaspecialist, of als huurling (ongeacht of ze moslim zijn of niet)? Of mensen die verstand hebben van oudheden, olie en andere zaken en deze weten te verkopen?
Ludo De Brabander bespreekt de geopolitieke context. Hij beschrijft hoe moslims zich vooral sedert de invasie van Irak in 2003 slachtoffers voelen. Deze factor is aantoonbaar bij vele moslims een trigger, die hen van een vage islamovertuiging tot een daadwerkelijk engagement in de djihaad gebracht heeft. Maar reëel als hij is, is hij niet de oorzaak: Iraaks-Assyrische jongeren in Vlaanderen wier eigen stamland eveneens onder de voet gelopen is, radicaliseerden helemaal niet naar geweld, laat staan terrorisme.

Zonder islam geen djihaad

We kunnen inderdaad nog moeilijk rond de vaststelling dat er zonder islam geen zulke radicalisering tot zo’n grootschalig en extreem islamistisch geweld kon ontstaan. Maar blijkbaar valt dat veel auteurs te zwaar.

Er zijn overigens nog andere cruciale omstandigheden die niet vermeld worden. Zo is dit, net als Mei ’68, een “revolutie van de verveling”. Het zijn niet de werkers voor vrouw en kind die alles plots achterlaten om aan het verre front het martelaarschap te gaan zoeken. In dat opzicht is het een verschijnsel van alle tijden: jongemannen die geen zinvolle draai aan hun leven konden geven, hebben altijd hun heil gezocht in het leger of in een irregulier strijdersbestaan. Maar ook hier weer: er zijn volop minder riskante manieren om de leegte in je bestaan te vullen, de djihaad daarentegen vooronderstelt de islam.

Al deze verklaringen door omstandigheden en bijkomende factoren, hoe nuttig ook vanuit westers oogpunt, en hoezeer westerse beleidmakers ze best ter harte zouden nemen, draaien in grote mate rond de pot. Het probleem van menselijke kwetsbaarheid voor de lokroep van radicale Grote Verhalen heeft weliswaar interessante aspecten, en die worden hier uitvoerig uit de doeken gedaan, maar hij zou niet zo acuut zijn als die Grote Verhalen niet bestonden, of minstens niet de zegen hadden van gezagsinstanties.

De islam

De grote afwezige in dit boek, of alleszins in zijn analyse (etiologie) van het engagement aan het verre front, is de islam. Let wel, verschillende auteurs wijden er hun tekst aan, maar dan met dien verstande (ofwel van meet af aan, ofwel in de conclusie) dat alleen “een bepaalde literalistische interpretatie van de islam” verantwoordelijk is. In een boek over moslimjongeren die gaan sneuvelen in naam van de islam, onder een vlag met daarop de voor alle moslims geldige geloofsbelijdenis, had men een vrankere, minder preutse ontleding van de islam mogen verwachten. De discussie gehoorzaamt hier vrij strikt aan de heersende dogma: “Dit heeft niets met de ware islam te maken!”.
En net deze slogan heeft het moeilijk met de realiteit. Maar die verificatie, zich afvragen of dat echt wel klopt, dat ontbreekt in heel het boek. Nochtans stellen bepaalde moslims die het geweld hard bestrijden dat strijden tegen de vijand van de islam net wel deel uitmaakt van de islam, dat al wie zich niet wil bekeren een vijand is en dat de 'klassieke islam' zich vooral met geweld verspreidde.

Verschillende auteurs bouwen op de islamvriendelijke en djihaad-minimaliserende academici als John Esposito of Olivier Roy, de Amerikaanse en Franse tegenhangers van de eveneens aangehaalde Rik Coolsaet, die allen al jaren beweren dat de militante islam over zijn hoogtepunt heen is. Herhaaldelijk door de werkelijkheid in het ongelijk gesteld zijn is blijkbaar geen bezwaar voor wie zijn reputatie onder gelijkgezinden wil behouden.

Niet geciteerd worden natuurlijk ex-moslims zoals Ibn Warraq, Ayaan Hirsi Ali of Taslima Nasreen, die pas nog vanuit haar schuilplaats in Delhi tot een sympathiserende “gematigde” en “hervormingsgezinde” moslim zei: “Hou jezelf niet voor de gek! Het probleem is niet het islamisme, wel de islam.”

Johan Leman schrijft hier een erg geslaagde passus over de rol van de jeugdcultuur en de sociale media in radicaliserende kringen, maar die geldt evenzeer voor andere jongeren die niét naar het front trekken. Het verschil is de islam, die al lang bestond vooraleer recent een nieuwe internetgedaante te krijgen, en die een voortdurende geschiedenis van gelijkaardige wapenfeiten heeft als nu het Kalifaat, bv. iconoclasme (de Boeddha’s van Bamian zijn al het voorwerp van verschillende middeleeuwse pogingen tot vernieling geweest, maar pas in 2001 kon de technologie hun grootte en moeilijke ligging aan) of verkoop van ‘heidenvrouwen’ als seksslavinnen. Maar die geschiedenis, die de band tussen moderne djihaad en islamtraditie overduidelijk maakt, ontbreekt hier.

De Syriëgangers zien dat anders, net als de 9/11-daders en djihaadstrijders van Nigeria over Palestina en Afghanistan tot Mindanao. Tot in de naam “Kalifaat” en in zijn gebruik van de geloofsbelijdenis als vlag, maken zij hun verknochtheid aan en inspiratie door de islam volkomen duidelijk. In honderden afscheidsvideo’s en andere documenten hebben zij getuigd dat zij het voor de islam deden. Islampleitbezorgers trachten hun stem te smoren om er hun eigen smoesjes voor in de plaats te stellen. Ik echter verkies om hen te eerbiedigen en hen op hun woord te nemen. Als we mét in plaats van alleen over de djihaadstrijders willen praten, dan is het noodzakelijk om (tegen 99% van de publicaties daarover in) de islam en het voorbeeld van de Profeet ernstig te nemen.

De islam en de allochtonen

De islam is een veel sterkere factor bij de huidige generaties allochtonen dan bij de eerste immigranten, enerzijds door de globale ontwikkelingen waarin de islam een veel gewichtiger factor geworden is, anderzijds door twee trends: jongeren zijn meer geletterd dan hun grootouders en meer onderlegd in de islam doordat (onder meer) hun gemeenschap het islamonderricht extra bevordert én doordat het gastland zelf islamonderricht organiseert en subsidieert. Honderd jaar geleden keken de weinige moslims in het Westen op naar onze cultuur en vooruitgang, die door de elites in hun thuisland nagebootst werd, terwijl de islam als achterlijke folklore gold; maar vandaag zien zij dat het decadente Westen de islam minstens als gelijke behandelt, en geregeld niet dezelfde eisen durft stellen aan moslims als aan alle andere burgers (zoals Rudi Dierick beschreef, hier).

Wat bij Berberjongeren zeker ook meespeelt, is de vervanging van hun eigen cultuur, naar hier gebracht door hun grootouders, door de islam. Inderdaad, hun eigen Berbercultuur floreerde vijftig jaar geleden in buitengebieden als het Rif gebergte nog, en was slechts oppervlakkig geïslamiseerd. Bij familiebezoeken in Marokko ondervinden deze jongeren echter de inlandse evolutie: ook in de buitendorpen is er nu tv, men raakt beïnvloed door de grootstedelijke cultuur, die orthodox-islamitisch is, en ontdoet zich van de als achterlijk geldende Berber-elementen. In onze eigen maatschappij is er een analoge evolutie: terwijl islamonderricht bevorderd wordt, is er geen enkele kracht die specifiek de Berberelementen in stand houdt. Het gevolg is dat die als identiteitsvormende factor verdwijnen en door de Schriftuurlijke islam vervangen worden.

Ook Turkse jongeren ondergaan de evolutie uit hun thuisland. Velen waren volgelingen van Atatürk, die de islam als een voorbijgestreefde relikwie behandelden, terwijl nu de islam helemaal terug is. Wie het wat volgt kan dat zien aan de terugkeer van Arabische voornamen bij pasgeborenen eerder dan de echt-Turkse voornamen die hun ouders en de secularisten geven.

Verder zijn de aantallen moslims fors toegenomen, zodat zij eigen gemeenschappen kunnen vormen, afgeschermd tegen de integrerende invloed van de Europese omgeving. Ongeacht de geopolitieke ontwikkelingen is de islam bij ons dus veel sterker dan een generatie geleden. Van de omstandigheden die de opkomst van dat islamitisch gemotiveerd geweld verklaren, is dat zonder meer de belangrijkste, al wordt zij in dit boek niet behandeld.

Ontleding van de islam

Wat leren we over de islam in de vier (van de elf) hoofdstukken die hem behandelen? Loobuyck schrijft over het hoofdstuk van Brahim Laytouss en hemzelf dat “we ons positioneren tegen de islampessimisten die verkondigen dat de islam niet kan veranderen en in essentie incompatibel is met de ideeën van vrijheid en gelijkheid” (p.11).

Ha, islampessimisten, bestaan die dan? Waarom heeft hij er dan geen enkele in de keur van medeauteurs (of zelfs maar in de diverse bibliografieën) opgenomen? Hij heeft zo weet van een recente lezing van Maarten Boudry die uitvoerig aantoonde dat alle wreedheden waarmee het Kalifaat het nieuws haalt, zijn voorgedaan door Mohammed, de Profeet en modelmens voor álle moslims; maar hier geen Boudry. Dit boek is een waaier van standpunten waarin er één groep opvallend ontbreekt. Nou ja, waaier: eigenlijk trekken ze allen aan hetzelfde zeel.

Dat “de islam niet kan veranderen en in essentie incompatibel is met de ideeën van vrijheid en gelijkheid” is trouwens geen uitvinding van islampessimisten, maar een standpunt van de islam zelf. Die heeft zich van zover wij – en dat geldt evenzeer voor de auteurs – kunnen achterhalen, dus zeker tot in de 8ste eeuw, altijd verzet tegen “vernieuwing”. Dat is namelijk een daad van hoogmoed: het beter willen weten dan God, die zich in de Koran volmaakt geopenbaard heeft zoals Hij wil. Gelijkheid wordt in de Koran verketterd als een vorm van ondankbaarheid voor de overvloed die je van God gekregen hebt, en die nu eenmaal niet gelijk verdeeld is. Vrijheid die het recht betekent om anders te handelen dan Gods wet voorschrijft, is uiteraard uit den boze.

Islamologen Stijn Aerts en John Nawas betogen dat alleen een bepaalde, literalistische lezing van de tekstbronnen het gedrag van het Kalifaat kan rechtvaardigen. Zij beschuldigen de radicalen van selectief citeren en “knip- en plak-islam”, maar die aantijging kan zeer wel omgedraaid worden. Zo bevat het “vers van het zwaard” (Koran 9:5) bevat geen verdraagzaam en “vredevol” (p.119) staartje tegenover ongelovigen waar het zegt dat de wapens moeten neergelegd worden als de vijand het gebed opzegt – dus als hij moslim wordt. Het vers, de Schriftuurlijke onderbouwing van de dwangbekering, zegt niets minder dan: bestrijd de ongelovigen, maar sluit vrede met de nieuwe moslims.

Mohammed Achaibi heeft het niet zozeer over de islamleer, wel over de mosliminstellingen in België, onder meer over de Executieve waarvan hij ondervoorzitter is. Hij erkent terloops de ruimhartige hulp die de moslims in de beginjaren vanwege de Vlamingen gekregen hebben, ook in hun zelforganisatie.

Heel voorspelbaar dedouaneert hij de georganiseerde islam door te stellen dat die en de radicale islam twee verschillende werelden zijn – al beroepen ze zich op precies dezelfde islam. Zij hebben inderdaad een verschillende strategie tegen de ongelovigen. Ten eerste ziet de geïnstitutionaliseerde islam maar weinig moslims daadwerkelijk als ketters, feitelijke afvalligen tegen wie geweld mag gebruikt worden – zoals het Kalifaat doet met de sjiieten. Als al het geweld tussen moslims onderling tegen de niet-moslims zou gericht worden, zou de islam sneller vooruitgang boeken.

Ten tweede is hij minder dramatisch en effectiever: laat de islam groeien door geboorte- en migratie, dan zal hij via het bestaande meerderheidsstelsel vanzelf de macht veroveren; al die aanslagen maken de slapende honden maar wakker. Het doel van de Profeet was tenslotte de macht, en slaafneming of djihaad waren maar middelen daartoe, die vandaag door andere middelen mogen vervangen worden, mits de beoogde verovering maar verwezenlijkt wordt. In die zin geldt wat de Franse auteur Guillaume Faye geschreven heeft: “De islam is gevaarlijker dan het islamisme.”

Overigens moet hier aangestipt worden dat – in een cynische lezing – de recente geweldgolf voor de islam in het Westen een zeer goede zaak is. Publicitair is hij weliswaar slecht, want al te veel ongelovigen hebben nu een hartgrondig negatief beeld van de islam, maar die weerstand is onbelangrijk en wordt door de westerse overheden zelf verzwakt en bestreden, zie bijvoorbeeld de redes van Angela Merkel naar aanleiding van de betogingen tegen de islamisering van Pegida, en de tegenbetogers daarbij.

Maar institutioneel is die islamitische geweldgolf zeer voordelig – in dezelfde lezing - zoals dit boek goed illustreert: hoe meer geweld en andere problemen vanwege de radicale islam, hoe meer steunbezoeken aan moskeeën, hoe meer gesubsidieerde islamopleidingen, hoe meer erkenning van de officiële islam, want dat heet de beste remedie te zijn tegen de radicale islam te zijn.

Bart De Wever bestrijdt de hard drugs in zijn stad. Daartoe heeft hij het verbod op softdrugs strakker aangehaald want “elke harddruggebruikers is met softdrugs begonnen”. Wel, elke djihaadstrijder zonder uitzondering is met de islam begonnen. En dan zouden wij nu softdrugs als de gouden remedie tegen hard drugs moeten beschouwen?

De tribale islam

Tenslotte, de enige bijdrage die vertaald moest worden, van de veelbesproken Franse islamoloog Rachid Benzine.

Hij toont terloops aan dat het hedendaagse verhaal (van Christoph Luxenberg) dat in het paradijs geen maagden de strijder opwachten maar alleen “witte druiven”, strijdig is met een aantal Koranverzen. De meelezende djihaadstrijder kan dus gerust zijn: hij krijgt wel degelijk 72 maagden. Ook toont hij aan dat de door zijn medeauteurs achteloos gebruikte term “grote djihaad” (overdrachtelijke “strijd” tegen je eigen zondigheid) niets met de grondslagen van de islam te maken heeft, maar pas later ingevoerd is. Voor de Profeet beduidde djihaad (fi sabil Allah), “inspanning (op Gods weg)” zijn eigen heel concrete en materialistische overvallen op karavanen, compleet met buit, gijzelaars (die met zijn goedkeuring verkracht werden) en losgeld. Niks “innerlijke strijd”, de authentiek islamitische opvatting van djihaad betreft wel degelijk de (later zo genoemde) “kleine djihaad”, de fysieke strijd.

Benzine is al met de dood bedreigd als vermeende vijand van de islam, en dat respecteer ik, maar sommige van zijn fans trekken uit zijn Koranlezing toch weer een pro-islamitisch interpretatie die ik er helemaal niet in kan vinden. Hij wijst er zo op dat de Profeet luidens de Koran een aantal malen ernstig beledigd werd (merk dus op dat de eerste islamcritici zijn eigen stamgenoten waren; islamkritiek heeft niets met “racisme” te maken), maar dat daar geen wraak op volgde. Aha, zie ik de islampleitbezorgers al denken, de “échte” islam is dus niet fanatiek.

In Mekka, en nog deels in het begin van zijn verblijf in Medina, was de Profeet op dat moment echter nog niet in een positie om gramschap met daden hard te maken, en mogelijk is ook zijn bereidheid tot moorden maar geleidelijk gegroeid. Tot dusver is Benzines “contextualisering” heel nuttig. Maar eens Mohammed aan de macht was, liet hij de bekende critici buiten zijn machtsgebied vermoorden, en die erbinnen (zeker na de verovering van Mekka) terechtstellen. Daarvan staan heel wat voorbeelden in de Sira (biografie van de Profeet) en Ahadith (overleveringen). Het is vooral op de Ahadith dat de islamwet gebaseerd is, ongeacht dat zij pas lang na de dood van de Profeet op schrift gesteld zijn. Alle rechtsscholen van de islam hebben als continue jurisprudentie dat de straf voor de belediging van de Profeet de doodstraf is. Dat is niet “radicaal”, de moord op de Charlie-cartoonisten was gewoon de toepassing van de islamwet.

Dat wordt door Benzine trouwens niet met zoveel woorden ontkend. Maar voor vele andere moslims is dit duidelijk een heel lange brug te ver. Nochtans raakt dat gewelddadige voorbeeld van Mohammed meer en meer bekend. Eddy Daniels bespreekt dat uitvoeriger in ‘Imams draaien zich vast in taqiyya’.

Maar Benzine heeft wel de verdienste dat hij die primitieve en uiterst gewelddadige regels expliciet aanmerk als dusdanig en volstrekt onaanvaardbaar anno 2015.

Maar dat neemt niet weg dat de Mekkaanse verzen, die getuigen van de zeden van de tribaal-heidense eerder dan van de islamitische samenleving, wel degelijk satire en kritiek toelieten – de arme Arabieren hadden weinig anders, en Mohammed kon nog niet anders dan hen te incasseren. Zelfs al zijn ze “opgeheven”, Koranverzen zijn voor hedendaagse djihaadstrijders toch wel gezaghebbend, dus als ze hen ervan kunnen weerhouden, schrijvers of karikaturisten te vermoorden, dan moet dat in de praktijk wel geprobeerd worden.

Je zou dus kunnen vaststellen dat sommige delen van de Koran in strijd zijn met de klassieke islam, waarin latere verzen de eerdere “opheffen”; en dat de djihaad en het sterven voor Allah niet in de eerste, tribaal-heidense maar alleen in de tweede, echt-islamitische (dus: door de islamleer gaandeweg geïnformeerde) context thuishoren. Fijn, maar wie daarop het vrijpleiten van de islam van de djihaad-misdaden wil bouwen, zal daar een hoge prijs voor betalen: de ontbinding van de islam zelf.

Naar eigen zeggen is de islam “een zoomloos kleed”: trek er één draadje uit en het hele kostbare weefsel komt los. Dus pas de modern-kritische historisch-filologische methode toe op de grondteksten van de islam, bijvoorbeeld om een onwelgevallig vers weg te verklaren (zoals islamvrienden plegen te doen), en ook andere verzen komen op losse schroeven te staan. Eens je het leven van Mohammed gaat “contextualiseren”, dus ontdoen van zijn absoluutheid (die voor moslims logisch uit zijn goddelijke oorsprong volgt), dan is er geen reden meer om die toevallige zakenman uit 7de-eeuws Arabië na te volgen.

Een aantal feiten uit Mohammeds leven worden op tribale conventies teruggevoerd. In de tribale samenleving was oorlogsvoering soms een plicht, onder meer om een stamlid te wreken: “Oog om oog, tand om tand.” Dat principe heeft een slechte naam in christelijke middens, maar het heeft vele levens gered. Het maakt namelijk dat je heel zuinig bent met geweld, want je weet dat het een reactie zal provoceren. Als Mohammed oproept tot oorlog, dan moest hij gezien zijn publiek rekening houden met deze beperkingen, en er dus geen bloedbad van maken. Zie je wel, zullen onze schaapjes daaruit afleiden, de islam is zuinig met geweld! Nee, de tribale cultuur, die heidens was, had deze oorlogsbeperkende conventies over eeuwen ontwikkeld. De beperking van het geweld was de verdienste van de heidenen (die vaak belasterd worden om de islam gunstig met hen te contrasteren), en de islam heeft daar juist geleidelijk een einde gemaakt.

Maar goed, als je één djihaadstrijder kan overtuigen om op zijn stappen terug te keren omdat Mohammed gezien de tribale conventie niet wenste dat een jongeman zijn stam verlies deed lijden door onnodig te sneuvelen, dan is dat mooi meegenomen. Het idee om je stam te laten verrekken en alleen God te dienen, is zeer islamitisch maar is strijdig met de tribale traditie. Wat je de Syriëganger moet voorhouden is dus: volg niet de islam maar wel de heidense conventies.

Benzine is er wellicht te intelligent voor, maar zijn islamofiele fans zullen in zijn tekst met gretigheid de redeneervorm “djihaad is niet de islam” herkennen en overnemen. Tja, dat type argument heeft weer implicaties die minder islamwelgevallig zijn. Behalve Mohammeds aanspraak op het Profeetschap is er weinig origineel aan de islam. Is, zoals altijd beweerd wordt, de vrouwenbesnijdenis on-islamitisch want al eerder betuigd? Wel, het vasten en de bedevaart naar Mekka werden overgenomen van het heidendom, de jongensbesnijdenis en het taboe op varkensvlees van de joden, het groepsgebed van de joden of christenen, en zo voort. Wil men de islam losmaken van de vrouwenbesnijdenis (die door Mohammed goedgekeurd hoewel niet verplicht werd), dan op dezelfde grond ook van het groepsgebed in de moskee, dan moeten ook alle sympathieke en neutrale elementen van de islam als “niet-islamitische” ontleningen aangemerkt worden. Dan moet de overheid ophouden, moskeebouw te faciliteren, want “die heeft niets met de islam te maken”.

Besluit

Dit boek bevat zeer veel informatie, zodat beleidmakers het beter niet negeren. Maar de wetenschappelijkheid en de overtuigingskracht ervan lijden niet weinig onder een manifeste partijdigheid: met alle geweld aantonen dat het Kalifaat “niets met de islam te maken heeft” en dat de toename van geweld door moslims hoofdzakelijk aan niet-moslims te wijten is.

Hier wordt dat niet zo cru gezegd als door John Kerry, David Cameron of andere onwetenden, maar het is wel degelijk deel van het opzet. Zelfs het redelijk islamkritische stuk van Rachid Benzine dient hier uiteindelijk om het islamkritische standpunt van zijn angel te ontdoen en de islam (dat hier eigenlijk tot het Arabische heidendom herleid wordt) van zijn gewelddadige eigenheid te bevrijden.
De meeste auteurs hebben zich duidelijk nog niet afgevraagd, zoals veel moslims zoals Afshin Elian, Benzine, Kurucan, en ook Rudi Dierick al wel deden, namelijk waarom dat religieus gemotiveerde geweld door moslims over heel de wereld voorkomt en overal sterk vergelijkbare kenmerken vertoont - ook in zo goed als alle islamitische landen zelf - en waarom er zoveel slachtoffers van het geweld van moslims te vinden zijn onder (arme) zwarten van animistische of christelijke overtuiging, of net zo goed onder 'andersdenkende moslims'.

Kan je verdraagzame “Mekka-moslims” tegenover fanatieke “Medina-moslims” stellen? De islam is zich bewust van de tegenstrijdigheid van de twee fasen in de “openbaring” van de Koran, en lost deze op door de “opheffing” van Mekka-verzen door daarmee strijdige Medina-verzen, dus deze laatste zijn onversneden islamitisch, de eerste zijn maar een voorlopige zoetwater-islam. Merk op dat de eeuwige Allah zelf in die 22 jaar openbaring (610-632), een voor Hem heel korte periode, toch nog van gedacht wist te veranderen. Voor het Opperwezen een vreemde zaak, maar in 22 jaar van een mensenleven heel gewoon, dus een aanwijzing dat de Koran een product van de menselijke geest is. En dat het basispostulaat van de islam, namelijk de goddelijke oorsprong van de Koran, fout is.
Kan je de islam hervormen? De meningen daarover zijn verdeeld.

Volgens mij niet. Je kan wel moslims laten groeien (bijvoorbeeld met progressieve achterlating van de islam), maar de islam zelf heeft zijn essentie. Postmoderne academici haten “essentialisme”, en daarom zullen zij nooit met islamtheologen kunnen praten, want voor dezen is het evident: verander iets aan de essentie van de islam, en het is de islam niet meer. Contextualisering betekent noodwendig de erkenning dat de “openbaring” van de Koran gewoon een menselijk en historisch verschijnsel was, niet een unieke goddelijke ingreep in de geschiedenis. En dan is het de islam niet meer.

Dat is dwingende logica: de kernleer van de islam is een begoocheling. Burgers hebben de vrijheid om in Ufo’s, in Atlantis of inderdaad in een goddelijke Koran te geloven, dus wij willen niet afdingen op de onverkorte godsdienstvrijheid van moslims. Maar beleidmakers, en a fortiori de intellectuelen die zulk boek schrijven, moeten, ongeacht de diplomatieke gestes jegens de moslimgemeenschap waartoe ze verder kunnen besluiten, uitgaan van een zo waarheidsgetrouw mogelijke kijk op het voorliggende dossier. Hun besluiten en beleidsdaden moeten uitgaan van een zo juist mogelijk inzicht in de om aandacht vragende ideologie, namelijk: de islam is een begoocheling.

Patrick Loobuyck, red.: De lokroep van IS. Syriëstrijders en (de)radicalisering, Pelckmans, Kapellen 2015.


 

Labels: , , ,

Read more...

5 november 2014

Wat te doen met de nieuwe Oostfronters?


 


 

De overheid organiseert en subsidieert de islamisering. Zij voorziet moskeeën en onderricht in de islam, en faciliteert opleidingen voor imams en islamitische rechtsgeleerden, met als rechtvaardiging dat zij aldus een “Europese islam” wil promoten. Maar wanneer jongeren dan de aangeboden islamleer ernstig gaan nemen, dan panikeert zij over “radicalisering”.

Met name vervolgt en bestraft zij de recrutering van Syriëgangers, en het naar Syrië trekken zelf. Onder meer de burgemeesters van Vilvoorde, Mechelen en Antwerpen zijn voor een strenge bestraffing van de Syriëstrijders. In het geval van de oud-Volksuniërs Bart Somers en Bart Dewever is dat wel merkwaardig, want zij zijn grootgebracht met de lotgevallen van de Oostfronters. Na onbeschrijfelijke ellende doorstaan te hebben, na de meesten van hun kameraden aan flarden te hebben zien schieten, na de bittere nederlaag, kwamen zij terug in hun thuisland waar hun geen welkom wachtte, geen troost, geen dankbaarheid, maar mishandeling en opsluiting. En dat willen zij nu in verdunde vorm de Syriëgangers aandoen.

Wat doen die Syriëstrijders dan dat zo erg is? Zij verlaten hun veilige comfortabele bestaan in onze welvaartmaatschappij om ginds aan het front in de woestijn hun leven te wagen. Voorzover hun persoonlijke situatie een rol speelt, zijn het meestal jongeren die hun school niet hebben afgemaakt of die werkloos zijn, en die doen wat jonge mannen in hun situatie al duizenden jaren gedaan hebben: de veilige maar saaie uitzichtloosheid vaarwel zeggen en zich opwerken door soldaat te worden. Voorzover zij of hun familie voor de camera’s het “racisme” van de genereuze gastmaatschappij de schuld geven, praten zij alleen maar ambtenaar Jozef De Witte of de van hogerhand gesubsidieerde werkgroep KifKif na. Voorzover de islam de motivatie voor hun engagement vormt (dus voor zeker 90%), passen zij slechts de lessen toe die zij in erkende en gesubsidieerde islamopleidingen geleerd hebben. Voorzover zij zich tegen de regering-Assad keren, doen zij slechts het vuile werk van de strijd tegen een bewind dat in onze media en door onze politici grondig zwart gemaakt is. Hun indoctrinatie in de leer die tot deze strijd motiveert, is te bekritiseren, dus bestrijd gerust de islam, en de westerse partijdigheid tegen Bashar Assad is ongenuanceerd en ongeïnformeerd, dus ontwikkel gerust een preciezer en evenwichtiger standpunt over de kwestie-Syrië. Maar de moed en het engagement van die jongeren zijn onbetwistbaar.     

Ook de zeldzamere djihaadmeisjes verdienen een betere pers. Dat zijn voorname meisjes die via hun sluier duidelijk maken dat zij de mannen op afstand houden, geen lichtekooien zoals zij hun ongesluierde westerse zusters zien. Toch gaan zij aan het front in Syrië hun seksuele diensten aanbieden, en wel aan echte mannen: degenen die zonder enige druk van buitenaf vrijwillig voor het leven aan het front kiezen, en die bereid zijn om morgen te sneuvelen voor de zaak waarin zij geloven. Syriëstrijders die naar huis terugkeren, kunnen volop rekenen op steun uit de moslimgemeenschap, en krijgen veel applaus. Maar applaus is goedkoop, dat kan iedereen geven. Deze meisjes zetten zichzelf in, hun lichaam en hun toekomst. Zij geven geen triestige troostprijzen, wel de hoofdprijs: zichzelf.

Stel je voor dat je zo’n strijder aan het woestijnfront bent. In de gevechten van vandaag heb je je beste kameraad zien sterven, en je weet dat het morgen jouw beurt kan zijn. Zou je die nacht geen troostende gezellin willen? Zou je op diep biologisch niveau niet de gelegenheid willen om je genen voort te planten daar jijzelf morgen kan sneuvelen? Goed, aan die nood kan verholpen worden: je kan een Assyrische vrouw verkrachten, of twee of drie. Je kan op de slavenmarkt voor een vriendenprijsje een Jezidi seksslavin kopen. Maar nu is er een eerbaar alternatief: je kan met een buitenlandse djihaadvrijwilligster trouwen. Wat een dienstverlening. De dienst die zij verlenen, is uiterst genereus en onbaatzuchtig, en uiterst realistisch, want hij beantwoordt op een onsentimentele manier aan een acute nood.

Zulke jongeren zou je bij terugkeer willen straffen? Zij hebben geen vijandelijk leger vervoegd, want België is niet in oorlog met hen, dus zij hadden alle recht om bij die milities hun leven te gaan wagen. Zelfs met het Kalifaat is België nog maar sedert enkele weken in oorlog; toen die jongeren vertrokken, was er nog geen oorlogsverklaring. Overigens zijn regeringen die zo om de tedere gevoelens van de moslimmassa’s bekommerd zijn, wel bijzonder dwaas om zich tegen een macht te keren die door steeds meer moslims als het Kalifaat erkend, en door alle moslims alleszins als moslim herkend wordt. De kalifaatstrijders hol en valselijk als “monsters, geen moslims” beschrijven, zal niemand bedriegen behalve jezelf.

Nee, de djihaadstrijders die met vervolging en repressie bestookt worden, zijn slechts het slachtoffer van het pro-islambeleid van onze overheden. Omdat men de islam zelf uit de wind wil zetten, en omdat men de eigen facilitering van de islamisering tegen kritiek wil afschermen, maakt men maar een zondebok van de jongeren die door de islam en door ons islambeleid gekneed zijn.

Men moet niet de gevolgen bestrijden, namelijk het engagement in de djihaad, maar wel de islam zelf. Omdat ik wel eens de vraag krijg hoe ik mij een anti-islambeleid voorstel, zal ik eerlijk zeggen dat ik ondanks wat ideeën ook niet het sluitende antwoord heb. Maar als al onze beleidmakers de laatste decennia nu eens niet besteed hadden aan het verzinnen van smoezen om hun pro-islambeleid te rechtvaardigen, dan hadden we zeker al verder gestaan. Om echter geen forfait te geven, en omdat dit probleem inderdaad dringend om een oplossing vraagt, zal ik toch een paar suggesties doen.

  • Stel jongeren in hun opleiding en via de algemene cultuur bloot aan de onverbloemde gegevens over de islam. Islamleergangen hoeven niet eens in hun vrijheid beknot te worden, maar zorg dat seculiere en ontmythologiserende informatie over de islam voorradig is en de jongeren daadwerkelijk bereikt. Doe daarvoor niet zozeer beroep op bronnen waaraan Westerlingen zich laven, zoals Daniel Pipes’ Middle East Forum of Robert Spencer’s Jihadwatch, maar de forums van ex-moslims zoals faithfreedom.org van Ali Sina (schuilnaam van een Canadese Iraniër) of islam-watch.org van Ibn Warraq (schuilnaam van een Britse Pakistani), of het werk van Anwar Sheikh, Afshin Ellian of Ayaan Hirsi Ali. Geef ook toe aan de eis van moslimjongeren om in het onderwijs meer aandacht te besteden aan moslimdenkers, maar vertel dan het hele verhaal, bv. het “racistische” oordeel van Ibn Chaldun over negers, of het verslag van de Marokkaanse wereldreiziger Ibn Battuta over de slavernij in het Delhi-sultanaat. Stel onze Berber-jongeren in kennis van het motto van de in 1998 door djihaadstrijders vermoorde Algerijnse zanger Lounès Matoub: “Ni Arabe ni Musulman.” Er is niets intrinsiek islamitisch aan onze moslimjongeren, niets dat ze er niet kunnen afwassen.       
  • Herinner je hoe Vlaanderen ontkerkelijkt is: de conformistische massa verliet de Kerk zodra een kritische massa de stap gezet had en kerkgang als ouderwets was gaan gelden. Het geloof werd iets aftands en zelfs wat belachelijk, iets waar men niet meer mee geassocieerd wou worden. Nochtans heeft het christendom een veel bredere basis en staat tegenover elk verwerpelijk Bijbelzinnetje één dat aanbevelenswaardig of zelfs zeer inspirerend is. Vergewist men zich echter onbevangen van Mohammeds woorden en daden, dan blijft er echt zeer weinig over om na te volgen. Moslims zelf zullen verrast vragen: “Oh, is het dát maar?”
  • Moslims moeten het uiteindelijk zelf doen, hun islam ontgroeien. Leg dit natuurlijk proces echter niets in de weg, blijf niet kunstmatig de islam ondersteunen en voordelen geven.

Sommige teruggekeerde Syriëgangers zullen ontgoocheld zijn, anderen echter des te meer bezield met het djihaadvuur. Voor die laatsten gelden de bestaande veiligheidsmaatregelen, welbekend aan onze geheime dienst. Het concrete gevaar dat zij betekenen, moet in eerste instantie zeker in het oog gehouden worden. Maar het is niet hun ideologische radicalisering die het voorwerp van repressie moet zijn. De gedachten zijn vrij, en sommige jongeren in elke generatie zullen met minder dan de radicale versie van hun ideologie toch geen genoegen nemen. Het is die ideologie zelf, de islam, die verdient gedeconstrueerd te worden.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten