20 september 2013

Werk aan de winkel voor de partijgangers van de democratie


Op 1 september 2013 hield de stad Sint-Niklaas op initiatief van de vakbonden een referendum over het plan tot privatisering van de vuilnisophaling. Een minderheid van de bevolking ging stemmen en verwierp met grote meerderheid het plan. Het stadsbestuur besloot echter om met de uitslag van het referendum geen rekening te houden en zijn plan gewoon uit te voeren.

Volgens de SP.a-congrestekst van 8 juni 2013 betekent vrijheid dat "burgers voortdurend betrokken worden bij het beleid via allerlei vormen van participatie". Ook Groen wil "bestaande inspraakprocessen bijsturen en uitdiepen, bv. via adviserende volksraadplegingen, maar ook via bindende referenda". Toch beslissen zij, samen met de N-VA, om het referendum te negeren. Het democratisch palmares van de  N-VA en de SP.a is niet al te roemrijk, dus die stellingname is geen verrassing. Van Groen valt deze démarche tegen de directe democratie ons echter tegen. Natuurlijk zullen ook de ecologisten aan de directe democratie gaan twijfelen eens er een “populistisch” referendum over bijvoorbeeld de inwijking aan de orde komt; maar hier ging het over een marginaal onderwerp, bovendien één dat juist de progressieven na aan het hart zou moeten liggen: de verdediging van de overheidsbedrijven tegen de “neoliberale” privatisering.

We hebben weer eens de bekende litanie van argumenten gehoord om het negeren (of naar de toekomst toe, het afschaffen) van het referendum te rechtvaardigen. Zo luidt het dat maar een minderheid van de kiezers tegen het plan gestemd heeft. Het stadsbestuur rekent dus vrolijk de niet-stemmers bij de tegenstemmers. Het veelgebruikte stelsel van het quorum, een minimumpercentage om de stemming geldig te laten zijn, heeft altijd dit perverse effect. Vaak doet de lobby voor wie de nederlaag dreigt, een oproep om niet te stemmen, in de hoop dat het quorum dan niet gehaald zal worden. De verliezende partij vraagt er zelf om dat haar stemmen en de niet-stemmen van de afwezigen bij elkaar geteld worden, en de politieke klasse geeft haar maar wat graag haar zin.

In verkiezingen voor een vertegenwoordigende vergadering gebruikt men geen quorum, en zelfs daar haalt men vaak geen meerderheid. De EU-verkiezingen, bijvoorbeeld, doen in vele landen maar 30 tot 40% van de kiezers naar de stembus komen. Bij referenda wordt dit effect nog versterkt doordat vele kiezers de moeite niet nemen juist omdat zij vrezen dat de uitslag genegeerd of zelfs niet geteld zal worden. Het democratische standpunt hierover is dat de niet-stemmers ongeacht hun aantal aan de stemmers een mandaat tot beslissing nemen, een beginsel dat reeds bij parlementsverkiezingen toegepast wordt. Weg dus elke formele of informele hantering van een quorum.

In dit geval verloor het referendum wel aan geloofwaardigheid doordat het er kwam op initiatief van de vakbonden. Deze hebben niet bepaald een democratisch palmares. Bij andere gelegenheid staan zij niet bekend als voorstanders van, laat staan als ijveraars voor, het referendum. Maar laten we het optimistisch bekijken: dit ontypische engagement voor de volksraadpleging, hier als laatste redmiddel voor de overheidstewerkstelling van de vuilnismannen, had de vakbonden op de weg van de directe democratie kunnen zetten.

Internationaal hebben enkele ontwikkelingen nogmaals het problematische van de democratie scherp gesteld. In Istamboel hebben jongeren en vrijheidsgezinden een agitatie op het getouw gezet tegen de regering van eerste minister Recep Tayyip Erdoğan. Ze noemden hem daarbij een “dictator”, een term die volgens wijlen Moammar al-Qaddafi en wijlen Saddam Hoessein niets goeds voorspelt. Erdoğan reageerde zoals destijds Charles De Gaulle op mei ’68: hij mobiliseerde de massa’s uit de provinciesteden en de armenwijken om zijn critici eraan te herinneren dat hij wel degelijk de steun van de meerderheid van de Turkse bevolking geniet. Hij is tenslotte herhaaldelijk parlementair-democratisch verkozen. In dit geval was er waarschijnlijk zelfs geen tegenstelling tussen parlementaire en directe democratie, want het is helemaal niet zeker dat een volksstemming over de onmiddellijke aanleiding tot de agitatie (de toekomst van het Gezi-park) Erdoğan in de minderheid zou gesteld hebben. In ieder geval toont de situatie in Turkije dat liberale ideeën die op een conservatieve meerderheid stuiten, niet democratisch kunnen doorgevoerd worden. De agitatoren van mei ’68 hadden het daar al moeilijk mee: het “klootjesvolk” bleek niet geïnteresseerd in hun vernieuwingen. Het enige wat je in zo’n situatie (soms) kan doen, is in een beperkt domein als experiment je hervorming doorvoeren en dan door de goede resultaten de sympathie van de bevolking winnen, genoeg om alsnog toch een referendum of een parlementaire meerderheid te winnen.

In Egypte hebben de liberalen en zelfs veel van de vroegere kiezers van de regerende Moslim-Broeders gejuicht  voor een militaire staatsgreep. Dat lijkt wel het ultieme failliet van de democratie. Anderen zullen er echter de ultieme overwinning van de democratie in zien: premier Mohamed Morsi ontpopte zich tot een dictator (alweer dat onheilspellende woord) en het leger deed slechts zijn democratische plicht door hem bijtijds tegen te houden. Eigenlijk deed het wat het Duitse leger in 1933 had moeten doen. Bovendien was de overwinning van de Moslim-Broeders een jaar eerder niet zuiver op de graat: er was  veel verkiezingsfraude gepleegd. En hun programma staat alleszins haaks op de democratie: niet de mens maar God bepaalt de wetten, zo leren de Broeders. Toch heb ik er gemengde gevoelens bij. Zoals het Algerijnse Front Islamique du Salut in de jaren 90 recht had op zijn stembusoverwinning (terwijl er nu veel bloed gevloeid is om het van de macht weg te houden), zo had ook in Egypte de nu eenmaal aanwezige parlementaire democratie haar beloop moeten krijgen. Hoogstens is de staatsgreep als een minste kwaad te aanvaarden.

Anderzijds herinnert de Egyptische ervaring er nog maar eens aan dat we de democratie niet moeten verabsoluteren. Zij is een politiek stelsel dat maar werkt als de bevolking een zekere beschaving heeft. Ze is zelf bevorderlijk voor het ontwikkelen van die beschaving, maar is niet onkwetsbaar voor sommige rampscenario’s. De veelgenoemde terdoodveroordeling van Socrates door de Atheense democratie herinnert eraan dat het voor een meerderheid zeer wel mogelijk is om tot de moord op een ongewenst individu, of zelfs op de hele minderheid, te besluiten. Als een grote groep van de kiezers de stembusuitslag gebruikt om de stembus buiten werking te stellen in naam van een theocratisch stelsel, dan kan de stembus zelf daar niets aan doen. Er is dan een metapolitieke ingreep nodig om het denken van die meerderheid te beïnvloeden en haar die theocratische ideologie uit het hoofd te praten. Democratie bestaat niet in een vacuüm, ze is afhankelijk van een mentaliteit bij de bevolking.

Dat gezegd zijnde, moet vastgesteld worden dat de echte, directe democratie geen rol speelt in de debatten. Niet in Turkije of Egypte, maar zelfs ook niet in eigen land. Na de Burgermanifesten van Guy Verhofstadt werd er tenminste gepraat over het referendum. Met de Europese grondwet leek er even ook een nationaal referendum te zullen komen, een ijsbreker voor het beginsel van de directe democratie. Dat werd nipt afgeschoten, en sindsdien is het thema directe democratie aan de einder weggestorven. Dat is geen reden om het op te geven, maar het feit moeten we wel vaststellen: niemand van belang neemt de democratie ter harte.     
 
 
(Klein Pierke, 18 sep 20&3)

Labels: , , ,

Read more...

22 februari 2007

Vlaamse racisme-industrie (Hoegin)

Wouter van BellingenVlaanderen kent al enkele jaren iets dat best omschreven kan worden als een racisme-industrie. Telkens er verkiezingen in zicht zijn steekt die industrie ijverig een tandje bij, maar af en toe ontploffen de halfafgewerkte producten van die industrie in de gezichten van de producenten. Hoe het met Wouter van Bellingen zal aflopen valt op dit ogenblik niet te zeggen, maar dat er een geurtje aan deze zaak zit is nu reeds duidelijk.

Wie herinnert zich nog het geval-Remmery? Het hele land werd wekenlang in rep en roer gehouden, en zelfs het Hof liet zich gewillig inschakelen om de zaak toch maar zoveel mogelijk op te blazen, te rekken en uit te buiten. Vandaag blijft er weinig of niets van over: dat Naïma Amzil het slachtoffer was is duidelijk, maar de kern van de zaak had uiteindelijk niets met racisme te maken en was eigenlijk niets meer dan een vulgaire historie die zo zou passen in een derde-rangs soap.

We maken een sprong in de tijd en komen uit bij het geval-Sarrokh een paar weken geleden. Als een donderslag bij heldere hemel werd hij in de media gelanceerd als het slachtoffer van een grotesk geval van racisme, daarbij gesteund door de racisme-KMO Divers & Actief. Twee dagen duurde dit circus, tot één of andere blogger (jaja, eigen lof stinkt) vanop duizend kilometer afstand eens bij Google ging kijken of dit geval van vermoorde onschuld soms geen elektronische sporen had nagelaten op het internet. Blijkt de man op de lijst van de MDP gestaan te hebben, waarna Abdel Ani Sarrokh even plotsklaps als hij verschenen was weer uit de media verdween. Of toch niet: een week later verscheen er in De Standaard dan toch nog een artikeltje met deze keer wat échte achtergrondinformatie over de man, aan de formuleringen te zien door de journalist in kwestie met de staart tussen de benen geschreven. En dat schrijft niet makkelijk. Wat mij nog het meest verwonderde is dat geen enkel, maar dan ook geen enkel lid van de verzamelde Vlaamse kwaliteitsredacties vóór mij op het idee was gekomen eens na te gaan wat die man in zijn leven zoal uitgespookt zou hebben.

Opvallend in die laatste zaak was ook hoe het CGKR, er anders toch als de kippen bij om elke vorm van werkelijk en vermeend racisme aan te klagen, zich volledig afzijdig hield. Geen burgerlijke partijstelling «voor alle zekerheid», of straffe uitspraken van een Jozef de Witte. Neen, niets van dat alles. Hadden zij wel hun huiswerk gedaan en wisten zij welk vlees zij in de kuip hadden met Abdel Ani Sarrokh? In dat geval kan je je afvragen waarom zij de doldraaiende journalisten niet een paar wenkjes hadden gegeven om de onzin te stoppen, wel wetende dat de waarheid vroeg of laat toch aan het licht zou komen?

En daarmee kunnen we terugkeren naar Sint-Niklaas en Wouter van Bellingen. Ook deze keer draaien de propagandamachines op volle toeren: drie koppels zouden geweigerd hebben te trouwen omwille van de huidskleur van de schepen. En vooral SPIRIT, de partij van Wouter van Bellingen, probeert het onderste uit de kan te halen met deze zaak, al wil burgemeester Freddy Willockx voor hen niet bepaald onderdoen. Maar zoals reeds gezegd: er zit een geurtje aan deze zaak. Ook in deze zaak houdt het CGKR zich opvallend afzijdig, hoewel er, zoals de zaak vandaag in de pers voorgesteld wordt, duidelijk sprake is van drie gevallen van stuitend racisme. En merkwaardigst van al: het Centrum wil niet eens zeggen waarom.

Naar de identiteit van die drie koppels is het ondertussen raden. Alweer volgens de pers, of beter, de commentatoren, zouden het raszuivere Vlamingen van het allerpuurste racistische soort moeten zijn. Of dat moeten we toch geloven. Dat nog geen enkele journalist à la Douglas de Coninck, anders niet vies van een stevig stukje onderzoeksjournalistiek als het de politieke zaak kan dienen, nog niet één van die drie koppels heeft kunnen ontmaskeren en hen eens goed aan de schandpaal heeft genageld kan niet anders dan een zeldzaam geval van journalistieke terughoudendheid genoemd worden. Kriebelt het dan niet om één van de trouwlustigen te ontmaskeren als jarenlang lid van het Vlaams Belang/Blok? En misschien heeft één van hen wel een grootvader die nog Oostfronter is geweest, stel je voor! Of zou er met die drie koppels iets aan de hand zijn dat het daglicht niet goed verdraagt – en dan hebben we het niet over hun racisme.

En er is nog meer. Op 21 maart gaat er in Sint-Niklaas een massatrouwpartij door, georganiseerd door «Sint-Niklaas gaat vreemd». Volgens Tessa Vermeiren in Knack is dat een «spontane» beweging, op gang gebracht door een «grappige opmerking» van Wouter van Bellingen. Er gebeuren daar in Sint-Niklaas de laatste tijd anders nogal veel «spontane» en «grappige» dingen, als je het mij vraagt. Zo bijvoorbeeld ook dat net nu Wouter van Bellingen in De Pappenheimers opduikt als onbekende Vlaming. Of beter gezegd, als ex-onbekende Vlaming. Van een toeval gesproken. Nu ja, dat optreden werd reeds maanden geleden vastgelegd, en het toeval zit 'm dus meer in het feit dat precies enkele weken geleden plots uit het niets drie racistische perfect anonieme trouwlustige koppels opdoken in Sint-Niklaas. Het plannetje van Wouter van Bellingen om in het programma zijn rol te spelen van onbekende Vlaming was daarmee ferm om zeep. Het zal je maar overkomen.

De vraag waar ik nu mee zit is hoe lang die Wase onzin nog zal blijven duren, en hoeveel van die koppels die op 21 maart aan die massatrouwpartij gaan deelnemen zich uiteindelijk mooi in het ootje genomen zullen voelen. Want van twee dingen één: ofwel zal vroeg of laat deze zaak leeglopen als een slappe ballon wanneer zal blijken dat er bedrog in het spel zit, ofwel is deze zaak («toevallig», «spontaan» en «grappig») mooi getimed om te passen in de verkiezingscampagne van kandidaat Wouter van Bellingen voor de kamerlijst van sp.a-SPIRIT in Oost-Vlaanderen. De controlecommissie voor de verkiezingsuitgaven kan misschien best voor 21 maart eens een bezoekje aan Sint-Niklaas plannen.

Labels: , , , , , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten