11 juli 2023

Koenraad Elst: ‘De wil van de kiezer uitvoeren, stel je voor!’

Koenraad Elst: ‘De wil van de kiezer uitvoeren, stel je voor!’ Vraaggesprek - 09/07/2023 Luc Pauwels Zopas publiceerde de bekende filosoof en oriëntalist Koenraad Elst een opmerkelijk werk over de onverkorte volkssoevereiniteit in Vlaanderen. De titel is meteen duidelijk: Leve het Volk! Strijdschriften over volkssoevereiniteit. Een absolute aanrader en reden om de auteur te interviewen. Wat is ‘directe democratie’, een begrip dat u in uw boek vermeldt? Koenraad Elst: ‘Dat is het politiek stelsel waarin het volk zelf beslissingen kan nemen. Voor de lopende zaken geeft het een mandaat aan vertegenwoordigers, maar wanneer het een hangende kwestie belangrijk genoeg vindt, kan het dat mandaat terugnemen en zelf per volksraadpleging een beslissing nemen. Geen adviserend maar een bindend referendum, zoals in Zwitserland. Denkmeesters van deze stroming, zoals Jos Verhulst of wijlen Jos de Man, zijn dun gezaaid.’ Vanwaar die titel, ‘Leve het volk!’? ‘Dat zijn Mao Zedongs openingswoorden van de Culturele Revolutie. Dat was in 1966, toevallig ook het stichtingsjaar van de Nederlandse radicaal-democratische partij Democraten ’66 (D’66), die destijds de directe democratie nastreefde. Mao was een tiran, maar wel een geniaal strateeg. We kunnen van hem leren. Neem bijvoorbeeld zijn inzicht dat een omwenteling maar mogelijk is door een voorhoedepartij. Zo is de Arabische Lente mislukt omdat zijn charmante vrijheidsprikkel niet gedragen werd door een voorhoede die de actuele toestanden met het staatkundige einddoel kon verbinden en tegelijk voeling had met het volk.’ ‘Diezelfde slogan wordt sindsdien door Chinese betogers pro-democratie gebruikt, zoals op het Tian’anmen-plein in 1989 of recenter in Hong Kong. Zij dachten daarmee een taal te spreken die de Communistische Partij zou overtuigen, want ook het maoïsme betuigde lippendienst aan de democratie. Bij ons vandaag treft die leuze de juiste toon, want ze legt de vinger op de wonde: de minachting van de elites voor het volk.’ Wat is er zo wenselijk aan democratie? ‘Anders dan de politici die ermee dwepen, wil ik ze niet idealiseren. Ik heb begrip voor de anti-democratische traditie die sinds Herakleitos en Plato de macht in handen van een wijsgeerkoning wilde leggen, niet in die van het domme en onberekenbare volk. Volstrekt alle argumenten tegen directe democratie komen eruit voort. Maar die aristocraten onderschatten de groeikracht van het volk, dat door Bildung boven zijn ongevormde komaf kan uitstijgen en dan geen bevoogding door een elite behoeft. Zij hadden ook geen notie van the wisdom of crowds.’ ‘Talloze politici verketteren volkssoevereiniteit als “populisme” en reserveren de term “democratie” voor de demonisering van hun tegenstanders als “ondemocratisch”. Zij leven in een anachronistische fantasiewereld, op sleeptouw genomen door hun eigen retoriek over “de jaren ‘30”. Na de nederlaag van het fascisme en de ineenstorting van het Sovjetstelsel is de vooroorlogse animus tegen de “bourgeoisdemocratie” gewoon weggestorven.’ ‘Bijvoorbeeld, onze Partij van de Arbeid wil Stalin niet openlijk ontrouw worden, maar heeft in de feiten het parlementaire multipartisme aanvaard. Zij is nu even “reformistisch” en “met de bourgeoisie getrouwd” als de door haar verguisde sociaaldemocraten. Het Vlaams Belang mag zich nog steeds op een etnisch nationalisme beroepen, maar ook zijn politieke bloedgroep heeft al lang de democratie aanvaard.’ ‘Behalve de politieke islam is het enige centrum van bewuste verwerping van de democratie de Chinese Volksrepubliek. Haar omarming van een soort vrije markt gaat niét samen met meer democratie. De eerste Chinezen die hier rond 1980 kwamen werken of studeren, waren defensief wanneer hun land op zijn gebrek aan democratie aangevallen werd. Ze waren wel voor democratie, zeiden ze, maar pas nadat er materiële welvaart is: “Wat zijn ze in India met hun democratie als ze geen eten hebben?” Maar tegenwoordig verwerpen ze de democratie als een intrinsiek slecht systeem. Liever vertrouwen zij op een meritocratische en zelfreinigende voorhoedepartij, ook na het maoïsme.’ U noemt dat despotisme? ‘In de politieke theorie heet dat despotisme: het volk dienen maar onmondig houden. Ook bij ons moeten we opkomen tegen dat despotisme, maar in het Westen wordt de naam ervan niet genoemd. Het heeft hier ook andere doelen dan de eigen volkswelvaart, waardoor het veel minder succesvol is dan het Chinese model. Voorbeeld bij uitstek is het immigratiebeleid, waar de Europese Commissie en de gerechtshoven de nuchtere volkswil saboteren, met als gevolg een enorme budgettaire en maatschappelijke kost die men in Azië krankzinnig en suïcidaal vindt.’ ‘In de ontsporingen van autocratische regimes zien we dan wat historisch aanleiding gegeven heeft tot het verlangen naar democratie: in plaats van de beslissingsmacht te leggen bij een mogelijk dwaze monarch, kwam ze te liggen bij degenen die de gevolgen van het beleid dragen, namelijk het volk. Despoten luisterden soms ook naar wat er leefde, maar de democratie waarborgt veel intelligenter die terugkoppeling tussen het beleid en zijn gevolgen.’ Is een kiesdrempel nuttig? ‘Grote partijen leggen kiesdrempels op om de kleintjes in de marginaliteit te houden. Idem voor het first-past-the-post-kiesstelsel. Voor het comfort van de regeerders zijn die kleintjes hinderlijk, maar democratisch gezien is het beter dat alle standpunten vertegenwoordigd zijn, zoals in het zuiver proportioneel samengestelde parlement van Nederland of Israël.’ ‘Soit, dat zijn discussies over punten en komma’s binnen de vertegenwoordigende democratie. Belangrijk is hier dat quota niet kunnen bij referenda. Vooraf bepalen dat een volksstemming maar geldig is bij bijvoorbeeld een deelname van 50 procent, leidt ertoe dat de zwakkere partij de stemming zal boycotten om het totale percentage onder de 50 procent te krijgen, wat niet kan bij parlementsverkiezingen. Nee, de kiezer die thuisblijft geeft daardoor in beide gevallen een mandaat aan wie wél deelneemt, dus een stembusgang is altijd geldig.’ ‘Gidsland Marokko’ schrijft u in uw boek. Hoezo dan wel? ‘Dat is te veel eer, maar vergeleken met de ellende in andere Arabische landen heeft koning Mohammed VI van Marokko het vrij goed gedaan. Na de Arabische Lente van 2011 voerde hij een gedeeltelijke democratisering door, om het lot te vermijden van de afgezette Egyptische autocraat Hosni Moebarak.’ ‘Je hebt de revolutionaire formule om absolute vorsten te verwijderen, die in Frankrijk en Rusland veel ellende ingeluid heeft, en de weg van de Britse “glorious, bloodless revolution” om macht van koning naar parlement over te dragen. In China heeft een verlichte voorhoede in 1895 geprobeerd om de keizerlijke dynastie tot een grondwettige monarchie naar Brits model om te vormen, maar het hof zelf draaide de hervorming terug, met haar eigen afzetting en een bloedige twintigste eeuw tot gevolg. Dat is wat de Marokkaanse bovenklasse zich van het lijf gehouden heeft. Je kan het repressieve tolerantie noemen, een beetje democratisering toestaan om een volledige democratisering te voorkomen, maar voor een moslimland was het een vooruitgang.’ Hoe staat de Vlaamse Beweging tegenover directe democratie? ‘Toen er sprake was van de invoering van een Europese Grondwet, hielden Frankrijk en Nederland een volksraadpleging, allebei met een meerderheid tegen. In België zat dat er ook in, en Walen en Vlamingen zouden tegen gestemd hebben. Maar, zowel op federaal als op Vlaams niveau, leverde een Volksuniesplinter de kantelmeerderheid tégen het uitschrijven van een volksraadpleging. Daar moet de Vlaamse Beweging niet fier op zijn.’ ‘Vandaag is Vlaams Belang sterk voor bindende volksreferenda. Dat kan zijn omdat de partij in de oppositie zit: als er regelmatig volksraadplegingen zijn, zal je ondanks het gebrek aan regeringsmacht toch soms je zin kunnen doordrukken. Eens een partij aan de macht deelneemt, verschrompelt de geestdrift voor de directe democratie vaak. Het alternatief is dat de partij echt principieel gehecht is aan de directe democratie.’ ‘Belgicisten spotten graag dat de Vlaamse Beweging geen volksraadpleging over Vlaamse onafhankelijkheid aandurft. Nu, je kan, op zijn Jan Jambons, weigeren om daarvoor een draagvlak te scheppen en vervolgens klagen dat er nu eenmaal geen draagvlak is. Maar juist het uitzicht op een volksraadpleging verandert de zaak. Nu zijn de Vlaamse slaapkoppen weinig politiek bewust, maar zoals de ervaring leert: dán wordt alle informatie gegeven. Er komen levendige debatten aan de toog, op televisie en op Twitter. Tegen de grote dag heeft het kiespubliek zich een gefundeerde mening gevormd. Die zal niet noodzakelijk het vierkant draaiende België verkiezen.’ Is de Brexit een positief of negatief voorbeeld van wat een referendum kan teweeg brengen? ‘Als Vlaming ben ik altijd sterk vóór de Europese integratie geweest, met de Britten erbij. Inhoudelijk had ik liever geen Brexit gezien, maar vanuit democratisch oogpunt demonstreerde het toch hoe het wél moet. Het afstaan van soevereiniteit aan de EU was vooral voelbaar rond immigratie. In overtreding van het EU-Verdrag van Dublin verklaarde Angela Merkel in 2015 de Duitse grenzen open voor zogenaamde vluchtelingen, wat hen meteen toegang tot het hele EU-grondgebied verschafte. De sfeer rond het Britse EU-lidmaatschap was tot dan redelijk gelijk opgaand, maar die anti-democratische gebeurtenis deed de weegschaal doorslaan.’ ‘David Cameron, die eerder nog een referendum over Schotse onafhankelijkheid geriskeerd en gewonnen had, nam ontslag in het voordeel van van Theresa May, een remainer. Maar terwijl de EU en de Britse culturele elite formules uitdacht om de uitslag te overrulen, richtte zij zich heel democratisch tot de kiezer: “Jullie hebben voor de Brexit gekozen, dus gaan wij die organiseren.” De wil van de kiezer uitvoeren, stel je voor!’ ‘De aardverschuiving in de verkiezingen van 2019 in het voordeel van de “pro-Brexit Tories” bewees dat, tegen de chagrijnige voorspellingen van de remainers in, de kiezer zijn Brexitkeuze niet betreurde. Helaas voor de volkssoevereiniteit hebben de Tories hem daarna in zijn gezicht gestampt met een uitgesproken pro-immigratiebeleid.’ En hoe moet het dan verder met de volkssoevereiniteit? ‘Deze verzameling publicaties van 1997 tot 2023 kan misschien een debat weer aanzwengelen dat rond het millenniumjaar op gang leek te komen. Guy Verhofstadts Burgermanifesten bewezen lippendienst aan de directe democratie, en die stond enkele jaren echt op de agenda, maar nu niet meer. In Nederland heeft D’66, ooit motor van voortschrijdende democratisering, mee geijverd om wat er aan mogelijkheden tot raadgevende volksraadpleging bestond, weer af te schaffen; namelijk uit vrees dat de ongewassen massa verkeerd zal stemmen. Onder politicologen zie ik vooral vijandigheid. Wij zijn dus marginaal. Of nee: wij zijn een voorhoede.’

Labels: , , , , , ,

Read more...

8 januari 2015

Interview gegeven aan Nationalistische Agenda (2002)


Punt: kroniek van een aangekondigde dood
 
Het nationalistische Werkerskollektief slaagde erin Koenraad Elst te strikken voor een vraaggesprek over het ter ziel gegane weekblad Punt. Een (na-)bespreking van Punt lijkt ons zinloos, vanwege de redactie van dit tijdschrift willen we enkel stellen dat, wat ons betreft, Punt een gemiste kans is voor al wie graag een tegenstem wenst te horen in de huidige berichtgeving.
Doctor Elst kan u even kort schetsen wie Koenraad Elst is en waar hij voor staat?
Ik ben in 1959 in Leuven geboren en ben in die toen nog tweetalige stad opgegroeid. Ik kom uit een katholiek gezin zonder banden met de Vlaamse beweging, laat staan het repressiemilieu. Het universele ware geloof stond centraal, niet de identitaire bekommernissen van uw beweging, die mij trouwens nog steeds vreemd zijn. In mijn puberteit kwam ik onder invloed van de linkse tijdsgeest en heb ik in heel wat betogingen meegelopen, de laatste was de anti-rakettenbetoging van 1983. Rond mijn twintigste zat ik vooral in het hippiemilieu, met alles wat erbij hoorde: cannabis, astrologie, Oosterse religies. Ik liet mijn studies vallen en deed klusjes allerhande, net genoeg om te leven en om cursussen te volgen van taijiquan, aikido en dergelijke. Om die dingen dan op wat serieuzere grondslag te zetten ben ik dan op mijn 26ste oriëntalistiek gaan studeren, Chinees, Sanskrit, Perzisch. En dan ben ik over dat soort onderwerpen beginnen schrijven, zeventien gepubliceerde boeken inmiddels, en enkele honderden artikels. In India geniet ik een zekere bekendheid als zijnde de enige oriëntalist die met enige sympathie over het politieke hindoeïsme schrijft.
Sommigen puren uit kennismaking met exotische culturen het wow-gevoel van hoe vreselijk anders die wel zijn. Zelf ben ik meer dan ooit overtuigd van de eenheid van het mensenras en van de menselijke ontwikkeling, waarin nu het ene en dan het andere volk het voortouw neemt. Ik bedoel daarmee geen oppervlakkig New-Age-gedweep over hoe “alle religie eigenlijk hetzelfde zeggen”, want ze verschillen wel degelijk, maar het is juist in hun afwijking van de universele ontwikkelingslijn dat ze verschillen. Vandaag zie ik  overal de geleidelijke eenwording van de wereldcultuur, en ik vind dat uitstekend. In plaats van energie te verspillen aan het bestrijden van het onafwendbare moeten we ons concentreren op de inhoud van de opkomende wereldbeschaving. Mijn bezwaar tegen de islam is dus allerminst van identitaire aard, het gaat er niet om dat de islam hier een Fremdkörper is, wel dat hij een verstikkende en vooral onware dwaalleer is.
In nummer 1 van het weekblad Punt stelde hoofdredacteur Peter De Roover dat het begrip weekblad bij ons in 2001 een heel eigen betekenis kreeg. Het aantal nieuwe bladen dat verscheen en ook weer verdween, is haast niet op twee handen te tellen.
Ja, “weekblad” betekent stilaan: een blad dat een week lang bestaat.
Het jaar 2002 was nog maar pas begonnen en opnieuw bood er zich een nieuw weekblad aan. Blijkbaar was er dan toch een markt voor nieuwe initiatieven. Wat liep er fout? Of anders gezegd, waarom slaagde Punt er niet in zich te onderscheiden van wat de potentiële lezer reeds in de krantenkiosken vonden? Was Punt dan geen meerwaarde voor de abonnee van Trends, Knack, Journaal, ’t Pallieterke of Doorbraak, om maar die te noemen? De algemene teneur over Punt was achteraf dat, enkele artikels niet te na gesproken, het saaie en opgewarmde kost was.
De kwaliteit en het nieuwsgehalte gingen in stijgende lijn, maar tegen dat het op iets trok, was het al te laat. Het eerste nummer heeft het project de das omgedaan. Dat was, in de woorden van Mark Grammens, “van een wezenloze banaliteit”. Toevallig het nummer met het laagste Elst-gehalte, haha, twee bladzijden ocharme. Wij hebben ons achteraf met enig afgrijzen afgevraagd waarom wij het futloze van dat eerste nummer niet tijdig ingezien hebben. En het antwoord is, vrees ik, dit: wij waren zo gefixeerd op de zorg om er vooral geen Blokblad van te maken dat we opgelucht waren toen we vaststelden dat dat ons alvast gelukt was. De bekommernis om niet meteen als extremistisch afgeschoten te worden, deed ons de zorg om nieuwswaarde uit het oog verliezen. De politieke correctheid had weer een veldslag gewonnen.
Waarom de keuze voor een weekblad en niet voor een krat? Vanuit de invalshoek die geschetst werd, was dit project eveneens perfect toepasselijk op de krantenwereld. Ook wat kranten betreft blijven heel wat mensen op hun honger. Zou een krant geen grotere overlevingskans gekend hebben aangezien er sneller op nieuws ingespeeld zou kunnen worden?
Beste vriend, u ziet het groot. Een krant, daar is veel personeel bij nodig, en ook de materiële eisen van dat medium vergen een enorme investering. Het grootkapitaal wil dat geld wel bovenhalen voor een linkse ochtendkrant, zeker niet voor een rechts blad. Zelf zou ik het tempo van dagbladjournalistiek trouwens niet aankunnen, daarvoor is mijn gezondheid te slecht. Ja, in India heeft een of andere microbe mijn hartspier aangevreten. I lost my heart in Indraprastha… hoe dan ook, voor een dagblad was het geld er niet. Zelfs een vierkleurenmagazine was blijkbaar al te hoog gegrepen. Maar er is sprake van een vervolg, in een Tertio-achtige formule op krantenpapier, tweewekelijks, we zullen zien.
Punt eindigde in zeer verwarrende omstandigheden. Kan u over de precieze reden van de stopzetting meer duidelijkheid scheppen?
De verkoopscijfers vielen tegen, vooral door de slechte indruk die dat eerste nummer gegeven had. Ik ken tal van sympathisanten die geen tweede nummer meer gekocht hebben. En ik ken er nog meer die gewoon nooit van Punt gehoord hebben, want de publiciteit was ook ondermaats. Er was dus vers kapitaal nodig, meer dan de initiatiefnemers konden ophoesten. Nieuwe kandidaat)geldschieters vonden het project wel goed maar meenden dat Punt als zodanig reed onherroepelijk verbrand was. En wanneer het slecht gaat, komt er ruzie, in dit geval tussen de hoofdredacteur en de uitgever. Dat hoeft op zich niet erg te zijn, maar het schrok mogelijke kapitaalverschaffers definitief af.
Knack titelde: “Vlaanderen moet opnieuw denken en strijden.” Was dat werkelijk het uitgangspunt van Punt, want is die strijd niet eerder iets waar de zogenaamde strijdorganisaties in de Vlaamse Beweging moeten voor zorgen?
Het moest geen strijdblad zijn. De belangrijkste fout van de gevestigde bladen is niet dat zij geen strijdbladen zijn (ze zijn dat overigens wel), maar dat zij hun lezers essentiële informatie over feiten en relevante standpunten onthouden. Wanneer je tegenwoordig jonge en minder jonge Vlamingen hoort zeggen dat België als federatie toch goed en billijk functioneert, dan is dat niet uit kwade trouw maar uit pure onwetendheid. Gewoon door de lezer feiten onder de neus te duwen, geen partijdige propaganda maar de nuchtere feiten, motiveer je hem tot een kritische bevraging van het Belgische model.
Overigens hoefde Punt voor mij geen nationalistisch blad te zijn, wel een dat zowel nationalistische als andere rechtse standpunten aan bod zou laten komen. Ik hoef u wel niet uit te leggen dat er een rechterzijde bestaat die door nationalisten als de vijand beschouwd wordt, de nostalgici van het Habsburgse rijk en andere Multi-etnische constructies? Zo had ik eens een flink dossier willen wijden aan Kang Youwei, een cconservatieve confuciaan die begin 20ste eeuw het strikt genomen vreemde bewind van de Qing-dynastie over China wou behouden, weliswaar omgevormd tot constitutionele monarchie, en die de revolutie wou vermijden zoiets als de Glorious Bloodless Revolution die zeer gunstig afstak tegen de Franse Revolutie. Maar de republikeinse nationalisten wonnen het pleit en stortten China boot decennia in de burgeroorlog, gevolgd door het communisme. Op een eeuw afstand zal ook de Chinese nationalist moeten toegeven dat zijn land beter gevaren zou zijn met de niet-nationalistische conservatieve benadering van Kang.
Ik kom nogmaals terug op het Beginpunt, het redactioneel artikel van Peter De Roover in het nummer 1 van Punt. Het was verheugend te lezen dat Punt een “kwaliteitsproduct” wenste te maken. Het afwijzen van persvoyeurisme, kwetsende spot, goedkoop amusement en het marginale was/is in het huidige medialandschap quasi een unicum. Dat onderscheidde Punt zeker van Menzo of Ché. Een complexloos Vlaams identiteitsbesef was/is zelfs gedurfd in Politiek Correct België. Maar dat complexloos identiteitsbesef vertaalde zich slecht in de inhoud van Punt.
Op communautair vlak valt Punt mijns inziens niets te verwijten. Dat was niet mijn domein, maar ik had toch de indruk dat over dat onderwerp veel en vrank en origineel bericht werd. Punt was complexloos Vlaams, zij het niet complexloos conservatief. Ook de genoemde kwalen, persvoyeurisme en zo, hebben Punt niet aangetast.
Het debat over vreemdelingenstemrecht, over het cordon sanitaire of over de anti-Palestijnse agressie door Israël, betekenden deze onderwerpen niet dansen op een slappe koord om toch maar niet teveel lezers zich tegen Punt te laten keren, waardoor de boodschap van Punt eerder zwak, onduidelijk en zonder meerwaarde overkwam? Een cover met Leman lijkt me trouwens ook niet een aantrekpool voor de eerder conservatieve lezers.
De Leman-cover was om een heel andere reden fout: die had moeten samengaan met een echt uitgediept dossier over het officiëel antiracisme als gevaar  voor de vrijheden, liefst ook met een vrank interview. Wat Leman niet geweigerd zou hebben, dit in tegenstelling met verschillende ministers en renegaten van de Vlaamse Beweging, zoals Bert Anciaux en Jozef Deleu. Kijk, ik hoop dat u niet bedoelt dat de conservatieve lezer alleen conservatieve gezichten op de cover wil. Dat soort inteelt is juist de ziekte ter linkerzijde. Ooit kocht ik in de kiosk De Morgen en ’t Pallieterke, en de krantenjongen zei me dat hij nog nooit iemand die twee bladen tesamen had weten kopen. Vandaar trouwens dat de duiding van allerlei experten over “extreem-rechts” er altijd zo ver naast zit: die mensen lezen alleen elkaar, niet de rechtse monsters. Zij zijn vies van oog- of zelfs leescontact met al wat naar rechts ruikt, maar toch willen ze er boeken over volschrijven, en dan eindigen ze met louter projectie van clichés uit een vroeger tijdperk.
U noemt ook het Palestina-dossier. Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat mijn sympathie daar veeleer bij de joden ligt. Dat is minder een kwestie van gemeenschappelijke strijd tegen de islam, alswel van persoonlijke levensgeschiedenis. Ik heb goede vrienden in joodse kringen, ik voel me trouwens redelijk verwant met die bleke boekenwurmen. Al ooit een jood ladderzat voor een onnozele voetbalwedstrijd zien roepen en lallen? Die zijn daar gewoon te serieus voor, en zo mag ik het graag zien. Als jullie flaminganten daar nou eens een voorbeeld aan zouden nemen, dan was Vlaanderen allang vrij. Nog zo’n vormende ervaring was de Zesdaagse Oorlog. Het nieuws was bij ons thuis het enige radioprogramma dat wij beluisterden, dus ook als zevenjarige volgde ik dat.  Wel, wij hadden heel sterk het gevoel dat “onze” kant gewonnen had, en hoe! In onze school was er een onderwijzer die zijn klas binnenkwam en naar de wereldkaart stapte, met zijn armen wijd open van Mauritanië tot Indonesië:”Kijk eens jongens, zooooveel landen samen kunnen het niet winnen” – en dan kwamen duim en wijsvinger bijeen tot de breedte van Israël – “van zooo’n klein landje.” Dat ben ik nooit helemaal ontgroeid.
Maar het heeft me niet belet om in Punt recht te doen aan het Palestijnse standpunt. Dat was juist het fijne aan journalistiek: zonder zelf een standpunt in te nemen, kan je beide zijden aan het woord laten, gewoon om de lezer te informeren en het debat te voeden. Ik heb trouwens eerst rondgebeld om zeker een Palestijn te vinden die zijn zaak overtuigend zou verdedigen. Want anders zat je natuurlijk helemaal in het scenario van de gevestigde media: je voorkeurstandpunt door een goedgebekte woordvoerder laten brengen, en het andere door een kluns. Dat nooit in Punt, dus.
Uit de artikels in Punt begreep ik dat Punt het blijkbaar niet op bruin begrepen heeft, bruin (blauw+rood+groen) in politieke zin dan:”VLD loopt blauwe plekken op”, “Groene politici onder zwaar geschut”, “Paarse coalitie torpedeert taalwetgeving” enz. Schaarde Punt zich welbewust achter de oppositie of was dit eerder een toeval en zouden de oppositiepartijen in latere nummers ook een veeg uit de pan krijgen?
Het is natuurlijk omgekeerd: de schrijvende klasse schaart zich niet achter politici, zij zet zelf de krijtlijnen uit die morgen het beleid van de politici zullen bepalen. De rol van intellectuelen tegenover de politiek is als die van het magnetisch veld tegenover ijzervijlsel. Wie  het opinieklimaat kan bespelen, kan de politieke leiders de gewenste bril opzetten waardoorheen zij de wereld bekijken, wat dan weer hun beleid bepaalt. Kijk maar hoe links zijn ordewoorden en vooroordelen algemeen ingang heeft doen vinden. In mijn bespreking van pater Versteylens jongste boek heb ik erop gewezen dat het afdrijven van Agalev naar links het gevolg is, niet zozeer van de linkse infiltratie in de partij, als wel van juist het apolitieke uitgangspunt van de meeste basisgroenen. Juist omdat die brave groenen geen ideologische ruggengraat hebben, zijn zij het vatbaarst voor de opiniewind, voor het linkse magnetisch veld dat hen vanzelf in de gewenste links veldlijnen kon leggen. In deze tijd van oppermachtige media kan je de massa veel diepgaander beïnvloeden dan ooit tevoren.  De vijand doet dat volop, het was tijd om enig weerwerk te bieden. Linkse intellectuelen scharen zich niet achter de linkse politici, zij creëren een klimaat waarin zelfs rechtse politici het linkse programma uitvoeren. Wat Punt te doen stond was niet, laat ons zeggen, de vervanging van Dewael door Vandenbrande te bewerkstelligen, wel Dewael ertoe te brengen een beleid à la Vandenbrande te voeren.
Uit eigen ervaring weten we dat er een zekere sympathie bestond voor Punt, omdat er door velen een intellectuele leegte wordt ervaren in het medialandschap. Nochtans lieten sommigen zich eerder smalend uit over Punt in de termen van “de nieuwe Wij”, “het N-VA partijblad”, enz. Deze mening werd dan gestoffeerd met een opsomming van ex-VU-ers die verbonden waren aan Punt: Peter de Roover, David Vits (die een Blok-persprimeur naar de N-VA doorgespeeld zou hebben), initiatiefnemer Paul Doevenspeck en de talrijke (oud-) VU-gastauteurs. Met andere woorden: in hoever was de vrees van deze kwade tongen bewaarheid?
Als buitenlandredacteur had ik met die dingen weinig te maken maar ik zal u niet tegenspreken. Wel moet ik ontkennen dat het lekken van die primeur over het rapport Nabholz-Haidegger naar de N-VA het werk van David Vits was. Het lag aan iemand die u niet genoemd hebt, en die ook ik niet zal noemen.
Wat is, na 9 nummers, uw algemene indruk over het weekblad Punt? Zou u zich, met de kennis en de ervaring die u nu rijker bent, opnieuw laten meeslepen in een gelijkaardig avontuur of is het na negen weken Punt welletjes geweest?
We waren goed bezig het aanvankelijke amateurisme te ontgroeien. Er was meer interne en externe feedback nodig, of liever de bereidheid om daarnaar te luisteren. Maar het lijdt geen twijfel dat het blad met goede publiciteit en financiële ademruimte na enkele maanden zeker zijn plaats veroverd zou hebben. In mijn geval is van “meeslepen” geen sprake, ik had niets te verliezen en heb eigenlijk nooit zoveel financiële zekerheid gekend als in die vijf maanden bij Punt. Anderen hebben er een baan elders voor laten staan omdat ze in het project geloofden, en voor hen is de mislukking een stuk pijnlijker. Want wie zich aan een zogenaamd rechts blad verbrand heeft, krijgt het natuurlijk moeilijk om elders weer aan de slag te kunnen. Dat is althans wat de journalisten zeiden die bij voorbaat voor de eer bedankt hebben. De broodroof door het linksliberale establishment is een reëel probleem, maar we zullen zien of het eigenlijk erg softe blad Punt al als een ideologische diskwalificatie geldt.
 

Labels: , ,

Read more...

30 juli 2011

Nogmaals mijn standpunt over de islam

(Gezien de leugens die Le Soir, De Morgen, de BUB en andere pijlers van het Systeem momenteel over mijn islamstandpunt verspreiden, hier even een rechtzetting. Omdat er in het rijk der medialeugens weinig nieuws onder de zon is, hoef ik slechts letterlijk en ongewijzigd deze rechtzetting te hernemen die ik tien jaar geleden reeds gepubliceerd heb.)




Ik heb altijd het standpunt ingenomen dat als volgt samengevat werd in de aankondiging van een gelijkaardige lezing van mij voor het communistische Masereelfonds (Anderlecht, 23 mei 1989): "Koen Elst legt uit in welke mate Khomeiny's veroordeling [van Salman Rushdie] representatief is voor het islamitisch denken en waarom Khomeiny's veroordeling niet mag aangegrepen worden voor een hetze tegen de hier aanwezige Is¬lamitis¬che migranten".

Op uiteenlopende forums, van de Agalev-studenten tot het Davidsfonds en de Liberale VUB-studenten, heb ik sindsdien consistent hetzelfde standpunt tegenover het islamprobleem ingenomen, zoals hier in TeKoS 68 (1992), p.86: "Dat de islam aangroeit en dus in een positie komt om hier of daar de macht over te nemen en zich uit te leven, is praktisch onomkeerbaar. De enige uitweg bestaat erin, de islam zelf onderuit te halen. Dat kan alleen als de moslims zelf hun geloof in de islam verliezen. Momenteel zijn er dus al talloze moslims die niet in bepaalde (en met name de meest onverdraagzame) islam-doctrines geloven: dat is het essentiële 'onderscheid tussen moslim en islam'. (...) er is een nieuwe vertrouwenscrisis nodig, zoals die tijdens en kort na de koloniale periode bestaan heeft, toen de islam een zaak van het verleden leek. (...) De intellectuele en vervolgens de politieke elites in de islamwereld moeten gaan inzien dat er op gebied van geestelijke cultuur iets beters bestaat dan deze dogma's (...) Eindelijk is het mogelijk om aan volksopvoeding op planetaire schaal te doen, en te laten weten dat het exclusivisme van de profetische openbaring achterhaald is door meer universeel inpasbare vormen van cultuur en spiritualiteit."

Mijn boodschap is gewoon deze: de islam is een vergissing, een die overigens tot heel wat bloedbaden en onderdrukking geleid heeft, maar die ook in gekuiste en verzoete versie alleszins een vergissing blijft. De eenvoudige oplossing voor de problemen die de islam stelt, zowel aan andersdenkenden in de moslimwereld als aan de autochtonen in het Westen, bestaat erin, dat de moslims zich uit hun mentale gevangenis bevrijden. Lucas Catherine (Vuile Arabieren, EPO 1992, p.81) stelt zich voor dat Filip Dewinter weinig opgetogen kan geweest zijn bij het horen van mijn stelling dat "niet de moslims het probleem zijn, maar de islam". Mijn visie op de islam is immers niet gevormd in enige confrontatie met vreemdelingen die toevallig ook moslim waren, maar in contacten met slachtoffers van de islam in Zuid-Azië (Kasjmir, Bangladesj) en met geboren moslims die zich resoluut van hun thuisreligie afgekeerd hebben.


(Nucleus, november 2001)

Labels: , ,

Read more...

29 maart 2010

Een intellectueel debat hoeft niet, noch voor De Standaard noch voor De Morgen (vpmc)

Onderstaande tekst is van Wim van Rooy, niet van mij dus, maar als een auteur geen tribune krijgt in de kwaliteitskranten, dan, en enkel dan wil ik hem hier wel publiceren. Het onderstaande is de tekst op victacausa.

Wat je zelf niet meteen kunt bedenken, dat bedenken de Vlaamse Kwaliteitskranten voor je. Laatst was er de toekenning van de Ark-prijs van het Vrije Woord aan Geert Buelens. Die bekroning werd op vele plekken op ongeloof onthaald, maar je kunt zeggen dat met zo'n naam die prijs ook om controverse vraagt.

"De Arkprijs bekroont een dwarsligger, een eigenzinnig mens, een consequent voorvechter van een open en kritiseerbaar debat." zeggen zij zelf.

Wim van Rooy, auteur van 'De malaise van de multiculturaliteit' –derde druk al bij Acco– en (ex-)lid van het Ark-comité dat de jaarlijkse prijs toekent, hoorde bij diegenen die hun ogen en oren niet geloof-den, en hij stuurde een stuk naar de kranten ...maar daar kreeg hij niet het vrije woord: misschien is het wel aan Geert Buelens om dit feit aan te klagen? Hieronder vindt hij in elk geval de gewraakte tekst:


Er is in Vlaanderen een tijd geweest dat het vrije woord niet vanzelfsprekend was, en dat lieden als Astère Michel Dhondt of Hugo Claus God niet konden schofferen, op straffe van katholieke kanselpreken uit een verzuild universum. De vrijzinnigheid vocht toen nog verbeten terug en trachtte de vrijgeest aan te spreken die in de Vlaamse gemeenschap her en der rondwaarde. Maar vergis u niet: ook vele vrijzinnigen waren toen geen vrijgeesten maar gewoon lieden uit een andere zuil, met zijn eigen conformismen. Maar die eerste vrijzinnigen hadden tenminste de verdienste dat ze weerwerk boden aan een vaak verstikkend katholicisme.
Het was in 1951 dat –na een gevecht met de engel– Herman Teirlinck de idee opvatte een Ark op te richten waarin elk jaar de naam zou worden gegraveerd van een dissenter, van een rebel met een kynische rede, vrij naar Diogenes. De context was er toen een van katholiek versus vrijzinnig. Men kan stellen dat de eerste twintig jaar de Arkprijs reden van bestaan had, en dat hij er mede toe bijdroeg het toenmalige klerikale filisterdom op de knieën te krijgen, en ook later kwam het nog voor dat de prijs diende om een wat suffig achterhoedegevecht in het voordeel van de vrijzinnigheid te beslechten. Toen het gedachtegoed van ’68 Vlaanderen echter voorgoed had veranderd, en nog wat later de postmoderniteit zijn intrede deed, werd de Arkprijs nog wel verleend, maar was de oorspronkelijke impetus verdwenen: men moest immers met een vergrootglas beginnen zoeken naar een vrijgeesterige witte raaf, die van de pastoor niet mocht krassen.
Eigenlijk had men toen de Arkprijs moeten opheffen, maar zoals dat gaat: het opzettelijk laten verdampen van deze prijs zou als een anathema aangekomen zijn, als een zwaktebod en een late overgave aan het perfide christelijke geloof. En dus ging men elk jaar met veel ijver op zoek naar wie het best voor deze prijs in aanmerking kwam. Waren de eerste laureaten nog risicovolle kandidaten, heiligschenners en lieden die de nazaten van Woeste ‘tussen hun boterham legden’, dan werd de prijs later eerder een bekroning van lieden die al lang en breed bekend waren en wie door het establishment –een woorderfenis van mei ’68– geen strobreed in de weg werd gelegd.
Niemand merkte dat blijkbaar op, want onverstoord ging men verder met het bekronen van vested interests, van schrijvers die, behalve door wat overgebleven ultramontanen, door iedereen op handen werden gedragen, en van wetenschappers wier werk door niemand betwist werd. Om het vrije woord moest immers niet meer gevochten worden: iedereen mocht overal zijn mening kwijt, en die werd zo krachtig getekend door de pensée unique en de alom vigerende postmoderne dogma’s, dat al die bijna gelijklopende opinies eerder een verstikkende dan een waarheidslievende of bevrijdende functie hadden.
Men moest ook bekend zijn om de prijs te mogen ontvangen. Een ware kynicus, of iemand die stil maar onverstoorbaar aan de vrijzinnige weg timmerde, kwam nooit in aanmerking. Een authentieke dwarsligger die het vrije woord werkelijk toegedaan was, viel onverbiddelijk uit het vrijzinnige scheepje. Het moest iemand zijn die een aantal progressieve dogma’s verkondigde en zeker nooit een conservatieve rebel of een Chestertoniaaanse pain in the ass. Misschien was Gie van den Berghe nog wel een uitzondering op de regel, maar men kan toch moeilijk de emotionele intelligentie van Ludo Abicht of de artistieke samenleving van Rik Pinxten uitingen noemen van gewaagde of haakse opinies! De dagen van de heilige gramschap waren nu eenmaal voorbij, men kon zich aan de madonna geen buil meer vallen. Het postmodernisme slokte alles op, streek alles glad, maakte alles gelijk – en de pensée unique deed de rest.
Aan Geert Buelens werd pas de Arkprijs gegeven. Hij viel de werking en de functie van het hele persgebeuren terecht aan – maar wel in een geconsacreerde krant, en als samenraapsel van wat elders door Nick Davies werd geschreven.  De oude repressieve marcusiaanse tolerantie was hier voorbeeldig aan het werk, het vrije woord was dus nooit in het geding. In zijn aanval somde Buelens alle kwalen van commercialisering, stroomlijning, disneyficatie enzovoort van de media op. Alleen vergat hij, naast andere, één belangrijk aspect: het feit dat het politiek correcte denken een orwellianisering van de pers op gang heeft gebracht, waarbij –om maar iets te noemen– islamkritiek in navolging van de Organisatie van de Islamitische Conferentie op een perverse en idiote manier islamofobie of islambashing wordt genoemd. Over bepaalde onderwerpen kan men niet meer vrijuit schrijven, de autocensuur ligt geniepig op de loer, de pensée unique is totalitair geworden. Maar daarover hebben we de brave Buelens niet gehoord, en nog minder het Arkcomité, dat met vaste prik even uit zijn winterslaap ontwaakt, een avondje vrolijk (en weinig urgent) vergadert en aan het eind van de avond een ongevaarlijk sujet benoemt, tot meerdere eer en glorie van het voorspelde woord. Een beetje malicieus zou men kunnen volhouden: het lijkt daar de PEN-club wel. Ik denk dat ik geen lid meer wil blijven van deze ingedommelde conformistische kongsi van narcisten die in een luchtbel leven.
O ja, ik had voor dit jaar twee auteurs genomineerd: de politiek hoogst incorrecte Benno Barnard, die het aandurft om de pensée unique van de nieuwe links-islamitische kerk te tarten door Israël te verdedigen, en Koenraad Elst, een schrandere indoloog die al jaren geleden een Berufsverbot kreeg omdat hij o.m. de ware aard van de islam aan de kaak stelde. Hoeft het te verbazen dat ze het niet gehaald hebben?

Wim van Rooy, ex-lid van PEN, en nu ook van het Arkcomité

Labels: , , , , ,

Read more...

30 december 2009

Er is ons een boek met inhoud verschenen! (vpmc)

Recensies schrijven bij slechte boeken lijkt mij een fluitje van een cent. Altijd al had ik niets liever willen doen, maar ik lees geen slechte boeken. De stamina ontbreken mij. Slechte krantenartikelen zijn het uiterste dat mijn maag verdraagt.
Iets schrijven bij een goed boek, is een stuk lastiger. Zeker als het een boek betreft dat op zijn beurt niets anders doet dan weer andere boeken recenseren, zowel goede als slechte. Als de auteur daarbij nog iemand is die Chinees spreekt, wordt het hachelijk.

Uit de flaptekst van het boek dat voor mij ligt, en dat “Het boek bij het Boek” heet, maakte ik op dat de auteur, dr. Koenraad Elst, naast Chinees ook Iraans verstaat, Indisch, en zelfs Sanskriet. En in het boek zelf geeft hij toelichting bij diverse Arabische termen. Want de ondertitel zegt nog: “recensies over islam en koran, 1992-2008”.

Een mens zoals u of ik, lezer, die nog wat Latijn heeft opgespaard, of misschien zelfs een letter Grieks, weet dan dat hij het zijne moet meepikken. Tolle, lege.

Maar zo afschrikwekkend als mijn woorden laten uitschijnen, is deze dr. Elst niet. Integendeel. Ik meen zelfs dat de doorsnee hoofdredacteur van een kwaliteitskrant zijn teksten goed zou kunnen begrijpen. Of zij ook de humor ervan zouden inzien laat ik in het midden, want Elst valt hun heilige huisjes aan, en zulke dingen liggen gevoelig.
En Elst ís in zekere zin ook onbarmhartig, want auteurs die door deze journalisten ernstig worden genomen –of ze die ook achter de kiezen hebben is hier niet de vraag– zoals de Amerikaanse ex-non Karen Armstrong, of de roemruchte predikant Tariq Ramadan, of nog de lekenhelper Rik Pinxten, of in het wat lichtere genre een Lucas Catherine, zij worden door hem niet enkel met een ironische maar vaak ook met een luidop grappige zin weggeblazen. En erger: ze worden tegelijk met citaten en feiten geconfronteerd die zij liever niet wensen te kennen.

Het boek van Elst bestaat, zoals gezegd, uit een verzameling van boekrecensies en beschouwingen die hij al een kleine twintig jaar in vele tijdschriften publiceert, maar die nooit of nooit de Kwaliteitskranten inkwamen. Elst schreef wel voor bv. Trends, TeKoS, Nucleus, Punt, ’t Pallieterke, Doorbraak en Brussels Journal. Zoals hij in zijn inleiding zegt: .“Dat waren of zijn eerder marginale media, van flamingantische en/of conservatieve signatuur.”
Zoiets moet zijn redenen hebben. Misschien gaan een Vandermeersch of een Desmet er van uit dat ze in het eigen huis competentie zát hebben? Dwaasheid is een vorm van geluk, hoor je wel eens.

Wat de heren hier kunnen nagaan, zal een verrassing voor hen zijn: dit zijn stukken die na tien of vijftien jaar nog belangwekkender zijn vaak, dan toen ze geschreven werden. En natuurlijk komt dat door de indrukwekkende eruditie van Elst, en door zijn intellectuele eerlijkheid. Maar niet minder ook door zijn prachtige, afstandelijke, evenwichtige en grappige schrijfstijl.

Om iets over de uitgave zelf te zeggen: die is zoals het hoort, met zelfs een perfect personen- en zakenregister. Dat zie je niet elke dag, en de uitgever “Yang Books” verdient een pluim.

Veel van wat dr. Elst heeft geschreven was gelukkig ook op het Web al te vinden. Maar dat het nu in boekvorm gedrukt staat is een zegen, want zoals de auteur nog zegt: .“De belanghebbenden die mijn islamkritiek altijd met vage dooddoeners hebben proberen te smoren, worden hierbij uitgenodigd om met de tekst in de hand eens aan te wijzen welke bewering of zinsnede er eigenlijk zo aanstootgevend is, laat staan onjuist.”


.

Labels: , ,

Read more...

<<Oudere berichten