8 juni 2010

Vlaanderen geeft

Het Franstalige vijandbeeld van de Vlamingen zet, naast onze rechtse en foute oriëntatie, vooral onze vermeende gierigheid in de verf. Wij nieuwe rijken, ondankbaar voor wat wij in betere tijden van de Walen allemaal zouden gekregen hebben, weigeren om van onze overvloed te delen met onze minder ondernemende landgenoten. Wie temidden de Vlaamse werkelijkheid leeft, krijgt nochtans een andere indruk.



In het spectrum van de omgang met bezit staat tegenover gierigheid de extreme vrijgevigheid die beoefend werd door de Indianen van de Noord-Amerikaanse westkust tijdens de potlatch. Dat was een feest waarin een familie of stam de weggeverij van een andere stam tijdens een vorige potlatch zocht te overtreffen door overvleodig levens- en genotmiddelen, kunstvoorwerpen en ondermeer ook slaven aan de talrijke gasten ten geschenke te geven. Je kan het bekijken als een vrijwillige herverdeling van de rijkdom. Het gebeurde niet onder dwang, wel onder grote sociale druk: je prestige hing af van hoeveel je weggaf. De overdrijvingen leidden tot sociale ontwrichting en in 1885 tot een verbod om bestwil door de Canadese regering.

Het beginsel van status door weggeven vinden we in minder extreme mate in vele samenlevingen. Liefdadigheid en mecenaat zijn statussymbolen die welstand en bredere verantwoordelijkheidszin moeten bewijzen. In België wordt de bereidheid tot geven uitgeput door gedwongen “solidariteit” via de belastingen, maar in de VS patroneren kapitalisten uit eigen middelen de cultuur en de goede werken als onmisbaar deel van hun publiek profiel. Omdat zij door kritische aandeelhouders in toom gehouden worden, kunnen zij de genereuze gekte niet zover drijven dat ze zichzelf daarmee ruïneren, zoals Indianenfamilies wel eens deden.

Maar we hoeven de oceaan niet over om getuige te zijn van een potlatch. Het Vlaamse politieke bedrijf, en debat, is één grote oefening in wedijverende vrijgevigheid.

Om te beginnen is de Vlaamse geschiedenis er voortdurend één geweest van geven en toegeven zonder ooit te nemen. Een deel van het Franse, Waalse en Nederlandse grondgebied, en een nog groter percentage van hun bevolking, is hun door Vlaanderen afgestaan of aangeleverd. Anders dan sommige buurlanden en dan de Coburgs heeft Vlaanderen nooit verre landen leeggeroofd. Maar het heeft wel uit eigen middelen de Europese cultuur aanzienlijk verrijkt.

In de communautaire verhoudingen komt er geen eind aan de Vlaamse vrijgevigheid. Nadat Vlaanderen in de tijd van de talentellingen ettelijke morzels grond naar Wallonië heeft laten overhevelen of bij de erkenning van Brussel als derde gewest voorgoed buiten zijn eigen bevoegdheid geplaatst heeft, gaan er nu onder academici en politici alweer stemmen op om de ontvlaamste gemeenten van Vlaams-Brabant af te staan.

Inmiddels vertrekken jaarlijks miljarden euro’s als transfer naar Wallonië met voelbare gevolgen voor de Vlaamse welvaart. Tal van zwakkeren ondervinden hoe hun uitkering of hun voorzieningen net niet toereikend zijn om menswaardig te leven: de Vlaamse economie brengt de benodigde geldmiddelen wel op, maar ziet ze dan weggegeven worden. Gearriveerde academici en mediacraten voelen de gevolgen daarvan niet aan den lijve, en hun minachting voor communautair “gehakketak” demonstreert hun superioriteit tegenover de kleine luiden voor wie het gat in de begroting wél een beslissend verschil maakt.

Vandaag neemt Vlaanderen bovendien deel, zo ongeveer als koploper, aan een nieuwe Europese wedstrijd in vrijgevigheid. De begunstigden zijn de zogenaamde asielzoekers en andere niet-rechthebbenden op inwijking die hier toch verblijven. Het wordt heel erg fout gevonden om op de voorzieningen voor deze arrogante en allesbehalve dankbare groep te beknibbelen. Toch hebben andere Europese regeringen maatregelen genomen om de ergste excessen van het asielmisbruik in te dijken. Vlaanderen daarentegen is machteloos overgeleverd aan een beleid van gedogen en regularisatie, dat alvast financieel een reusachtige aderlating betekent. Daarnaast is er de onbecijferbare sociale kost, de schade aan “het kostbare weefsel” (want het gaat heus niet alleen om “úw centen”, zoals een aan de toog bedachte verkiezingsleuze ons vandaag voorhoudt).

Dat beleid wordt opgedrongen door de Franstaligen, in het kader van hun streven om Vlaanderen op alle mogelijke manieren schade te berokkenen, maar ook door de eigen bovenklasse. Zij ziet steun aan een verspillend beleid als graadmeter van haar eigen morele superioriteit tegenover de onderklasse die ouderwets “als een goede huisvader” de nationale welzijnsmiddelen wil beheren.

Het jongste ijkpunt in deze voortschrijdende beschadiging van onze samenleving is de uitsluiting van Vlaamse kinderen uit Antwerpse scholen ten gunste van “achterstandskinderen”. Dat zijn kinderen uit families die in hun thuisland doorgaans niet tot een achtergestelde groep behoren, anders hadden ze de middelen niet gehad om hier te geraken. Hier eisen ze in scholen bekostigd door Vlaamse ouders de plaats op van Vlaamse kinderen. Deze worden slechts in beperkte aantallen toegelaten, en dan nog vooral om als leeromgeving te dienen voor de niet-Nederlandstalige kinderen, als “taalbad”. Flandre, terre d’accueil!

Vlaanderen geeft de toekomst van zijn kinderen weg. Is dat niet genereus? Maakt dat ons niet tot betere mensen? Le Soir mag ons dan wereldwijd als onverdraagzame egoïsten afschilderen, maar wij baden toch maar fijn in de zekerheid dat geen enkele prijs ons te hoog is om in onze eigen ogen moreel superieur te zijn.

Labels: , ,

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>