24 mei 2013

Mark Grammens en de progressieve spelling


 

 
Mark Grammens, doctor in de rechten en zelfstandig journalist, is 80 geworden. Zoals al lang beloofd, stopt hij met zijn eenmanstijdschrift Journaal. Het laatste nummer bevat een bijlage met slotbedenkingen van oud-bedrijfsleider en historicus Luc Pauwels (abonnee nr.1), oud-Trends-hoofdredacteur Frans Crols, politoloog prof. em. Yvan Van den Berghe en  oud-Standaard-hoofdredacteur Manu Ruys. De hoofdtitel in het laatste, zoals 25 jaar geleden in het eerste nummer, is: Trouw moet blijken.

Tijdens Mark Grammens’ werkende leven heerste hoofdzakelijk (1947-95) een dubbele regeling voor de Nederlandse spelling. Enerzijds koos de overheid voor de zogenaamde voorkeursspelling (contact), anderzijds kozen vele geletterden in het Noorden en vele media en instituten in het Zuiden voor de “toegelaten” of “progressieve” spelling (kontakt). Deze dubbelspelling werd in 1995, na de ontmoeting van de ministers van Cultuur en van Onderwijs in Breda (zie mijn boek De Vier van Breda, Delta-stichting, Wijnegem 1996), opgeheven. De toegelaten spelling werd de verboden spelling, een variant op de voorkeursspelling werd de enige officiële spelling. De meeste Nederlandse media hadden altijd de voorkeursspelling gevolgd, dus voor hen was de aanpassing aan de eenheidsspelling bijna onmerkbaar. Vlaamse media zoals De Standaard, Knack en De Morgen, die progressief geschreven hadden, schakelden over op de nieuwe eenheidsspelling. Alleen Mark Grammens hield stand.

 

Spelling en ideologie

De progressieve spelling ontstond in 1891 bij Kollewijn en werd in Vlaanderen gemeengoed in het begin van de volgende eeuw, zeker na de Eerste Wereldoorlog. Hij dateert dus uit de tijd toen Vlaamsgezind en links nog samengingen, en werd door beide stromingen in Vlaanderen gebruikt. Zo heette de nationale afdeling van de communistische internationale de Kommunistische Partij van België, dit in tegenstelling met de Communistische Partij van Nederland.  Extreemlinks gebruikte een extreme variant van deze progressieve spelling: Boerzwa buiten (op een muur in het Leuvense stadspark gekalkt), Krieties Tejater. Het Leuvense studentenblad Veto , met zijn extreemlinkse geschiedenis, zwoer bij verschillende varianten van de progressieve spelling, tot een eind na de officiële spellinghervorming van 1995, toen het in het progressieve kamp erg eenzaam werd.

Maar ook de Vlaamse beweging omarmde haar, en schreef op de IJzertoren: Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus. Ideologisch vertegenwoordigde de spelling een mozaïek. Een hoofdrol werd gespeeld door Vlaamsgezinde jezuïeten, zoals de woordenboekmaker Jozef Verschueren, en andere priester-intellectuelen. Vandaar bv. het Kristus-Koninginstituut te Sint-Job-in-‘t-Goor. Bisschoppelijke colleges daarentegen heetten meestal college en legden het conformisme op, dus de voorkeursspelling. De voorkeur van het onderwijs voor de officiële spelling maakte dat de minder leesgrage jongeren, dus de grote meerderheid, van de progressieve variant vervreemdden en zich nauwelijks van de spellingskwestie bewust waren.  

In Nederland, waar de progressieve spelling ontstaan was en in het Fries (zoals ook in het Afrikaans) de norm geworden was, werd zij meer gebruikt dan men in Vlaanderen weleens denkt. Als ik in Soesterberg bij uitgeverij Aspekt kom, zie ik aan de overkant van de straat het congrescentrum Kontakt der Kontinenten. Daar speelde echter een andere vorm van conformisme: de “toegelaten” spelling had een alternatief imago, was dus in bij de provo’s en dergelijke, maar de officiële wereld vond deze beslist te min. In Den Haag kiest men voor wat een officieel statuut heeft, wat dus als “deftig” geldt, ongeacht de gebeurlijke politieke of wetenschappelijke argumenten voor het alternatief.

Gaandeweg, en anders dan in Nederland, kreeg de progressieve spelling in Vlaanderen een “rechts” stempel. Het socialisme was na de oorlog overtuigd belgicistisch en dus tegen de progressieve spelling; de vakbondsbladen deden in deze niet mee met de Vlaamse elitemedia. Toen het flamingantisme door de groei van het Vlaams Blok (dat zelf nochtans tégen de progressieve spelling pleitte, louter vanuit een afkeer van het woord “progressief”) helemaal in een kwade reuk kwam te staan, bekeerden trendgevoelige intellectuelen zoals Guy Mortier zich tot de voorkeursspelling. Humo ging nog vóór de officiële spellingwijziging op de voorkeursspelling over. De Morgen was dan weer één van de laatste media was die dit zouden doen, kennelijk uit een andere maar verwante overweging, nl. onverschilligheid tegenover de hele kwestie, die maar bestond voor wie aan de Nederlandse taal belang hechtte.

Het Journaal echter gebruikte tot het einde de progressieve spelling, ruim vijftien jaar nadat de andere Vlaamse media hiermee gestopt waren. Mark Grammens vond het de moeite niet meer om zijn spelling te wijzigen. Of hij nam de redenen om progressief te schrijven, vooral de flamingantische reden, ernstig. Hij liet zijn trouw blijken.

 

Redenen voor de progressieve spelling

De zowel proletarische als flamingantische hoofdreden voor deze keuze was dat zij eenvoudiger en volkser was. Schrijf kommunist net zoals kapitein (Frans capitaine), kaas (Latijn caseus) en kunnen (stam-Nederlands).

Er waren ook wetenschappelijke redenen.   De officiële spelling bevat redeloze draken die in andere talen niet voorkomen, zoals microkosmos of elektronica, of klimaat naast acclimatiseren, in alle talen behalve het Nederlands twee keer met c of twee keer met k; of tekst/context, in alle talen twee keer ks of twee keer x. Spellingconformisten beweren wel eens dat een taal niet de uitspraak hoeft te volgen, en beroepen zich daarbij op “bijvoorbeeld het Frans of het Engels” – implicerend dat ze alle talen bestudeerd hebben en die twee eruit gekozen zijn. In werkelijkheid zijn dat meestal de enige vreemde talen die zij kennen; en zelfs die twee hebben zulke draken niet.

Er zijn talen die hun eigen woordenschat etymologisch schrijven, soms ver afwijkend van de huidige uitspraak (zoals het Chinees, het Tibetaans en grotendeels het Frans en het Engels, of zoals grotendeels het Nederlands van Matthias De Vries en Lammert Allard Te Winkel, 100 jaar geleden in voege), maar dat is op wereldschaal een kleine minderheid. Het Nederlands is niet helemaal fonetisch, getuige de bekende dt-regel, en zelfs niet helemaal fonologisch (waarbij men niet klanken maar spraakkundig relevante onderliggende klanken weergeeft), getuige het feit dat de dt-regel niet tot –tt-uitgangen uitgebreid wordt: als men hij leidt schrijft, zou het eigenlijk ook hij zett* moeten zijn. Toch is de Nederlandse spelling veel trouwer aan de uitspraak dan het Frans of het Engels, en maar goed ook: uit onderzoek blijkt dat Italiaanse of Finse kinderen, die een nagenoeg feilloze klankweergave gewoon zijn, jaren eerder hun taal kunnen schrijven dan Engelse leeftijdgenoten, en levenslang veel minder problemen hebben met spellen.

Nog minder talrijk zijn de talen die leenwoorden etymologisch spellen. Immigranten hebben integratieplicht en worden volledig geassimileerd. Het goed bekende Spaans of Italiaans (om over het minder bekende Indonesisch, Japans of Hindi te zwijgen) bv. proberen ook in hun “geleerde” woordenschat niet om de Latijnse of Griekse vorm te bewaren maar schrijven overeenkomstig de eigen uitspraak. In het Nederlands gaat het soms dan nog om pseudo-etymologie, bv. organiseren komt van het Griekse organizein, waarvan de z terecht in het Latijn behouden wordt maar in het Frans naar de daarin geldende uitspraakconventies met s weergegeven; “dus” wordt er in het Nederlands ook s geschreven, tegen de etymologie in. Er is bij ons voor deze leenwoorden maar één richting om een einde te maken aan de verwarring, en dat is de vele al vernederlandste leenwoorden volgen en naar de stam-Nederlandse norm toe homogeniseren.

Daarnaast was er de specifiek Vlaamse reden dat men zich, door het Brusselse ambtenarenstation als Kongres te schrijven, kon afzetten tegen het Franse Congrès. De progressieve spelling was volkseigener. In recente jaren is dat echter zijn grote zwakte geworden. Uit het multiculturele eenheidsdenken volgde een ophemeling van het niet-homogene en veelvoudige (behalve juist op gebied van denken), van de vermenging, verwarring en Überfremdung. Leenwoorden heetten voeger “bastaardwoorden”, en juist de bastaardisering wordt nu als ideaal voorgehouden. In die sfeer in pleiten voor een vereenvoudiging van de spelling is tegendraads.

Omwille van die Nederlandse taalfierheid schreef men destijds bv. Kongo en niet het Franse Congo. Overigens komt deze naam uit het Kikongo, waar hij met K geschreven wordt (“bergen” > “uit de bergen afkomstige stroom”), en beveelt de UNESCO aan om de spelling van de brontaal te gebruiken. Dus zelfs in het Frans zou men Kongo moeten schrijven. Nu, de Franssprekenden doen wat zij willen, maar de Vlamingen hebben terecht besloten om Kongo te schrijven, en de Nederlanders volgden hen hierin. Echter, bij de spellinghervorming van 1995 grepen de modieuze intellectuelen hun kans om de flaminganten in het gezicht te spuwen, en dus werd het Congo. De Nederlanders beschouwden dit woord als eigendom van België, en zouden ondanks al hun spellingconservatisme een “Belgische” keuze voor Kongo zonder meer aanvaard hebben. Maar die kwam er niet: de nominaal  Vlaamse ministers Hugo Weckx (CVP) en Luc Van den Bossche (SP) wilden hun belgicisme tonen en kozen resoluut voor Congo zoals Leopold II het schreef.

 

De Vlaamse mentaliteit

Voorzover hun taalkundige keuze niet tot politiek-belgicistische beweegredenen kan teruggebracht worden, speelden bij hen, zoals bij de meeste Vlamingen, twee factoren die nog erger mogen genoemd worden: onwetendheid en onverschilligheid. De meeste landgenoten zijn gewoon te dom om de wetenschappelijke principes of de politieke motieven achter de spellingskwestie te begrijpen. Het kan hen ook niet schelen, ondermeer omdat ze door gebrek aan leescultuur met het geschreven woord weinig te maken hebben. Bij de jongere generaties is deze ontlezing nog uitgesprokener geworden. En ik vrees dat vandaag ook een N-VA-minister er niet voor uit zijn zetel zou gekomen zijn.

                De spellingshervorming van 1995 werd eigenlijk in Den Haag beslist. De Nederlandse regenten wilden eenvormigheid met zo min mogelijk verandering. Aan de wetenschappelijke en aan de typisch Vlaamse aspecten van deze kwestie dachten zij gewoon niet. Dat is historisch enigszins te begrijpen. Minder verschoonbaar is de totale passiviteit van de Vlamingen. Er is niet eens een poging geweest om aan de Nederlanders de typisch Vlaamse gevoeligheden uit te leggen. De spelling op de Yzertoren werd ineens een ouderwetse rariteit maar de flaminganten zagen daarin geen probleem. Er is vanuit de Vlaamse beweging geen enkele druk uitgeoefend om deze beslissing te beïnvloeden. Voor wat grotendeels toch een taalbeweging was, is dit buitengewoon zwak te noemen.

                Het Vlaamse forfait in het spellingbeleid is een afspiegeling van de onverschilligheid van de huidige Vlaamse bevolking tegenover de hele Vlaamse strijd. De Vlamingen die ik hierover aangesproken heb en die de moeite deden om dit passieve gedrag te verdedigen, zeiden dat zij hun energie voor belangrijker zaken bewaarden. Welke zouden dat wel zijn? Op welke glorieuze overwinningen kunnen zij zich beroepen? Voorzover mij bekend was de laatste Vlaamse overwinning het afschieten van het Egmontpact 35 jaar geleden, uitgerekend op initiatief van Mark Grammens. Zij die sindsdien hun energie bewaard hebben, bereiden kennelijk een wel zeer grote confrontatie voor.

                De onnozelheid van de Vlamingen, inbegrepen de flaminganten, tegenover de politieke betekenis van de spellingskwestie voorspelt weinig goeds voor die “belangrijker zaken”. Wanneer ik in Doorbraak, of tot voor kort in Journaal, de argumentaties tegen het belgicisme lees, dan kan ik daar geen speld tussenkrijgen. En vooral: dan kan de tegenstander daar geen speld tussenkrijgen. Laat een Peter De Roover in een TV-debat los op de woordvoerders van het belgicisme, en zij verliezen hopeloos hun gezicht. De transfers, de internationale erkenning van een onafhankelijk Vlaanderen, enz.: overal staan zij met de mond vol tanden tegenover een flamingant die zijn dossiers kent. Waarom blijft de gemiddelde Vlaming dan afzijdig?

                Een jaar of twintig geleden, in de vragenronde na een lezing, vroeg ik aan Mark Grammens wat de Vlamingen tegenhield om aan zijn overtuigend betoog enig gevolg te geven. Hij sloeg even de ogen ten hemel en zei alleen: “Ja, dat is natuurlijk dé vraag.”

Labels: , , , , , ,

Read more...

3 april 2010

Indépendance cha cha

Het Vlaamse streven naar onafhankelijkheid heeft in 2010 weer eens goede kaarten toebedeeld gekregen. Elke dag brengt het nieuws een nieuwe reden om de Belgische federatie te ontbinden. Toch zijn blijkbaar niet veel Vlamingen echt met het thema bezig, want anders zouden er al meer mensen de gouden gelegenheid onderkend hebben die het Halfeeuwfeest van Kongo biedt.



Regelmatig zendt de staatsomroep herdenkingsprogramma’s uit rond diverse aspecten van de Kongolese onafhankelijkheidsverklaring op 30 juni 1960. Meestal opent zo’n uitzending met het aanstekelijke rumba-liedje Indépendance cha cha van Joseph Kabasele (Grand Kalé). Dat is een vreugdezang over de Rondetafelconferenties van 1959-60, waar een erg diverse groep Kongolese leiders van België de belofte van een spoedige onafhankelijkheid loskreeg. Tegelijk is het een oproep tot diezelfde leiders (bij naam opgesomd: Kalondji, Kasavubu, Lumumba, Tshombe…) om ter wille van het nationale belang de eenheid te bewaren.

Die Kongolese leidersgeneratie had minder managersgaven dan de gemiddelde Vlaamse deelregering. Politiek en economisch maakten ze geen succesverhaal van hun grondstoffenrijke jonge staat. Zij en hun opvolgers kunnen moeilijk zeggen: “Wat we zelf doen, doen we beter.” Maar in één opzicht laten ze de Vlamingen vér achter zich: hun problemen zijn helemaal hun eigen bevoegdheid. Als zij bijvoorbeeld met China zaken willen doen, dan kan hun beleid niet door een Belgische voogd gekortwiekt worden. Zij hebben twee generaties geleden al voor mekaar gekregen waar de Vlamingen jaar na jaar naastgrijpen: los van België.

Af en toe kondigt een buitenlandse krant het nakende einde van België aan. Wie het Belgische “rien ne va plus” van dag tot dag moet aanzien, als onderdaan van Albert II of zelfs als residerend perscorrespondent, krijgt de indruk dat het spoedige uiteenvallen van deze staat onvermijdelijk is. Maar een politieke klasse die niet eens BHV gesplitst krijgt, die ziet men niet gauw België ontbinden, hoezeer die ontbinding ook in de lucht hangt. Het vak van de staatsman is wel eens gekarakteriseerd als “het onvermijdelijke mogelijk maken”. Maar de Vlaamse kanshebbers voor die rol missen telkens weer hun afspraak met de geschiedenis.

Kongo heeft wel geprofiteerd van de internationale conjunctuur. De VS zette de koloniale mogendheden onder druk om de dekolonisering te bespoedigen. Vijftien Franse kolonies in Afrika werden in datzelfde jaar onafhankelijk. Nederland won militair de strijd tegen Indonesië om West-Nieuw-Guinea, maar liet het gebied onder Amerikaanse druk toch los. Idem voor de Britten in Kenia: de politieke wil om een militair best houdbare kolonisatie te bestendigen, ontbrak. In dat klimaat legde België dus zijn vijftigjarenplan voor een stapsgewijze voorbereiding op Kongolees zelfbestuur terzijde. De regering van Gaston Eyskens haastte zich om de postbeambte Patrice Lumumba tot premier van een onafhankelijke republiek te maken.

Heeft het Vlaamse streven naar zelfbestuur een gelijkaardige internationale wind in de zeilen? Niet in diezelfde mate, maar toch meer dan belgicisten als een Paul Goossens of een Guy Verhofstadt willen doen geloven. Wie de oogkleppen van de Noord-Belgische kranten aflegt en de buitenlandse kwaliteitsmedia een beetje volgt, weet dat België er een zeer slecht imago heeft, en dat niemand een traan zal laten om de ontbinding van deze staat.

Is er een Vlaamse Lumumba in zicht? Hopelijk niet, want de nationalistische leider was ook een beetje een schurk. Hij stelde zijn volgelingen een Belgische vrouw als buit in het vooruitzicht, wat stevig bijdroeg tot de golf van verkrachtingen die op de machtsoverdracht volgde. Maar iemand met Lumumba’s redenaarstalent, die komt wel van pas bij een onafhankelijkheidsverklaring. In zijn verrassingsrede, gericht tot de Afrikaanse bevolking over het hoofd van koning Boudewijn en premier Eyskens, duwde Lumumba België flink het hele dossier van koloniaal onrecht onder de neus. Hij besloot: “Wij die in ons lijf en in ons hart onder de koloniale verdrukking geleden hebben, wij zeggen het u: dat alles is vanaf nu beëindigd. De Republiek Kongo is uitgeroepen en ons dierbaar land is nu in handen van zijn eigen kinderen.”

Iets dergelijks zal onze nationale woordvoerder ook zeggen wanneer de Belgische koning en regeringsleider naar de hoofdstad van de Vlaamse republiek komen, bijvoorbeeld recht na hun terugkeer van het Halfeeuwfeest in Kinshasa, om er formeel onze onafhankelijkheid te erkennen.





NB: Bij de spellinghervorming van rond 1995 werd de algemeen ingeburgerde spelling “Kongo” vervangen door de Franse spelling “Congo”. Hiervoor bestond geen enkele taalkundige rechtvaardiging, het was (net als het schrappen van de AVV-VVK-spelling “Kristus”) alleen bedoeld als belgicistische stamp in het gezicht van de Vlaamsgezinden. Het Noord-Nederlandse spellingconservatisme had er niets mee te maken, want juist inzake de term “Kongo” lieten de Hollanders graag het laatste woord aan hun nauwer betrokken zuiderburen. De UNESCO-richtlijn over de transcriptie van vreemde talen beveelt het behoud van de inheemse spelling aan, en die is in de Kongolese talen wel degelijk en uitsluitend “Kongo”, als in “Bakongo”, “Kikongo”. In de legitieme spelling “Kongo” maken Kongolezen en Zuid-Nederlanders gemene zaak tegen Franstalig kolonialisme en belgicisme. Vive l’authenticité!

Labels: , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten