30 januari 2014

Het ‘integratiespoor’ al drie keer teruggefloten

Een ezel stoot zich geen twee maal aan dezelfde steen. Maar het Vlaams parlement wordt nu al voor de derde keer teruggefloten voor zijn ‘integratiespoor’ voor grote projecten.


Het is al weer een iets langer verhaal, ook als ik het zo beknopt mogelijk probeer te vertellen. De lezer verwacht hier hopelijk toch een iets grondiger bespreking dan in een oppervlakkig krantenartikel. Het is iets langer, want het gaat om parlementair geknoei dat bijna zes jaar aan de gang is. De Vlaamse soap begint met een besluit van de vorige Vlaamse regering van 18 april 2008. Het bepaalt dat in het kader van de opstelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's), waarbij ook een plan-MER (milieueffectrapport) nodig is, naast de afzonderlijke behandeling van RUP en MER volgens de standaardprocedure, ook kan worden gewerkt via het zogenaamde 'integratiespoor'. Dat moet iets sneller gaan, omdat de procedure van het openbaar onderzoek van het RUP en van het MER niet na elkaar verlopen, maar in elkaar geschoven worden. Vandaar 'integratiespoor'. 


Er worden echter niet alleen procedurestappen in elkaar geschoven, maar de bekendmaking van het samengesmolten openbare onderzoek gebeurt alleen nog op een of andere website van de overheid. Bij de standaardprocedure is er een actieve melding in kranten en lokale publicaties. Bij het integratiespoor niet, en moet men dus permanent zeer alert zijn en regelmatig verschillende websites consulteren om te weten te komen of er zo een plan in aantocht is en ook of en wanneer er een openbaar onderzoek loopt. Voor een gewestelijk RUP moet men op een gewestelijke website gaan kijken, op de provinciale websites voor een provinciaal RUP en voor een gemeentelijk RUP op alle gemeentelijke websites.

Men kan er dus een volle dagtaak van maken, terwijl de burger bij de standaardprocedure gemakkelijker de informatie gepresenteerd krijgt, zowel via zijn krant, lokale infobladen – al of niet van de gemeente - en via aanplakkingen. Bij een gewone procedure is er dus een actieve bekendmaking, bij het integratiespoor alleen een passieve, op websites. Bij het integratiespoor is wel voorzien dat documenten, zoals de volledig verklaarde nota voor publicatie van het plan-MER, ook ter inzage moeten liggen op het gemeentehuis van de gemeenten die betrokken zijn bij dat plan. Maar om dat te weten moet men dus permanent allerhande websites afschuimen. Alles behalve een actieve bekendmaking dus. Een gemak dat alleen het werk van de administratie vereenvoudigt, maar wel ten koste van het recht op informatie en inspraak van alle burgers.

De Raad van State oordeelde bij arrest van 12 augustus 2011 (arrest 214.791) in verband met een RUP dat tot stand kwam via het integratiespoor, dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, en die bepalingen over de procedure van het integratiespoor onwettig moesten verklaard worden. De Raad schorste daarop het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening kleinstedelijk gebied Dendermonde', dat ondermeer de bouw van een nieuwe gevangenis in Dendermonde mogelijk moest maken. Het integratiespoor veroorzaakte volgens de Raad een niet aanvaardbare ongelijkheid wat de inspraak betreft tussen de standaardprocedure en het integratiespoor.

Tegenwind van het Grondwettelijk Hof

Het Vlaams Parlement beslistte toen niet dat de procedure van die plannen die volgens het integratiespoor waren tot stand gekomen moesten worden overgedaan, met respect voor het gelijkheidsbeginsel. Integendeel, in 2012 toverde het alweer een 'reparatiedecreet' uit zijn hoed om al deze dossiers geldig te verklaren via een zogenaamde 'validatie'. Dezelfde procedure die voor het eerst werd toegepast bij het Deurganckdok, en waarbij de parlementsleden toen zwoeren: “eenmaal, maar nooit meer”. Die belofte is ondertussen in de restafvalzak van het Vlaams parlement beland, want ‘validatie’ is ondertussen al herhaaldelijk weer bovengehaald om kaduke besluiten te ‘repareren’. Bij een reparatiedecreet door het Vlaams parlement worden alle kaduke plannen via een decreet door het parlement ‘gevalideerd’, waardoor ze niet meer voor de Raad van State kunnen aangevochten worden. De Raad van State kan namelijk alleen overheidsbesluiten vernietigen (zoals RUP’s of andere besluiten), maar geen decreten of wetten. In 2012 was er sprake van een vijftigtal ruimtelijke uitvoeringsplannen die al waren goedgekeurd of in behandeling waren volgens de regels van het integratiespoor uit 2008. Het integratiespoor bleef men daarna vlijtig verder toepassen, zodat de politici vandaag spreken van onderhand een zeventigtal zulke plannen.

Het Vlaams parlement had bij die validatie in 2012 er al te simpel op ‘gegokt’ dat die niet door het Grondwettelijk Hof – dat wel wetten en decreten kan vernietigen - zou afgekeurd worden. Maar die vernietiging kwam er wel, met een arrest op 31 juli 2013 (Arrest 114/2013). Na het scherpe standpunt van de Raad van State in de zaak Dendermonde, was het zelfs voor een leek duidelijk te voorzien dat het Hof een zelfde standpunt zou innemen (zie ook achteraan dit artikel, de Toemaat over het arrest van de Raad van State). Het Hof stelde de ongrondwettelijkheid vast, omwille van een niet rechtvaardigbare discriminatie van de burgers die te maken kregen met een procedure op basis van het integratiespoor, in vergelijking met de burgers die te maken kregen met een gewone procedure. Door die vernietiging worden die ondertussen zeventigtal RUP's aanvechtbaar bij de Raad van State, en wel 'ten eeuwigen dage', omdat ze als ongrondwettelijk worden beschouwd, en daarop staat geen vervaldatum voor een klacht. Er is dus ook geen enkele rechtszekerheid meer voor alle sinds 2008 goedgekeurde deelplannen en vergunningen in die RUP’s-gebieden die gebeurden volgens het integratiespoor. Ook alle nog nieuw goed te keuren plannen die het integratiespoor verder zouden gebruiken en alle vergunningen die op die RUP’s gebaseerd zijn, blijven eveneens eeuwig aanvechtbaar voor de Raad van State. Waar het Vlaams parlement in 2012 de mond vol had over ‘het herstel van de rechtszekerheid’ met het validatiedecreet, zoals ze bij elke validatie beweert, creëerde ze dus een enorme puinhoop van rechtsonzekerheid.

Het was dus niet voldoende dat de Raad van State het RUP ivm Dendermonde schorste om al in 2011 te bepalen dat ook bij het integratiespoor de bekendmaking moet gebeuren zoals bij de gewone procedure. Het Vlaams parlement bleef koppig op dezelfde weg doorgaan, door in 2012 te proberen het probleem van de ongrondwettelijke RUP’s op te lossen met een reparatiedecreet. Dirk Peeters (Groen) stelde toen al dat het decreet de toets van het Grondwettelijk Hof niet zou doorstaan: "Het Grondwettelijk Hof zal dit decreet vernietigen of ongrondwettig verklaren. De Raad van State passeren en de Grondwet negeren kan voor ons niet. Wij keuren dit voorstel van decreet niet goed." En hij kreeg meer dan gelijk. Het Grondwettelijk Hof moest er weer aan te pas komen om de burger zijn – al beperkt - recht op informatie en inspraak terug te geven. In zijn arrest van 31 juli 2013 wijst het Grondwettelijk Hof er duidelijk op dat de onwettigheid waaraan de bestreden validatie probeerde te remediëren, “ook zou kunnen worden hersteld door het opnieuw goedkeuren, door de bevoegde overheden, van de ruimtelijke uitvoeringsplannen die op onwettige wijze tot stand zijn gekomen, nadat de betrokkenen een effectieve mogelijkheid werd geboden om hun opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken over de inhoudsafbakening van een plan-MER voor het ruimtelijk uitvoeringsplan, of te voorzien in een afwijkende procedure, door de decreetgever, waarin dezelfde mogelijkheid voor de betrokken personen wordt gewaarborgd.” Eenvoudiger gezegd: zorg nu voor een actieve inspraak van de burgers bij het integratiespoor, en laat die passieve manier via een hele resem websites vallen.

De zoveelste reparatie

De Vlaamse regering en de parlementaire meerderheid bleven echter koppig hopen dat een hele reeks grote strategische projecten nog definitief kon ‘gered’ worden zonder nieuw openbaar onderzoek, zoals door het Grondwettelijk Hof aanbevolen, maar kwam alweer aandraven met opnieuw een validatiedecreet. Terwijl het Grondwettelijk Hof al in zijn arrest had gewaarschuwd dat dit alleen kon in zeer uitzonderlijke gevallen en met een zeer uitvoerige motivatie. Het Vlaams parlement deed eind 2013 toch maar weer een poging om een groot deel van de integratie-RUP’s te redden van vernietiging door de Raad van State, met alweer een validatie (Stuk 2271 (2013-2014) – Nr.1, 7 november 2013)  . De grote pleitbezorger van dergelijke validaties is sinds hij in het parlement zetelt (2009) telkens Wilfried Vandaele (N-VA), tot eind 2012 tweede schepen in De Haan (bevoegd voor o.a. ruimtelijke ordening. Nu alleen nog gemeenteraadslid in de oppositie. Sinds begin 2013 is hij ook Gemeenschapssenator). Nu ook weer nam hij het voortouw om een ‘reparatiedecreet’ op te stellen om de gevolgen van het vernietigde validatiedecreet en van het integratiespoor op te lappen en immuun te maken voor procedures bij de Raad van State.

In de twintig gevallen waarin het plan-MER nog loopt, zou de volledige inspraakprocedure worden hernomen volgens de standaardprocedure. Bij ongeveer twintig gevallen waar het plan-MER al wel is goedgekeurd, maar het ruimtelijk uitvoeringsplan zelf nog niet definitief is, zou de MER-procedure heropend worden. Voor de ongeveer dertig ruimtelijke uitvoeringsplannen die al definitief zijn en op basis waarvan er soms al bouwvergunningen zijn toegekend, zou alsnog een inspraak volgens de standaardprocedure worden georganiseerd. Het gaat onder meer over de gevangenis van Dendermonde, maar ook over een hele reeks andere grote projecten. Naar gelang van het resultaat daarvan zou de gemeente, provincie of gewest oordelen of het ruimtelijk uitvoeringsplan gewijzigd moet worden. Als het plan-MER wordt afgekeurd na die inspraakprocedure, zou de RUP-procedure volledig hernomen worden. In afwachting van het hernemen van de inspraakrondes zouden de ruimtelijke uitvoeringsplannen die al definitief zijn, wel voor twee jaar geldig verklaard worden in een nieuw validatiedecreet. Een zoveelste ronde 'validatie' dus, zij het beperkt tot twee jaar, en niet voor alle plannen volgens het integratiespoor.

Vlaams parlement: zero points

Voor de zoveelste keer werd hierbij ook de truc gebruikt om een regeringsontwerp, dat heet dan een ‘ontwerp van decreet’, te laten indienen door Vlaamse parlementsleden, wat dan een ‘voorstel van decreet’ heet. Dan vervallen alle verplichtingen tot het vragen van adviezen aan eender welke adviesraad, ook aan de  Raad van State, en is er geen RIA (reguleringsimpact analyse) nodig. Toch heeft het parlement dit keer niet het risico genomen aan de Raad van State voorbij te gaan, en werd haar advies wel gevraagd. Onder nr 54.708/1 van 6 januari 2014 is het sinds kort beschikbaar op de website van het Vlaams parlement als Stuk 2271 – nr 2(2013/2014) 

Behalve enkele voorstellen van tekstverbeteringen, valt vooral op dat de hele opzet van het twee jaar valideren van een dertigtal RUP’s de grond ingeboord wordt: zoiets kan geen doorgang vinden. De tekst hierover uit het arrest is overduidelijk:

“19. De tijdelijke geldigverklaring van de ruimtelijke uitvoeringsplannen die met toepassing van het integratiespoor zijn tot stand gekomen, …, staat op gespannen voet met het arrest van 31 juli 2013 van het  Grondwettelijk Hof waarin onder meer wordt gesteld dat een decretale validatie als die bedoeld in het nietigverklaarde artikel … van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, “slechts als uiterste redmiddel [kan] worden aangewend” wanneer zij niet louter een vormgebrek betreft. In de toelichting bij de voorgestelde regeling wordt de tijdelijke geldigverklaring evenwel niet in het licht daarvan verantwoord. Integendeel wordt uitsluitend verwezen naar de noodzaak om een einde te stellen aan de rechtsonzekerheid die voortvloeit uit  het voornoemde arrest van het Grondwettelijk Hof. Vraag is trouwens of rechtsonzekerheid niet precies dreigt te worden in de hand gewerkt wanneer, na een nieuw openbaar onderzoek met toepassing van artikel 10, § 2, van het voorstel, de procedure tot vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan of deelplan wordt hernomen.
 De tijdelijke geldigverklaring houdt ook in dat ruimtelijke uitvoeringsplannen die met toepassing van het integratiespoor zijn tot stand gekomen niet langer door de Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak, zullen kunnen worden vernietigd wegens de ongrondwettigheid die de Raad eerder heeft vastgesteld met betrekking tot de afwijkende inspraakregeling van het koninklijk besluit van 18 april 2008, zodat op die wijze tevens afbreuk wordt gedaan aan het gezag van gewijsde van de betrokken arresten van de Raad.
Rekening houdend met wat voorafgaat, komt het de Raad van State, afdeling Wetgeving, voor dat de regeling die in artikel 10, § 3, van het voorstel is uitgewerkt met betrekking tot de tijdelijke geldigverklaring, geen doorgang kan vinden.”

En dan is het ook nog onze schuld

In plaats van dus reeds in 2011, na de eerste tik door de Raad van State i.v.m. een RUP over Dendermonde, meteen te beslissen de inspraak ook bij het integratiespoor te laten verlopen zoals bij de gewone procedure, zitten we nu twee en een half jaar later met een kluwen aan ongrondwettelijke grote projecten en daarmee verbonden verleende stedenbouwkundige vergunningen. Bravo Vlaamse parlementsleden!

En dan komt N-VA-fractieleider in het Vlaams Parlement Matthias Diependaele in De Zevende Dag op zondag 19 januari ons de schuld geven: “Er is te veel inspraak van de burgers bij grote infrastructuurwerken” durft hij beweren. Volgens hem is “De slinger doorgeslagen. Er is te veel inspraak, waardoor het algemeen belang geblokkeerd wordt. Het is nu te makkelijk geworden om grote werken te blokkeren, we moeten de inspraakprocedures versnellen en stroomlijnen.”  “We gaan deze situatie samen proberen oplossen in het parlement”, verzekerde CD&V-fractieleider Koen Van den Heuvel in dezelfde uitzending, maar volgens de oppositie is het vijf na twaalf. “Dit is de derde keer dat u wordt teruggefloten, het is knoeiwerk geweest”, zei Joris Van Hauthem (Vlaams Belang). Daarin kunnen we hem alleen maar helemaal gelijk in geven.

De Standaard van vrijdag 17 januari ’14 vult zijn voorpagina volledig met het thema van het vernietigend negatief advies van de Raad van State, onder de titel ‘Geknoei Vlaamse regering blokkeert tientallen werven’. Daarin lezen we een uitspraak van Bernard Vanheusden, professor milieurecht aan de UHasselt: “De meerderheidspartijen zijn hier aan het knoeien en laten dit best grondig onderzoeken. Het probleem is dat er onvoldoende inspraak van de burger blijft in de bouwplannen.”

Maar wie moet dit onderzoeken, als de parlementsleden zelf, de wetgevende macht, die de burger tegen het despotisme van de administratie zou moeten beschermen, met N-VA op kop, om hun N-VA minister te dekken, meer belang hechten aan het beschermen en repareren van de fouten van de administratie dan aan de volwaardige inspraak van de burgers? Ze durven zelfs beweren dat we teveel inspraak hebben.

Toemaat: het arrest 214.791 van de Raad vanState van 12 augustus 2012 over Dendermonde

De kern van de zaak ging om de procedure over een nieuwe gevangenis in Dendermonde, aangespannen door 9 bewoners uit de buurt. De parlementsleden en de regering konden na dat arrest al weten dat het voornemen van een openbaar onderzoek alleen op websites publiceren ruim onvoldoende was, en ‘reparatie’ dus zinloos was. Zo schrijft de RvS in dat arrest:

“Het besluit van 18 april 2008 voorziet dus in een vermindering van de mogelijkheden tot publieke inspraak in de fase voorafgaand aan de opmaak van het plan-MER.
Die vermindering is aanzienlijk. De publicatie door terinzagelegging op het gemeentehuis en via websites kan enkel leiden tot voldoende inspraak indien het publiek kennis heeft van die terinzagelegging. De websites zijn wel publiek toegankelijk, maar het publiek zal er slechts informatie zoeken indien het publiek op zoek is naar die informatie, en dus weet dat er een
publieke consultatie over het plan loopt.
Het is door een aankondiging van dit openbaar onderzoek op fora die niet enkel het publiek bereiken dat weet dat er een openbaar onderzoek is, dat het publiek kennis kan krijgen van het feit dat een nota voor publieke consultatie ter inzage ligt op het gemeentehuis en/of geconsulteerd kan worden op een website.
De afschaffing van deze aanplakking leidt dan ook tot een vermindering van het beschermingsniveau van het leefmilieu. Die vermindering is aanzienlijk….

De afwijkende regeling van het besluit van 18 april 2008 maakt dan ook dat de generieke regeling van het besluit van 12 oktober 2007 niet van toepassing is voor precies dat soort plannen die zowel in aantal als in impact de belangrijkste soort plannen zijn waarvoor een plan-MER kan worden opgemaakt, op voorwaarde dat geopteerd wordt voor het
integratiespoor.
Precies voor dat soort plannen verdwijnt de kennisgeving aan het ruime publiek (in tegenstelling tot het publiek dat al kennis heeft) van de start van een openbaar onderzoek omtrent een nota tot publieke consultatie. Dit openbaar onderzoek is van een groot belang, omdat het het publiek toelaat suggesties te doen omtrent het te voeren milieu-effectenrapport.
De afschaffing van de publieke aankondiging dat een nota voor publieke consultatie ter inzage ligt in het geval van een plan-MER voor een RUP dat opgemaakt wordt volgens de procedure van het integratiespoor leidt dan ook tot een aanzienlijke vermindering van het beschermingsniveau van het leefmilieu. Die vermindering van de bescherming wordt op geen enkele wijze verantwoord….
Minstens is er sprake van een ongelijke behandeling van de burger die betrokken wenst te worden bij de publieke consultatie van een plan-MER voor een RUP dat opgemaakt wordt volgens het integratiespoor, en de burger die betrokken wnest te worden bij de publieke consultatie van een ander plan-MER. De ongelijke behandeling is in strijd met de artikelen 10 en 11 van de grondwet. Het past dan ook artikel ‘, §3 van het Besluit van 18 april 2008 onwettig te verklaren….
De tweede tussenkomende partij (De Regie der Gebouwen) toont overigens ook niet concreet aan dat de bouw van een gevangenis op de betrokken site, met vergunningen verleend op grond van een plan dat is tot stand gekomen met toepassing van het prima facie onwettig bevonden besluit, de enige mogelijkheid is om het probleem van het tekort aan gevangenisplaatsen op te lossen.”
Read more...

Pensioensparen is geen fiscaal voordeel, wel in tegendeel

De socialistische vakbond stelt voor het ‘fiscaal voordeel’ van het pensioensparen af te schaffen. Maar het is geen voordeel, want het wordt nu al te veel belast.
Midden januari stelde ABVV-topman Rudy De Leeuw voor het zogenaamde ‘fiscaal voordeel’ van het individuele pensioensparen af te schaffen, om hiermee gedeeltelijk het wettelijk pensioen te kunnen verhogen. Dat de pensioenen, behalve deze van vastbenoemde ambtenaren, laag, te laag zijn is voldoende bekend. Maar ze optrekken ten koste van het zogenaamde ‘fiscaal voordeel’ van het individuele pensioensparen is een voorstel dat alleen kan komen van iemand die zoveel mogelijk alles wil collectiviseren, zeg maar een communistisch idee.


Van het bruto inkomen worden eerst de bijdragen voor de sociale zekerheid afgetrokken om het belastbaar inkomen te berekenen. Daarna kunnen nog – veel te veel – aftrekposten het belastbaar inkomen verlagen (dienstencheques, sommige ecologiemaatregelen, verplaatsingskosten, enz, enz.). Op de bijdragen voor het wettelijk pensioen en voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering worden er dus geen belastingen geheven. Dat is niet het geval met het individuele pensioensparen. Dat wordt niet afgetrokken van het bruto inkomen om het belastbaar inkomen te bepalen, maar wordt behandeld via een aftrekpost, een post die min of meer aftrekbaar is van het belastbaar inkomen. Vooreerst is het bedrag dat als basis voor de aftrek dient geplafoneerd, momenteel op 940 euro per jaar per persoon (tien jaar geleden was dat slechts 610 euro). Van dit bedrag mag 30% in rekening gebracht worden als fiscale aftrek. Wie dus een gemiddeld inkomen heeft, zit al snel boven een belastingsvoet van 30%, en betaalt dus wel een belasting op zijn pensioensparen.

De banken en verzekeraars die pensioensparen aanbieden vergeten er in hun reklame meestal bij te vertellen dat men op 60 jaar een belasting van 10% moet betalen op het gespaarde kapitaal plus de interest, de zogenaamde ‘taks op het langetermijnsparen’. Bij een pensioenspaarverzekering wordt 10% ingehouden op de betaalde premies gekapitaliseerd tegen de gewaarborgde rentevoet. Bij een pensioenspaarfonds kan het echter meer dan 10% bedragen, want de fiscus kapitaliseert de nettopremies tegen 4,75%, ongeacht de onderliggende prestatie van het fonds. De fiscus gaat er dus van uit dat uw pensioenspaarfonds 4,75% opbrengt. Brengt het minder op, wat vandaag in de regel het geval is, dan wordt men toch op basis van 4,75% belast. Voor stortingen die gebeurden vóór 1 januari 1993, bedraagt de belasting zelfs 16,5%. (Om alle heffingen op 60 jaar op 10% te brengen hebben de banken en verzekeraars in de loop van 2012 op alle pensioenspaarcontracten een heffing van 6,5% moeten inhouden voor alle stortingen die vóór 01/01/1993 gedaan zijn, als een vervroegde belasting). Op die 16,5% resp. 10% wordt ook nog een gemeentebelasting geheven. Wie na 60 jaar, tot 65 jaar, verder aan pensioensparen doet, moet geen taks meer op het langetermijnsparen betalen, maar ziet zijn aftrek nog steeds beperkt tot 30%. In sommige gevallen, wanneer niet aan alle wettelijke bepalingen wordt voldaan, bijvoorbeeld opname van het kapitaal vóór 60 jaar, bedraagt de taks geen 10% resp. 16,5%, maar niet minder dan 33%, en voor premies van vóór 1.1.1992 worden ze zelfs aan het volledig progressief tarief belast.


Er is dus geen sprake van een ‘fiscaal voordeel’ voor wie aan individueel pensioensparen doet, maar in tegendeel van een fiscaal nadeel, in vergelijking met de behandeling van de verplichte afhoudingen voor de wettelijke pensioenen en de ziekteverzekering. Zoals deze laatsten zou dus het individueel pensioensparen volledig – met een eventueel plafond – aftrekbaar moeten zijn van het bruto belastbaar inkomen, en eveneens volledig moeten vrijgesteld zijn van belastingen.
Read more...

3 januari 2014

Oskar Lafontaine tegen windturbines

In een gastbijdrage in de Frankfurter Allgemeine Zeitung (FAZ) pleit Oskar Lafontaine er voor stroomproductie door windmolens te stoppen. Die vernietigen cultuurlandschappen, onder het voorwendsel het milieu te beschermen.
Een opmerkelijke ‘vrije tribune’ van politicus Oskar Lafontaine (° Saarlouis, 16 september 1943). In een ‘Gastbeitrag’ in de FAZ van 12 december 2013 pleit hij ervoor te stoppen energie te produceren met windturbines. Windenergie geldt voor velen als een technologie van de toekomst, maar die goedbedoelde ecologische energieproductie vernietigt cultuurlandschappen, veroorzaakt volgens hem meer energieproductie in steenkoolcentrales, en is dus uiteindelijk verantwoordelijk voor een verhoging van de CO2-uitstoot.

Een samenvatting van zijn betoog:

Onder het voorwendsel het milieu te beschermen, wordt het landschap vernietigd. Het is tijd de energieproductie door die ‘staalreuzen’, die een hoogte van 200 meter kunnen bereiken, te stoppen. De vernietiging van het Duitse cultuurlandschap gaat onverminderd door. Niet te verwonderen, want voor een windmolen op een gemiddelde standplaats in Duitsland, die jaarlijks ongeveer zes miljoen KWh produceert, wordt een jaarlijkse pacht van 60.000 euro betaald. Op windrijke standplaatsen in Noord-Duitsland kan dat oplopen tot 90.000 euro voor de grondeigenaar. Volgens het ministerie van economie bedroeg het aandeel van windenergie in de stroomproductie in 2012 1,3%. Moeten we hiervoor onze cultuurlandschappen vernietigen? Zelfs als het aandeel kan verdubbeld wordt tot 2,6%, zou het nog niet te rechtvaardigen zijn. Men moet geen energie-expert zijn om onmiddellijk te zien dat de CO2-reductie door windenergie eenvoudig door ander technologieën kan vervangen worden. Maar niet eens de CO2-balans van de windenergie is vandaag een argument ten gunste ervan. Meer en meer stemmen wijzen erop dat ze tot een verhoging van de CO2-uitstoot leidt. De oorzaak is dat gasturbines niet meer rendabel zijn, en er meer elektriciteitscentrales op steenkool werken. Het subsidiesysteem voor hernieuwbare energie zorgt er dus voor dat elke windmolen meer kolen doet verstoken en zo niet tot een lagere, maar tot een hogere CO2-uitstoot leidt.

Daarna citeert hij de schrijver Botho Strauss, die het heeft over een brutale vernietiging van het landschap, een vernietiging van alle dichter-blikken van de Duitse literatuur, van Höldering tot Bobrowski. Lafontaine haalt ook nog een beeldenroute aan (‘Steine an der Grenze’, met foto’s ervan te vinden via Google) die ontstaan is aan de Frans-Duitse grens in ‘zijn’ Saarland, waarbij 32 beelden werden opgericht door beeldhouwers uit 16 verschillende landen, onder impuls van beeldhouwer Paul Schneider, en die het landschap in de Landkreis Merzig een eigen gezicht gegeven hebben. Hij haalt ook schrijver Alfred Gulden aan, die als geen andere dit landschap bezongen heeft. Maar nu komen er daar, in de directe omgeving van die beeldenroute, dertien reuze-windmolens, waardoor het uitgesloten is dat de wandelaar zich daar nog onbezwaard, licht en vrij kan voelen, zoals Alfred Gulden het wandelen in dat landschap beschrijft.

Verder haalt Lafontaine nog een citaat aan van de dirigent Enoch zu Guttenberg, uit een vroeger artikel in de FAZ: “het gaat hier niet meer over de natuur en haar bescherming, het gaat hier mogelijk zelfs alleen maar om geld”. (NvdR: dit komt uit een artikel van zu Guttenberg in de FAZ van 13.05.12, waarin deze aankodigt uit de ‘BUND’ – Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland - te stappen, die hij zelf nog 37 jaar geleden mee hielp oprichten. Hoofdreden van zijn vertek: de steun van de BUND aan de massale bouw van windturbines die hele landschappen veranderen in een soort Herbert George Wells-taferelen, als reuzengrote Marsrobotten die de aarde inpalmen, zoals beschreven in zijn roman ‘Oorlog der Werelden’ uit 1898.)

Oskar Lafontaine vindt dat de windenergiebranche veel geleerd heeft van de industrielobby wat het beïnvloeden betreft, meer zelfs: de koopbaarheid van politieke beslissingen. In het ontschuldigste geval worden toelagen aan kinderopvang of sportverenigingen in het vooruitzicht gesteld om de toelating door lokale burgemeesters en gemeenteraden te bekomen. Wanneer de burgers lucht krijgen van de plannen is het meestal al te laat en de goedkeuringsprocedure al te ver gevorderd. Daarom stelt hij dat vooraf een bindend referendum verplichtend zou moeten zijn in elke gemeente waar windmolens gepland zijn.

Tot slot vreest hij dat poëzie en schoonheid niet meer zullen volstaan als argument om deze brutaliteit te stoppen. En daarom probeert hij het anders: het is economisch en technisch zinloos, op een weg verder te gaan, waarbij de CO2-uitstoot verhoogt, de prijs voor elektriciteit doet stijgen, terwijl het doel door intelligentere techiek eenvoudiger en goedkoper kan bereikt worden.

Zover Lafontaine.

Geen windmolens nodig

Ook in België worden steeds meer gasgestookte centrales gesloten, omdat de prijs van gas gestegen is tegenover kolen en geen rendabele exploitatie meer mogelijk is als piekcentrale, wanneer er onvoldoende wind is en de windmolens geen stroom leveren. De benodigde piekcapaciteit zou moeten komen uit import van stroom, ondermeer uit de vele nieuw gebouwde Duitse… steenkoolcentrales. De beste steenkoolcentrale veroorzaakt een uitstoot van 740 gram CO2/kWh, een vergelijkbare moderne gascentrale minder dan 400 gram.

De oproep van Lafontaine houdt ook verband met de reuze-winmolenparken in Duitsland. Daar worden hele landschappen ingenomen door enorme windmolenparken, soms met tientallen dicht bij elkaar staande windmolens, die inderdaad een landschap oproepen vol reuzengrote Marsrobotten. En het zouden er nog veel meer kunnen worden. Na de ramp van Fukushima besliste bondskanselier Angela Merkel dat tegen 2020 alle kerncentrales dicht moesten. Om al die kernenergie te vervangen, zou Duitsland nog meer de kaart van de zonne- en windenergie trekken. De doelstelling is om tegen 2020 35 procent van alle energie uit hernieuwbare energiebronnen te halen, in plaats van de aanvankelijke 25 procent. Om de investeringen in groene energie te stimuleren, werden wettelijke afspraken gemaakt over de prijs die bedrijven en particulieren voor hun groene stroom krijgen. Die is voor 20 jaar vastgelegd. Maar de groenestroomproducenten worden eigenlijk te veel betaald. Op de energiemarkt is ‘conventionele’ stroom duidelijk goedkoper. En omdat er steeds meer groene stroom geleverd wordt, zakt de energieprijs op de markt zelfs. Maar toch blijven de groenestroomproducenten hun wettelijk vastgelegde prijs krijgen. Het verschil moet bijgepast worden door particulieren en bedrijven: zij moeten een ‘groenestroombijdrage’ betalen. Op die manier is een subsidiestroom richting groene bedrijven op gang gekomen die vorig jaar geschat werd op 14 miljard euro en tegen 2022 kan oplopen tot 100 miljard, aldus berekeningen van de universiteit van Keulen. De Duitse gezinnen zagen hun energiefactuur daardoor almaar stijgen: zij betalen nu al 28 eurocent per kilowattuur (in België is dat ongeveer 22 cent) waarvan 5,3 cent ‘groenestroombijdrage’ is. Vorig jaar bedroeg die bijdrage nog maar 3,6 cent. (Bron: De Standaard, 15/07/13)

In zijn artikel van 13.05.12 geeft Enoch zu Guttenberg aan dat we helemaal geen landschapsvernietigende en massaal vogels verslindende windturbines nodig hebben als meer ingezet wordt op energie-efficiëntie. Alleen al door een verbod op de stand-by-modus in elektronische toestellen zou in Duitsland jaarlijks 20,5 miljard KWh kunnen bespaard worden, vervanging van oude wasmachines en koelkasten door nieuwe energiezuinige exemplaren vermindert het verbruik met 55,7 procent.

Bovendien een zeer dure technologie

Ook de Belgische elektriciteitsfactuur dreigt de komende jaren flink duurder te worden. In de periode 2013-2020 moeten de gezinnen en bedrijven via hun energiefactuur 5,7 miljard euro extra bijdragen, alleen al voor de steun die via groenestroomcertificaten aan windparken wordt gegeven. Van die 5,7 miljard euro vloeit 3,5 miljard euro naar de windparken op zee. Dat berekende studiebureau SIA Partners, zo schrijven De Tijd en L’Echo zaterdag 22 juni ‘13. Dit jaar bedraagt de steun aan de windenergie 350 miljoen euro. Als het beleid niet verandert, loopt dat in 2020 op tot 1,1 miljard euro.

Het Vlaamse aandeel in de rekening voor zonnepanelen, windmolens en biomassacentrales stijgt voor het eerst boven 1 miljard euro. Dat leert een nieuwe studie van het Vlaamse adviesorgaan SERV. Het cijfer bewijst dat de laatste jaren de factuur van groene stroom is geëxplodeerd, zo melden Het Laatste Nieuws en De Morgen op 7 november ‘13. In 2008 ging het om 228 miljoen euro. Vorig jaar was dat al bijna verviervoudigd. En dit jaar wordt de grens van 1 miljard euro doorbroken. De kosten worden doorgerekend aan de elektriciteitsverbruikers: de gezinnen, de kmo’s en de grote bedrijven. In de praktijk zijn het vooral de eerste twee die betalen via bijdrages op hun elektriciteitsfactuur. Een gemiddeld gezin moet jaarlijks tussen 80 en 120 euro extra ophoesten.

Uit de jaarrekeningen van Belwind, de grootste exploitant van windmolens in de Noordzee voor onze kust, blijkt dat tussen 1 april 2011 en 31 maart 2012 90,5 miljoen euro omzet binnenkwam. Slechts een derde daarvan is afkomstig uit de verkoop van opgewekte elektriciteit. Tweederde komt van de opbrengst uit groenestroomcertificaten. Het leverde een operationele winst op van 33 miljoen euro. Volgens schattingen van de energieregulator CREG zullen de zeven windmolenparken in de Noordzee de consument de komende twintig jaar minstens 14 miljard (!) euro kosten. Zoals Jean-Marie Dedecker het zo plastisch kan zeggen: “Die offshore parken zijn jackpotten voor de uitbaters maar driearmige bandieten voor de verbruikers en de belastingbetalers.” (Op zijn politieke blog, 25 nov ’13).

Wie durft hier tegen windturbines ingaan?

De sp.a heeft een antwoord bedacht op de stijgende energieprijzen: (tijdelijk) de BTW verlagen op de energiefactuur. Zo blijven de superwinsten van de eigenaars van installaties voor de productie van hernieuwbare energie buiten schot. Zijn de banden van Vande Lanotte dan toch nog zo sterk met die sector, of gaat het hem vooral om behoud van tewerkstelling in Oostende? Ziet men hier oude linkse kameraden als Freddy Willockx of Louis Tobback een dergelijk standpunt zoals Lafontaine innemen?

Over Oskar Lafontaine
Hij was geruime tijd minister-president van Saarland (1985-1998), even Duits Bondsminister van Financiën (oktober 1998-maart 1999, in een rood-groene coalitie), eerst voorzitter van de SPD (1995-1999) en daarna co-voorzitter van Die Linken (juni 2007-mei 2010). Nu is hij fractievoorzitter van Die Linken in het Saarlands deelstaatparlement.
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>