31 december 2010

Zeg nooit dingen die je eerder nooit zei

Over het Orwelliaanse wereldbeeld van Annemie Turtelboom.

“Het gaat om het detecteren van lonely wolves, jongeren die volledig in hun eentje via internet een “knip- en plakideologie” voor zichzelf samenstellen.” Zo omschrijft Annemie Turtelboom (VLD), minister van binnenlandse lopende zaken, haar nieuw mobilisatieplan tegen “radicalisering en polarisering”, speciaal bij de veelvuldig op het internet surfende jeugd. Op advies van criminologen Paul Ponsaers en Brice De Ruyver moeten scholen en verenigingen actief ingeschakeld worden in de neiging van jongeren om “zich af te zonderen” en zomaar op hun eentje te gaan grasduinen in de wereld van ideeën en levensbeschouwingen. Vroeg of laat komen ze bij Bin Laden terecht, zo leert ons professor Brice De Ruyver, voormalig veiligheidsadviseur van Guy Verhofstadt. Dus kunnen we dat schuinmarcheren maar beter proactief tegengaan en de kudde bijeenhouden.

Eerst iets over die “knip- en plakideologie”. Ik ben respectievelijk Vlaams-republikein, ecologist met sterke sociale reflexen, libertariër, bewonderaar van de anarchist Joseph Fourier, en cultuurconservatief,- ik spreek dan nog niet over mijn andere aberrante en schier inconsistente voorkeuren en hobby’s. Alles is voor mij –daarom niet voor anderen- deugdelijk samengesmolten in een behoorlijk functionerend conceptueel kader waarmee ik de wereld te lijf kan gaan, dingen kritisch kan analyseren, me kwaad kan maken, enthousiast kan zijn. Zonder twijfel gaat het hier om een bricolage, een knip-en-plak-ideologie. Kent u er een ander? Kan men op een andere manier een identiteit en een wereldbeeld vormen,- behoudens dan de complete brainwashing, het educatief pletwalsen, de totale nivellering, het klonen van compleet gehomogeniseerde individuen?

Laat die afwijking nu toch wel een wezenlijk aspect van onze westerse cultuur zijn: het vreemdgaan, Parsifal, de reine dwaas, de onnozele hals, de buitenstaander, de eenzame bricoleur...

Door nadere studie weet ik dat zelfs die Fourier de mosterd elders is gaan halen, gelezen en geplukt heeft wat hem het best paste,.. dus ook “geknipt en geplakt heeft”. Zoals alle filosofen. En volledig in zijn eentje! Die afkeer van de eenzaamheid en de zelfstudie bij de steeds in het zwarte getooide Annemie, daar moet toch iemand eens een psychoanalyse van maken. Iemand die iets “alleen” doet, bakt er per definitie niets van, of begeeft zich in de zonde. Men kan zich afzonderen om Nietzsche te lezen, om opera te luisteren, om te bidden, om gedichten te schrijven, om te masturberen, of om bommen te maken. Maar voor de minister is dat allemaal hetzelfde: wie zich buiten de kudde waagt, is een lonely wolve, een anomalie in de samenleving. Het onaangepast zijn wordt een kwaal op zich. En laat dat nu toch wel een wezenlijk aspect van onze westerse cultuur zijn: de deviantie, het vreemdgaan, Parsifal, de reine dwaas, de onnozele hals, de buitenstaander, de eenzame bricoleur (die in het verhaal, zoals bij Parsifal, de goegemeente redt uit haar sclerose).

En dan dat mopperen tegen radicaliteit, die doorlopend met extremisme verward wordt. Radicaliteit en polarisatie zijn het zout en peper van onze samenleving. Ik hou van mensen die weten wat ze willen en echt gekozen hebben. Omwille van haar ideeënloze ideologie beschouwt mevrouw Turtelboom echter de democratie als een vrolijke markt van instant-meningen, waarin zich een shoppende kiezer/consument lichtvoetig beweegt. Radicaliteit is daarin hinderlijk, hoekig. Het is juist deze ondraaglijke lichtheid die –terecht- gecounterd wordt door een andere visie op democratie: die van een latente burgeroorlog, of laten we het een gewapende vrede noemen. Een maatschappij die haar eigen dialectiek accepteert, –de idee dat alles wordt, uit tegenstellingen en conflicten. Respect voor andersdenkenden hoort daar bij, lankmoedigheid en compromis-bereidheid niet. We leven al ettelijke decennia in een context van het Belgische compromis en de consensus, en het systeem blijkt van geen kanten meer te werken. Het politieke midden is mentaal dood, elders in Europa en de wereld trouwens evengoed, en het behoort tot de perverse logica van de hedendaagse parlementaire democratie dat dit midden zich desondanks steeds weer opdringt als het centrum van de waarheid. Quod non: de waarheid zit helemaal in de marge. Geef mij maar Wilders, het Vlaams Belang, naast Gaia en de PvdA. Radicale visies die zich bij voorkeur meten met andere radicale visies. Zij lokken de waarheid als het ware uit haar schuilplaats. Het extremisme komt pas op de proppen, wanneer die confrontatie geweigerd wordt, en de polemiek plaatst maakt voor het enkelvoudig dogma. Maar ik zie vooral juist in het midden een weigering van de confrontatie, zie bijvoorbeeld het “cordon sanitaire”.

Dat er dan een paar mafkezen zich in naam van Allah willen opblazen met zelfgemaakt speelgoed, is dan niet het probleem van de radicaliteit op zich, maar vooral van de desbetreffende doctrine, in casu de islam. De ideologie zelf dus, niet de mate van engagement die men ervoor opbrengt. Dat vergt dus weerom studie, analyse,… confrontatie.

Talrijke gevaarlijke individuen gingen u voor

Maar daar wil mevrouw Turtelboom niet aan beginnen. Mensen die van een mening hun overtuiging maken, zijn per definitie gevaarlijk. Dus ook de Vlaamse separatisten, of de getuigen van Jehovah, of Greenpeace. Haar visie is dus liberaal-nihilistisch, om niet te zeggen: postmodern-fascistisch. Ze gelooft in niets meer, zeker niet in de vrijheid van het individu, zelfs niet in haar eigen gelijk of in de billijkheid van het systeem waarin ze functioneert. Ze wil gewoon beletten dat er zich identitaire kernen vormen van individuen of groepen die zich buiten het mainstream-denken stellen dat door de massamedia wordt ingelepeld.

De afwijking wordt dus een kwaad op zich, te remediëren met opsluiting of met een spuitje. Filosoof Michel Foucault waarschuwde er al voor: onze zogenaamde democratische “open samenleving” kan niet om met marginaliteit, die gemedicaliseerd of gecriminaliseerd wordt of, als het even kan, beide.

Plots wordt dat politiek nihilisme ook weer zeer religieus-kerkelijk en exorcistisch: het enkelvoud wordt als afvallig en heterodox beschouwd, vreemd aan de rechte leer, apocrief. De gelovige massa wordt op dat moment ingeschakeld als zelfcontrolerend organisme voor de duiveluitdrijving. En hier komt de Orwelliaanse dimensie van het verhaal om de hoek kijken: de minister wil ook dat oren en ogen worden opengehouden om “verdachte” bewegingen te detecteren en te melden. We hebben dus allemaal een meldingsplicht. De scholen en verenigingen, door de minister opgevorderd als antennes, zijn dan de ideale doorgeefluiken:

“Wanneer zij merken dat iemand zich afzondert en dingen gaat zeggen die hij voordien nooit zei, moet dat een signaal zijn om die jongere daarover aan te spreken. En wanneer dat niks oplevert, vraag ik dat ze de politie inschakelen.”

Tja, wie zou er zo allemaal dingen gezegd hebben die hij/zij voordien niet zei? Hebt al wel eens iets gedacht dat u voordien niet gedacht had? Neen? Dan zit u safe. Indien toch, dan bent u op het verkeerde pad. Nitwits als Jezus, Boeddha, hogervermelde Friedrich Nietzsche, Schopenhauer, Einstein,- zijn u voorgegaan, tot hun scha en schande. Allen hebben ze iets gezegd dat ze voordien nog niet gezegd hadden,- erger nog: dingen die voordien nog niemand gezegd had. En dat vies oud ventje, een zekere Immanuel Kant, die zich zo afzondert, wat doet die elke dag om halfvier, met zijn hoed en regenjas, zogezegd op wandel? Hmm… dit moeten we toch melden, waar is dat formulier ook weer.

De gelovige massa wordt op dat moment ingeschakeld als zelfcontrolerend organisme voor de duiveluitdrijving. En hier komt de Orwelliaanse dimensie van het verhaal om de hoek kijken...

In laatste instantie gooit de minister van binnenlandse camera’s zoveel kinderen met het badwater weg, dat men echt van cultuurnihilisme kan spreken. Het de facto plaatsen onder aanhoudingsmandaat van al wie zich even afzondert, produceert op het einde een Orwelliaanse hel, de oorlog van allen tegen allen, wellicht het tegendeel van wat mevrouw Turtelboom in haar menslievendheid zogezegd beoogde.

Maar de strijd van Annemie is bij voorbaat verloren: hoe meer het afwijken verboden wordt, hoe aantrekkelijker. Het is juist de oppervlakkigheid van de consensusdemocratie en haar spectaculaire spin-offs, de valse mythe van de “warme” samenleving en de verplichte sociale cohesie, die jongeren op zoek doet gaan naar intellectueel houvast, naar engagement en diepgang. Een liberaal die zo’n daad van vrijzinnigheid, in de echte zin van het woord, verbanvloekt,- daar kan mijn verstand niet bij.

En euh…, à propos, is dit eigenlijk nog wel een lopende zaak van een ontslagnemende regering? Of zijn we onmerkbaar al in een nieuw regime binnengegleden, van de nieuwe orde-op-zaken, la Belgique nouvelle qui est arrivé? Een zakenkabinet dat via een wazige war-on-terror-doctrine, geleend van George Bush sr., de greep van de overheid op de samenleving verstrakt?

Ik zou zeggen tot de surfende jeugd: snel weg van deze plek! Google eens onder de woorden Nietzsche, Sartre, Kant, Schopenhauer. Blijf vooral zoeken naar dingen die niet voor het grijpen liggen. En jawel, zoek gelijkgezinde lonely wolves, dat is nog zoveel prettiger. En ongemakkelijker voor het systeem.

Johan Sanctorum

Read more...

30 december 2010

Struisvogelparlementairen

Terwijl ruimtelijke planners proberen meer werken terug vergunningsplichtig te maken, keurt het Vlaams parlement snel-snel een decreet goed waarmee men van Toerisme Vlaanderen een vergunning voor de uitbating van een toeristische logies kan krijgen, ook als men de regels van stedenbouw overtreedt, en dus een bouwmisdrijf begaat.

Na het opiniestuk over de stedenbouwkundige meldingsplicht (zie de 'Leugens van ruimtelijke planners en professoren') die De Standaard op 14 december publiceerde, doet de krant er met een eigen redacteur nog een schep bovenop. De titel op de voorpagina van 28 december: 'Forse kritiek op nieuwe bouwregels'. Ondertitel: 'De versoepelde regels voor bouwvergunningen vinden geen genade bij zeven op de tien stedenbouwkundige ambtenaren'. Journalist Wim Winckelmans meent te weten dat de beslissing van de Vlaamse regering om de meldingsplicht in te voeren voor kleinere werken, ter vervanging van de vergunningsplicht, "op onbegrip stuit bij de gemeenten, die vrezen voor meer burenruzies en ongewilde bouwovertredingen met de nieuwe regels." De gemeente Evergem besloot als eerste de meldingsplicht niet toe te passen en verder hiervoor een bouwvergunning te eisen, volgens journalist Winckelmans "om de Vlaamse regering een neus te zetten." Een wel heel speciale stijl van berichtgeving op de frontpagina, dat Evergem de regering 'een neus wil zetten', terwijl elke gemeente per decreet het recht heeft om die Vlaamse meldingsregel naast zich neer te leggen. Winckelmans vervolgt dat "er snel navolging kan komen", want "zeventig procent van de stedenbouwkundige ambtenaren, de lokale experts in vergunningenbeleid, vindt dat de invoering van de meldingsplicht geen of helemaal geen meerwaarde heeft." Dat zou blijken uit een enquête van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).

Als men die enquête 'Meldingsplicht en vrijgestelde handelingen' leest, staat daar heel wat anders in dan wat Winckelmans ervan maakt. Vooreerst stuit de regel niet op onbegrip bij 'de gemeenten', maar betreft het alleen de mening van de stedenbouwkundige ambtenaren. Waarmee begint het resultaat van de enquête? Met volgende waarschuwing: "Opgelet: de resultaten geven een reactie van de betrokken ambtenaar. Ze binden het lokale bestuur natuurlijk niet." Op de eerste vraag, of de gemeente voornemens is om meldingsplichtige handelingen weer vergunningsplichtig te maken, antwoordt driekwart van de ondervraagden dat de gemeente nog even afwacht. Met de manier van presenteren van Winckelmans, dat Evergem navolging zal krijgen, gevolgd door 'zeventig procent van de stedenbouwkundige ambtenaren, ..., vindt dat de meldingsplicht geen meerwaarde heeft,' wordt de indruk gewekt dat er massaal zal gekozen worden voor een afwijkende regeling. Driekwart wacht dus nog even af, en van die snelle navolging is ook niet veel te merken in de enquêteantwoorden: een zevental gemeenten, Aartselaar, Dilbeek, Hemiksem, Herenthout, Hoogstraten, Maasmechelen en Rijkevorsel denken er over na, of ze wel zoiets zouden doen als Evergem. Denken erover na, niet: zijn van plan het in te voeren. En daarna gaat Winckelmans in zijn artikel helemaal in de fout: "Hasselt, Mechelen en Opglabbeek overwegen dan weer om de meldingsplichtige werken helemaal vrij te stellen van vergunning." Het decreet laat de gemeenten niet toe om soepeler te zijn, alleen maar strenger, maar bovendien staat er iets anders in de resultaten van de enquête, zelfs net het omgekeerde van wat Winckelmans schrijft: 'In Hasselt, Mechelen en Opglabbeek overweegt men dan weer om deels de meldingsplicht niet toe te passen, meestal niet in het industriegebied in ruime zin of niet voor bepaalde handelingen in woongebied.' Anders geformuleerd: in Hasselt, Mechelen en Opglabbeek overweegt men deels de vergunningsplicht terug in te voeren in het industriegebied in ruime zin of voor bepaalde handelingen in woongebied.
Waar Winckelmans het dan op het eind vandaan haalt dat "daarnaast ook Antwerpen, Gent, Genk en Eeklo hun ongenoegen over de nieuwe Vlaamse regels hebben laten blijken," is een raadsel. Daar staat in elk geval niets van in de enquête van de VVSG. Dat is geen objectief hoofdartikel meer, maar verkeerde informatie. Had een of andere een ruimtelijke planner gevraagd om daar nog eens extra op terug te komen?

De verse co-hoofdredacteur Karel Verhoeven had op kerstavond nog een artikel over 2 volle bladzijden gepubliceerd met de titel 'Beste lezer, wees veeleisend voor deze krant'. Verhoeven: "Eis van deze krant dat ze u verrast, prikkelt, tegen uw vooroordelen ingaat. Eis dat u erop kan vertrouwen dat ze correct is en dat ze billijk rapporteert over de wereld. Protesteer als ze onder uw maat gaat,..". Dat is allemaal zeer goedkope bla-bla, als mijn lezersbrief om de leugens van het opiniestuk over de meldingsplicht recht te zetten niet gepubliceerd wordt, zonder enige reactie blijft, en de week daarop een eigen redacteur over hetzelfde thema niet eens correct rapporteert.

Struisvogelparlement

Geen aandacht kreeg dan weer een met de grootste snelheid op 23 december goedgekeurd decreet over de toeristische logies. Dat was pas de dag voordien ingediend, en op 23 december stelde Wilfried Vandaele (N-VA) de spoedbehandeling voor in plenaire vergadering, en werd het er dan ook in spoed behandeld en aangenomen. De indienende meerderheidspartijen waren er uiteraard mee eens, maar ook VLD en Vlaams Belang waren akkoord. Geen behandeling dus in een commissie, uiteraard geen advies van eender welke adviesraad of de Raad van State, maar supersnel laten goedkeuren, meteen in de plenaire vergadering. Met wat meer bedenktijd en overleg was het er waarschijnlijk helemaal niet doorgeraakt.

Toerisme Vlaanderen krijgt met dat decreet de toelating om voor 'kleinschalige logies' – tot maximaal 8 kamers en 32 gasten – een vergunning voor het toeristische logies te geven, ook als men die uitbaat tegen de regels van stedenbouw, en hiermee een bouwmisdrijf begaat. De truk is heel eenvoudig: bij de dossiers die worden ingediend tot eind 2012 bij Toerisme Vlaanderen hoeven geen stedenbouwkundige documenten meer gevoegd te worden. Toerisme Vlaanderen mag dus doen alsof haar neus bloedt. De grotere uitbatingen die geen stedenbouwkundige vergunning hebben, kunnen een vergunning voor hun toeristisch logies krijgen als ze een document kunnen voorleggen waaruit blijkt dat er een initiatief loopt tot het wijzigen van de bestemmingsvoorschriften van het gebied waarin of het perceel waarop het toeristische logies ligt. Initiatiefnemer van dit decreet is Wilfried Vandaele (N-VA, gemeenteraadslid in De Haan sinds 1988, en schepen van ruimtelijke ordening sinds 2006. Sinds 2009 cummuleert hij dit met Vlaams volksvertegenwoordiger). Hij heeft het hierbij over rechtszekerheid, een betekenisvolle administratieve vereenvoudiging voor de logiesuitbaters, voor de lokale besturen, en voor de Vlaamse administratie, met name het agentschap Toerisme Vlaanderen. Het zou om duizenden gevallen gaan. Ze krijgen dus een toeristische vergunning, ook als ze niet in regel zijn op het vlak van ruimtelijke ordening. Die overtredingen van vele toeristische logiezen worden met de mantel der liefde toegedekt. Het gaat volgens Vandaele om logiezen "die al jaren zonder problemen worden uitgebaat," en nu in de problemen zouden geraken omdat ze niet aan de nodige stedenbouwkundige documenten zouden kunnen geraken, ofwel ze in het beste geval pas kunnen krijgen 'na een slopende administratieve rompslomp, waarbij ze bijvoorbeeld een stedenbouwkundige vergunning moeten vragen voor een functiewijziging.' (Terloops: ook een meldingsplicht zou hier de 'slopende administratieve rompslomp' niet wegnemen voor de burger: die moet bij een melding hetzelfde dossier indienen als voor een vergunning. De administratie hoeft ze niet te bekijken en moet er alleen nota van nemen in het vergunningenregister).

Ze krijgen dus allemaal een toeristische vergunning, terwijl de bouwinspectie wel nog achter hen aan kan zitten. Want, staat in de toelichting: "zeer belangrijk is dat Ruimtelijke Ordening (RO) steeds alle mogelijkheden behoudt om te handhaven. Als bepaalde initiatieven stedenbouwkundig echt niet door de beugel kunnen, dan kan RO daar optreden, ook al is er een toeristische vergunning. Dat was in het verleden zo, en dat is zo in de toekomst. De controle, analyse, interpretatie en handhaving van de stedenbouwkundige normen komt volgens dit decreet toe aan de bevoegde stedenbouwkundige diensten. Deze blijven over de mogelijkheid beschikken om op te treden tegen ruimtelijke en/of stedenbouwkundige wantoestanden."

Wat een huichelarij en misleiding. Er wordt de indruk gewekt dat men ondanks een bouwmisdrijf toch een toeristische vergunning kan krijgen. Vooreerst klopt dit, maar het is geen oplossing voor de logiesverstrekkers met een bouwovertreding. De bouwinspectie zou volgens Vandaele wel nog kunnen optreden 'als iets echt niet door de beugel kan'. Men mag er al vanop aan, dat de bouwinspectie niet alleen dan zal optreden, maar ALLE toegekende toeristische vergunningen onder de loep zal nemen, en een PV zal opstellen bij de minste overtreding. Zoals we die inspectie kennen zal ze dankbaar gebruik maken van de lijsten van toeristische vergunningen om op gerichte jacht naar bouwovertredingen te gaan. Als het parlement echt van plan is om toeristische vergunningen toe te kennen aan alle exploitaties die voldoen op het vlak van (brand)veiligheid, confort en hygiëne, ook als niet voldaan is aan de regels van stedenbouw, dan zou ze, zij het tijdelijk, alle locaties met een toeristische vergunning moeten regulariseren wat de bouwvergunning betreft, of op een of andere manier onmogelijk maken dat de stedenbouwkundige inspectie nog kan optreden. Bijvoorbeeld door te bepalen dat wie een toeristische vergunning voor logies heeft tot eind 2012 ook stedenbouwkundig in orde is. Nu geeft het parlement de indruk dat ze het probleem heeft opgelost, maar ze wekt extra de aandacht van de stedenbouwkundige inspectie - zo dit al nodig is - die gericht op een blaadje alle adressen zal krijgen, waarna ze bij een bouwovertreding de schrapping van de toeristische vergunning zal eisen en krijgen. Struisvogelpolitiek.

Het decreet is ook nog een voorbeeld van een laakbare politiek van twee maten en twee gewichten. Wat een hemelsbreed verschil met de obsessieve jacht op permanente bewoners van weekeindverblijven die het parlement toelaat (zie artikel van 16 sept '10 'Klopjacht op permanente bewoners'). Bij de toeristische vergunning nu heet het in de toelichting: "Het mag niet de missie van Toerisme Vlaanderen zijn of worden om eventuele nuances bij de stedenbouwkundige conformiteit tot een toeristische problematiek te laten ontaarden. Evenmin mag Toerisme Vlaanderen evolueren tot een (sub)stedenbouwkundige- of (sub)bouwinspectie." Bouwovertredingen worden 'nuances' die niet mogen ontaarden tot een toeristische problematiek. Permanente bewoners wordt niets vergeven, vakantiegangers mogen in illegale constructies logeren, met de steun van Toerisme Vlaanderen. Heeft dat niet iets pervers?

Documentatie

- Het voorstel van decreet van Wilfried Vandaele (N-VA), Johan Verstreken (CD&V), Michèle Hostekint (sp·a), Willy Segers (N-VA), Jan Durnez (CD&V), Els Robeyns (sp·a) en Lode Ceyssens (CD&V) houdende wijziging van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies, wat de stedenbouwkundige conformiteit van kamergerelateerde logies betreft (Doc. 857 (2010-2011) – Nr. 1)

- Het parlementair dossier over het decreet betreffende het toeristische logies uit 2008, Stuk 1547 (2007-2008) - Nr. 1

Plenaire vergadering nr. 19 (2010-2011) – 23 december 2010:
- Eerste deel van het debat over de toeristische logies
- Tweede deel van het debat

Wilfried Vandaele zegde toen:
Mensen die een toeristisch logies ter beschikking stellen en een toeristische vergunning willen van Toerisme Vlaanderen, moeten, zoals we weten, over een reeks documenten beschikken. Het gaat over documenten met betrekking tot de brandveiligheid, het comfort, de hygiëne enzovoort. Ze moeten ook beschikken over een document waaruit blijkt dat het logies stedenbouwkundig in orde is. Deze koppeling tussen ruimtelijke ordening en toerisme is in wezen een goede zaak. Eigenlijk is ze verstandig. In de praktijk – en zo gaat het wel vaker – lukt dat echter niet. Dossiers lopen vast. Ik overdrijf niet als ik zeg dat vandaag duizenden dossiers geblokkeerd zijn. Toeristische logiezen die al jaren worden uitgebaat zonder problemen, blijken nu opeens niet aan de nodige stedenbouwkundige documenten te kunnen geraken. Ofwel kunnen ze die gewoon niet krijgen, ofwel kunnen ze die in het beste geval pas krijgen na een slopende administratieve rompslomp, waarbij ze bijvoorbeeld een stedenbouwkundige vergunning moeten vragen voor een functiewijziging. Die kunnen ze eventueel wel krijgen, maar dan in een afwijkingsprocedure, dus na een openbaar onderzoek enzovoort. Ik geef drie concrete voorbeelden om dit wat helderder te maken. Iemand verhuurt kamers bij zijn woning, een woning die ligt in een zone die in een bijzonder plan van aanleg als ‘zone voor eengezinswoningen, met nevenbestemming vrije beroepen’ wordt omschreven. Welnu, die persoon zal van de gemeente geen stedenbouwkundig conformiteitsattest krijgen. In het beste geval kan hij het attest krijgen na het aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning voor een functiewijziging via een afwijkingsprocedure enzovoort. Een ander voorbeeld is dat van een appartementsgebouw aan de kust. Laat ik dat voorbeeld maar nemen: ik ken het daar het best. Het appartementsgebouw ligt in een woonzone, maar wordt verhuurd als vakantiewoning. De gemeente geeft daarvoor geen stedenbouwkundig conformiteitsattest. Nog een voorbeeld is dat van een huis dat zonevreemd in landbouwgebied ligt. Er woont niemand, maar het wordt een aantal maanden als vakantiehuis verhuurd. Een stedenbouwkundig conformiteitsattest krijgen, is in dit geval helemaal onmogelijk.

We hebben gezocht naar een oplossing, ofwel via de ruimtelijke ordening, ofwel via de toeristische regelgeving. Uiteindelijk bestaat de oplossing in een aanpassing van het Logiesdecreet. We hebben overlegd met de bevoegde ministers, met de sector – het adviescomité van het toeristische logies, de Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB.) – en met de bevoegde administraties. Het resultaat leggen we u vandaag voor. Concreet stellen we een soort overgangsmaatregel voor, waarbij we gedurende een zekere periode geen stedenbouwkundig conformiteitsattest vragen, en daarna wel. We stellen voor dat Toerisme Vlaanderen voor kleinschalige logies – tot maximaal 8 kamers en 32 gasten – geen stedenbouwkundige documenten vraagt in dossiers die worden ingediend voor eind 2012. Dat is de verste deadline die ook nu in het Logiesdecreet is opgenomen. Op die manier kunnen bestaande logies en initiatieven die vandaag in voorbereiding zijn, een toeristische vergunning krijgen en verder werken. Grotere uitbatingen die slecht gezoneerd zijn en vandaag dus geen stedenbouwkundig conformiteitsattest kunnen krijgen, maar waarvoor een planologisch initiatief loopt met als doel de bestemmingsvoorschriften te wijzigen waardoor die uitbatingen wel stedenbouwkundig in orde kunnen zijn, krijgen de kans om voor eind 2012 een stedenbouwkundig document te krijgen.

Maar we willen natuurlijk de ruimtelijke regelgeving niet loslaten. Zeer belangrijk is dat Ruimtelijke Ordening (RO) steeds alle mogelijkheden behoudt om te handhaven. Als bepaalde initiatieven stedenbouwkundig echt niet door de beugel kunnen, dan kan RO daar optreden, ook al is er een toeristische vergunning. Dat was in het verleden zo, en dat is zo in de toekomst. Dat schrijven we uitdrukkelijk in in het voorliggende voorstel van decreet. Meer zelfs: de vergunningverlenende of handhavende instanties op het gebied van de ruimtelijke ordening kunnen aan Toerisme Vlaanderen vragen aan een bepaald initiatief, aan een bepaalde logiesverstrekker geen toeristische vergunning toe te kennen, of de vergunning in te trekken. Nogmaals, het is absoluut nodig en hoogdringend dat wij de mensen die toeristische logies aanbieden, zekerheid geven, en een betekenisvolle administratieve vereenvoudiging doorvoeren. De eerste deadline verstrijkt volgende week al. Op 31 december 2010 moeten de kleine logiesverstrekkers met logies tot twee kamers en acht gasten en de vakantiewoningen zich aanmelden. We zouden dit dus het best vandaag behandelen en goedkeuren, zodat er geen hiaat is.

Collega’s, het is een betekenisvolle vereenvoudiging voor de logiesuitbaters, voor de lokale besturen, en voor de Vlaamse administratie, met name het agentschap Toerisme Vlaanderen. Daarom durf ik u vragen dit voorstel bij hoogdringendheid goed te keuren. Ik vind het ook jammer dat we niet wat meer tijd hebben om het de normale procedure te laten doorlopen. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Waarschijnlijk is de behandeling hier vandaag de meest elegante manier.
Read more...

Het signaal van het Europees Burgerinitiatief

Greenpeace brengt met een petitie gericht tot de Europese Commissie een voorziening van sommige parlementaire systemen onder de aandacht, namelijk het recht van burgers om hun wetgevende macht om bespreking van een voorstel te verzoeken. De vraag is of dat petitierecht iets aan het democratisch deficit van de EU, of van andere bestuursniveau’s waarvoor het bestaat, kan veranderen.



Greenpeace benadert de Europese Commissie (EC) met een petitie voor een verbod op of minstens een sterk ontradend beleid tegenover genetisch gewijzigde gewassen (ggg’s). Het initiatief wordt kracht bijgezet door miljoenen handtekeningen van EU-burgers. Daarmee loopt de eco-actiegroep vooruit op een in het verdrag van Lissabon voorziene regeling voor burgerinspraak, het Europees Burgerinitiatief (EBI). In een gelijkaardige procedure voorziet ook de Belgische grondwet. Het betekent dat een voldoende groot aantal burgers het parlement resp. de EC kan verzoeken om een bepaald voorstel op zijn of haar agenda te zetten. Verder niets.

We gaan hier even voorbij aan het verschil dat het Belgische parlement tenminste door de bevolking verkozen is, terwijl de EC als machtigste regelgevende instantie in de EU alleen door de uitvoerende macht van de lidstaten geselecteerd is. Mocht het EBI de macht van de EC naar de burger overhevelen, dan zou dat onderscheid minder belang hebben. Maar dat is volstrekt niet het geval.

Met democratie heeft die procedure gewoon niets te maken. Het volk oefent langs deze weg immers geen enkele macht uit. De EC kan met dat verzoekschrift eigenmachtig doen wat ze wil, zonder dat het volk rekenschap kan eisen. Ze kan het gedane voorstel zoals gevraagd inderdaad bekijken en zelfs bespreken, er vervolgens eens goed om lachen en het tenslotte verticaal klasseren. Alle moeite om handtekeningen te verzamelen is dan verspild geweest. Dat lijkt alvast het lot van het Greenpeace-verzoekschrift, met de formalistische rechtvaardiging dat de schikkingen betreffende het EBI nog niet in werking zijn.

Bijkomend nadeel van zo’n botte weigering is dat zij demotiverend werkt op toekomstige burgerinitiatieven. Al is dat eigenlijk een voordeel: uiteindelijk gaan meer mensen daardoor de begoocheling kwijt raken dat zulk stamelen en bedelen bij de poort iets met volkssoevereiniteit te maken heeft.

Zelfs als de EC, of in vergelijkbaar geval het Belgische parlement, wel ernstig op een verzoekschrift ingaat, is dat niet noodzakelijk een goede zaak vanuit democratisch oogpunt. Zo is het bv. niet zeker dat de meerderheid van de EU-bevolking tegen het op de markt brengen van ggg’s gekant is. Als de EC aan de huidige petitie gevolg zou geven, zou dat er als een democratische geste uitzien, die het openlijk engagement van miljoenen burgers tegemoetkomt. Ze zou met dergelijk vertoon van “participatieve democratie” des te beter kunnen rechtvaardigen dat ze de enige procedure vermijdt die echt de wil van de meerderheid kenbaar maakt, namelijk het referendum. En in de feiten zou ze de wil van een activistische minderheid in beleid omzetten, niet die van een vastgestelde meerderheid.

Mocht het verzoekschrift aan de EC echt tot de geplogenheden gaan behoren, dan zal de EC ongetwijfeld af en toe eens op de gedane voorstellen ingaan om aldus een schijn van democratische gezindheid te wekken. Dan kan ze des te beter de volkswil inzake de echt hete hangijzers, bijvoorbeeld de toetreding van Turkije, negeren.

Het verzoekschrift aan de machthebbers is een typisch verschijnsel uit het leenroerig tijdvak, toen de heersers langs informele kanalen kennis namen van de wensen van diverse bevolkingslagen. Vaak hielden ze daar ook rekening mee, voor zover verenigbaar het hun eigen beleidskeuzen. In jeugdfilms over de middeleeuwen is er vaak wel een scène waarin de koning door een raadsheer gewaarschuwd wordt: ”Het volk mort.” Een slechterik als Filips de Schone grinnikt dan eens goed, maar betere vorsten kijken dan ernstig, zichtbaar gepijnigd door de zorg om het volkswelzijn. Heel soms richt het volk zelf een smeekbede tot de koning, vooral als die hun laatste hoop is tegen onderdrukkers van lagere rang. Nog somser geeft hij ook gehoor aan hun bede. Maar niemand maakt zich wijs dat dat dan democratie is.

Moslims en vooral ongelovige islamvrienden bezweren ons tegenwoordig dat de islam pro democratie is, aangezien de profeet “beraadslaging” (sjoera) aanbeval. Emirs en sultans deden dan ook aan sjoera, namelijk met hun generaals, hun bankier, hun geestelijk raadsman en nog zo een paar notabelen. Maar uiteraard behielden zij zelf, of minstens dat beperkte kringetje rond hen, de macht. Er was geen sprake van volkssoevereiniteit. Zulke hofraad was geen democratie, en evenmin is het EC-bewind een democratie.

Na Zwarte Zondag en tijdens de Witte Beweging was er veel te doen over “het signaal van de burger”. De politieke klasse moest eens wat meer luisteren naar die kiezer. Net zoals een vader al eens moet luisteren naar wat zijn kinderen te vertellen hebben, om vervolgens natuurlijk zelf de beslissingen te nemen die zij moeten gehoorzamen. De verhouding is daar zeer duidelijk: enerzijds de soeverein die rechtens de macht heeft, anderzijds de onderdanen die wel een signaal mogen geven maar het natuurlijk niet in hun hoofd moeten halen om macht uit te oefenen. Ook het verzoekschrift of EBI is zo’n louter “signaal”, dat een vals gevoel van machtsdeelname moet geven, om des te beter de bestaande machtsverhoudingen in stand te houden.

Labels: , , ,

Read more...

Pacificatie op zijn Belgisch, of Vlaams offensief? (Johan Sanctorum)

Het opiniestuk “De Ultieme Pacificatie” van Karim Van Overmeire neemt de Tsjechisch-Slowaakse scheiding, mits enkele elementen van voorbehoud, tot een paradigma voor een mogelijke Belgische boedelscheiding. Ik kan hem daar ver in volgen, al is het sociocultureel verhaal nogal verschillend. Er is bij mijn weten nooit een culturele overheersing van Tsjechen door Slowaken (numeriek in de minderheid) geweest, of omgekeerd. Wat het wel gemeen had met België (en dat is ook essentieel bevorderend voor de “ontbindbaarheid”), is zijn status van bufferstaat en kunstnatie, als product van de geostrategische logica der grootmachten. Tsjecho-Slowakije is ontstaan na de eerste wereldoorlog, bij het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse Donau-monarchie, de verliezer van het conflict. Na de 2de wereldoorlog werd het land zonder meer een vazalstaat van de Sovjet-Unie. Zonder het uiteenvallen van deze grootmacht zou de Tsjechisch-Slowaakse scheiding overigens ondenkbaar zijn geweest.

In een breder kader kan men de fameuze “val van de muur” in 1989 beschouwen als een historisch referentiepunt, vergelijkbaar met de Franse Revolutie, exact 200 jaar daarvoor. Cultuurhistorisch gaat het om een politieke doorbraak van de postmoderniteit: de grote, gefabriceerde gehelen gaan teloor, ten voordele van kleine, organische entiteiten. De “grote verhalen” bleken maar demagogische verzinsels, de zogenaamde natiestaten centralistische machtsblokken met een (geforceerde) culturele en taalkundige cohesie als alibi. Frankrijk is het typevoorbeeld van zo’n centralistische “cultuurnatie”.

Het ontbindingsdenken, in de kunst vooral beleefd als een ironiserende ontluistering, wordt in de politiek een emanciperende kracht voor de kleine gehelen, de territoria en gemeenschappen die zich, al dan niet op historische gronden, afscheuren van de grote machtsblokken. Europa zal onvermijdelijk hertekend worden in de 21ste eeuw. In dat opzicht is de Catalaanse kwestie voor Vlaanderen eigenlijk nog relevanter dan Tsjechië/Slowakije, omdat de Europese natiestaten als de dood zijn voor een precedent. Spanje zal nooit goedschiks een Catalaanse afscheiding aanvaarden, het actuele Europa der natiestaten evenmin. Onvermijdelijk heeft dus elke autonomiebeweging een Europese draagwijdte. En er zal geween en tandengeknars zijn bij de verdedigers van de oude orde, dat staat vast.

Door het cordon rond het Vlaams Belang te versterken, veroordeelt de NVA zich tot een eindeloze paringdans met de traditionele partijen, die op een zeker moment niet zullen aarzelen om de wurggreep toe te passen. Dat is elementaire politieke logica, vreemd dat een intelligent man als Bart De Wever dat niet doorheeft.

Dat brengt ons opnieuw tot de Belgische kwestie en de binnenlandse politieke logica. En hier loopt de analyse van Van Overmeire scheef. Zijn idee van de “ultieme pacificatie” steunt compleet op het persoonlijke evenwicht tussen PS-voorman Elio Di Rupo en NVA-voorzitter Bart De Wever, die een soort gentlemen’s agreement zouden uitwerken, eindigend in een propere boedelscheiding. Maar hoe zien de agenda’s van beide heren eruit? Voor Di Rupo (en zijn PS-luitenant Paul Magnette versprak zich in dat opzicht onlangs flagrant tijdens een TV-debat) zijn twee zaken primordiaal: 1) een duurzame hegemonie van de PS in Wallonië, en 2) het behoud van de Belgische constructie, voordelig voor Franstalig België en speciaal het PS-electoraat, nog minstens 2 decennia, want daarna zouden de transfers mogelijk in omgekeerde richting beginnen vloeien, naar het vergrijzende Vlaanderen.

Voor Bart De Wever en zijn partij anderzijds geldt er eigenlijk maar één absolute prioriteit, en dat is het behoud van het politieke marktaandeel in Vlaanderen. Het idee van onafhankelijkheid, weliswaar in de partijstatuten opgenomen, wordt gecorrumpeerd door een typische “Belgische” logica van de geleidelijkheid en het uitstel. Voor een deel is die houding beslist terug te brengen tot de existentiële twijfelzucht van Bart de Wever, én diens handhaving van de Lamme Goedzak-doctrine (“De Vlamingen zijn geen revolutionairen”), zoals ik in een eerdere column uiteenzette (zie: “De man van duizend dromen”). Maar bovendien is de NVA een hybride, om niet te zeggen een gespleten partij, met een zeer gematigde (zelfs Belgicistische) reformvleugel, en aan de andere kant een radicaal-autonomistische vleugel die bij de laatste verkiezingen het Vlaams Belang ontglipte.

Het is dus voor die partij constant pamperen in twee richtingen. In de ambitie om een “brede centrumpartij” te worden voor de Vlaamse middenklasse, moest dan ook nog eens het concept van “V-formatie” (voorheen Forza Flandria genoemd) gedumpt worden, en diende het Vlaams Belang, als ideologische bondgenoot, genegeerd. De oproep van voorzitter Bruno Valkeniers tot een strategische onafhankelijkheidsalliantie werd tamelijk hooghartig afgewimpeld, tot teleurstelling van heel wat Vlaams Bewegers.

Het signaal van het O.V.V.

De NVA is vanaf dan de gevangene van haar eigen succes geworden, en dat weet het Belgische politieke establishment zeer goed. En zo kon men het zelfs meemaken dat op een bepaald ogenblik bepaalde Waalse politici begonnen te dreigen met een splitsingsscenario, waarbij de De Wever op de rem ging staan. Dat waren overduidelijk proefballonnen die het vermoeden van Di Rupo en C° bevestigen: De Wever kan en mag niet kiezen, kan en mag niet vooruit of achteruit. In de verboden vrucht van de regeringsvorming bijten (met het onvermijdelijke compromis dat daarbij hoort) zal hem door de radicale fractie zwaar aangerekend worden. Maar naar de uitgang lopen en een vergelijk afwijzen zal dan weer de andere zijde ontstemmen, zeg maar de groep rond Siegfried Bracke (“Ik wil het einde van België helemaal niet”). Het is en blijft dus surplacen.

Maar ondertussen zit men in het paleis niet stil, en worden er post-NVA-scenario’s uitgetekend. Essentieel is in deze de rol van de Vlaamse “traditionele” partijen, die op revanche uit zijn en speciaal de SPA. En hier komt uiteraard koninklijk bemiddelaar Johan Vande Lanotte in beeld. Door het cordon rond het Vlaams Belang te versterken, veroordeelt de NVA zich tot een eindeloze paringdans met de traditionele partijen, die op een zeker moment niet zullen aarzelen om de wurggreep toe te passen. Dat is elementaire politieke logica, vreemd dat een intelligent man als Bart De Wever dat niet doorheeft.

De stellingname van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen is in dat opzicht een donderslag bij heldere hemel, en houdt een niet mis te verstane boodschap in: het middenveld van de Vlaamse beweging eist een radicalisering en een Vlaamse frontvorming. Het Vlaams Belang wordt hier, om het met een typisch Belgisch woord te zeggen, incontournable. Sterker zelfs: de partij zou wel eens de verrassing van eventuele nieuwe verkiezingen kunnen worden, omdat men in dat geradicaliseerde middenveld een “stok achter de deur” zoekt, een zweeppartij die de geïmmobiliseerde Bart De Wever (of zijn opvolger) kan dwingen tot daden.

Ultieme pacificatie? Vergeet het. Vlaanderen zal een vuist moeten maken. De Vlaming heeft in juni j.l. voor verandering gestemd, drastische verandering, tegen het Belgische establishment. Het woord “pacificator” hoort thuis in de rij van de bemiddelaars, verkenners, ontmijners, en tutti quanti. Het is neo-Belgische new speak die een historische noodzakelijkheid tracht tegen te houden, of alleszins te vertragen.

De republikeinse idee, door de NVA stelselmatig onderbelicht of zelfs genegeerd, verbindt de autonomie-eis opnieuw met een maatschappelijk project. Voor minder mag men niet gaan, in een land waar men zelfs geen trein meer op tijd kan doen rijden, justitie niets meer met elementaire rechtvaardigheid te maken heeft, honderdduizend Vlaamse gezinnen hun electriciteitsrekening niet meer kunnen betalen, en meningen alleen nog mogen geuit worden als ze geen enkele minderheid brusqueren.

De republiek is een werkwoord. Geen vrucht van de impasse.


Johan Sanctorum

Read more...

29 december 2010

Linkse kerk promoot onredelijke onaangepastheid

In het in november royaal voorgestelde “rapport van de Rondetafels van de Interculturaliteit” (1) (de naam alleen al is een aanslag op de Nederlandse taal) wordt iedereen opgeroepen om in alle mogelijke situaties van het maatschappelijk leven “redelijke aanpassingen” toe te staan aan “nieuwe minderheidsculturen”, met name om tegemoet te komen aan religieuze overtuigingen en praktijken van een deel van hun leden. De onaangepastheid van die overtuigingen en praktijken aan de gebruiken van het samenleven alhier moet dus beloond worden met een aanpassing door de “meerderheid”. Het meest gestraft hierdoor worden evenwel de nieuwe Vlamingen die zich wel wensen te integreren, die daardoor telkens opnieuw geassocieerd worden met die leden van hun zogenaamde gemeenschap die dat niet willen.


Het beginsel van gelijke rechten voor iedereen wordt zo steeds meer vervangen door de toekenning van speciale rechten, waarvan de omvang blijkbaar recht evenredig moet zijn aan de mate waarin men weigert verantwoordelijkheid te nemen. Dat wordt dan verdoezeld door middel van een discours van rechten en plichten. Van speciale plichten die de keerzijde zijn van die speciale rechten is in de aanbevelingen alvast niet veel te merken. Nog kenmerkender is het geheel ontbreken in deze “linkse kerk” (wat precies aantoont waarom het een linkse kerk is*) van een cultuur van vrijheid-in-verantwoordelijkheid. Immers, tot op zekere hoogte moeten we iedereen de vrijheid gunnen om onaangepast te blijven, maar dan wel op eigen verantwoordelijkheid.

De historisch gegroeide publieke cultuur in Vlaanderen is helemaal niet zo eigenzinnig (getuige het feit dat dezelfde linkse kerk stelselmatig een Vlaamse identiteit ontkent) dat nieuwkomers die zich niet op relatief korte tijd eigen kunnen maken. Ware het niet dat dezelfde kerk de vrijheden steeds meer versmacht door discriminatieverboden, de vrijheden van vereniging, meningsuiting, godsdienst en onderwijs zouden wel meer dan voldoende ruimte geven voor diversiteit. Als die vrijheden correct worden geïnterpreteerd, komen ze overigens niet met elkaar in conflict – terwijl een eis tot “respect” voor “nieuwe” meningen en praktijken enkel maar voorrang geeft aan de minst verdraagzame. Blijkbaar zijn de agitatoren die zich onverkozen als vertegenwoordigers van de nieuwe minderheden rond de tafel der milquetisering hebben geschaard, niet in die vrijheid-in-verantwoordelijkheid geïnteresseerd, maar in het beknotten van de vrijheden van de autochtonen en meer nog die van de dochters en zonen uit hun groep die wel willen integreren. Een heel ander geluid horen we gelukkig bij een reeks nieuw verkozen échte volksvertegenwoordigers van allochtone afkomst, die zich voluit voor de Vlaamse gemeenschap engageren in plaats van rapporten te schrijven waarin precies die Vlaamse gemeenschap het grote taboe blijkt te zijn.

* Voor wie de voorbije jaren gedacht heeft dat de uitdrukking linkse kerk misschien wat achterhaald aan het worden was: het voorstel om Paasmaandag, Pinkstermaandag en Allerheiligen als officiële feestdagen te vervangen door de Internationale Vrouwendag, de Internationale Dag tegen Racisme en de Werelddag van de Culturele Diversiteit toont als geen ander hoe treffend de uitdrukking wel is.

(1) Te vinden op http://www.interculturalite.be/IMG/pdf/INTERCULT_2010-Nl.pdf

(Deze column verscheen zonder de voetnoot in Doorbraak januari 2011, p. 15)
Read more...

20 december 2010

Peiling La Libre Belgique: Status quo (Hoegin)

Deze ochtend publiceerde de krant La Libre Belgique de resultaten van een nieuwe peiling. Aan Vlaamse zijde overheerst vooral het status quo, terwijl aan de andere zijde van de taalgrens de lichte vooruitgang van de PS ten koste van Ecolo opnieuw bevestigd wordt.

Aan Vlaamse zijde kan de analyse van deze peilingen eigenlijk zeer kort zijn: vergeleken met zowel de vorige peiling van La Libre Belgique als de verkiezingsuitslagen van 13 juni valt er eigenlijk voor geen enkele partij veel beweging te noteren. N-VA blijft hoge toppen scheren, nog steeds boven de dertig procent, en blijft daarmee afgetekend de eerste partij in Vlaanderen. Verderop volgen CD&V, sp.a, Open Vld en Vlaams Belang, in die volgorde, als middelgrote partijen. Daarna komt Groen!, dat nog steeds stabiel tussen de zeven en de acht procent scoort, terwijl Lijst Dedecker ver onder de kiesdrempel blijft.

Voor de aan de gang zijnde onderhandelingen betekent dit dat geen enkele van de Vlaamse partijen op dit ogenblik veel reden heeft om van strategie te veranderen. Dé hoofdvraag voor deze peiling was of de N-VA nog steeds meer dan dertig procent zou halen, en dat doet ze ook. Het probleem voor die partij is echter wel dat ze op dit ogenblik van een Schrödinger-effect profiteert: net zoals Schrödingers kat zijn de regeringsonderhandelingen zowel levend als dood, en kan de partij dus van twee walletjes blijven eten. Of in N-VA-jargon: zowel de Noord- als de Zuid-flank bedienen. Of dit ook zo blijft als de partij in een federale regering stapt, of zich terugtrekt uit de onderhandelingen, is een open vraag. Het risico dat de partij onmiddellijk zo'n vijf procent van haar kiezers verliest, welke keuze ze ook maakt, is uiterst reëel.

Aan Franstalige zijde valt er iets meer beweging te noteren, al blijven ook daar de verschuivingen uiterst beperkt. De PS gaat lichtjes vooruit vergeleken met de laatste verkiezingen, maar lichtjes achteruit vergeleken met de vorige peiling van La Libre Belgique. Die vooruitgang lijkt in de eerste plaats ten koste van Ecolo te gaan, want zowel MR als cdH blijven nagenoeg stabiel. De PP blijft opnieuw ver onder de kiesdrempel, terwijl FN een kleine opflakkering kent.

De vorige peilingen zorgden voor enige nervositeit aan Franstalige zijde, omdat zowel cdH als Ecolo het gevoel hadden opgeslokt te worden door de PS. Aan die situatie verandert weinig of niets, en daarom hoeft men aan Franstalige zijde geen nieuwe strubbelingen te verwachten. Dat neemt niet weg dat zowel bij PS als cdH de vrees zal blijven dat Ecolo opnieuw zou kunnen groeien als die partij federaal in de oppositie belandt, en dat verklaart de herhaalde Franstalige vraag om Ecolo toch maar in de regering te kunnen opnemen.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en alle peilingen in Wallonië sedert 2006 (PDF).

Labels: ,

Read more...

Collectivitische intoxicatie

Delta Lloyd bank wil vooral bedrijven en vermogende particulieren goed bedienen. De Standaard maakt daarvan een heel ander verhaal, en beweert dat de bank de helft van haar klanten wil dumpen. Dat de SP.a dit gebruikt om in het nieuws te komen kan men verwachten. Dat de verbruikersorganisatie OIVO een klacht indient bij het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, is al veel gekker. Maar wat denken van een column in de nieuwsbrief van Liberales, waarin het voornemen van Delta Lloyd een immorele, discriminerende en onethische beslissing wordt genoemd. De collectivitische intoxicatie slaat blijkbaar overal toe.


De bank Delta Lloyd wil zich tegen eind 2011 omvormen tot voornamelijk een nichebank voor bedrijven en vermogende particulieren. Met een marktaandeel van 1,6 procent in sparen en 3,1 procent in kredieten is de bank in België te klein om als algemene bank op te tornen tegen Fortis, KBC of Dexia, de crisis heeft de winstmotor aangetast en de Nederlandse moeder ziet na de beursgang af van overnames. De nieuwe politiek werd tijdens een persconferentie op maandag 13 december '10 toegelicht door CEO Piet Verbrugge. Die werd in allerijl belegd nadat de week daarvoor alarmerende berichten opdoken in de pers over een nakende snoei in het aantal kantoren en het personeelsbestand. Over die heroriëntatie wordt op de laatste bladzijde van De Standaard van dinsdag 14 december bericht, met de titel 'Bank dumpt 'arme' klanten'. Journalist Nico Tanghe dikt de hele zaak aan en brengt er een morele beoordeling in, waarbij hij meteen tot het eigen besluit komt dat met de geplande koerswijziging de helft van de klanten volgend jaar de deur gewezen wordt: "Wie niet onder deze strenge criteria valt - wat voor maximaal de helft van de 250.000 klanten het geval is - zal volgend jaar na een individueel gesprek vriendelijk maar beslist de uitgang gewezen worden. Althans, daar komt het op neer". Tanghe weet dus nu al 'waar het op neerkomt' en dat bijna de helft van de klanten 'gedumpt' zal worden. Op basis van die berichtgeving en onmiddellijke negatieve reacties hierop van de SP.a en OIVO (zie verder) wordt topman Piet Verbrugge dezelfde dag nog op het matje geroepen in Terzake (op Canvas). Daar zegt hij duidelijk: "wij gaan geen enkele klant afstoten." Volgens hem heeft "een bepaalde pers" zijn woorden verkeerd weergegeven, en er "een heel ander verhaal van gemaakt". Wat hij gezegd had aan de pers maandag was net het omgekeerde van wat De Standaard ervan heeft gemaakt. Hij herhaalt in de studio van Terzake wat hij maandag tijdens de persconferentie verklaarde: "Wij gaan basisproducten aanbieden aan een basiskwaliteit tegen een basisprijs, zoals ook de Aldi doet." De Standaard had geschreven dat Verbrugge op de persconferentie zou hij verklaard hebben: "Wie op zoek is naar een Aldi, is bij ons aan het verkeerde adres." Journalist (of is het collectivistisch propagandist?) Tanghe maakt dus van 'aanbieden van basisproducten aan een basisprijs' net het omgekeerde, dat wie bij Delta Lloyd op zoek is naar een Aldi, aan het verkeerde adres is. Zo kan hij beweren dat de helft van de klanten volgend jaar buitengegooid wordt, en kan er een sensationeel ogende titel boven het artikel geplakt worden: Bank dumpt 'arme' klanten. Zakelijke en correcte berichtgeving heeft blijkbaar geen enkel belang. In De Tijd (14.12) klinkt het verslag van de persconferentie heel anders: 'Volgens Verbrugge beantwoordt zeker al de helft van de 145.000 cliëntenadressen (waar meerdere cliënten kunnen wonen) aan het profiel. Met alle cliënten vindt volgend jaar een gesprek plaats om te zien of ze aan het profiel voldoen. Voor wie dat niet het geval is, zullen ‘de faciliteiten anders ingericht worden’, stelt Verbrugge. ‘Voor cliënten die een Aldi willen, zullen we een Aldi maken’, klinkt het. Verbrugge hoopt jaarlijks 7.000 tot 8.000 nieuwe cliënten in de doelgroep binnen te halen.'

Ivo Mechels van Test-Aankoop wordt er in het artikel in De Standaard bijgehaald. Die moet toegeven dat er "wettelijk niets tegen is in te brengen. Het staat elk bedrijf vrij te kiezen. Wat voor ons telt, is dat de armere klanten van Delta Lloyd Bank voldoende keuze hebben als consument en dat de basisbankdienst gevrijwaard blijft. Maar ethisch stel ik mij vragen en ik vrees grote reputatieschade."

Welke 'ethische vragen' hij zich daarbij concreet stelt komen we niet te weten. Terwijl de gevreesde reputatieschade toch alleen werd veroorzaakt door de tendensieuse berichtgeving van de journalist? De volgende dag (15.12.10) kan Nico Tanghe oogsten wat hij de dag ervoor zaaide met zijn artikel: schrijven over de protesten van de SP.a en OIVO. Hij gaat verder op zijn ingeslagen weg (Titel: 'Boosheid over tactloos Delta Lloyd') met morele en beoordelende kwalificaties, met woorden als 'klanten verbannen', 'rotte onderdelen amputeren', en de tussentitel 'wegpesten': "Samen met de Belgische top kiezen de Nederlanders voor een complete 'restyling' van hun bankpoot, waarbij de rotte onderdelen worden geamputeerd en de dochter klaargemaakt wordt voor een doorstart als trendy nichebank voor het marktsegment van rijke particulieren... Als Delta Lloyd zijn plannen doorzet, worden straks tienduizenden bestaande klanten naar één en hetzelfde centraal kantoor in Brussel verbannen". Tanghe blijft dus volharden, en weet het nog altijd beter dan Piet Verbrugge, die dezelfde dag in een interview met een andere journalist in De Standaard zegt: "'Geloof het of niet, maar ik heb de indruk dat onze klanten het veel beter begrepen hebben dan sommige journalisten. Nogmaals: wij sturen geen klanten weg. Zij krijgen lokaal een beperkte dienstverlening, geld afhalen bijvoorbeeld. Voor het overige verwijzen we ze door naar een nog op te richten centraal kantoor in Brussel. We zullen dat de klanten individueel melden, waarna iedereen vrij kan beslissen of hij wil blijven of niet."

De socialisten springen dinsdag al meteen op de desinformatie van Nico Tanghe in DS om 'de banken' aan te klagen, maar vooral om zelf in het nieuws te komen natuurlijk. Belga, 14 december '10: "Volgens Bonte (SP.a) is de bank zijn kleine spaarders gewoon aan het buitenpesten. Meer fundamenteel stelt hij zich de vraag of de overheid zich zomaar moet neerleggen bij het blinde winststreven van de geredde banken. 'Eén jaar na een nooit gezien reddingsplan blijken de banken agressiever dan ooit', oordeelt de socialist. 'Als elke bank het voorbeeld van Delta Lloyd volgt en de lagere inkomensgroepen dumpt, dan zal er wellicht een bank voor de armen nodig zijn.' Gelijkaardige geluiden klinken bij de PS, die gewag maakt van 'totaal onaanvaardbare praktijken'. 'Dit toont een totaal gebrek aan respect en ethiek ten aanzien van de klanten en getuigt van een wil om een bancaire segregatie door te voeren gebaseerd op fortuin, leeftijd en diploma', besluit kamerlid Karine Lalieux."

Het OIVO, Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties, (met in de raad van bestuur de politiek gekleurde vakbonden en ziekenkassen en verenigingen zoals KAV en KWB) springt ook mee op de kar om zich in de belangstelling te werken. In een persbericht laat het prompt dinsdag weten dat het "van mening is dat deze denigrerende uitspraak (NvdR: de vergelijking met Aldi) een nieuwe (en verdere) stap vertegenwoordigt in het duidelijke gebrek aan ethiek en in het misprijzen voor consumenten in moeilijkheden, die dagelijks kampen met de gevolgen van een crisis die met name door die banken veroorzaakt werd en die heel wat opofferen om uit dat dal te geraken." De organisatie kan "zulk gebrek aan ethiek en respect voor de consumenten niet aanvaarden," en diende daarom klacht in bij het 'Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding'. Krijgt het CGKR straks nog klachten van consumenten voor discriminatie omdat Delhaize bepaalde kaarten om te verzamelen uitdeelt en Colruyt niet?

La Libre begint zijn berichtgeving over de nieuwe politiek van Delta Lloyd op woensdag 15 dec '10 wel op een nuchtere en correcte manier:
"Des services de base pour la clientèle de base et des services à forte valeur ajoutée pour les clients disposant d’un joli patrimoine: telle sera la nouvelle approche commerciale de Delta Lloyd Bank, qui souhaite désormais se consacrer à une niche bien précise, celle des "nantis".
Daarna wordt nog gemeld dat de PS en het OIVO (CRIOC) protesteren tegen de geplande segmentering, het OIVO naar het CGKR trekt, maar krijgt ook Verbrugge de ruimte om te herhalen dat er geen heksenjacht komt en kan hij zijn 'Aldi'-concept uitleggen. (Artikel 'Delta Lloyd, banque élitiste?')

De kern van de zaak, die wel op zijn plaats zou zijn op economiebladzijden, is dat Delta Lloyd met zijn nieuwe koers probeert twee heel verschillende segmenten te bedienen: de bestaande (misschien zelfs nieuwe?) niet vermogende klanten, met (goedkope) basisproducten, en de meer kapitaalkrachtigen, met een meer persoonlijke service. In het ene segment krijgt Delta Lloyd te maken met banken als Argenta, Centea of Axa, in de nichemarkt van vermogende klanten zal ze zich moeten weren tegen gevestigde waarden als de Bank J.Van Breda, die zich al vele jaren presenteert als "een gespecialiseerde adviesbank die zich uitsluitend richt tot ondernemers en vrije beroepen". (Enig protest hierover gehoord van consumentenorganisaties?). Bank Delen is "gespecialiseerd in het beheer van hoofdzakelijk particuliere vermogens", en Bank Degroof noemt zich "de grootste onafhankelijke private en zakenbank van België". Tot nu was men in de financiële wereld of een bank voor iedereen, of een bank voor vermogenden. Delta Lloyd probeert nu blijkbaar beide formules onder één dak te slijten, waarbij de meest vermogende klanten, vanaf 500.000 euro roerend vermogen en een spaarcapaciteit van 3.000 euro per maand, een 'Nagelmackers-cliënt' worden, naar de naam van de private bank die ze in 2005 overnam. Kan men het vergelijken met de voedingsdistributie, waar in de supermarkten van Delhaize en Carrefour merkproducten staan, naast eigen distributiemerken en producten tegen discountprijzen? Maakt Verbrugge daarom de vergelijking met Aldi? Dat zou een interessante reportage kunnen zijn, met meningen van andere bankiers. Maar liever gaat DS de sensatietoer op en bericht ze tendentieus over een bank omdat ze een nichemarkt opzoekt. Dat laatste is vloeken tegen het collectivistisch gedachtengoed, en dat merkt men meteen aan de reacties: "Deze vorm van bankieren hoort niet thuis in onze economie," zegt Bonte. "Alle Belgen zijn gelijk voor de wet, en ook voor de banken," zegt Jelle Vancoppenolle van OIVO. Ze hadden maar een klein zetje nodig om hun mening te kunnen rondbazuinen in de kranten en op TV, geleverd door De Standaard.

Je zou tot nu nog kunnen spreken van de 'usual suspects' die reageren op de tendentieuse berichtgeving in De Standaard. Meteen volgden enkele anderen met hun raaskallen. In Terzake (14.12) kwam Servais Verherstraeten (CD&V) zeggen dat Delta Lloyd "nu gewone mensen die hun kost verdienen nu echt minacht en zeer vernedert." Hij vindt de opstelling onetisch en doet een oproep aan alle klanten om voor een andere bank te kiezen. Is zo een oproep om een bank op de knieën te krijgen niet pas het eerste onetisch feit in dit verhaal? Ook Gwendolyn Rutten (VLD) komt er zeggen dat ze het "een belediging vindt naar veel mensen toe". Meesurfen dus op de verdraaide presentatie van de feiten, gestart in De Standaard van die dag. Dat is allemaal echter nog maar klein bier vergeleken met een column van Frederick Ongena in de wekelijkse nieuwsbrief van Liberales, in de uitgave van 17 december, over die wijziging van de bedrijfspolitiek van Delta Lloyd, met de titel 'Winstdoel kan discriminatie niet verantwoorden'. Hij ziet wel in dat het "van levensbelang is dat een onderneming beschikt over de grootst mogelijke maatschappelijk verantwoorde ondernemingsvrijheid om het eigen beleid in eer en geweten te bepalen en uit te voeren". Maar net hier knelt zijns inziens het schoentje aanzienlijk. En dan komt het! Ongena heeft het niet meer over een belediging of zoiets, maar hij noemt de beslissing van Delta Lloyd drievoudig slecht, want ze is zowel immoreel als onethisch en discriminerend:

"Waar de vrije markt vandaag elke private onderneming terecht de vrije keuze laat over de te volgen beleidskoers, laat het economisch en wettelijk kader Delta Lloyd bank inderdaad toe de beslissing te nemen niet de klant maar wel het (potentiële) vermogen, op basis van algemene criteria die verband houden met leeftijd, vermogen en diploma, centraal te stellen. Een goed werkende vrije markt die duurzaam en ethisch ondernemen vooropstelt, zou een dergelijke immorele, discriminerende en onethische beslissing genadeloos moeten afstraffen. Bovendien, waar de vrije markt toelaat dat een bank zelf bepaalt tot welk marktsegment zij zich richt, zou de vrije markt ook moeten toelaten dat elk individu vrij kiest of zij een noodlijdende bank helpt of niet. Het zijn immers alle belastingbetalers, inclusief degene die nu door Delta Lloyd worden verguisd, die banken op de rand van de ondergang een voortbestaan hebben gegarandeerd."

Dat de SP.a er een potje van maakt, en het heeft over 'het blinde winststreven van de geredde banken', is spijtig voor de waarheid, maar kan niet echt verwonderen. Ongena blijkt evenwel in hetzelfde bedje ziek, terwijl Delta Lloyd geen staatssteun kreeg, maar ondertussen wel 6 miljoen euro moet betalen voor een bankenheffing. Wat heeft de steun aan sommige noodlijdende banken te maken met het kiezen van een marktsegment door een gezonde en dus niet door alle belastingsbetalers geredde bank? In zijn besluit volhardt hij in de onzin: "Kortom, het is goed dat een vrije markt een onderneming de mogelijkheid biedt eigen keuzes en beleid te bepalen. Dat het nemen van keuzes impliceert dat immorele, onethische en discriminerende beslissingen kunnen genomen worden is evenwel slechts positief indien dezelfde vrije markt een dergelijk handelen kan bestraffen."

Hoe kan Liberales zo een geraaskal publiceren? (We hebben het hier toch niet over exuberante bonussen van traders in verlieslijdende grootbanken...). Niet alleen bij De Morgen en De Standaard, maar nu ook bij Liberales is de collectivistische verdwazingsvirus, annex emo-journalistiek, binnengedrongen.
Read more...

17 december 2010

Kerstmis als cruciaal moment voor de onderhandelingen

Wie kan nog bijhouden hoeveel «cruciale» dagen en weken we al achter de rug hebben gehad sedert de laatste verkiezingen? Het woord loopt zelfs al het gevaar er zijn oorspronkelijke betekenis bij te verliezen! Ondertussen is het duidelijk dat de enige echte cruciale datum die van Kerstmis is. Zullen de politici het immers aandurven die dag voorbij te laten gaan zonder de vorming van een noodregering?

Misschien is het niet slecht eens de etymologie van het woord «cruciaal» op te zoeken. Het woord is afgeleid van het Latijnse crux, kruis, maar de oorsprong van de huidige betekenis moeten we bij Francis Bacon zoeken. In 1620 introduceerde hij de term instantia crucis in zijn werk Novum Organum, waarbij hij refereerde naar wegwijzers aan kruispunten, vaak opgesteld in een kruis. Deze wegwijzers tonen de verschillende richtingen die een reiziger kan volgen, te vergelijken met de beslissingspunten die genomen moeten worden wanneer er een intellectuele weg afgelegd wordt. Isaac Newton en Robert Boyle gebruikten later de term experimentum crucis voor die experimenten die konden aangeven welke natuurkundige hypothese onder de vele mogelijke hypotheses de juiste is om een bepaald fenomeen te kunnen verklaren. In de loop van de eeuwen is de betekenis echter verschoven, en de moderne betekenis verwijst dan ook meer naar de belangrijkheid van de beslissing die genomen moet worden dan naar de wederzijdse uitsluiting van de verscheidene keuzemogelijkheden.

Wie de oorspronkelijke betekenis van de term «cruciaal» kent, kan zich afvragen waarom het woord zo vaak gebruikt wordt in verband met de aan de gang zijnde regeringsonderhandelingen. Was het Elio di Rupo niet, die ze omschreef als een poging om het onverzoenbare te verzoenen? Kan een federale regering met daarin zowel N-VA als PS echt iets anders worden dan een mossel-noch-vis-regering? Het laatste voorstel van Johan vande Lanotte voor de financieringswet voorziet zowel een split rate als een belastingkrediet, dat enerzijds wel moet zorgen voor meer fiscale autonomie, maar anderzijds niet mag leiden tot welke vorm dan ook van fiscale concurrentie tussen de verschillende regeringen. Een Belgisch compromis met andere woorden, dat dankzij zijn complexiteit en interne tegenspraak nu al door de journalisten en pro-Belgische politici uitgelegd wordt als een voorstel dat niet slecht genoeg is om het nog te mogen verwerpen. En dan zeker door Vlaams-nationalisten niet. (Franstalige amendementen mogen wel nog.) Over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, die geen splitsing zal zijn omdat de Franstaligen hun voorrechten in delen van Vlaams-Brabant willen behouden, hebben we het dan nog niet eens gehad.

Daarbovenop heeft de geschiedenis van 2007 ervoor gezorgd dat het ontbreken van een federale regering niet meer ervaren wordt als een dringende zaak. Zeker, met de regelmaat van de klok komen politici ons vertellen dat een ontslagnemende regering een handicap is in deze tijden van financiële turbulentie, maar erg overtuigend werkt dat allemaal al lang niet meer. De laatste politicus in het rijtje was voorzitter van de Europese Commissie José Manuel Barroso vandaag – overduidelijk besteld door de CD&V. Het is echter bijzonder twijfelachtig of veel mensen er vannacht hun slaap voor zullen laten. Een cynicus zou zelfs durven opwerpen dat Barrosos eigen land Portugal niet eens een ontslagnemende regering nodig heeft om in de economische problemen te raken. Maar blijft natuurlijk dat een regeringsvorming die zes maanden in beslag neemt niet meer iets is waar men zich een hoop zorgen over maakt. Zeker als Eerste Minister Yves Leterme dan nog eens goed zijn best doet om regelmatig te komen melden dat onder zijn leiding alles zoveel beter gaat en blijft gaan. Ik laat het verder aan de verbeelding van de lezer over te raden welke boodschap de CD&V op deze manier bij de bevolking tracht over te brengen.

Dit alles leidt er toe dat Kerstmis meer en meer naar voren komt als een cruciale datum voor de onderhandelingen. Kerstmis mag hierbij gerust in een Dehaeneaanse manier begrepen worden, namelijk niet als 25 december, maar 9 januari, het einde van de kerstvakantie. En er kan niet ontkend worden dat er de afgelopen zes maanden voor een groot deel afgeteld werd tot die datum, met inderdaad 2007 als referentiepunt. Nu we daadwerkelijk voor die datum staan, zonder een nieuwe federale regering, is de vraag dan: zullen de politici het aandurven om die datum, of beter de kerst- en nieuwjaarsperiode dus, zomaar voorbij te laten gaan? Of durft men toch die barrière te doorbreken, om ook in 2011 verder aan te modderen met een Belgische ontslagnemende regering in combinatie met regeringsonderhandelingen waarvan zelfs de doodsreutel vervelend dreigt te worden?

De essentiële vraag daarbij is of Bart de Wever bereid is reeds voor het einde van het jaar de zwarte piet – die hij ongetwijfeld door zowel de politici als de pers toegeschoven zal krijgen – in ontvangst te nemen. Of zal hij bij gebrek aan Stratego-groep geen weg meer weten te vinden uit het moeras dat Johan vande Lanotte de laatste weken geschapen heeft, en op korte termijn reeds door de knieën willen gaan? Een antwoord op die vragen heb ik niet, maar ik durf nog steeds te betwijfelen dat alles uiteindelijk zal uitmonden in nieuwe verkiezingen in het begin van 2011. Het échte plan B, en voor sommigen eigenlijk zelfs plan A, is nog steeds een regering met PS, cdH, Ecolo, Groen!, sp.a en ACW, moedwillig aangevuld met de rest van de CD&V. Het enige waar de N-VA mee over zal mogen beslissen, is of ze zal willen meestappen in zulke regering.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

15 december 2010

Leugens van ruimtelijke planners en professoren

Een aantal ruimtelijke planners en enkele van hun vrienden hebben het niet voor de stedenbouwkundige meldingsplicht. Ze zien alleen nadelen in de vervanging van de vergunnings- door de meldingsplicht. Met leugens en niet gestaafde beweringen proberen ze de meldingsplicht er onderuit te halen. Als de vergunningsplicht terug maximaal geldt, kunnen er natuurlijk meer stedenbouwkundig gediplomeerden aan de slag. De impliciete boodschap: wij willen zoveel mogelijk stedenbouwkundigen werk geven. Zelfs als het dus anders goedkoper kan...


Ruimtelijke planners en enkele van hun vrienden, professoren, landschapsarchitecten en stedenbouwkundige ambtenaren, hebben het niet voor de meldingsplicht die op 1 december '10 in voege trad. In hun opiniestuk 'Kafka in stedenbouw' (De Standaard 14.12.10) zien ze alleen maar nadelen in de zeer beperkte vervanging van de vergunnings- door de meldingsplicht.

De meldingsplicht betreft echt maar een beperkt aantal werken, meestal zonder enige impact op de 'goede ruimtelijke ordening', zoals bijvoorbeeld:
- het openbreken van een gevel voor het plaatsen van een grote raampartij
- interne verbouwingswerken die gepaard gaan met stabiliteitswerken
- oprichting van bijgebouwen, aangebouwd aan een woning, met een maximale oppervlakte van 40m2 per perceel
- zorgwonen
- de verbouwing of uitbreiding van een industrieel of ambachtelijk bedrijf, gelegen in industriegebied.
De meldingsplicht wordt niet ingevoerd voor bovenstaande soort werkzaamheden bij zonevreemde woningen: noch bij het vervangen van dakgebintes of dragende balken van het dak, noch bij het geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren of dragende binnenmuren volstaat voor hen een meldingsplicht. Voor hen blijft de vergunningsplicht van toepassing. Aanbouwen van een garage of een veranda: idem.

Hoewel dus de meldingsplicht slechts ingevoerd werd voor werken waarvan men zich moet afvragen waarom die zelfs gemeld moeten worden, zijn de opinieschrijvers van mening dat het een ramp is, met grote gevolgen. Volgens hen zal dit alleen maar tot ongewenste situaties en verwarring leiden, en dwingt Vlaanderen met de invoering van de meldingsplicht de gemeenten "die het goed voor hebben met de ruimtelijke ordening om nog meer regelgevend op te treden." Want: "als burgers en bedrijven niet beter over de randvoorwaarden voor vrijstelling en melding worden geïnformeerd, zullen ze uit onwetendheid overtredingen begaan." Daarmee zou "de klemtoon op controle, handhaving en sanctionering komen te liggen". Dus zou het werk volgens hen verschuiven van stedenbouwkundigen - die vergunningen controleren en goedkeuren - naar de politie of andere verbalisanten. En "daar komt hommeles van," voorspellen ze.

Ze hebben wel een punt dat de meldingsplicht de bureaucratische last voor burger niet vermindert, gezien het dossier hetzelfde is als bij een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning. De bureaucratische last vermindert echter wel duidelijk bij de gemeenten en de stedenbouwkundige ambtenaren, want de overheid kijkt de meldingsdossiers inhoudelijk niet na.

Ze hebben ook wel een punt waar ze stellen dat "de melder nooit zeker is dat een gemeld werk niet toch een stedenbouwkundig misdrijf inhoudt of tot problemen zal leiden, omdat de gemeente niet verplicht is om de melder van mogelijke problemen op de hoogte te brengen. Met andere woorden: burgers en bedrijven worden aangemoedigd werken uit te voeren, waarvan achteraf kan blijken dat die vergunningsplichtig zijn of die, bijvoorbeeld, tot veiligheidsproblemen op industrieterreinen kunnen leiden. In een volgende fase leidt dit ongetwijfeld tot processen-verbaal of aanpassingswerken."
De indiener moet inderdaad zelf nagaan of zijn melding aan de wettelijke eisen voldoet, en de gemeente moet geen mogelijke overtreding signaleren aan de indiener van een melding. Cfr. het Meldingsformulier, rubriek 13, 'Hoe gaat het nu verder met dit formulier':
'Het college van burgemeester en schepenen neemt akte van uw melding en ziet erop toe dat ze ingeschreven wordt in het vergunningenregister. De gemeente kijkt uw dossier niet inhoudelijk na en neemt geen beslissing. U moet zelf nagaan of uw melding aan de wettelijke eisen voldoet. U mag de gemelde handelingen aanvatten vanaf de twintigste dag na de datum van de melding....'

Verder staan er echter - in het stuk over een hele bladzijde - nogal wat leugens en foute of niet onderbouwde beweringen in hun opiniestuk. Enkele voorbeelden:

1. De gemeenten zouden constructies "die in strijd zijn met de regels op het vlak van ruimtelijke ordening, van vergunning kunnen vrijstellen of via meldingsplicht toelaten". Dat zou leiden "tot kafkaiaanse toestanden: wie een vergunning aanvraagt voor een bouwwerk, mag niet van de voorschriften afwijken, maar wie hetzelfde bouwwerk zonder vergunning bouwt, kan wel afwijken." Het is helemaal niet duidelijk wat men moet verstaan onder zaken toelaten via een meldingsplicht die 'in strijd zijn met de regels op vlak van ruimtelijke ordening', en evenmin duidelijk dat men zou kunnen 'afwijken' als men zonder vergunning bouwt. Het klopt in geen geval dat gemeenten soepeler mogen zijn dan decretaal voorzien. Gemeenten mogen alleen strenger zijn, zoals expliciet in Art. 4.2.5 van de Codex Ruimtelijke Ordening bepaald: de gemeenten mogen de vergunningsplicht niet vervangen door een meldingsplicht en ook geen vergunnings- of meldingsplichtige handelingen vrijstellen van de vergunnings- of meldingsplicht. (*)

2. De opinieschrijvers beweren verder dat de nieuwe regelgeving toelaat "dat kleine tuinen in de stad sluiks worden volgebouwd". De aanbouw mag maximaal 40 m2 bedragen, en in de zijtuin moet men tot op 3 meter, in de achtertuin tot op 2 meter van de perceelsgrenzen blijven. Alleen als het hoofdgebouw is opgetrokken op of tegen de perceelsgrens, mag het aangebouwde bijgebouw ook opgetrokken worden op of tegen de perceelsgrens, tegen een bestaand aanpalend gebouw, als de bestaande scheidingsmuur niet gewijzigd wordt. De bouwdiepte van het nieuw op te richten aangebouwde bijgebouw mag niet langer zijn dan de bouwdiepte van het aanpalende gebouw. Met al die beperkingen zal men moeilijk kleine tuinen 'sluiks volbouwen'. Naast die meldingsplicht blijft natuurlijk geldig dat men de privacybepalingen uit het burgerlijk wetboek moet naleven (lichten en zichten).

3. De stedenbouwkundige meldingsplicht zou "tot veiligheidsproblemen op industrieterreinen kunnen leiden". Ze vermelden er niet bij - want dan spreken ze natuurlijk zelf hun bewering tegen - dat de milieuvergunning behouden blijft voor de "grote uitbreidingen van bestaande industriegebouwen", en de meldingsplicht alleen geldt voor de verbouwing of uitbreiding van een bestaand, hoofdzakelijk vergund industrieel of ambachtelijk bedrijf, gelegen in goedgekeurde industriegebieden. Voor de inrichting moet een milieuvergunning klasse I of II verleend zijn, en de gebouwen waarvoor een melding gebeurt moeten in het aanvraagdossier van de milieuvergunning vermeld zijn. Mogelijke 'veiligheidsproblemen' worden dus opgevangen worden in de milieuvergunning, want waarvoor dient die anders?

De expliciete boodschap is duidelijk: de meldingsplicht is een slechte maatregel die alleen problemen en ongewenste, zelfs gevaarlijke situaties oplevert. De impliciete boodschap is echter al even duidelijk: een pleidooi om de meldingsplicht af te schaffen en de vergunningsplicht terug maximaal in te voeren, zodat er meer stedenbouwkundig gediplomeerden aan de slag kunnen. Hun betoog in één zin samengevat: wij willen zoveel mogelijk stedenbouwkundigen werk geven, zelfs als het anders goedkoper kan. En ook als we hiervoor moeten liegen.

Het is een schande dat Tom Coppens, voorzitter Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP), meer dan waarschijnlijk de opsteller van het opiniestuk, want eerste ondertekenaar, van leugens gebruik maakt om zijn beroepsgroep aan meer werk te helpen, maar minstens even beschamend dat de universiteitsprofessoren Louis Albrechts (KU Leuven), Georges Allaert (Universiteit Gent), Maarten Loopmans (KU Leuven), Frank Moulaert (KU Leuven), Jan Schreurs (KU Leuven), Pieter Uyttenhove (Universiteit Gent) en Jef van den Broeck (KU Leuven) dit stuk mee ondertekenen. "Het kruim van de academische wereld," tekende mee, volgens de website van de VRP, die uiteraard het opiniestuk ook daar plaatst. De andere ondertekenaars zijn in hoofdzaak ruimtelijke planners, die door te tekenen bewijzen dat ze zich evenmin schamen voor geen leugentje 'om bestwil'. Tenzij ze, net als 'het kruim' hiervoor, zo onbekwaam zijn dat ze de wetgeving niet kennen? De redacteur van de opiniebladzijden van De Standaard hoeft het natuurlijk niet beter te weten dan 'het kruim van de academische wereld'. Ik heb hen onmiddellijk een lezersbrief bezorgd met een samenvatting van dit artikel, maar die werd de volgende dag, vandaag woensdag 15 december, in elk geval nog niet gepubliceerd. Als hij in de volgende dagen nog gepubliceerd wordt, pas ik de tekst hier aan.

Ten gronde zou men natuurlijk best de meldingsplicht helemaal afschaffen, in alle gebieden, en de daarin voorziene werken vrijstellen van stedenbouwkundige vergunning. Zie meer details hierover in punt 1 'Meldingsplicht en vrijstelling vergunningsplicht' in mijn artikel 'Open brief aan onze huidige Keizer-Koster Kris Peeters'

NOOT: grappig is de foto bij het opiniestuk.
Boven het onderschrift 'De regelgeving laat toe dat kleine tuinen in de stad sluiks worden volgebouwd', publiceert De Standaard een foto van een verkaveling rond één straat, helemaal op de buiten, met achter de tuinen alleen maar weiden en landbouwgrond, en achterin nagenoeg elke met hagen omzoomde tuin een tuinhuisje of berghokje. Wellicht geen foto gevonden van het vermeende 'sluiks volbouwen' in de stad?
---------------------------------------------

(*) Art. 4.2.5. Provinciale en gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen kunnen:
1° de vergunningsplichtige handelingen aanvullen;
2° voor meldingsplichtige handelingen een vergunningsplicht invoeren;
3° voor vrijgestelde handelingen een meldingsplicht invoeren.
Provinciale en gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen kunnen de vergunningsplicht niet vervangen door een meldingsplicht. Zij kunnen vergunnings- of meldingsplichtige handelingen niet vrijstellen van de vergunnings- of meldingsplicht.
Read more...

3 december 2010

België als no-go-zone voor schuldeisers ?

(1) "We the people of the United States, in order to form a more perfect union, establish justice, insure domestic tranquility, provide for the common defense, promote the general welfare, and secure the blessings of liberty to ourselves and our posterity, do ordain and establish this Constitution for the United States of America", zo luidt de aanhef van de Amerikaanse Grondwet (1787, in werking sinds 1788/1789). Eerlijk gezegd had ik me nooit veel vragen gesteld bij deze zin. Doet hij niet denken aan de bepalingen die de doelstellingen van de Europese Gemeenschappen, later Europese Unie, verwoorden of aan de Staatszielbestimmungen in sommige nationale grondwetten ? Meer bepaald heb ik me nooit vragen gesteld bij de stelling dat deze federale Grondwet werd opgesteld en afgekondigd "to establish Justice". Dat klinkt even onschuldig als een van de doelstellingen van de Europese Unie, nl. "De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen (...)". En toch. Was er een nieuwe grondwet, een federale overheid en een federale rechterlijke macht nodig "to establish justice", om gerechtigheid te installeren ?

Op mijn reis door Virginia deze zomer, die ik maar een Thomas-Jefferson-bedevaart zal noemen (niet geheel ongepast tegen de achtergrond van het feit dat intussen thuis de politici worstelen met de noodzakelijke verdere defederalisering van het land) kocht ik in Monticello, de woning van Jefferson (waar overigens een portret van Hendrik van der Noot boven de schoorsteenmantel hangt, de man van het Manifest van het Brabantse Volk dat "keizer-koster" Jozef II vervallen verklaarde van de Brabantse troon) Woody Holton's book "Unruly Americans and the Origins of the Constitution" (2) en na lectuur daarvan zal ik "to establish justice" nooit meer zo achteloos lezen als voorheen. "To establish justice" moet vooreerst gelezen worden in het licht van Art. I Section 10 lid 1 en Art. III van de Grondwet en in het bijzonder:

Art. I S. 10: "No State shall (...) make any Thing but gold and silver Coin a Tender in Payment of Debts; pass any Bill of Attainder, ex post facto Law, or Law impairing the Obligation of Contracts (...)".
Art. III: "The judicial Power of the United States, shall be vested in one supreme Court, and in such inferior Courts as the Congress may from time to time ordain and establish (...). The judicial Power shall extend to all Cases, in Law and Equity, arising under this Constitution, the Laws of the United States, and Treaties made, or which shall be made, under their Authority (...); to Controversies between Citizens of different States; (...)".

Holton toont met een overvloed aan documentatie aan dat de zinsnede "to establish justice" en de geciteerde bepalingen in hoofde van de Framers van die Grondwet een heel specifieke betekenis en bedoeling hadden, nl. de bescherming van schuldeisers, van eigenaars van schuldvorderingen, tegen de wetgevers van de afzonderlijke staten die "relief" verschaften aan de schuldenaren (door gedeeltelijke kwijtschelding van schulden), die schuldeisers verplichtten betaling te aanvaarden in aan zeer sterke inflatie onderhevig papiergeld (in plaats van in gouden of zilveren munten) dat zij uitgaven, e.d.m., en tegen de rechtbanken van de afzonderlijke staten die in het bijzonder vriendelijk waren voor schuldenaren uit eigen streek ("local bias") in conflict met schuldeisers uit andere staten (wat men diversity cases en alienage cases noemt onder Art. III S. 2)(3). Om die reden werd zowel de wetgevende macht als de rechtsmacht van de staten ingeperkt (4). Dat gebrek aan "justice" had in de ogen van de voorstanders van de Grondwet niet alleen tot onrecht geleid, maar ook tot een voortduren van de zware economische crisis en een totaal gebrek aan kredietmogelijkheden in het binnenland en meer nog in het buitenland, zowel voor ondernemers als voor de overheid zelf.

(2) De concrete problemen die ik voor ogen heb in eigen land vandaag zijn weliswaar grotendeels andere dan de concrete kwalen waartegen de Framers wilden optreden, toch moet men de vraag stellen of ook bij ons vandaag er geen nood is "to establish justice" in dezelfde zin: zorgen voor een effectieve en gelijkwaardige rechtsbescherming voor alle schuldeisers. De vraag stellen houdt in dat ik van oordeel ben dat een dergelijke (d.i. effectieve en gelijkwaardige) rechtsbescherming vandaag niet meer bestaat, en dat de Belgische rechtsorde op meerdere vlakken duidelijk tekortschiet in vergelijking met de rechtsorde van belangrijke buurlanden of handelspartners.

Vooraleer U steigert, beste lezer, wil ik toch eerst verduidelijken dat ik daarmee niet doel op regels die de totstandkoming of inhoud van schulden in het algemeen beperken. Het gaat enkel om gevallen waarin er wel degelijk een geldige schuldvordering is tot stand gekomen (en deze evenmin is tenietgegaan op grond van regels van verbintenissenrecht zoals bevrijdende verjaring e.d., mits deze niet discriminerend zijn).

(3) Het tekort aan effectieve rechtsbescherming van schuldeisers geldt in omzeggens alle fazen van de geldendmaking van schuldvorderingen. Telkens zien we ook een tekort aan gelijke rechtsbescherming voor schuldeisers.

Het begin reeds in de fase van de zogenaamde "minnelijke invordering van schulden", met een Wet van 20 december 2002, verstrengd bij wet van 27 maart 2009 (5), waar een keizer-koster nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Deze wet legt draconische sancties op aan een schuldeiser of diens lasthebber die bij de invordering van schulden van een consument onjuiste inlichtingen over de gevolgen van een wanbetaling meedeelt (art. 3 § 2 streepje 2), die jegens een consument niet voorziene of niet wettelijk toegestane bedragen" probeert te innen (art. 3 § 2 streepje 4), of die schulden probeert in te vorderen bij de verkeerde persoon (art. 3 § 2 streepje 6). Als men weet hoe weinig uniform de rechtspraak soms is over de vraag wat de gevolgen van een wanbetaling zijn, welke bedragen precies mogen worden gevorderd van een schuldenaar en wie er in sommige gevallen precies de aansprakelijke of schuldenaar is, zijn dit disproportionele eisen aan een gewone burger. Welke advocaat immers, laat staan welke rechtzoekende die geen advocaat is, durft met 100 % zekerheid te stellen wat precies de juridische gevolgen zijn van een wanbetaling, van welke bedragen precies de inning is toegestaan, welke personen precies al dan niet (mede)schuldenaar zijn, enz. ? En dan heb ik het nog niet over nonsens zoals de vereiste "een duidelijke beschrijving van de verplichting die de schuld heeft doen ontstaan", alsof een schuld ontstaat uit een verplichting. De rechten van schuldeisers die in de eerste of meer nog in een verdere graad rechtsopvolger zijn in een schuldvordering, worden bijkomend bemoeilijkt door hen te verplichten bij een invordering steeds "de identiteit, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoonnummer en de hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser" mee te delen (art. 6 § 2 , 1°).

Diezelfde wet legt bijkomende onzinnige verplichtingen op aan tussenpersonen, inbegrepen advocaten, die schulden zouden proberen in te vorderen voor hun opdrachtgevers - zo bv. dat in een schrijven aan de consument-schuldenaar "volgende tekst in een afzonderlijke alinea moet worden toegevoegd, in het vet gedrukt en in een ander lettertype : «Deze brief betreft een minnelijke invordering en geen gerechtelijke invordering (dagvaarding voor de rechtbank of beslag)»". Schuldeisers die het zich kunnen permitteren een interne dienst contentieux te hebben, zijn niet onderworpen aan die onzinnige bijkomende verplichting. De discriminatie die dat meebrengt wordt duidelijk als men de sanctie in ogenschouw neemt, namelijk dat elke betaling die de consument heeft gedaan en die verschuldigd was, niettemin door de tussenpersoon moet worden terugbetaald aan de consument (art. 14, lid 1).

Dergelijke wetgeving is bovendien contraproductief: gezien de risico's die men loopt bij minnelijke invordering kan men beter dadelijk dagvaarden of de zaak anderszins voor de rechter brengen, en het is twijfelachtig of de belangen van de consumenten daarmee gediend zijn.

(4) Maar ook betreffende het voor de rechter brengen is er noch een effectieve noch een gelijkwaardige rechtsbescherming van schuldeisers. Voor grensoverschrijdende invorderingen van schulden zijn er door Europese Verordeningen twee bijkomende procedures ingevoerd in het recht van alle Europese lidstaten: het Europees betalingsbevel en de Europese procedure voor geringe vorderingen. Zo kan een schuld, ook jegens een consument, ingevorderd worden door middel van een eenvoudig tegensprekelijk verzoekschrift (Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen) of zelfs, bij onbetwiste schulden, een eenzijdig verzoekschrift tot betalingsbevel (Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure). Beide regelingen zijn rechtstreeks toepasselijk in de Belgische rechtsorde en dit met voorrang boven alle nationale bepalingen die hiermee in strijd zouden zijn of de volle werking ervan zouden belemmeren (6). De Belgische wetgever blijft echter de binnenlandse schuldeisers van binnenlandse schuldenaars discrimineren door hen die mogelijkheid te ontzeggen. Het wetsvoorstel voor een binnenlands betalingsbevel, dat op vele punten zelfs heel wat minder soepel was dan het Europees, is gesneuveld door het kortzichtig georganiseerd verzet van de politieke "linkerzijde", dat aldus het recht op gelijke rechtsbescherming torpedeert (7). Door het ontbreken van de genoemde procedures voor binnenlandse invorderingen blijven deze een flink stuk duurder. Dit betekent dat ofwel die meerprijs door de schuldenaar moet worden betaald, ofwel de schuldeiser ervan afziet zijn recht te laten gelden. Dat laatste mag dan misschien een voordeel zijn voor de schuldenaar, maar als de schuld effectief verschuldigd is (ex hypothesi) is het een onrechtmatig voordeel. Nu is het perfect legitiem om kritische vragen te stellen bij het ontstaan van bepaalde soorten schulden, bij praktijken die leiden tot overconsumptie en overmatige schuldenlast, bij bepaalde vormen van speculatie met schuldvorderingen (8), maar het antwoord moet gegeven worden door middel van niet-discriminerende regels in het verbintenissenrecht en mag er niet in bestaan dat de rechtsbescherming van alle schuldeisers duur en willekeurig wordt.

Overigens is de weigering om die vereenvoudigde procedures ook binnenlands in te voeren gemakkelijk te omzeilen: nu reeds worden op relatief grote schaal factuurvorderingen gecedeerd aan organisaties in de buurlanden om ze van daaruit door middel van een procedure geringe vorderingen of procedure betalingsbevel voor onze rechtbanken in te voeren (9). De afwezigheid van deze procedures in zuiver binnenlandse geschillen moge europeesrechtelijk misschein geen probleem zijn, ze lijkt me overigens duidelijk in strijd met het grondwettelijk discriminatieverbod. Dat de Verordening door de beperking van de bevoegdheid van de EU beperkt is tot grensoverschrijdende geschillen, ontslaat de nationale wetgever er niet van om een einde te maken aan deze Inländerdiskriminierung door gelijkwaardige rechtsmiddelen ter beschikking te stellen (10).

Vergeten we toch niet dat het goedkoper maken van de invordering van schuldvorderingen niet enkel ten goede komt aan de schuldeisers, maar minstens evenzeer aan de schuldenaars. De bestaande situatie zal misschien in individuele gevallen een schuldenaar bevoordelen omdat hij niet eens wordt aangesproken in betaling, maar de gelijke rechtsbescherming van schuldenaars in het algemeen is natuurlijk beter gediend bij het drukken van de invorderingskosten. Het tekort aan rechtsbescherming maakt intussen het krediet duurder, zodat alle schuldenaars uiteindelijk meer betalen voor een onrechtmatig voordeel van sommigen onder hen. Kan de globale kost omlaag, dan kan men omgekeerd ook strenger zijn ten aanzien van schade- en strafbedingen in geval van wanbetaling.

(5) Ook met betrekking tot de verhaalbaarheid van kosten voor bijstand bij een gerechtelijke invordering (in het bijzonder de rechtsplegingsvergoeding) bestaat er geen gelijkwaardige rechtsbescherming. Of een schuldeiser die gelijk krijgt van de rechter recht heeft op een rechtsplegingsvergoeding in evenredigheid met de schuld of niet, hangt immers onder meer af van de financiële draagkracht van de wederpartij, dit onder meer door een op dit punt nogal betwistbaar arrest van het Grondwettelijk Hof (nr. 182/2008). Dat de kosten die een verliezende partij aan de staat moet betalen voor de werking van het gerecht verschillen naargelang de draagkracht van een partij, is legitiem, en daar ging het ook niet over. Maar waarom zou de andere partij, die ten onrechte werd gedagvaard dan wel verplicht werd om te dagvaarden omdat de eerste partij zijn verplichtingen niet nakomt, zijn advocatenkosten wel of niet kunnen recupereren naargelang de tegenpartij financieel draagkrachtig is of niet ? Het antwoord van het Grondwettelijk Hof in overweging B.14.3. is ontwapenend en bedenkelijk tegelijk:

"Het feit dat een in het gelijk gestelde rechtzoekende zich bevindt tegenover ene in het ongelijk gestelde partij die juridische tweedelijnsbijstand geniet" (d.i. minvermogend is) "en bijgevolg geheel of gedeeltelijk ervan zou kunnen worden vrijgesteld de rechtsplegingsvergoeding te betalen maakt overigens deel uit van de wisselvalligheid van de procedure, zoals het feit dat iedere rechtzoekende kan worden geconfronteerd met een insolvente tegenpartij. De wetgever kan niet verweten worden geen rekening te hebben gehouden me die wisselvalligheden".

Op die manier wordt procederen een loterij, en mag wie geen geld heeft (of het kan wegsteken) daarin wellicht gratis gokken.

De redenering past natuurlijk in de logica van de post-welvaartsstaat: de overheid belooft veel lekkers zoals een principieel kosteloze toegang tot de rechter voor een minvermogende, maar heeft niet het geld of de wil om de kosten die daaruit voortvloeien zelf te betalen en laat die dus maar ten laste van de andere burgers met wie deze persoon in proces ligt. Dit is ook de logica die achter de antidiscriminatiewetten steekt (11°. Men zou evengoed ook kunnen betogen dat factoren als ziekte, armoede, werkloosheid enz. deel uitmaken van de wisselvalligheden van het leven, en men het daarom een wetgever niet kan verwijten geen sociale zekerheid te organiseren...

De fout die het Grondwettelijk Hof maakt kan ook gekarakteriseerd worden als een perverse verwarring tussen de ruilrechtvaardigheid en de verdelende rechtvaardigheid. Beiden hebben hun plaats in het recht, maar de instrumenten ervoor moeten goed uit elkaar worden gehouden: de taak van het privaatrecht is in wezen de eerste, die van het publiekrecht in wezen de tweede. Dat betekent dat de kosten om de toegang tot het gerecht voor minvermogenden te garanderen door de gemeenschap moeten worden gedragen en niet door die partij die de pech heeft de processuele wederpartij te zijn.

(6) Ook bij de realisatie van schuldvorderingen is de gelijkwaardige en effectieve rechtsbescherming in vele opzichten ver te zoeken. Het Belgische recht kent zowat de hoogste onbeslagbaarheidsgrenzen en tegelijkertijd zowat de laagste vermogenstransparantie voor schuldeisers. Een Europees Groenboek onderzoekt de mogelijkheden daar op Europees niveau iets aan te doen , maar is dat een reden om intussen maar niets te doen aan het loterijachtige karakter van de recuperatiemogelijkheden van schuldeisers ?

Daarbij komt dat het Belgische recht door zijn zeer verregaand collectivisme in het beslagrecht (vergeleken met het recht van de naburige landen)(13) de vereffeningskosten globaal genomen veel hoger doet oplopen, zodat er globaal genomen nog eens minder te verdelen is voor de schuldeisers (zeker voor de chirografaire). Deze keuze is des te betwistbaarder, omdat men zich bij de “gelijkheid van de schuldeisers” (paritas creditorum) in het Belgische positieve recht niet te veel moet voorstellen: de mogelijkheden om individuele zakelijke zekerheidsrechten te verkrijgen zijn vrij ruim en talloze schuldvorderingen zijn in ons recht bevoorrecht, zodat er in de meeste gevallen voor niet-bevoorrechte schuldeisers nauwelijks iets overblijft. De positiefrechtelijke betekenis van het gelijkheidsbeginsel is dan ook nauwelijks een andere dan dat een “gewone” schuldeiser niet door middel van een beslag voorrang kan krijgen op de andere (gewone) schuldeisers. Als men de kostprijs van die regel ziet, is het zeer de vraag waarom dat niet zou kunnen, zoals dat in de meeste andere landen wel kan (ook in Frankrijk, althans bij derdenbeslag en onroerend beslag). Het ware dus beter de verplichting tot actieve samenloop bij executoriaal beslag af te schaffen of zelfs voorrang te geven aan de beslaglegger, en daartegenover alle schuldeisers voldoende toegang te geven tot vermogensinformatie, onder meer door alle voor zekerheden relevante publiciteit te centraliseren en onder gelijke voorwaarden voor alle schuldeisers toegankelijk te maken.

De eerste kamer van het Hof van Cassatie daarentegen doet zijn best om precies het tegenovergestelde te doen en de kosten nog verder te doen oplopen om de curatoren te plezieren: in een arrest van 23 april 2010 (14) werd geoordeeld dat de gelden die na derdenbeslag door de gerechtsdeurwaarder aangehouden werden op zijn kwaliteitsrekening, en waarvoor deze nadat de termijn voor tegenspraak verstreken was opdracht tot betaling had gegeven aan de bank, toch in de failliete boedel vallen wanneer de beslagene failliet verklaard wordt vooraleer de rekening van de bestemmeling wordt gecrediteerd. Het arrest is ook rechtstechnisch onzin (15), maar bovendien rechtspolitiek problematisch omdat het er enkel maar toe leidt dat er tweemaal "commissie" moet worden betaald aan een bij de vereffening betrokken tussenpersoon. Overigens is een analyse van de cassatierechtspraak inzake faillissementsrecht sociaal gezien in het algemeen erg bedroevend: het gros van de zaken waarin rechtsvragen aan het Hof van Cassatie worden voorgelegd gaat uiteindelijk alleen over de vraag of de curator recht heeft op zijn percentage van de opbrengst van bepaalde goederen.

(7) Wat de gelijkwaardigheid en effectiviteit van de rechtsbescherming bij insolventie betreft, is de situatie zeker niet beter. Het publiek belijden van het beginsel van gelijkheid der schuldeisers in gevallen waar dit overspannen is, tegelijk met de massale terzijdestelling ervan door andere regels, leidt ook hier tot een geheel scheefgegroeid systeem. Enkele recente arresten van het Hof van Cassatie evenals een onbegrijpelijk arrest van het Grondwettelijk Hof hebben dit bovendien alleen maar erger gemaakt.

Tot voor kort kon men een heilzame tendens bespeuren in de rechtspraak om de regels inzake samenloop en zekerheden zo coherent mogelijk toe te passen, en dus ruim te interpreteren in plaats van hun toepassing op te sluiten in een a contrario redenering. Dit remedieerde ten dele aan het totale versagen van de wetgever om iets aan de verkokering van het insolventierecht te doen, geheel in strijd met de hedendaagse tendens in het buitenland om het insolventierecht als één geheel te hervormen. Wij zitten nog met het geheel achterhaalde onderscheid tussen handelaars en niet-handelaars, en dus tussen faillissement en collectieve schuldenregeling. Dat men een onderscheid maakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen zou al een stuk begrijpelijker zijn: de eerste moeten immers nog een menswaardig verderleven krijgen, de tweede niet. Verder zitten we met ongerechtvaardigde verschillen tussen de situaties van faillissement en beslag. In plaats van de verschillen te minimaliseren, heeft sommige recente rechtspraak er alles aan gedaan om ze uit te vergroten: de verwerping van het bevoorrecht karakter van de na samenloop ontstane interest bij hypothecaire schuldvorderingen door het Hof van Cassatie (16), dan de verwerping van de bepaling inzake netting in art. 14 van de Wet Financiële Zekerheden door het Grondwettelijk Hof (17), en recent nog het onbegrijpelijke arrest van het Hof van Cassatie waarbij het eigendomsvoorbehoud niet erkend werd bij collectieve schuldenregeling (18). Natuurlijk, de wetgever had het eigendomsvoorbehoud in het B.W. moeten regelen en niet in de Faillissementswet, maar wanneer de bepaling van art. 4 van de Richtlijn Betalingsachterstand (19) diende te worden omgezet in het Belgische recht, verklaarde de federale overheid wel dat er geen aanpassing van het Belgische recht nodig was omdat die regel van art. 101 Faillissementswet toch algemeen gold. Ook verplicht de Europese Insolventieverordening ons om in grensoverschrijdende gevallen de collectieve schuldenregeling op dit punt te behandelen zoals een faillissement. De eerste kamer van het Hof van Cassatie maakt ons nu weer tot de risée van Europa.

Is dat laatstgenoemde arrest weer eens het gevolg van een bepaalde linkse kortzichtigheid, net zoals dat arrest van het Grondwettelijk Hof ? Dat laatste gebruikte argumenten die betrekking hadden op de bescherming van de schuldenaar om een regel te verwerpen die enkel de onderlinge verhouding tussen schuldeisers bepaalt, waarbij dat argument bovendien op zichzelf geen empirische toets kan doorstaan (nl. dat niet-handelaars armer zouden zijn dan handelaars). Denkt het Hof van Cassatie dat niet-handelaars beter beschermd worden wanneer hun leveranciers geen eigendomsvoorbehoud meer kunnen inroepen ? Het omgekeerde is waar: leverancierskrediet door verkopers is voor niet-handelaars (die anders dan handelaars geen stil pand kunnen vestigen) vaak de goedkoopste kredietmogelijkheid. Door de rechtszekerheid van het eigendomsvoorbehoud een dergelijke trap te geven maakt men dit duurder.

(8) Er zijn nog heel wat voorbeelden aan te geven van het gebrek aan gelijkwaardige en effectieve rechtsbescherming van schuldeisers, maar de hierboven gegeven voorbeelden zijn m.i. voldoende om aan te tonen dat het tijd wordt "to establish justice", niet in de zin van een herijking van het recht ten gunste van de schuldeisers en ten nadele van de schuldenaars in het algemeen, maar wel om schuldeisers equal protection of the law te verschaffen.

---------
(1) (verschenen in de rubriek De redactie privaat, Tijdschrift voor privaatrecht 2010, 373 v.)
(2) Hill & Wang, New York 2007, http://www.amazon.com/Unruly-Americans-Origins-Constitution-Holton/dp/0809080613.
(3) Voor de beschrijving hiervan, zie behalve HOLTON ook Wythe HOLT, " 'To Establish Justice': Politics, The Judiciary Act of 1789, and the Invention of the federal Courts", Duke LJ 1989, 1421 v. (http://www.jstor.org/pss/1372659)
(4) Het hele verhaal van de totstandkoming van de Grondwet, de niet erg democratische doelstellingen ervan en de wijze waarop deze tegen de wil van de meerderheid van de bevolking werd doorgedrukt, ontlokt onwillekeurig maar noodzakelijk parallellen met het forceren van de Europese grondwet c.q. het Verdrag van Lissabon, maar dat is niet het thema van mijn bijdrage.
(5) Een beroep hiertegen is aanhangig bij het Grondwettelijk Hof onder rolnrs. 4761 4778 en 4779. UPDATE: de wet werd zeer gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 2010/99 van het GWH d.d. 16 september 2010, http://www.const-court.be/public/n/2010/2010-099n.pdf
(6) Zie hierover mijn studie "De verhouding tussen de Europese verordening inzake geringe vorderingen en het interne Belgische procesrecht", Ius & Actores 2009 nr. 1, p. 19-40, ook op http://www.storme.be/euinvordering.pdf; in franse vertaling door A. KOHL, "Le rapport entre les Règlements européens en matière de procédure (en particulier celle relative aux petites créances) et le droit judiciaire interne belge", Revue de la Faculté de droit de l'Université de Liège 2010, p. 5-30, ook op http://www.storme.be/procedureeuropeenne.pdf
(7) Zie mijn opiniestukje "Krokodillentranen over de invoering van het betalingsbevel", http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2009/02/krokodillentranen-over-de-invoering-van.html.
(8) Om nog even terug te keren naar de bij aanvang genoemde perikelen in de jaren 1780 in de Verenigde Staten: wat kwaad bloed zette in die jaren was onder meer dat vele schuldeisers schuldvorderingen hadden opgekocht voor een fractie van hun nominale waarde (bv. bonds die door de leveranciers van de overheid uit noodzaak ver beneden de prijs waren doorverkocht) en ze voor het volle bedrag probeerden in te vorderen. Daar bestaan evenwel andere remedies voor dan de gerechtelijke invordering door schuldeisers in het algemeen (ver)hinderen, zo bv. een ruime toepassing van de lex Anastasiana (in ons B.W nog te vinden in art. 1699).
(9) Ook dit besprak ik in mijn hierboven genoemde bijdrage in Ius & Actores 2009.
(10) Het Grondwettelijk Hof heeft meermaals getoetst of de wetgever bij de omzetting van Europese Richtlijnen geen discriminatie creëerde door de nieuwe regeling strikt te beperken tot de gevallen die door de Richtlijn zijn geregeld. Zie bv. arrest nr. 110/2001 van 20 september 2001 (http://grondwettelijkhof.be/public/n/2001/2001-110n.pdf; waar wel een redelijke verantwoording werd aanvaard) en eerder reeds W. VAN GERVEN, “Bridging the gap between community and national laws : towards a principle of homogeneity in the field of legal remedies ?”, CMLR 1995, 679 v. Deze doctrine lijkt op de helling te worden gezet in arrest nr. 56/2009 van 19 maart 2009 (http://grondwettelijkhof.be/public/n/2009/2009-056n.pdf; zie overweging B.4.4.). M.i. dient dat arrest te worden verklaard vanuit de specifieke context: het betrof geen discriminatie ingevolge de invoering door de Europese wetgever van een nieuw regime voor “Europese” gevallen, maar de situatie ontstaan doordat een wet die uniform gold voor binnenlandse en intracommunautaire zaken (de fiscale aansprakelijkheid van de opdrachtgever die werkt met een niet-erkende aannemer van bouwwerken) door het Hof van Justitie van de EU strijdig was verklaard met het EG-Verdrag, terwijl de wet nog werd toegepast voor binnenlandse gevallen.
(11) Zie mijn studie "De juridisering van sociale verhoudingen van de negentiende eeuw tot vandaag", in De geschiedenis van het recht in de twintigste eeuw, Koninklijke Vlaamse Academie Wetenschappen Letteren en Schone Kunsten, Brussel 2005, p. 27-75, ook te vinden op http://storme.be/juridisering.html, p. 38 tot 40.
(12) Groenboek Vermogenstransparantie schuldenaars (6 maart 2008): http://ec.europa.eu/civiljustice/news/com_2008_0128/com_2008_0128_en.pdf of http://ec.europa.eu/civiljustice/news/com_2008_0128/com_2008_0128_fr.pdf.
(13) Voor een uitstekend overzicht, zie K. KERAMEUS, “Distribution Proceedings and Relationships among Creditors in a Comparative Perspective”, in Liber amicorum Kurt Siehr (red. J. Basedow e.a.), Asser Press, Den Haag 2000, 311 v. (http://books.google.be/books?id=Ol7PEuEmts0C)
(14) Cass. 23 april 2010, nr. C.08.0604.F., franstalige kamer, http://jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=F-20100423-2, ter perse in RW 2010-2011 n. Ruud JANSSEN, verwerping voorziening tegen Hof Luik 26 juni 2008, JLMB 219. Terecht anders dus onder meer Hof Gent 2 juni 2009, RW 2009-2010, 1647.
(15) Het arrest heeft het ten onrechte over de "in beslag genomen gelden", die nog niet uitbetaald zouden zijn, en dus nog eigendom zouden zijn van de (intussen failliet verklaarde) beslagene, terwijl het na de inning van de in beslag genomen schuldvorderingen door de gerechtsdeurwaarder niet meer om gelden gaat, maar om een door de gerechtsdeurwaarder qualitate qua aangehouden rekeningtegoed, en de gelden ten eerste nooit aan de beslagen schuldenaar hebben toebehoord (maar wel aan de derde-beslagene) en ten tweede eigendom zijn van de rekeningvoerende financiële instelling.
(16) Cass. 23 april 2004 (2 arresten), nrs. C.03.0140.F en C.03.0017.F, Credibe t. Morreale e.a. en Credibe t. Roscheck-Loyen e.a., JLMB 2004, 1046 = Jaarboek kredietrecht 2003, 289, zo beslist op grond van de letter van art. 1675/7 GerW en een stellingname in de parlementaire voorbereiding (zie Stukken Kamer 1997-98, nr. 1073/11, p. 46) De nederlandstalige kamer is gevolgd in het arrest Cass. 15 oktober 2004, C.02.0442.N, http://jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=N-20041015-3 = RW 2004-2005, 704 = T.Not. 2005, 21 v. noot S. MOSSELMANS, "Hypothecair gewaarborgde interest in geval van verkoop uit de hand van een onroerend goed bij collectieve schuldenregeling".
(17) GWH, arrest nr. 167/2008 van 27 november 2008, http://www.grondwettelijkhof.be/public/n/2008/2008-167n.pdf = NjW 2008, 926 n. E. DIRIX "'Nettingovereenkomsten': niet voor broekjes".
(18) Cass. 7 mei 2010, nr. C.09.0317.F, eveneens een franstalige kamer. Anders bv. Hof Antwerpen 18 november 2002, DAOR 2002/63, 290 = RW 2003-2004, 629 (vereffening vennootschap); Beslagr. Leuven 26 oktober 1999, RW 2001-2002, 32 (collectieve schuldenregeling).
(19) Richtlijn 2000/35 van 29 juni 2000 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32000L0035:NL:HTML
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>