12 november 2007

Over een echte bescherming van de minderheden

Het Belgische bestel wankelt. Of eerder de hybride staatsstructuur die verondersteld was dit kleine maar heterogene land samen te houden is verstrikt geraakt in zijn eigen contradicties. Officieel heet het dat de Vlaamse gekozenen misbruik gemaakt hebben van hun meerderheid om de rechten van de Waalse minderheid te ontkennen. Om die reden was namelijk twee decennia geleden een regeling getroffen die aan de Waalse minderheid evenveel stemrecht gaf als aan de Vlaamse meerderheid. De werkelijkheid is dat men op die manier niet alleen de Vlaamse meerderheid gediscrimineerd heeft, maar ook vele nog kleinere groepen buiten spel gezet werden.

Om te beginnen, hoe kan men spreken van de bescherming van de rechten van een minderheid door één bepaalde groep (in dit geval de tweede grootste) evenveel rechten te geven als de grootste groep? Dit kan alleen omdat men de rechten van tientallen andere minderheden opgeofferd heeft. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië leven niet alleen 'autochtone" bewoners. Er zijn gewestelijke enclaves, er zijn heel wat culturele enclaves en er zijn ook veel verschillende maatschappelijke stromingen. Zou men die allemaal dezelfde priviléges gegeven hebben als de Vlaamse meerderheid aan de Waalse minderheid gegeven heeft, dan zou het resultaat een onontwarbaar en tegenstrijdig kluwen geworden zijn van rechten en vetorechten.

In de werkelijkheid worden heel wat kleine minderheden zelfs gewetenloos gediscrimineerd. Zo zijn er de kiesdrempels en het cordon sanitair (de term is niet toevallig een Franse term). Beide hebben zowel opkomende en vernieuwende als meer radicale maatschappelijke visies in de hoek gedrumd, ja zelfs veroordeeld tot de marginaliteit maar aldus ook belet dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid konden bewijzen. Ze waren maar welkom als ze bereid waren de slippen te dragen van het machtsestablishment. In sommige gemeentes en steden zijn zelfs de autochtonen in de minderheid. Brussel is hier een mooi voorbeeld van. Sommigen worden geduld, andere worden beschouwd als niet bestaande. Het moge duidelijk zijn, waarom kon de Franstalige minderheid wel aanspraak maken op priviléges en deze minderheden niet?

De reden hiervoor is historisch. De machtselite was in het verleden Franstalig en unitair Belgisch. De Vlaamstaligen waren weliswaar in de numerieke meerderheid, maar waren in de minderheid als het macht en rechten betrof. Daar is geleidelijk een einde aan gekomen door de groeiende economische macht van Vlaanderen en zijn inwoners. Een stapsgewijze staatshervorming waarbij elke groep iets meer voor zichzelf verantwoordelijk werd, was het gevolg van de daarop volgende ontvoogdingsstrijd. Als we dit met een hedendaagse bril zouden bekijken, dan kwamen die hervormingen er grotendeels op neer dat een Franstalige minderheid concessies deed aan een Vlaamstalige meerderheid, maar zich wel vastklampte aan het unitaire model. Vandaag is de taalkwestie die men er aan toekent vooral emotioneel. De economische elite spreekt vandaag engels maar de macht spreekt nog steeds de taal van het geld.

Dat alles belet niet dat men wel taalgrenzen, als afbakeningen van de gewesten, vast gelegd werden. Deze zijn net als de grondwet nog steeds te respecteren. Het is dan ook logisch als men zo'n miskleun van een compromis als een kieskring BHV die haaks staat op die afgesproken grenzen wil laten verdwijnen. Vermits dit compromis als een Waalse verworvenheid beschouwd werd, waren de Franstaligen niet bereid er over te onderhandelen (tenzij men nog meer concessies kon losweken) en werd uiteindelijk de knoop eenzijdig doorgehakt door een wettelijke stemming, meerderheid tegen minderheid (hoewel de Franstaligen hebben zich aan de stemming onttrokken, we zullen het dus nooit echt weten). De Franstaligen beschouwen dit nu als een aanslag op de gehele Waalse gemeenschap en beschouwen dit als een schending van de rechten van hun minderheid. Ligt men in Arlon echt wakker van Linkebeek? Wie echter evenveel stemrecht krijgt als de meerderheid moet in dit geval niet spreken van de rechten van een minderheid, maar van afgedwongen priviléges. In de hybride Belgische halfunitaire Staat waar het federale niveau de dienst uitmaakt kan men dit als de enige mogelijke manier beschouwen om een minderheid te beschermen, maar zit daar nu niet juist het probleem? In de grondwet staat nog steeds dat de macht uitgaat van de natie en niet van het volk of met andere woorden niet van de burgers.

De echte bescherming van de minderheden

De enige echte manier die de minderheden beschermt is er een waarbij de minderheden, van welke aard dan ook, zoveel mogelijk voor zichzelf beslissen en verantwoordelijk zijn. Wat binnen elke minderheid niet kan gerealiseerd worden, moet men dan realiseren door met de andere groepen te onderhandelen en overeenkomsten af te sluiten. In concreto telt dit land vier belangrijke territoriale en culturele gemeenschappen: de Vlaamse, de Waalse, de Duitse en de Brusselse. Laat deze gemeenschappen autonoom beslissen over hoe ze zich binnen hun gemeenschap en binnen hun grenzen organiseren. Vermits de taal voor de betrokken burgers belangrijk is voor een vlot functioneren, kunnen alle materies die niet echt grensoverschrijdend zijn, best gewestelijk georganiseerd worden. Alle socio-economische materies vallen hieronder maar ook zaken zoals rechtspraak en territoriale beveiliging hoeven niet per sé op federaal vlak georganiseerd te worden. Internationale betrekkingen kan men wellicht beter gecoördineerd organiseren net zoals het in stand houden van bv. het internationale weg en treinverkeer, al hoeft dit niet echt. Als men hierover nadenkt, dan is er eigenlijk weinig materie die op het achtergebleven unitaire vlak beter beslist kan worden. Zoals de lezer verder zal lezen, is wat er achterlijft wel het essentiële.

Men moet consequent verder denken en verder gaan. Binnen elke gemeenschap zijn ook grote verschillen en zijn er ook heel wat minderheden. Het volstaat een socio-demografische landkaart te nemen om dit visueel te zien. Mensen wonen ook gegroepeerd binnen een wijk, gemeente of stad. De enige manier om te verhinderen dat deze enclaves op hun beurt gediscrimineerde minderheden worden, is ook hier het autonomie principe toe te passen. Mensen mogen best lokaal over hun eigen lot beslissen en zullen wel onderhandelen als ze wegen nodig hebben naar andere gemeentes. De verdeling van de bevoegdheden kan zelfs verschillen van gemeente tot gemeente en kan evolueren in de tijd. Het principe van een directe democratie houdt juist in dat men mandaten geeft maar ook mandaten kan terug trekken. De inwoners van Linkebeek, Molenbeek of het Antwerpse diamant kwartier mogen gerust hun eigen boontjes doppen in hun eigen taal maar moeten zich wel bewust zijn dat deze autonomie gepaard met het respecteren van de overeenkomsten die hun bevoegdheid te buiten gaat.

De kleinst mogelijke minderheid is tenslotte de burger. Als alle Belgen gelijk moeten zijn, dan heeft elke Belg evenveel stemrecht en als hij als minderheid beschermd moet worden, dan moet hij autonoom en maximaal voor zichzelf kunnen beslissen. Hij is dan ook vrij van zich te verenigen en te organiseren zolang hij daarmee de rechten van zijn medeburgers niet aantast. Bij twijfel of betwisting wordt er onderhandeld maar kiesdrempels en schuttingkringen zijn uit den boze. Het resultaat kan nog steeds een "België" zijn maar dan een België-Ondersteboven. In plaats van zoals nu alle wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten bovenaan te plaatsen onder het mom van "wij, de natie der Belgen" en "solidariteit", plaatsen we de burgers voor hun verantwoordelijkheid zich als bewuste en respectvolle burgers te gedragen. In dergelijke samenleving heeft niemand de pretentie van te spreken in naam van alle anderen, heeft niemand het recht van priviléges op te eisen en heeft niemand het recht vanuit een machtspositie voor een ander te beslissen.

Tenslotte, zoals we reeds alludeerden, veel heeft te maken met macht en de taal van het geld. Het sleutelwoord hierin is de belasting die we afdragen en de diensten die de overheid hiervoor in de plaats geeft. In een België-Ondersteboven is het de onderste laag die de belastingen betaalt voor diensten van een hoger niveau. Dit wordt onderhandeld en niet opgelegd. De overheid heeft daarbij ook het monopolie niet. Overeenkomsten kunnen vernieuwd worden of opgezegd worden. Sommigen zullen nu luidkeels gaan roepen dat dit de solidariteit ondermijnt. Niets is minder waar. Echte solidariteit begint onderaan en wordt lokaal ingevuld, in eerste plaats binnen het gezin of de lokale gemeente. Tenslotte is men daar beter geplaatst om de medemens te helpen dan men dit kan met het zoveelste ministerieel besluit waar vooral een belangengroep bij gebaat is.

Tenslotte kan men zich afvragen of dit Belgische niveau dan geen lege doos geworden is. Dit is niet het geval omdat in dergelijk bestel de bevoegdheden gedistribueerd zullen zijn waar dat meest zinvol is. De som is even groot en wellicht zelfs groter. Materies die de draagkracht van een lokale gemeenschap te boven gaan moeten overlegd worden op het niveau waar dit zinvol is en niet vanuit een centraal wereldvreemd ministerieel kabinet. In dergelijk bestel moet het Belgische niveau wel degelijke regels vastleggen, maar de uitvoering ervan lokaal laten invullen. Die regels moeten de principes formuleren en de arbitrage mogelijkheden in geval van conflict maar niet het detail van de uitvoering. Het is juist die vermenging van wetgevende, uitvoerende en in vele gevallen zelfs de gerechtelijke macht via het spel van de politieke belangen en hun achterban die de oorzaak vormt van de huidige crisis. Onze representatieve democratie is geen democratie niet meer om de eenvoudige reden dat de representatie zijn eigen institutie is geworden. Sommige politici zijn er zelfs in geslaagd dynastieën op te bouwen die via de bloedlijn doorgegeven werd.

Tenslotte is er vandaag een heel goede reden om dat Belgische niveau in een essentiële maar sterk beperkte vorm te behouden. Vandaag wordt ons dagelijks leven al te veel bepaald door het Europese niveau dat net zoals het huidige Belgische federale niveau wetten dicteert vanuit een commissie waarvan niemand rechtstreeks verkozen werd en met miskenning van de rechten van de minderheden. Dit uit zich in een bemoeizucht tot op het laagste niveau zoals welke kaas we nu nog mogen eten. De Belgische crisis is dan ook een voorbode van een te verwachten grote Europese crisis. Als men de actualiteit wat volgt rond de fameuze Europese grondwet, dan weet men dat die in feite al begonnen is. Europa is zijn bevoegdheid te buiten gegaan en de mandarijnen hebben de macht in handen genomen. Terwijl een echte grondwet een goede zaak kan zijn, een dikke onleesbare turf van 600 bladzijden, ook al is die herdoopt tot het statuut van verdrag, is dat niet, zeker als het dan blijkt dat de Europese nomenclatura het zonder referendum door de strot van de burger wil duwen.

Willen we daar niet aan mee doen, dan kunnen we nog steeds het voorbeeld van Zwitserland volgen en ons beperken tot bilaterale verdragen die vooral het vrije handelsverkeer moeten nastreven en aan de burger zijn vrijheid en verantwoordelijkheid geven op lokaal vlak. Zwiterserland dat nochtans qua taal en cultuur gemeenschappen nog veel diverser is dan het huidige België lost dit al meer dan 150 jaar op een vreedzame wijze op en de burger is er welvarend. De natiestaat zoals wij die kennen bestaat er niet maar wel een traditie van directe democratie en referendum die terug gaat naar een eeuwen oude Germaanse traditie die de tand des tijds beter doorstaan heeft dan alle centralistische staatsvormen die in naam van de burger de rechten van alle minderheden waaronder die van de burger zelf met de voeten getreden hebben.

Eric Verhulst,

Voorzitter www.WorkForAll.org

Een onafhankelijke socio-economische denktank

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>