3 februari 2022

Het debat over de Oerheimat

 

Het debat over de Oerheimat 

 (Doorbraak, 13 januari 2022)


Vandaag en volgende week gaan we nader in op een debat onder vakgeleerden dat eigenlijk alles heeft om centraal te staan in het modieuze dekolonisatievertoog. Toch wordt het daar vermeden omdat het tot onvoorziene contradicties leidt. Vandaag behandelen we vooral de Europese poot van het debat, volgende week de Indiase.

 

In 1767 zond Gaston-Laurent Coeurdoux, Frans jezuïet in India, een "mémoire" naar de Parijse Académie waarin hij de verwantschap van de Noord-Indiase en de belangrijkste Europese talen aantoonde. Hij onderkende de talloze lexicale en structurele gelijkenissen van Sanskrit met Grieks en Latijn; en met Perzisch, Germaans, Keltisch, Slavisch, en uiteindelijk ook met Baltisch, Albanees en Armeens. Aldus Sanskrit dva voor “twee”, Grieks en Latijn duo. De gelijkenis wordt groter naarmate men verder in het verleden teruggaat, bv. het klassieke Sanskrit woord rātri heeft geen verband met nacht, zijn Nederlandse vertaling, maar in de oudere Ṛg-Veda vinden we daarvoor nog het woord nakta.

 

Deze "Indo-Europese" taalfamilie werd internationaal op de kaart gezet door William Jones, Brits rechter in Kolkata, in 1786, die het Sanskrit prees als volmaakter dan Latijn en Grieks. Deze vertonen immers al een aantal vereenvoudigingen, bv. verlies (behoudens enkele restanten) van het tweevoud en van 2 of 3 van de 8 naamvallen. In dit beginstadium vereenzelvigde men de oertaal, de gemeenschappelijke grootmoeder van alle Indo-Europese talen, nog met het Sanskrit. Het stamland van de taalfamilie werd dan ook in India gelegd.

 

De eerste die er culturele implicaties aan verbond, was Voltaire. Hij schreef  in 1775 dat de oorsprong van de Europese beschaving aan de oever van de Ganges lag (wat voor hem vooral betekende: lekker niet in de Bijbelse wereld). Hij was heel representatief voor degenen die uit Coeurdoux' tekst afleidden dat de "oerheimat" van de taalfamilie in India lag. Zo ook Immanuel Kant, Johann Herder, Jules Michelet, en, in zijn invloedrijke boek Sprache und Weisheit der Indier (1808), Friedrich Schlegel. Deze gebruikte als synoniem voor “Indo-Europees” het woord “Arisch” (van Sanskrit ārya, in de Veda’s “volksgenoot, wij”, later “edel”). Dat onze talen uit India kwamen, of wat tegenwoordig de Out-of-India Theory (OIT) genoemd wordt, was een consensus tot omtrent 1840.

 

In 1834 stelde August Schlegel (broer van) echter de Kaukasus voor als Oerheimat. Tot dan had “Arisch” een louter taalkundige betekenis, ter aanduiding van een taalgemeente die deels blank en deels bruin van huid was. Onbedoeld droeg Schlegel met deze situering echter bij aan de raciale associaties die het Arische vertoog vanaf ca. 1860 zullen beduvelen, want de geleerde Christoph Meiners had in 1785 de Kaukasus aangewezen als het stamland van het blanke ras (vanwaar het Amerikaanse gebruik van “Caucasian” voor “blank”). Later zullen andere gebieden buiten India volgen, zoals de Duits-Poolse vlakte of Anatolië, om uiteindelijk de jongste decennia opnieuw tot een consensus te komen: de steppen ten noorden van Kaukasus. Daar bevond zich in het 4de-3de millennium v.C. de Jamnaja- of putgrafcultuur, en de meeste bronnen hieromtrent zullen je dan ook vertellen: “De Indo-Europese talen zijn gevormd in de Jamnaja-cultuur en vanaf een 3700 v.C. naar oost en west uitgezwermd.”

 

Vanuit een Oerheimat buiten India kunnen de “Ariërs” maar in India terechtgekomen zijn door een invasie (tegenwoordig ook preuts-geweldloos doch onrealistisch een “immigratie” genoemd), getimed rond 1500 v.C. Daarom heet die hypothese in India de Aryan Invasion Theory (AIT). In de beginjaren werd zij fel bestreden door OIT-getrouwen, zoals Mountstuart Elphinstone, die er onder meer op wees dat de Veda’s geen enkele aanwijzing voor een buiten-Indiase oorsprong bevatten (daar waar de recentere Scandinavische Edda wel nog een herinnering aan een immigratie bevat). Dat argument hoort men vandaag nog steeds, met de toevoeging dat er echter wel emigraties uit India naar het noordwesten in vermeld worden.

 

Spoedig won de AIT echter het pleit, zodat de OIT tot recent in winterslaap ging. Het wetenschappelijk doorslaggevende argument was dat ook Sanskrit niet de “Proto-Indo-Europese” oertaal had kunnen zijn. Men kon bijvoorbeeld aantonen dat Sankrit aṣṭa (“acht”) al wijzigingen had doorgemaakt sedert zijn oervorm, die beter bewaard was in Latijns-Grieks okto. Uit “Sanskrit was niet de oertaal” leidde men dan, niet geheel logisch, af: “dus India was niet de oerheimat”. De culturele achtergrond die de verschuiving van India naar Oost-Europa in de hand werkte, was de aan gang zijnde demotie van India: van een rijk raadselachtig land in de verte naar een louter kolonie. Dat de studie van de taalfamilie nu niet meer berustte bij westerse in India verblijvende geleerden, maar voortaan gedirigeerd werd vanuit Berlijn en Oxford, verklaart mede het toenemend eurocentrisme. 

 

De inmiddels voortschrijdende racialisering van het taalkundige begrip “Arisch” (tevergeefs bestreden door de oriëntalist Friedrich Max Müller) leidde tot het zoeken en “vinden” van raspassussen in de Veda’s. Het sterkste voorbeeld is het Vedische verslag van de “Slag van de Tien Koningen”, waar de vijanden als asiknī viśa beschreven worden. Men vertaalde dat als “de zwarte stam”, dus zie je wel: de donkere oerbewoners! Nochtans wordt elders in betreffende tekst duidelijk gezegd dat zij van de vallei van de Asiknī komen, de “Zwarte (rivier)”, de huidige Chenab in Pakistan: de Asiknī-stam. Zo werd elke geïnteresseerde westerling op het verkeerde, geracialiseerde been gezet.

 

De raciale duiding viel bij de Britse kolonisator wel in de smaak. 1. De dynamische blanken veroveren het land van de indolente donkerhuidigen. 2. Bekommerd om hun raszuiverheid stellen zij het kastestelsel in als een soort raciale Apartheid. 3. Helaas trad toch een zekere rasvermening op, waardoor de Ariërs degenereerden. 4. Gelukkig voor hen werden zij gezegend met een orde-brengende kolonisatie door hun raszuiver gebleven kozijns, de Britten.

 

Die evolutie zou culmineren in het nationaalsocialistische wereldbeeld, dat in de AIT zijn volmaakte illustratie vond. In Adolf Hitlers eigen woorden: “We weten dat de hindoes een mengvolk zijn van de edele Arische inwijkelingen en de donkere oerbewoners, en dat ze tot vandaag de gevolgen dragen: het is een slavenvolk dat er bijna als een tweede jodendom uitziet.” (Warum sind wir Antisemiten?, 1920)     

 

Zo: de Arische-Invallen-Theorie, in onschuld geboren, werd spoedig ingepalmd door kolonialisme en nazisme. Dat zou voor het “dekoloniale” en antiracistische woke volkje toch vanzelfsprekend een neer te halen boeman moeten zijn? Wel, nee, het zijn eerder de critici van die AIT die door uitsluiting en doodzwijgen getroffen worden. Want het Indiase luik van het debat maakt de zaak wat ingewikkelder.


De Oerheimat in India

 

(Doorbraak, 23 januari 2022)

 

Nadat de Britten de Arische-Invallentheorie (AIT) ingevoerd hadden, aanvaardden vele Indiërs ze, hoewel hun eigen literatuur geen melding van een buitenlandse oorsprong maakt. Dat omdat ze hen tot verwanten van de Britse heersers verklaarde, of gewoon uit kritiekloos ontzag voor de westerse wetenschap. Sommigen voegden er eigen argumenten aan toe: Balagangadhara Tilak, onafhankelijkheidsstrijder, duidde Vedische zinnetjes over dag en nacht als verwijzingen naar de poolnacht, vandaar zijn boek Arctic Home in the Vedas (1903). Ook Indiase nationalisten dus: de stichtingsmythe van zo veel naties begint met een immigratie of verovering, dus waarom geen Arische invasie? Anderen (Sri Aurobindo, Bhimrao Ambedkar) verwierpen de AIT maar konden tegen het gezag van de westerse academici niet op. Pas in 1982 zouden nieuwe inzichten de Out-of-India Theory (OIT, term van de Amerikaanse oriëntalist Edwin Bryant, 1997) nieuw leven inblazen.

 

De wereld was inmiddels veranderd. In 1865 schreef Charles Darwins leerling Thomas Huxley: "Tenzij filologen het anders kunnen aantonen, vergt een verandering van taal ook een verandering van bloed." De volgende decennia werd de Indo-Europese taalkunde overwoekerd door raciale interpretaties, synchroon met de opkomst van schedelmetingen in de antropologie. Die bereikten begin 20ste eeuw een hoogtepunt bij Gustav Kossina, die het Noord-Europese type als de "echte" Ariërs aanwees, zodat donkerblanke en bruine Ariërs rasgemengde geassimileerden van de zegevierende noorderlingen moesten geweest was. Na 1945 raakte deze uitdrukkelijke vereenzelviging van taal met ras echter in onbruik. Maar.

 

De mentaliteitswijziging die in Europa op de implosie van het nationaalsocialisme volgde, ging aan India voorbij. Bijvoorbeeld, Winston Churchill, hier als verzetsleider tegen de nazi's verafgood, blijft in India gehaat wegens zijn openlijk racisme en medeschuld aan de Bengaalse hongersnood van 1943. Dat de vrijheidsstrijder Subhas Chandra Bose (alias Netaji, "Führer") zich bij de Asmogendheden aansloot, is nooit een bezwaar geworden: Kolkata noemt een luchthaven naar hem, en zijn politieke partij is na 1945 blijven bestaan als coalitiegenoot van de Communisten is het Bengaalse deelstaatbestuur. De gelukbrengende swastika, elders taboe geworden, siert er onverminderd de tempelmuren en bruiloftsaankondigingen. Het begrip "nationalisme" werd hier door het Duitse beroep daarop negatief geconnoteerd, terwijl zowel de Congrespartij als de hindoe-activistische partijen zich onbeschroomd nationalist blijven noemen. India voelde zich niet betrokken bij de Europese oorlogsthema's.

 

Het rasdenken over de Indo-Europese kwestie ging onverminderd door. De officiële geschiedenisversie is tot vandaag onder uiteenlopende regeringen in de geschiedenisboeken (en officiële websites) hernomen. De implicaties van de AIT voor India waren nochtans verdelend: de “inheemse” Dravidiërs, lagere kasten en tribalen tegen de “Arische” Noord-Indiërs, hoge kasten en niet-tribalen. Ze staat centraal in elk separatistisch of oproerig vertoog. Het AIT-wereldbeeld is de bestaansreden van enkele partijen, maar leeft ook in de Congrespartij. In 2015 riep fractieleider Mallikarjuna Kharge in het parlement tegen Noord-Indiase kabinetsleden: "Jullie Ariërs horen niet thuis in India!" Behoorlijk ongerijmd: mensen het burgerschap weigeren omdat hun voorouders 4000 jaar geleden elders woonden. Maar in India is het bittere ernst.

 

In onafhankelijk India werd de AIT alleen maar belangrijker en schadelijker. Toch heeft, in tegenstelling tot wat je vaak hoort, de regerende BJP (Indiase Volkspartij), doorgaans als "Hindoe-Nationalistisch" omschreven, helemaal niets ondernomen om de AIT te counteren, niets geïnvesteerd in onderzoek, noch de geschiedenisboeken herschreven. Nochtans is daar aanleiding toe: de AIT prikkelt tot diverse separatismen, terwijl nieuwe gegevens de AIT tegenspreken.

 

Een handvol vorsers, meestal werkend buiten hun formeel domein, hebben zich ten persoonlijken titel op de kwestie gestort. De belangrijkste is Shrikant Talageri, recent gepensioneerd als klerk in een bank. In zijn werk The Rigveda, a Historical Analysis (2000), toont hij aan dat India’s oudste boek genoeg feitelijke gegevens bevat om een migratiegeschiedenis voor het 4de-3de millennium vC te reconstrueren. 

 

Hoofdpunten daarin: 1) de Vedische hymnen, later in heel India verspreid, waren oorspronkelijk een stamtraditie van de Paurava’s, gestart door hun koning Bharata en zijn hofpriester Bharadhvaj. 2) Hun perspectief verschuift van het Ganga-gebied westwaarts naar hun historisch hartland Haryana, dan westwaarts expanderend naar Panjab en soms penetrerend tot in Afghanistan; deze westwaartse gradiënt is tegengesteld aan de oostwaarts immigratie geponeerd door de AIT. 3) Hun centrale levensader is de Sarasvati-rivier, waarlangs de belangrijkste concentratie van steden uit de Harappa-beschaving (2600-1900 vC) gevonden is, maar die rond 1900 vC tot een beekje verschrompeld is. 4) De Paurava's verdrijven nauwverwante buurstammen naar Afghanistan: de Druhyu's, dan de Anava's. 5) De Anava's of Dasa's, wier nederlaag en vlucht beschreven wordt, zijn via hun namen en godsdienst herkenbaar als de Iraniërs; hun eigen verslag van de beslissende veldslag in de Avesta komt sterk met het Vedische verslag overeen.

 

De archeologie bevestigt dit scenario: de tijd van de geponeerde Arische inval vertoont geen nieuw type aardewerk of klederdracht of uitvaartgebruiken, in tegenstelling met Europa, waar de invasie vanop de steppen uit een volledige omslag in materiële cultuur blijkt. Ook het snel toenemende genetische bewijsmateriaal vertoont dit contrast: in Europa een heuse omvolking, in India continuïteit. 

 

In het taalkundige debat zijn de Indiërs praktisch afwezig, maar in de exacte wetenschappen schitteren ze. Aanvankelijke beweringen dat genetisch onderzoek een influx vanuit Centraal-Azië bewijst, zijn weerlegd door onder meer Abhijit Chavda en Raj Vedam. Het significantste gen hier, R1a1, kenmerkt de bevolking van Oost-Europa, de Altai-streek, en India, en schijnt verenigbaar met een migratie van Oekraïne naar India. Maar het gen blijkt ouder en gedifferentieerder in India. De genetica van begeleidende dieren blijkt nog duidelijker: muizen, die de kruimels van migrerende mensengroepen volgden, blijken deels uit India te stammen; en het vee in Oekraïne en Syrië heeft zeboe-voorouders.

 

Enzovoort: er beweegt iets in dit debat. Normaal zou dat ter linkerzijde geestdrift wekken: de "koloniale, racistische" AIT ligt onder vuur. Echter, de OIT-bis-bedenkers worden (bij sommigen ten onrechte, maar meestal verdedigbaar) tot "the Hindu Right" gerekend. Dat blijkt voor het woke volkje, hoogleraren inbegrepen, voldoende om deze hernieuwde theorie te verketteren en zo lang mogelijk dood te zwijgen. Verschillende westerse professoren (Joanna Nichols, Claus Peter Zoller) hebben taalkundige ontdekkingen gedaan die impliciet tegen de AIT pleiten, maar hebben onder druk van collega's hun bevindingen deels ingeslikt. Op dit ogenblik geniet de AIT de patronage van het woke Bestel en is de OIT het dissidente standpunt. Maar ook die slinger zwaait wel terug.


Labels: , , , ,

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>