30 oktober 2013

Vlaamse bewustmaking


(Doorbraak, 5 oktober 2013)

Ooit hoorde ik een oude man op de Vlaams-Nationale Debatclub met zichtbare pijn in het hart afgeven op de onverschilligheid en het arrivisme van de hedendaagse jeugd; hij had het blijkbaar anders meegemaakt. Het stemt oude flaminganten bitter dat de jongere generaties steeds minder blijk geven van Vlaams militantisme.  Dat is een kwestie van bewustzijn: men gaat in de hangmat van de Vlaamse verworvenheden liggen (bv. onderwijs in de eigen taal) en minacht de moeite die vorige generaties gedaan hebben om deze toegevingen van België los te peuteren, omdat men zelf die moeite nooit gekend heeft. Vlaamsgezinde organisaties willen de jeugd dus opnieuw de grotere verbanden doen zien, al het Belgische onrecht dat minder in het oog springend is. Zoals de socialisten ooit de arbeiders “politiek bewust” wilden maken en hen grotere verbanden en de uiteindelijke oorzaken van hun armoede wilden doen beseffen, zo willen de flaminganten hun volk het belang van het Vlaming-zijn bijbrengen.

Hoe dikwijls bloklettert een Franstalige krant of weekblad niet dat “les Flamands” dit willen of dat weigeren, terwijl het onderstaande artikel alleen het VB of de N-VA betreft. Vele Franstaligen haten ons als Vlamingen, ongeacht onze gebeurlijke mening pro België. Nogal wat Franstaligen zijn er zelfs niet van op de hoogte dat de meeste Vlaamse media en kunstenaars anti-Vlaams en belgicistisch geworden zijn.

De achteloze en geblaseerde hangmathouding tegenover de Vlaamse strijd bij de jongere generatie wordt door de media arglistig bevorderd door die problematiek enerzijds te negeren en anderzijds degenen die hem ernstig nemen, zwart te maken. Het is bijvoorbeeld aandoenlijk om zien hoe antipolitiek zij campagne voor de Rode Duivels voeren om de volkse sympathie toch maar van de Vlaamse naar de Belgische identiteit te verleggen. De zanger of acteur die in een vraaggesprek stoer hooghoudt dat hij “Belg” is omdat zijn identiteitskaart dat zegt, doet aan bestudeerde oppervlakkigheid. Die eenzelvigheidskaart is niet zelf een grondslag waarop je een identiteit kan baseren, maar is de resultante van politieke machtsverhoudingen. Vlaamse bewegers zullen de aandacht op die machtsverhoudingen leggen, terwijl belgicisten doen alsof deze niet bestaan en de identiteitskaart als een goddelijke wilsbeschikking uit de hemel gevallen is.

Terwijl belgicisme niet meer is dan antipolitiek en oppervlakkigheid, heeft het wel succes, en niet alleen bij de subsidie-afhankelijke cultuursector. In mijn jonge tijd werd het Belgische nationalisme wat lachwekkend gevonden, maar nu is het heel modieus; net zoals de identiteit “Brusselaar” (vrouwelijk: Brusseles) toen iets was voor Franssprekende madammekes in bontmantel met schoothondje, terwijl Noord-Belgische hoofdstedelingen het nu gretig als etiket opspelden. De meeste mensen vormen hun mening niet op basis van een zoektocht naar wat waar is, maar door een overweging in welk gezelschap je erdoor terecht komt. In het geval van de Vlaamse beweging begrijpt de oppervlakkige Vlaamse mediaverbruiker dat elke Vlaamse verzuchting hem in het kamp van de slechten doet terechtkomen, daar hebben de media zelf voor gezorgd. Conformisten herken je dus hieraan, dat zij nadrukkelijk Belg zijn.

 

Idealisme

Deze houding wordt nog versterkt doordat de huidige jongeren ook op andere gebieden zeer verwend zijn. De vroegere ethiek van werk en opoffering, dé sterkhouder van de Vlaamse beweging, is nagenoeg verdwenen. Het idealisme is hun vreemd, of wordt zelfs vereenzelvigd met de offerbereidheid die katholieke Vlaamse jongens naar het Oostfront dreef. Oorlog is voor idealisten inderdaad een gevaarlijke tijd. Maar voor een dagelijkse politieke strijd is idealisme de juiste houding. Wat er dan toch als Vlaamse overwinning te vieren valt, is op die belangeloze inzet gebouwd. Jammer genoeg is die inzet van het voetvolk veelal door haar leiders met hun gauw gevulde kinderhand aan de onderhandelingstafel verkwanseld. Dit is, naar het woord van Joost Ballegeer, een “volk zonder bovenlaag”.

Daar staat dan de retoriek over de “transfers” tegenover. Dat is nu eens een heel materialistisch argument pro splitsing. Het is pas zeer recent een ernstig discussiewapen geworden, vooral sinds prof. Juul Hannes aangetoond heeft dat de transfers geen kwestie van conjunctuur zijn (met vandaag een verarmd Wallonië waarvan je zou kunnen begrijpen dat het Vlaamse giften opsoupeert), maar een constante in de Belgische staat sinds de afscheuring van 1830. Maar weer is het niet goed: dit keer verwijt men de flaminganten “materialistisch” en “egoïstisch” te zijn. Het blijkt ook niet echt een wervend thema te zijn: Vlamingen willen zich juist beter voelen door de gevende partij te zijn. De recente dood van prof. Hannes zou voor Vlaamsgezinde media een aanleiding gevormd hebben om zijn bevindingen nog eens onder de aandacht te brengen, maar het bleef muisstil.

 

Structureel

Behalve de anti-Vlaamse conjunctuur is er een structurele reden waarom de Vlaamse strijd zulke miezerige zaak is, niets om fier op te zijn. Vanaf 1830 bieden de Vlamingen een zeer verdeelde en ongefocuste aanblik. Te druk met overleven of met hun eeuwige zaligheid, en zelfs degenen die aan politiek doen, geraken gemakkelijk van de pro-Vlaamse koers af.  Jan De Laet, vooraanstaand volksvertegenwoordiger van de flamingantische Meetingpartij haalde indrukwekkende persoonlijke en Vlaamse successen, maar liet zich vervolgens door België omkopen. Vandaag werkt de Koning Boudewijn-Stichting heel stelselmatig aan het dankbaar stemmen van Vlamingen wegens bewezen Belgische gunsten.

De handige strategie van België om Vlamingen te coöpteren is echter niet de voornaamste reden voor het Vlaamse gebrek aan engagement. Dat is zeer zeker het alom heersende gevoel dat er belangrijker zaken zijn dan het Vlaamse zelfbestuur. De Vlamingen zelf geloven maar heel gedeeltelijk in het belang van de Vlaamse strijd. Dat komt onder meer doordat het, ook na aftrek van de transfers, de taalgrensgemeenten, de hoofdstad en een deel politieke macht, gewoon niet slecht genoeg gaat om de Vlaming uit zijn dagelijkse bezigheden te krijgen.

 

Augias

                En dat is goed zo. Terwijl de Vlamingen vol toewijding en zelfopoffering voor de Vlaamse zaak streden, toen zij honderdduizenen op de been kregen voor Yzerbedevaarten en Marsen op Brussel, werd hun Brussel demografisch afhandig gemaakt, werden de faciliteiten gebetonneerd, werd de grendelgrondwet ingevoerd. De Fanstaligen moesten de straat niet op, zij hoefden hun stem niet te verheffen tijdens pathetische toespraken. Stemverheffing staat gelijk met machteloosheid.

In die zin hoeft de toegenomen nuchterheid geen probleem te zijn. Was Augias vol idealisme aan het werk gegaan, dan waren de naar hem genoemde stallen nog steeds niet gereinigd. In de plaats daarvan was hij lui en leep en liet hij de veel krachtiger stroom het werk doen. De Vlaamse beweging moet niet ouderwets ijveren, zij moet slim zijn en internationale ontwikkelingen aftappen.

Zij heeft dat trouwens al twee keer gedaan: tijdens de Duitse bezettingen. Daaraan was twijfelachtig dat zij met een militaire bezetter meeheulden, de tweede keer ook de na verloop van tijd gebleken aard van die bezetter, maar niet dat zij “verraad” pleegden door een buitenlandse mogendheid boven België te verkiezen. Boerenpummels die zich door vlaggengezwaai laten oppeppen, zullen vol pathos zeggen dat de Vlaamse collaborateurs “landverraders” waren, alsof die zeer veranderlijke grenslijnen op de kaart enige loyauteit afdwingen. Uit nationalisme -- dat volgens de Vlaamse denker Guy Verhofstadt recht naar Auschwitz moet leiden -- verabsoluteren zij de grenzen van België, terwijl de separatisten de historisch juiste betrekkelijkheid van de grenzen en van de daarachter schuilgaande politieke verhoudingen poneren: “Geen tronen blijven staan.”

Zonder collaboratie met buitenlandse mogelijken bestonden vele bekende staten vandaag niet. Geen Verenigde Staten zonder de cruciale ingrepen van Frankrijk tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Geen Ierse republiek zonder de Paasopstand van 1916 met Duitse steun. Geen Cuba Libre zonder de Spaans-Amerikaanse oorlog. Vaak is de bezetting van het moederland door een vreemde mogendheid de gelegenheid waar een vrijheidslievend volk op wacht, zie de IJslandse onafhankelijkheid van Denemarken in 1944, of die van een aantal Zuid-Amerikaanse landen toen de Fransen Spanje waren binnegevallen. En om de Vlamingen met hun sympathie voor underdogs helemaal gerust te stellen: ook vrijheidsbewegingen die het pleit verloren hebben, deden beroep op buitenlandse steun, bv. de Boerenrepublieken die wat Duitse steun kregen, of het Polisario-front dat Algerije als uitvalbasis mag gebruiken.

Vandaag zijn er echter andere internationale krachten dan de strijd onder de grootmachten waarmee handige kleine volkjes hun voordeel kunnen doen. Er is een vacature voor een Vlaamse voorman die die krachten tot nut van Zuid-Nederland kan aanwenden.

Labels:

2 Comments:

At 31/10/13 14:43, Anonymous Leo Norekens said...

Blij te zien dat mijn gewaardeerde meester van het vijfde leerjaar, schrijver van (meestal historische) jeugdromans Johan Ballegeer, niet vergeten is. Dat moge blijken uit de verwarring met Joost Ballegeer ("De Vlamingen, een volk zonder bovenlaag").

 
At 31/10/13 16:53, Blogger Koenraad Elst said...

Gecorrigeerd.

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>