21 mei 2010

De verloren legitimiteit van het federale parlement

1. In 'De spreidstand van de BHV-burgemeester"' (1) argumenteert minister Turtelboom dat een boycot van de verkiezingen in Halle-Vilvoorde noch legitiem noch nuttig is. Dat zij een poging doet om een onderbouwd betoog te houden tegen een actie "dienstweigering" verdient respect, maar dat betekent nog niet dat de argumentatie zelf klopt.

2. Ten eerste miskent de minister de inhoud en draagwijdte van het arrest van het Grondwettelijk Hof (2) en geeft ze aan dat arrest een dergelijke minimalistische lezing dat het arrest volgens haar gewoon géén rechtsgevolgen heeft. Nochtans heeft een arrest van het hoogste rechtscollege in een rechtsstaat natuurlijk bindende kracht, in het bijzonder voor de wetgever zelf, dus ook voor de federale kamers en de regering. In haar uitleg is de minister slechts op één - weliswaar belangrijk punt - correct: uit het arrest volgt inderdaad dat het onmogelijk is de voorheen bestaande arrondissementele kieskringen weer in te voeren. De reden die ze niet vermeldt is dat die 'oude' kieskringen éénzijdig taalgrensoverschrijdend zijn en daarom discriminerend (3).

Dat het arrest de kieskring BHV niet heeft vernietigd, belet evenwel niet dat het die wél ongrondwettig heeft verklaard. Ook de Eerste voorzitter van het Hof van cassatie bevestigde dat dat arrest "weliswaar de indeling in provinciale kieskringen als dusdanig en het behoud van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde niet heeft vernietigd, maar (uit het arrest) wel volgt dat de door de wet van 13 december 2002 gemaakte indeling in kieskringen voor de verkiezingen van de Kamer sinds het verstrijken van de termijn van vier jaar als ongrondwettig moet worden beschouwd" (4). De reden waarom de kieskring niet is vernietigd heeft te maken met de technische aspecten van de procedure voor het Grondwettelijk Hof: als men een wijzigingswet vernietigt, herleeft de oude wet. Door de vernietiging van een reeks bepalingen uit de 'paarse' kieswet van 13 december 2002 viel men voor die aspecten automatisch terug op de oude kieswet, nl. de oude regeling voor BHV (met de apparentering met Leuven en Nijvel en zonder kiesdrempel). Die "oude" kieswet kon het Hof in 2003 niet vernietigen, om de eenvoudige reden dat wetten slechts kunnen vernietigd worden wanneer ze minder dan 6 maanden oud zijn. Die oude wet kon dus niet het voorwerp zijn van de procedure van nietigverklaring die ik destijds als advocaat van de N-VA heb aangespannen. Maar het Grondwettelijk Hof kan wetten van meer dan 6 maanden oud wél ongrondwettig verklaren en deed dat hier ook.

3. Het arrest heeft inderdaad ook beslist dat het aan de wetgever toekomt om een nieuwe niet-discriminerende regeling in wetteksten om te zetten. Het deed al een toegift door de wetgever een termijn van 4 jaar te geven. Zeven jaar later heeft het parlement, in plaats van het arrest uit te voeren, zichzelf voortijdig ontbonden. Er was nochtans geen enkele grondwettelijke plicht om federale verkiezingen te organiseren voor 2011 en er was wél een grondwettelijke plicht voor de wetgever om de kieswet aan te passen vooraleer zichzelf te ontbinden. De kamers moesten met de ontbinding (toepassing van art. 195 Grondwet) dus wachten tot de nieuwe kieswet gestemd was en de regering had dan de democratische plicht zulke door de kamers goedgekeurde wet te bekrachtigen. Door zichzelf voortijdig te ontbinden heeft het parlement kunstmatig een toestand geschapen waarin men een argument heeft om verkiezingen te organiseren. Een dergelijke handelwijze heet in het recht wetsontduiking, in het Frans fraude à la loi, in dit geval fraude à la constitution. Ze bewijst bovendien dat wij helemaal niet in een parlementaire democratie leven, maar in een systeem waarin het parlement enkel nog de klerk van de regering is.

4. Nu weet ik natuurlijk wel dat dit niet de eerste ongrondwettige verkiezingen zijn. De eerste verkiezingen op basis van het algemeen enkelvoudig mannenstemrecht van 1919 waren dat ook, en het nieuwe parlement is er toch in geslaagd legitimiteit te verwerven. Meer nog, ook de meeste andere fundamentele wijzigingen aan het belgisch constitutioneel bestel zijn ongrondwettig gebeurd, zoals met name de belgische afscheiding van 1830 en de bevoegdheidsoverdracht aan de Europese Gemeenschappen in 1957. Maar in de drie genoemde gevallen was dit veeleer een teken van de kracht om iets nieuws te constitueren, vandaag gaat het om een stuiptrekking van een zieltogend bestel. Daarvan zal ook na nieuwe verkiezingen geen legitimiteit uitgaan. Door zichzelf te ontbinden heeft het federale parlement een situatie geschapen waarin de democratische legitimiteit van het Vlaams Parlement een stuk groter is dan die van het federale. Dat is in zekere zin een Copernicaanse revolutie, waarin de deelstaten het voortouw moeten nemen. Wanneer dienstweigeringsacties ertoe bijdragen om dat duidelijker te maken, zodat het bestel daaraan ook wordt aangepast, zijn ze buitengewoon nuttig.

(Deze tekst verscheen onder dezelfde titel in de Standaard van 21 mei en lokte daar ook een reeks reacties uit (*))

(*) http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=II2QEJ23
(1) De spreidstand van de BHV-burgemeester", de Standaard 19 mei 2010, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=JS2QA7F8
(2) arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 73/2003 van 26 mei 2003, http://www.grondwettelijkhof.be/public/n/2003/2003-073n.pdf
(3) Zie mijn Interpretatie zonder te zinzen: waarom de splitsing van BHV grondwettelijk moet, 9 september 2007, http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/09/interpretatie-zonder-te-zinzen-waarom.html en het vervolg daarop "De kern van de zaak: BHV discrimineert in strijd met het belgisch evenwicht", http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2007/10/de-kern-van-de-zaak-bhv-discrimineert.html
(4) Brief van 4 mei 2010, te vinden op http://www.haviko.org/teksten/Verkiezingen2010_teksten/brieven_voorzitterseersteaanleg_en_Londers.pdf

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>