31 oktober 2008

Liberalisme en anarchisme (Koen Deconinck)

Het huis van het liberalisme telt vele kamers. In de woonkamer vindt men de establishment-liberalen, die een beetje vrijheid willen waar het hen het beste uitkomt. In een andere kamer zitten de links-liberalen. Aan de andere kant van het huis vinden we rechtse populisten. En ergens bovenaan in een zolderkamertje zitten twee families van liberalen die de laatste tijd aan populariteit winnen: de minarchisten en de anarchisten. Zonder twijfel behoren die twee stromingen tot de meest principiële takken van het liberalisme. Op het zolderkamertje dat ze delen, vinden bovendien de boeiendste discussies plaats: is er ruimte voor een staat in de liberale filosofie? In de laatste Blauwdruk konden we twee interessante bijdragen vinden over anarchisme. Het eerste artikel, door Simon Van Wambeke, probeerde de anarchistische argumenten tegen een overheid scherp te stellen door een gedachte-experiment uit te voeren: wat zouden we ervan vinden mocht McDonalds typische overheidsdingen doen? David Vercouteren bood weerwerk onder de krachtige en alleszeggende titel “Anarchisme is anti-liberaal”.

Wat ik in dit artikel wil doen, is een paar thema’s belichten uit de discussie tussen minarchisten en anarchisten. Ik zal maar meteen bekennen dat het hier niet mijn bedoeling is om S.O.S. Piet te spelen en in enkele simpele vuistregels uiteen te zetten welke ingrediënten je moet toevoegen om de perfecte samenleving te creëren. Er zijn volgens mij echter goede redenen waarom een liberaal de stelling niet hoeft te onderschrijven dat de staat noodzakelijk is om onze rechten te beschermen. Om het eens met een dode filosoof te zeggen: L’enfer, c’est les autres. Marktanarchisten gaan akkoord met de uitspraak dat de combinatie van veel mensen, verschillende standpunten en weinig middelen tot explosieve situaties kan leiden. Wat we nodig hebben om zulke situaties te voorkomen, zijn spelregels. De liberale oplossing is uiteraard om het principe van zelfbeschikking naar voor te schuiven: “Het kan best zijn dat u seks wil met deze vrouw, maar zij wil dat niet, en zij mag beschikken over haar leven en haar lichaam, dus daar hebt u niets over te zeggen”. Of nog: “Het kan best zijn dat u een nieuwe TV wil kopen, maar deze man heeft zijn inkomen eerlijk verdiend, het is zijn geld, en u hebt niet het recht om geld uit zijn portefeuille te halen.”

Dit fundamenteel rechtsbeginsel, zoals het door prof. dr. Frank Van Dun genoemd werd, erkent dat mensen allemaal verschillend zijn van elkaar (uw leven is niet het mijne, uw lichaam is niet het mijne, uw portefeuille is niet de mijne) én dat niemand het recht heeft om een ander te overheersen of uit te buiten. Het is een goed principe om een samenleving op te baseren – het is het principe dat liberalen voorstellen. Tot daar is er allicht nog geen discussie met de minarchisten: ook zij erkennen het grote belang van het zelfbeschikkingsrecht. De minarchisten claimen echter dat die rechten enkel beschermd kunnen worden door een overheid. Of zoals David Vercouteren schreef: “Anarchie kan slechts werken in traditionele, lokale en kleine gemeenschappen waarbij de sociale en morele controle groot genoeg is om vredig samen te leven zonder staatsmacht.” Van zodra een samenleving echter groot en complex wordt, is de staat een noodzakelijk kwaad om onze rechten veilig te stellen tegenover “de soms begrensde morele verantwoordelijkheidszin van medeburgers.”

Maar wacht eens – houdt dat wel steek? Een overheid is een organisatie die het monopolie op geweld heeft, en die bovendien haar eigen spelregels uitvaardigt: wetten worden gemaakt door een overheidsorgaan zélf (het parlement, de koning of de dictator), overtredingen worden beoordeeld door overheidsorganen (rechtbanken bijvoorbeeld), en bestraft door overheidsorganen (politie en/of leger). Die overheidsorganen zitten tjokvol “medeburgers”, waarvan we weten dat ze een “soms begrensde morele verantwoordelijkheidszin” hebben. Dat belooft. Een overheid wordt ook nooit gefinancierd door vrijwillige bijdragen (in tegenstelling tot LVSV Leuven of uw favoriete kapsalon) maar door belastingen: een bedrag dat de overheid simpelweg afdwingt. (Het heet niet voor niets een aanslagbiljet.) Wie niet betaalt, wordt veroordeeld en gestraft door dezelfde overheid. Niets in dit verhaal lijkt een groot vertrouwen in de overheid te rechtvaardigen.

En hoe zit dat historisch? Zoals Simon Van Wambeke aanhaalt, zijn er in de twintigste eeuw naar schatting 262 miljoen mensen vermoord door hun eigen overheid. (Het cijfer is afkomstig van prof. dr. R.J. Rummel, die de term “democide” bedacht voor het vermoorden van burgers door de eigen overheid.) Daar moeten we nog eens de miljoenen burgers bijtellen die door andermans overheid vermoord werden in één van de vele bloederige conflicten die onze geschiedenisboeken vullen. Het curriculum vitae van de overheid is gevuld met Killing Fields, Auschwitz, de Goelag-archipel, Tien-an-Men en Darfoer. We zien dus dat het beeld van de overheid als beschermer van de mensenrechten onmogelijk kan gaan over “de overheid” in het algemeen. Het gaat enkel over een specifiek soort overheid, en niet over alle soorten overheid, zoals minarchisten snel zullen opmerken. Minarchisten zijn natuurlijk geen voorstander van totalitaire regimes. Zij steunen enkel “brave” regimes, staten die goed voor hun burgers zorgen. Of, in anarchistische termen: ze steunen niet alle slavenhouders, enkel zij die ze goed behandelen.

In tegenstelling tot wat veel minarchisten denken, zal een grondwet hier niet helpen. Een grondwet wordt namelijk opgesteld door de overheid, wordt gewijzigd door de overheid, en wordt geïnterpreteerd door de overheid. De Sovjet-grondwet van 1936 gaf alle Sovjet-burgers bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, vrijheid van vereniging en het recht om te betogen (art. 125), de onschendbaarheid van de persoon (art. 127), de onschendbaarheid van de woning en het briefgeheim (art. 128), enzoverder. Critici van het anarchisme hebben echter gelijk wanneer ze aankaarten dat veel anarchisten met onrealistische ideeën rondlopen over de staatloze samenleving. Anarchisten gaan in de fout wanneer ze denken dat een staatloze samenleving per definitie peis en vree oplevert. Dat is een naïeve gedachte. Wanneer de overheid plots verdwijnt, bestaat de kans dat er een oorlog van allen tegen allen uitbreekt. Dat is uiteraard ook niet wat de marktanarchisten willen. Zij willen geen oorlog van allen tegen allen, zij willen een toestand waarin er geen onrecht meer is: geen diefstal, geen moord, geen plundering, en dus geen organisaties die onrecht (geweldmonopolie, belastingen) gebruiken.

We hebben dus zowel het standpunt van de marktanarchisten als van de minarchisten genuanceerd: anarchie kàn een oorlog van allen tegen allen betekenen, maar de staat is op zich geen garantie dat rechten beschermd zullen worden. We stellen vast dat er een factor tekort is in ons verhaal, er ontbreekt een puzzelstuk. Dit puzzelstuk zijn de opvattingen van de mensen die de samenleving uitmaken, en (daaruit volgend) de manier waarop mensen zich gedragen in die samenleving. Veronderstel dat iedereen er heilig van overtuigd is dat joden ongedierte zijn, en dat alle joden vermorzeld moeten worden – in zo’n samenleving zullen joden in de problemen komen, staat of geen staat. Veronderstel dat bijna iedereen denkt dat homofilie pervers is, en dat homo’s gestenigd moeten worden – dat probleem los je niet op door een overheid te installeren. In een samenleving zonder staat had de Rwandese genocide misschien ook plaatsgevonden, maar in Rwanda was er weldegelijk een staat, en die staat kon de genocide niet verhinderen. Deze voorbeelden tonen aan dat ideeën de ‘missing link’ vormen. De opvattingen van mensen zijn cruciaal.

Indien mensen van mening zijn dat alle andere mensen slechts prooien zijn die ze mogen bestelen en vermoorden, dan komt een anarchistische samenleving in de problemen. Maar het zou pas echt idioot zijn om dan aan één groep mensen alle macht te geven: dan zouden we al moeten veronderstellen dat de mensen met de macht moreel superieur zijn. Het is onwaarschijnlijk dat degenen die aan de macht komen in een wereld vol kwaadaardige mensen, net die zeldzame mensen van goede wil zouden zijn… Wanneer mensen echter inzien dat welvaart enkel tot stand kan komen door te produceren en te ruilen, en niet door oorlog en plundering, dan kan een vreedzame samenleving tot stand komen. Wanneer mensen hun medemens beschouwen als een potentiële klant, een potentiële leverancier, een potentiële zakenpartner, zal de samenleving er helemaal anders uitzien dan wanneer mensen hun medemens enkel beschouwen als een lastig beest dat uitgeschakeld of onderworpen moet worden.

De opvatting dat productie en vrijhandel noodzakelijk zijn voor een welvarende samenleving werd populair in dezelfde periode waarin ook de politieke filosofie van de vrijheid eindelijk invloed kreeg – de periode van het economisch, filosofisch en politiek liberalisme. Meer en meer raakte men overtuigd dat alle mensen evenwaardig zijn, dat macht gevaarlijk is (en dus aan banden gelegd moet worden via ‘checks and balances’) en dat landsgrenzen eigenlijk zeer weinig betekenen. Aan de andere kant van de landsgrens wonen geen monsters, maar mensen waarmee we misschien een interessante deal kunnen sluiten. Ergens in de negentiende eeuw is het beginnen verkeerd lopen. Als reactie op het liberalisme staken een aantal nieuwe theorieën de kop op, zoals het marxisme, het racisme en het nationalisme. Ze verwierpen de “kruideniersmentaliteit” van de liberalen, met hun “naïeve” geloof in een vreedzame samenleving. De samenleving is strijd: strijd tussen kapitalisten en bourgeois, tussen rassen, tussen volkeren. Naarmate de liberale ideeën vergeten raakten, begonnen landen opnieuw protectionistische maatregelen te nemen en werden de relaties tussen Europese staten steeds grimmiger – tot in Sarajevo een man met een geweer op 28 juni 1914 de grootste hel ontketende die de mensheid tot dan toe gezien had.

De staat kan enkel in bedwang gehouden worden wanneer mensen sceptisch staan tegenover de rol van de overheid. In situaties waarbij één organisatie het monopolie op geweld heeft, is sociale controle meer dan ooit nodig om problemen te vermijden. Het zijn dan de ideeën over de rol van de overheid die het verschil maken tussen een totalitair regime of een relatief open bewind. Nu we het grote belang van die opvattingen onderstreept hebben, kunnen we terugkeren naar ons onderwerp – marktanarchie. Net zoals de minarchisten niet zomaar een staat willen, maar een goede staat, willen de marktanarchisten niet zomaar een situatie zonder staat, maar een marktanarchie, een samenleving waarin het zelfbeschikkingsrecht van iedereen gerespecteerd wordt. De mate waarin mensen elkaars rechten respecteren, hangt af van de opvattingen die in zo’n samenleving bestaan. Marktanarchie staat of valt met het aanvaarden van de basisprincipes van het liberalisme door een significant deel van de bevolking.

Het klopt dus niet dat anarchisme anti-liberaal is. Integendeel: marktanarchie is de logische consequentie van het liberalisme, en dus de ultieme doelstelling van de liberalen, een wereld waarin het zelfbeschikkingsrecht volledig gerespecteerd wordt. Het is beslist een stuk minder liberaal om een instelling te verdedigen die in de overgrote meerderheid van de gevallen de fundamentele rechten van haar burgers liever schendt dan ze te beschermen. Maar natuurlijk zullen we nooit meemaken dat iedereen elkaars rechten respecteert. Er zullen altijd verkrachters, inbrekers en moordenaars rondlopen, en wie marktanarchie als doel nastreeft, moet ook nadenken over marktoplossingen voor die problemen. En er wordt ook actief nagedacht over zulke oplossingen - het is dus niet zo dat marktanarchisten zomaar hopen dat de sociale controle groot genoeg zal zijn om misdaad volledig uit te bannen. Het is niet de bedoeling van dit artikel om daar expliciet op in te gaan. We kunnen wel opmerken dat private rechtspraak en concurrerende bewakingsdiensten meer kans maken om het zelfbeschikkingsrecht te beschermen dan een gigantisch territoriaal monopolie op geweld, dat zich weinig moet aantrekken van winsten of concurrerende organisaties. De kans dat een bewakingsfirma haar eigen klanten vermoordt, is gering: daarmee zou de firma immers haar eigen inkomstenbron uitschakelen, en bovendien zouden bedreigde klanten snel aankloppen bij concurrerende firma’s.

Niemand heeft echter een glazen bol, ook de marktanarchist niet. Hoe veiligheidsdiensten precies georganiseerd worden in een marktanarchie, kan niet op voorhand tot in de kleinste details voorspeld worden. Dit toont aan dat marktanarchie meer inhoudt dan zomaar ‘de staat afschaffen’. Marktanarchie gaat in de eerste plaats om het radicaal streven naar een rechtvaardige samenleving, een samenleving zonder onrecht. Dat de staat moet wijken, is slechts een gevolg van dat uitgangspunt, aangezien de staat een organisatie is met een monopolie op geweld. Zowel voor marktanarchisten als voor minarchisten zou echter duidelijk moeten zijn dat liberalisme niet gaat over spelen met juridische constructies, maar in de eerste plaats over het verspreiden van juiste opvattingen. Zowel de nachtwakersstaat van de minarchisten als de staatloze samenleving van de anarchisten staat of valt met de opvattingen die mensen hebben. Mensen overtuigen van het belang van het fundamentele zelfbeschikkingsrecht is dus voor beiden de belangrijkste taak.


Meer teksten van Koen Deconinck op www.rothbard.be.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.


2 Comments:

At 1/11/08 10:16, Anonymous Anoniem said...

@ Koen Deconinck

Verklaar u eens nader. Ik dacht steeds dat anarchisme een 'linkse' denkrichting was en het libertarisme een 'rechtse'. Ook Vincent De Roeck valt 'de anderen' vaak aan als 'linksmensen', waaruit ik afleid dat hijzelf en zijn wereldbeeld 'rechts' is. Hoe zit dat nu? Is anarchisme 'rechts'? Of is het libertarisme ook gewoon 'links'?

 
At 1/11/08 11:49, Anonymous Anoniem said...

http://en.wikipedia.org/wiki/Anarcho-capitalism

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>