6 augustus 2007

De regels van fatsoen (victa placet mihi causa)

.
De avond van éénentwintig mei negentienhonderd negentig mankeerde ik op Gatwick Airport mijn retourvlucht naar Antwerpen. Dat kwam omdat ik mij, nochtans ruim op tijd, had opgesteld in gate 9, en daar direct beginnen lezen was in een boekje dat ik 's middags bij Foyle’s gekocht had: On Difficulty and Other Essays, van George Steiner.
Het titel-essay behandelde de volgende vraag: wanneer zeggen wij dat een tekst moeilijk is? Waren er bepaalde criteria? Steiner dacht van wel, en achtte het daarom wenselijk dat er een typologie zou worden opgesteld van de soorten van moeilijkheden die de lezer ontmoet. Hijzelf wenste daar niet meer aan te beginnen, maar misschien heeft intussen één van zijn studenten aan deze behoefte voldaan.
Ik vond de tekst zelf van Steiner al behoorlijk moeilijk – al wist ik vanzelfsprekend nog niet waarom ik dat vond – en, wat ik evenmin wist: op mijn boarding pass stond duidelijk gate ninety en niet nine.
Ineens hoorde ik: “passenger venfreesjem, last call!”. Ik deed bliksemsnel de vouw uit mijn pass, en zag nu pas de nul achter de negen staan.
Op Gatwick, zoals elders wellicht, ligt er een enorme afstand tussen de gates 9 en 90 ...toch voor iemand die broze plasticzakken vol met boeken moet transporteren.
Had ik inline skates bezeten was het misschien nog haalbaar geweest. Of als het four en forty was geweest. Maar ik werd bij gate 90 tegengehouden door twee stoere wachters die mij hoffelijk maar beslist mijn vliegtuig aanwezen, dat net wegtaxiede. Mijn valies zag ik beneden op de tarmac op een eenzaam karretje liggen, want dat hadden ze er weer uitgegooid.
Op luchthavens is men tegenwoordig voorzichtig, maar toen ook al. Ik werd gefouilleerd. Het valies werd van het karretje gehaald en in mijn bijzijn doorgelicht. Openmaken, zo ver ging men niet. Er zaten wel, op de foto te zien verdachte buisjes in. Maar toen ik uitlegde dat het verftubetjes waren – toen nog van lood gemaakt en gekocht in China Town – bleek het ijs gebroken en stelde men mij vrijblijvend voor om een latere vlucht te nemen, weliswaar met een andere maatschappij, en niet naar Antwerpen maar naar Brussel. Ik vond dat niet een te groot ongemak.
Het blijft oppassen met lectuur. Vandaag op de trein tussen Gent en Brussel overviel mij een nare flashback. Weer een moeilijke tekst, deze keer van Oscar van den Boogaard met zijn maandagcolumn in De Standaard. Ik besefte meteen dat ik aandachtig moest blijven voor alle signalen uit de buitenwereld, en zéker afstappen in Brussel-Centraal.
Maar om terug te komen op Steiner: die maakte verschillende onderscheiden in de moeilijkheidsgraad van teksten. Een echte typologie was het misschien niet, maar hij onderscheidde toch contingent, modal, tactical, ontological en nog een paar categorieën denk ik, want het was een volwassen essay van twintig of dertig bladzijden. Hij begon met te zeggen dat je, om een tekst te snappen, allereerst de taal moest begrijpen waarin die gesteld was. Het vocabularium mocht geen problemen geven, en dat viel nog onder contingent als ik mij goed herinner.
Dit is een voorwaarde lezer, die zowel u als ik hadden kunnen bedenken ook zonder de hulp van Steiner. Trouwens, lang vóór hem had Heine al vastgesteld dat het ondoenlijk was om bv. .KantsKritik der reinen Vernunft” te lezen zonder eerst Duits te kennen: “Man muß Deutsch verstehen, um dieses Buch lesen zu können.
Steiner wees in een tweede fase echter ook op grammaticale moeilijkheden. En verder op inhoudelijke, dan symbolische enzovoort.
Wat mij deed aarzelen bij het artikeltje van Oscar van den Boogaard was de veelheid en de verwardheid van zijn onderwerpen: België, vlaggen, separatisme, Balkenende IV, Frank Vanhecke, Europa, Blut und Boden, Ayaan Hirsi Ali, Beatrix, Suriname, aardappelen met jus, strafwetboek, Sarkozy, Napoleon. Dat in een kort en klein kolommetje, getiteld "De Regels van Fatsoen".
Een deel van mijn problemen zal bij Steiner zeker onder de hogere vormen van onverstaanbaarheid vallen, maar mijn haperende lectuur was toch vooral op een lager niveau te situeren: niet de onderwerpen, maar de taalbeheersing van auteur Oscar.
Vooral aan het eind van zijn onvolwassen columnpje werd ik door een hevige vermoeidheid overvallen toen ik zag: .[het Paleis heeft vandaag] .de moeilijke taak om Walen en Vlamingen zich Belgen te laten voelen”. Het is Belg te laten voelen, Beste!
Et lui de conclure: ..Liever dan dat Koningshuis te beledigen waarderen echte Belgen haar als symbool van eenheid in bange dagen.
Het is het en niet haar, Oscar!
______________________________

Noot van 13 augustus: nooit zeggen dat negertjes aardslui zijn, Oscar!
(dat is niet enkel aartsdom, maar met Jozef Dewitte in de buurt ook nog aartsgevaarlijk).
Een schrijver, en ik mag hier ouderwets klinken, doet er zijn voordeel mee als hij ook de etymologie kent van zijn woorden. Die etymologie levert hem enkele automatismen op, en moeiteloos vermijdt hij enkele van de valkuilen die het Nederlands voor ons allen bewaart.

.


Labels: , ,

5 Comments:

At 7/8/07 22:55, Anonymous Anoniem said...

De Vanfraechem-automaat. U steekt er een spelfoudje in en er komt een mooi stukje litteratuur uit. En nu maar afwachten.

 
At 7/8/07 23:04, Blogger Marc Vanfraechem said...

Blij dat ik een betrouwbaar instituut ben geworden in uw ogen beste Hanno, maar alweer... ik kan niet direct volgen. Wat bedoelt u, spelfout? welke?
Ik zal die op uw wenk verbeteren.
;-)

 
At 7/8/07 23:23, Blogger Marc Vanfraechem said...

Ik kan mij namelijk niet indenken dat u, Hanno! als mijn lezer, zou denken dat het verschil tussen Belgen en Belg een spélfout is van Oscar?
Als dat wél het geval is, dan kan ik niets meer voor u doen, snif, behalve naar een Spraakkunst verwijzen.

 
At 8/8/07 22:24, Anonymous Anoniem said...

Taalfout. Inderdaad. Voor spelfouten werkt het blijkbaar wat anders. Eén spelfout in mijn commentaar en twee stukjes proza als resultaat.

 
At 9/8/07 20:52, Blogger Marc Vanfraechem said...

Beste Hanno,
bedenk toch dat ik vaak ook zaken door de vingers zie! Hoe vergevensgezind was ik niet eergisteren, toen De Morgen met een mooi artikel kwam (heel goed vertaald uit een Engelse krant), dat de toen nakende vlucht van de space shuttle Endeavour behandelde. De redacteurs van De Morgen hadden dat artikel ook, de helaasheid der dingen, verlucht met twee foto's. Op zich niets mis met die foto's, maar wel met hun onderschriften. Op de eerste foto zagen wij de astronauten in een Boeing die een parabolische duikvlucht maakt. Ze zweven allemaal, en lachen gewichtloos. Wellicht beseften zij op dat moment dat bemande ruimtevaart enkel een spélletje is, zonder bewezen nut?
Volgens onze Vlaamse kwaliteitskrant echter bevond de bemanning zich toen in het luchtledige, en daar wordt nooit gelachen!
De tweede foto toonde de Challenger die ontplofte bij de lancering, in een wolk die eruit zag als de scharen van een krab, want de snelheid is dan nog relatief laag, en ook de afstand is nog niet zo groot dat er geen details meer te zien zijn op foto's die vanuit jagende vliegtuigen worden gemaakt.
Volgens het onderschrift van de wetenschappelijke genieën (zie eerder blogs op victacausa) van De Morgen echter was het ...de tweede verongelukte shuttle, die verbrandde toen hij terugkwam naar de aarde.
Hanno, ik val inderdaad journalisten aan op hun vormfouten, maar énkel als ik denk dat die symptomatisch zijn voor hun gebrekkige feitenkennis, of voor hun leugenachtige voorstelling van zaken.
Bij de onvolgroeide Oscar was aan beide voorwaarden voldaan.

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>