28 januari 2021

Zonder als'en en maar'en: de vrije meningsuiting

 

Zonder als’en en maar’en: de vrije meningsuiting

 

(Doorbraak, 20 januari 2021)

In Doorbraak lees ik dat de gewaardeerde Waalse geleerde Jules Gheude (“Sociale media en de vrijheid van meningsuiting”, 17/01/2021) stelling neemt vóór inperkingen op de vrije meningsuiting. Hij vertolkt maar wat talloze stemmen uitspreken, genoeg om het beleid in nagenoeg het gehele Westen in de door hen gewenste richting te sturen: naar meer censuur. Wij gebruiken Gheude’s woorden om deze vloedgolf van mening-inperkende meningen weer te geven.

Inzake vrije meningsuiting is men ofwel absolutist, ofwel tegen. Daar gaat het echter al mis: ‘Ik ben vóór vrije meningsuiting, maar…’ Aldus in Gheude’s woorden: ‘Zoals iedereen weet mag men alles zeggen en schrijven op voorwaarde dat men niet tot haat of geweld aanzet, geen negationistische of racistische uitlatingen doet, niet beledigt of tergt’.

Op gevaar af goedkoop te zijn, stel ik vast dat die tallozen op dezelfde lijn zitten als Hitler en Stalin. Die vonden meningsuitingen best OK, mits die niet tegen hun eigen partijlijn ingingen. Het is echter niet voor die toestand, met toegelaten tegenover verboden meningen, dat de term ‘vrije meningsuiting’ is uitgevonden.

Vrijheid van meningsuiting betekent altijd ook de vrijheid van de andersdenkenden. Dat inzicht wordt zelfs aan Rosa Luxemburg toegeschreven, hoewel het bij haar alleen communistische andersdenkenden betrof. Liever verwijzen we hier naar George Orwell: ‘Vrijheid is het recht om te zeggen wat men niet wil horen.’ Je kan nog altijd tonen wat een goeie antiracist je wel bent ook als je racistische meningen duldt.

Wat aanvallen tegen een persoon betreft: het uiten van beledigingen of ‘tot haat aanzetten’ is onbeleefd, maar moet niet het voorwerp van een wettelijk verbod zijn. Het staat ons vrij onze afkeuring zelf te laten blijken en het gedrag van de belediger in gunstige richting te beïnvloeden. ‘Haat’ is een mening, en wie de vrije meningsuiting belijdt, steunt het recht om aan haat uiting te geven. Of wou hier iemand een slachtoffer van verkrachting het recht ontzeggen om de dader te haten? Ethici zullen misschien zeggen dat vergiffenis hoogstaander is dan haat, maar dat is wat anders dan haat te verbieden.

Bij aanvallen op personen is ‘aanzetten tot geweld’ een bijzonder geval, dat zonder schending van het recht op vrije meningsuiting toch kan verboden worden. Zeggen dat iemand hatenswaardige dingen gedaan heeft, is een mening; maar zeggen: ‘Schiet hem neer!’ is dat niet. Meningen staan spraakkundig in de aantonende wijs (indicatief), oproepen in de gebiedende wijs (imperatief). Meningen hebben een tegendeel: tegenover ‘hatelijk’ staat de beoordeling ‘niet hatelijk’. Pleitbezorgers van censuur voeren vaak aan dat in een vol theater ‘brand!’ roepen toch óók verboden mag worden, ‘dus’ dat meningen niet boven censuur verheven staan. Maar hebt u al ooit ‘geen brand!’ horen roepen? ‘Brand!’ is geen mening doch, naar betekenis, een gebod, namelijk een oproep tot paniek.

Dat sommige menselijke geluiden niet de kwalificatie ‘mening’ verdienen, is een standpunt dat de censuurliefhebbers zelf al ingenomen hebben. Zij rechtvaardigen het verbod op racistische uitingen met de leuze: ‘Racisme is geen mening, racisme is een misdaad!’ De verdedigbare kern daarin is de erkenning dat niet elke menselijke uitingen als mening kan gelden; maar dat is niet het element ‘racisme’. Tegenover, om maar de vandaag gebruikelijkste uiting van racisme te noemen, de inschatting dat een personeelsbestand (bijvoorbeeld dat van de steden Gent en Brugge) ‘te blank’ is, staat de tegenmening dat het ‘niet te blank’ is. Het is dus wel degelijk voorwerp van een debat, hoe gedempt ook, en bijgevolg een gezichtspunt, een mening.

Tegen de parlementaire aanvaarding van de muilkorf tegen racisme in 1981 was er een minderheid van tegenstemmers, met name de Volksunie. De negationismewet werd in 1995 echter met bijna-unanimiteit goedgekeurd, ook door het Vlaams Blok (al zou Karel Dillen die goedkeuring bij zijn afscheid in terugblik als een fout veroordelen), alleen de CVP-er Herman Suykerbuyk onthield zich. Niemand durfde de joodse gemeenschap voor het hoofd te stoten, als vanzelf aannemend dat die zulke muilkorf zou steunen. Welnu, toen Tony Blair als premier aan de Brits-joodse gemeenschap voorstelde om ook een negationismeverbod in te voeren, wees die dat af (in de plaats kwam een gedenkdag voor de Holocaust): zij verklaarde, altijd juist gedijd te hebben onder het Britse liberalisme.

Het criterium voor vrijheidsliefde voor politici, en bij uitstek voor liberale politici, is dat zij onmiddellijk de afschaffing van alle muilkorfwetten doen goedkeuren. Dat zal hun (en ook de auteur van onderhavig pleidooi) tijdelijk een storm van linkse verontwaardiging opleveren. Hun pleidooi voor spreekvrijheid zelfs voor racisten zal ongetwijfeld zelf als een racismebelijdenis geduid worden. Tja, wij hebben ook nooit gezegd dat je vrijheid gratis krijgt: er is soms een redelijk beetje moed voor nodig, en het trotseren van laster.

Alleszins, de welhaast terloopse aanvaarding van het voldongen feit van een wettelijk verbod op racistische en negationistische meningen schreeuwt om een rechtzetting. Dat verbod is, hoewel door de hoogste rechtsorganen ad hoc goedgekeurd, ongrondwettelijk.

Tegen de grondwet en het vrijheidsbeginsel roept Gheude de volkswil in: ‘Sommigen, zoals met name Éric Zemmour, veroordelen elke censuur en roepen de soevereiniteit van het volk in.’ Maar de censuur is juist ingevoerd door ‘de wetgever, te weten dus de parlementsleden die wettelijk verkozen zijn …door het volk’. Tja, dat opent dan een ander debat, dat over rechtstreekse versus vertegenwoordigende democratie. De stemming over een EU-grondwet toonde zowel in Frankrijk als in Nederland een ruime meerderheid pro bij de volksvertegenwoordiging maar een afgetekende nee-meerderheid bij het referendum: de politici ‘vertegenwoordigen’ de volkswil niet. Een volksstemming over pakweg het stoemelings ingevoerde taboe op ‘blanke’ en ‘neger’ (in alfabetische volgorde) zou allicht geen democratische meerderheid opleveren.

 

Op één punt heet Gheude echter gelijk: de sociale media        hebben het recht om talloze conservatieve stemmen tot en met de VS-president te censureren, ook al is daar veel verontwaardiging over. Zij zijn immers private firma’s, niet gebonden door het grondwettige verbod op censuur door de overheid. De technologiegiganten hebbend klinkend getoond waar zij ideologisch staan, en het is aan de vrije markt om het resulterende onrecht recht te zetten. Maar dat gebeurt dan ook, en prompt, getuige de grootschalige verhuizing naar MeWe, Gab, Telegram, Signal en andere mededingers op de ICT-markt. Mogelijk zal het socialemediaveld opnieuw, zoals in de beginjaren, een vrijplaats voor meningsuitingen worden. Zoals Hugo Schiltz het zei: gedaan met treuren en zeuren!

Labels: , , , , ,

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>