9 september 2018

Ontkerkelijking versus ontvlaamsing: een gelijkaardige afgodendeemstering?


 (Doorbraak, 22 aug. 2018)



Uitsterven

Er zijn minder en minder Vlaamse bewegers. Een hele reeks verenigingen die ooit tot de Vlaamse Beweging behoorden, zoals de Vlaamse Toeristenbond, het Davidsfonds en het Verbond voor Vlaamse Katholieke Scouts en Meisjesgidsen, hebben zich daar uit lauwheid en conformisme uit teruggetrokken. En net nu een Vlaams-nationale partij groot zonder voorgaande en mee aan de macht is, wijst zij elke Vlaamsgezinde politiek af: daar waar het communautaire moratorium op Belgisch niveau nog als een onvermijdelijk compromis kan gerechtvaardigd worden, is een gelijklopend niet-beleid op andere niveau’s alleen haar eigen keuze. Lauwheid alom.

Nu, sedert mijn cardioloog me gezegd heeft dat ik extremen van temperatuur moet vermijden, heb ik het wel voor lauwheid. De Vlaamse zaak heeft uiteindelijk weinig gewonnen bij een eeuw geestdriftig Vlaams bewegen.

Eén reden voor die lauwheid is het door media en overheid gecultiveerde gebrek aan bewustzijn van de communautaire dimensie van talloze nationale vraagstukken. Ze doen dat enerzijds door belgicistisch onnozel vertier genre het wereldkampioenschap voetbal te promoten, anderzijds door bij voorkeur andere onderwerpen te verkiezen: niet de duizenden van het Zangfeest komen op tv, wel het handvol woelmakers in de zoveelste opgeklopte racismerel. We moeten daar wel aan toevoegen: en het Vlaamse gebrek aan weerwerk daartegen. De Vlaamse zemelaars zijn sterk in klagen bij de toog, minder in het eigentijds bekend maken van hun boodschap, laat staan van haar hoogdringendheid.

Anderzijds is die ontwikkeling een logisch gevolg van het groter worden van onze wereld. Daardoor ziet men verder dan de grenzen van het eigen land, tot recent nog afgezoomd door grenskantoren, nu slechts stippellijnen op een wereldkaart. Lang voor het flamingantisme het voorwerp van een boycot werd wegens associatie met extreemrechts (vóór de jaren 1990 beperkt tot socialistische kringen), had het al veel van zijn aanhang verloren wegens niet meer als relevant aangevoeld.

Zelf ben in de stad van Leuven Vlaams opgegroeid, waar de leider van een zomerkamp ons, als 7-jarigen in 1966, in plaats van “platte rust” te geven, De Vlaamse Leeuw leerde zingen, “zodat wij later ook kunnen betogen”. Maar zodra ik politiek bewust werd, kon ik geen enkele belangstelling voor de Vlaamse zaak opbrengen. Mocht ik er toen ooit een gedachte aan gewijd hebben, dan zeker dat ze ouderwets was, niet meer van deze tijd. Wat nog het mindere kwaad was, want het Belgische nationalisme, dát was pas komisch, iets voor sabelslepers en Brusselse bontjasmadammen met schoothondje.

Nog een reden is de veel grotere trouw aan het gegeven woord in die tijd. De oorlog geeft wel de sterkste voorbeelden. Zo verklaarden een aantal Oostfrontstrijders achteraf dat ze zich al gauw na hun inlijving in de Waffen-SS teleurgesteld voelden en het sinistere ervan inzagen, maar dat ze nu eenmaal bij hun rekrutering een eed van trouw gezworen hadden. Volgens de belgicistische historici die het nu voor het zeggen hebben, was dat slechts een smoes, maar hun uitleg is een onhistorische projectie achteraf van de huidige achteloosheid tegen zoiets verouderds als een eed. De historische vaststelling is dat men vroeger gemiddeld veel gehechter was aan een eenmaal gemaakte keuze. Vergelijk het met een huwelijksgelofte: als je partner niet degene (meer) is met wie je dacht getrouwd te zijn, zal je tegenwoordig de scheiding inzetten, maar destijds was je veroordeeld tot leven binnen de door je gelofte aanvaarde krijtlijnen.

En men hád doorgaans ook weinig keuze. Men was bv. vooral katholiek omdat dat levensbeschouwelijk de enige ernstige optie was, alomtegenwoordig in het eigen kleine wereldje. Velen kénden niets anders en de gedachte kwam niet bij hen op om een alternatieve optie uit te oefenen.



Ontkerkelijking

Voor sommigen van mijn generatie, en van daarna, ging het verlies van het geloof samen met het verlies van Vlaams engagement. De oorsprong van het flamingantisme was veeleer liberaal, met een Jan-Frans Willems naar wie het Willemsfonds genoemd is. Maar spoedig gingen kleine dorpspastoors als een Guido Gezelle het een hoofdzakelijk katholiek aanschijn geven.

Historisch is de toegenomen skepsis tegenover het flamingantisme dan ook evenwijdig gelopen aan de skepsis tegenover het geloof. De gelijkenis tussen de leegloop van de Kerk en die van de Vlaamse beweging was voor vele ’68- en post-’68 jongeren, genre Piet Piryns (zoon van de katholieke flamingant Remi Piryns, dichter van het Gebed voor het Vaderland), heel concreet. Tijdens Mao’s Culturele Revolutie rebelleerde de Chinese jeugd, weliswaar op commando, tegen de “Vier Ouden” (cultuur, conventies, gebruiken en ideeën). Welnu, in Vlaanderen waren dit twee van die gehate Ouden: Oude Levensbeschouwing en Oude Identiteit.

Met wat vertraging is die evolutie bij de voorhoede gevolgd door een geleidelijker versie van hetzelfde in het brede verenigingsleven. Bij een aantal verenigingen sneuvelden tegelijk het katholieke en het Vlaamse engagement: het woord “katholiek” werd uit de naam van de Vlaamse scoutsvereniging geschrapt, terwijl de term “Vlaams” alleen behouden werd “als plaatsaanduiding”. In “Chiro” werd de verwijzing naar de beginletters van Ch-r-istos (chi en rho) wel behouden, maar alleen omdat nauwelijks iemand zich nog bewust is van die oorsprong van de naam. Naar de mis of naar de Yzerbedevaart gaan, daar zijn de eertijds Vlaams-katholieke jeugdbewegingen al lang mee gestopt.

Met of zonder explicitering in een veranderde naamgeving is hetzelfde proces doorgemaakt door het Davidsfonds, het Algemeen Christelijk Werknemersverbond (nu: de Beweging), het Nationaal Christelijk Middenstandsverbond (nu: Zenito), deels ook de CVP/CD&V. “Christendemocratisch” is niet hetzelfde als “christelijk”: een politieke ideologie tegenover een religie. Daar werd tijdens een confederale opflakkering wel het woord “Vlaams” in de nieuwe naam onverwacht nog beklemtoond, maar dat hield in de politieke praktijk de ontvlaamsing niet tegen.

Een goede verpersoonlijking van deze trend is de metamorfose van de conservatieve flamingant (daarom in Humo gesmaad als “CVP-puber”) Eric Van Rompuy tot een verzuurde linksliberale belgicist. Analoog, maar veel radicaler, is De Standaard haar AVV-VVK-wortels “ontgroeid” om spreekbuis van het anti-Vlaamse linksliberalisme en tenslotte van het als extreemlinks geldende identitaire neoracisme te worden.

Volgens Jean-Luc Dehaene had zelfs in “christendemocratisch” het C-woord mogen verdwijnen, kwestie van gelijke tred te houden met de tijdsgeest. Ooit stond de Kerk als een onveranderlijke rots in de branding van de tijdsgeest: Stat crux dum volvitur terra (“Het kruis staat rechtop terwijl de wereld ronddraait”). Maar door in de jaren 1960 met aggiornamento (“bij de dag komen”, “actualisering”) te gaan dwepen, deed zij ongevraagd een knieval voor de tijdsgeest, en het was maar logisch dat haar hoogst onvolmaakte volgelingen nog gretiger met de snel veranderende tijdsgeest gingen meelopen.

In het geval van de Kerk was haar wegdeemstering in wezen heilzaam en onvermijdelijk. De algemene toename in scholingsgraad maakte de mensen skeptisch tegenover de wijsheden van mijnheer pastoor. Ook de vervanging van het mysterieuze Latijn door de volkstaal droeg bij aan de onttovering: o, is het dát maar? Later kwam daar de toenemende bekendheid van exotische religies bij, als zinnige alternatieven voor het blijkbaar toch niet alleenzaligmakende christendom. Dat opgroeien een verlies aan geloof in Sinterklaas meebrengt, werd nu doorgetrokken tot het geloof in Jezus.

Toegegeven, zowel in de kunsten als in het geestesleven heeft het christendom talloze prachtige dingen voortgebracht. Maar haar kernleerstellingen (unieke betrekking van de mens Jezus tot het Opperwezen, zijn verrijzenis, de verlossing uit de erfzonde) zijn nu eenmaal onwaar. De vaststelling dat menige postchristelijke mens om zingeving of om een moreel kompas verlegen zit, is geen reden om sprookjes op de troon te herstellen. Het is een fase waar men doorheen moet, een soort puberteit die men niet oplost door opnieuw kind te worden.



Aggiornamento van de Vlaamse beweging

Maar is (de ondergang van) het christendom bij het Vlaamse volk te vergelijken met (het wegdeemsteren van) de Vlaamse beweging? Zijn van het flamingantisme de “kernleerstellingen nu eenmaal onwaar”? Is het een kinderlijk bijgeloof dat men moet ontgroeien?

De Vlaamse zaak heeft alvast minder cultuur geïnspireerd of “prachtige dingen voortgebracht” dan bijvoorbeeld de contrareformatie via de barok (de twee komen samen in Peter Benoits Rubenscantate). De ambities van de Vlaamse beweging zijn dan ook veel beperkter dan die van de Kerk met haar eeuwige zaligheid. Haar definiërende leerstellingen zijn minder veelomvattend dan “verlossing van de erfzonde door de verrijzenis”. Eigenlijk spreekt zij zich alleen uit over een kleinigheid in het grote geheel: dat dit deel van de wereld in dit tijdsgewricht staatkundig beter wordt door zelfbestuur voor de Vlaamse natie. Daaraan valt weinig te actualiseren, wel aan de redenen die je daarvoor kunt geven.

Destijds maakten sommige ijveraars van hun Vlaamse zaak een soort ersatz-religie. Hun wereld was klein, en hun menselijke behoefte aan zingeving kan bevredigd worden met wat flamingantisme. Om in China of zelfs maar in Engeland flamingant te zijn, dat zou snel wat lachwekkend blijken, maar ooit hadden de meeste Vlamingen zelfs de Noordzee niet gezien. Zij die iets verder keken, tot bij pakweg de Witte Paters in Kongo, hadden Onze Moeder de Heilige Kerk voor die universele (= “katholieke”) dimensie.

Een religie moet iets zijn dat je kleine wereldje overstijgt, en om aan de kleine Vlaamse zaak de zin van je leven te ontlenen, moet je wel echt onder de klokkentoren wonen, op een manier die nu gewoon niet meer bestaat. Naarmate onze horizon breder wordt, zal een zaak die onze toewijding verdient, navenant groter moeten zijn. Men heeft meer opties dan vroeger, zowel levensbeschouwelijk als politiek, dus men hoeft zelfs geen standpunt meer in te nemen tegenover de Kerk noch tegenover Vlaanderen. Ze hoeven zelfs niet meer op je radar te verschijnen: de jeugd van nu weet er niets meer over. In dat opzicht is de verdwijning van het flamingantisme even normaal als dat van de Kerk.

Maar ook vanuit een breder, moderner perspectief blijft de centrale flamingantische eis verdedigbaar en logisch, daar waar de christelijke dogma’s onhoudbaar geworden zijn. Het programma van de Vlaamse beweging blijkt, hoewel veel kleiner, wel veel beter tegen een kritische evaluatie bestand dan het geloof. Ooit vertrouwde uitingsvormen zoals massamobilisatie op een IJzerbedevaart spreken wellicht minder aan, maar de tot haar essentie teruggebrachte diagnose dat voor dit deel van de wereld een etnisch gebaseerde hertekening van de grenzen logischer, democratischer en efficiënter is dan de Belgische constructie, blijft juist.

Binnen het Belgische perspectief ga je met een verstokt belgicisme te maken krijgen: uit eigenbelang van Franstalige kant, uit oikofobie vanwege de culturo’s, uit inerte trouw aan wat nu eenmaal bestaat bij de politiek onbewuste dagjesmensen. Daar heeft de Vlaamse beweging nooit een antwoord op gevonden. In Europees perspectief wordt het echter gemakkelijk, althans theoretisch: wat ooit een halskwestie was, bijvoorbeeld tussen Spanje en Catalonië, zou nu een louter administratieve zaak moeten zijn: een rationele, democratisch gedragen, aan etnische werkelijkheden beantwoordende hertekening van provinciegrenzen.



Besluit

Het laatste carré van Vlamingen met nationaal zelfrespect heeft nu de taak om aan de te lange geschiedenis van de Vlaamse beweging een slothoofdstuk met een onverwachte plotwending te breien. Maak de stap over de tot nu onoverkomelijke Belgische blokkering naar de vorming van een EU-deelstaat gemakkelijk. Vang de wind van internationale ontwikkelingen in je zeilen. Laat ons eens zien welke truken de slechteriken van het verhaal nog uit hun hoed toveren, in hun ongegrond gevoel van zekerheid dat de brave Vlamingen weer eens zullen falen. ’t En zal – toch als er een planbureau opstaat dat weet waar het naartoe wil.

De Kerk was ooit zo’n strategisch centrum. Het stimuleerde de Europese overlevingsstrijd tegen de Moorse en Ottomaanse agressie, met successen in (om maar de bekendste te noemen) Poitiers en Lepanto. De loop van de geschiedenis leek onvermijdelijk, namelijk de voortschrijdende islamisering van Europa, en zonder zulk strategisch centrum zou die er zeker gekomen zijn. Maar iemand besloot om in de weg te gaan staan en “stop!” te roepen.

Je hoeft geen Kerk te hebben noch haar godsdienst te herstellen om van die ervaring het strategische beginsel te onthouden: een politiek doel waard om van te spreken wordt maar bereikt via een leidersgroep die enerzijds het hart van de massa weet te bereiken en anderzijds het einddoel klaar voor ogen houdt en de voortschrijdende omstandigheden telkens in functie van dat doel weet te duiden. Zoals voorzitter Mao zei: geen revolutie zonder voorhoedepartij.     

Maar misschien is dat te veel gevraagd, het zou zo maar eens kunnen. Als alternatief is er het verder inslapen, zachtjes de nacht is. Kerken worden gesloopt of herbestemd, en ook de flamingantische kroegen (in mijn scholierentijd nog twee op de Leuvense Oude Markt en één in de belendende Muntstraat) zijn bijna uitgestorven. Het minder interessante eind van de verhaallijn is dat de Vlaamse beweging maar een droom was, één die bij het ontwaken vergeten wordt. Ze zal dan zelfs geen voetnoot in de geschiedenisboeken waard zijn, aangezien ze geen begunstigde nazaten heeft die willen weten wie of wat hen naar een onbestaande Vlaamse staat gebracht heeft. Ze zal zelfs geen tot musea herbestemde kathedralen in ons straatbeeld nalaten.  

Labels: , , , , ,

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>