5 oktober 2011

“Epilogue”: sterfscène op zijn Pfaff’s ?

Over mediatisering, esthetisering, en voyeurisme

Het is heel moeilijk om niét met een krop in de keel naar de film “Epilogue” te kijken, waarin de 50-jarige en zwaar aan kanker lijdende Neel Couwels thuis afscheid neemt van haar familie, om dan het finale spuitje toegediend te krijgen.

De vrouw wou blijkbaar aan haar vrijwillig levenseinde een publieke dimensie geven en haar laatste zes maanden in een bioscoopfilm gieten, “om te laten zien dat sterven thuis ook kan”, lees ik in de krant. Voer voor het Grote Euthanasiedebat, wie ben ik om de beslissing van Neel te bediscussiëren. Met de regisseur Manno Lanssens wil ik anderzijds wel eens een boom opzetten over beeldcultuur, openbaarheid, sensatie en voyeurisme, in het bijzonder wat de meest intieme momenten van een mensenleven aangaat.

Ik weet wel dat het allemaal met toestemming van de betrokkenen gebeurt: ouders die hun baby’s onder de TV-spots ter wereld laten komen, koppels die filmpjes van hun seksuele esbattementen op het internet plaatsen, Hot Marijke op kanaal 2, Komen Eten (lekker gluren in de living), Expeditie Robinson, enzoverder. Onmiskenbaar is er in de spektakelmaatschappij een gretigheid om te kijken, én om bekeken te worden, zich in te schrijven in een klein verhaal, daar waar men beweert dat alle “grote verhalen” dood zijn: we heten allemaal een beetje Pfaff.


De ultieme verantwoordelijkheid is niet die van de beeldenmaker maar van de toeschouwer. Met welk recht dringen wij als wildvreemden binnen in het huis waar een vrouw sterft?
Maar bij de sterfscène van Neel is er toch wel meer aan de hand. Net heel de wollige woordwolk rond emotie, respect, intimiteit (!), enz. lijkt me een alibi van de makers om de grenzen van het voyeurisme te verleggen. Vergeten we dan niet dat het om een artistiek én commercieel project gaat, en dat de film ook al op een prestigieus festival werd gepresenteerd.

Op een of andere manier grijpt hier dus een soort artistiek vampirisme plaats, vanwege de kunstenaar naar het onderwerp. De bedoeling is zeer ambigu. Sensibiliserend, jawel, maar ook gericht op emo-effect. Is het onbehoorlijk om te stellen dat deze euthanasiefilm tot de nieuwe sentimentcultuur moet gerekend worden, die, zoals de opera’s van Puccini van weleer, aan onze traanklieren trekt? De grote sterfscènes op het theater zijn evenwel slechts kleinbier, vergeleken bij deze reality-TV. Het is echt, authentiek, maar tegelijk in scène gezet en gemanipuleerd, daarna ook nog eens verknipt en gemonteerd tot, nu ja, een volwaardig cinemaproduct.

Lanssens mag wel zeggen dat het allemaal heel respectvol gebeurde, maar ik probeer me de situatie voor te stellen van een huis vol kabels en technische toestanden die nu eenmaal bij het maken van een film horen, waar op de set dan iemand ligt te sterven in het bijzijn van de kinderen. Het zegt toch iets over de brutaliteit van onze moderne beeldcultuur, waarin de graatmagere Neel Couwels als ultieme diva helemaal opging, maar waar haar kinderen, zo lees ik toch, grote reserves bij hadden.

“Persfoto van het jaar”

Laten we dan ook maar alle morele premissen rond dit spektakel achterwege laten en de echte drijfveren erkennen: Neel was een met-zwarte humor-begaafde actrice en een beetje exhibitionistisch –haar kinderen moesten eraan wennen, je respecteert nu eenmaal de laatste wens van je moeder-, en Manno Lanssens is anderzijds een ambitieuze artiest die zijn acteurs weet uit te kiezen. Die collusie maakt, en nu ben ik heel oneerbiedig, het Pfaff-gehalte uit van de sterfreportage. Ook de dood van bompa Pfaff kreeg een enorme amplitude, zij het dat de man gewoon ’s avonds was ingeslapen en niet meer wakker werd, slechte timing dus, pech voor VTM.

Nogmaals: let op de visuele gelijkenis tussen de slotbeelden van “Epilogue” en de grote sterfscènes op het operatoneel, én de geschilderde iconen van het lijden bij bv. de Vlaamse primitieven (ik denk bv. aan “De dood van Maria” van Hugo van der Goes, ca. 1480). Dit is hoogwaardige cinema. Het perspectief verschuift genadeloos van de intimiteit naar het publiek spektakel en wordt zelfs een cultuurhistorisch citaat. Dat de camera altijd een beetje liegt, ondervond overigens ook dochter Sanne, toen ze de film bekeek en zei dat ze geschrokken was: “Toen pas heb ik goed gezien hoe mama gestorven is. Want in het echt hield ik haar in mijn armen. Dat is een ander perspectief.” Neen Sanne, volgens mij is alleen jouw standpunt het ware, en is de camera –wij allen dus- de indringer en vervalser.


Dit lijkt me iets voor de betere pedagogie: kinderen het besef bijbrengen dat toekijken niet onschuldig is, en dat beelden kunnen versluieren of liegen.

Iets zegt me dat ik hier afstand moet houden. De publieke dood van Neel staat op hetzelfde niveau als een koppel dat het en plein public doet. Ook al was het haar beslissing, ik doe niet mee en sluit het venster. De ultieme verantwoordelijkheid is niet die van de beeldenmaker maar van de toeschouwer. Met welk recht dringen wij als wildvreemden binnen in het huis waar een vrouw sterft? Men zou die schroom kunnen uitbreiden naar andere voorbeelden van een perverse beeldcultuur.

De foto bijvoorbeeld van een Columbiaans meisje dat langzaam in een modderstroom verdrinkt (Frank Fournier, persfoto van het jaar, 1985). Zij is geen actrice, maar de fotograaf is wel een kunstenaar die met zo’n beeld in de prijzen valt. Waardoor zij gepromoveerd wordt tot fotomodel en figurante, luttele momenten voor ze definitief die put in verdwijnt. Over een dubbele pagina (centerfold) laten glossy bladen het resultaat zien, ter grootte van een schilderij: het schone en het verschrikkelijke, in één snapshot gevangen. Het is alsof ze terug kijkt naar ons, en zegt: “wat valt er te zien?” In die zin weiger ik de foto, niet uit onverschilligheid, maar net uit respect. Of de foto van een vrouw in Somalië die haar stervend kind in de armen houdt. De catastrofe die zich in die landen afspeelt is een politiek probleem van de eerste orde, maar trekt ook een zwerm muskieten aan die voorbij elk schaamtegevoel het menselijk leed pornificeren en ons meezuigen in een voyeuristisch perspectief dat eerder sentiment dan opstandigheid creëert.

Misschien zijn er wel naievelingen die de totale zichtbaarheid van alles voor iedereen als de apotheose van de communicatiemaatschappij beschouwen. Dit lijkt me dus iets voor de betere pedagogie: kinderen het besef bijbrengen dat toekijken niet onschuldig is, en dat beelden kunnen versluieren of liegen. We moeten ze kunnen weigeren als we vinden dat er een grens overschreden wordt. Hoe sterker en dwingender het beeld, des te moeilijker wordt het om doorheen de oppervlakte te breken en achter het beeld te kijken: wie, wat, waarom. Epilogue: het verhaal achter het verhaal is dikwijls interessanter.

Johan Sanctorum

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>