25 maart 2010

Eurofilie: wanneer macht een drijfveer wordt
(Jurgen Vandewalle)

Ja, ik ben eurosceptisch, en op sommige dagen wanneer ik met het verkeerde been uit bed stap, dan durf ik wel eens nadenken over het afschaffen van de Europese unie. Sommige Eurofielen proberen mij er op te wijzen dat dit Eurosceptische gedrag mij ingegeven is door een samenzwering van de Britse media. Die zou er, via een doelbewuste tactiek, op uit zijn de Europese unie te kelderen door onwaarheden de wereld in te sturen en ik, als goedgelovige Thomas zou beïnvloed zijn door die onwaarheden. Want ik ben nu eenmaal Eurosceptisch, en dat is vanuit rationele overpeinzing onmogelijk, dus moet er wel ergens een mythe mijn gedachtepatroon zijn binnengesukkeld.

Dat sommige Britse media het niveau van de Dag Allemaal nauwelijks overstijgen is al langer geweten en dat is dan ook de reden waarom we van hun Europese verslaggeving weinig heil moeten verwachten. Ik haal de Dag Allemaal niet aan om een politiek standpunt te maken, dus hoop ik dat de Eurofielen dit in het vervolg ook niet meer doen. Dat de gehele Britse pers in hetzelfde bedje ziek zou zijn is niet meer dan complotdenken, voor mensen die enkel sterretjes op een blauwe achtergrond, maar niet de waarheid onder ogen, willen zien. De Eurosceptische oppositie af doen als een ongegronde en reactionaire beweging gaat dan ook een brug te ver.

Als het op het verkondigen van onwaarheden aankomt vallen de Eurofielen zelf nauwelijks te overtreffen. Alleen al de manier waarop ze hun opponenten beschrijven is bedenkelijk. Eens Euroscepticus kan je immers niet meer uitstijgen boven de bestempeling van nationalist, wereldvreemde en bij voorkeur nog eens racist. Journalisten die negatief over Europa schrijven zijn ofwel gesponsord door conservatieve kapitalisten ofwel door één of andere duistere sekte. Niets van dit alles klopt natuurlijk, maar het is gemakkelijk om een punt te maken wanneer je de andere op voorhand al een BNP partijkaart aansmeert, terwijl die nog nooit van die partij had gehoord. Net zoals men Heidegger kon afdoen als een huichelaar omdat hij ooit met een Nazi had gepraat.

Euroscepticisme kan wel degelijk ideologisch onderbouwd worden. Het vertrekt, voor mij persoonlijk dan, vanuit een welomschreven theoretisch denkkader. Dat denkkader is een praktische uitwerking van het door Friedrich Hayek geformuleerde kennisprobleem. Een van de voornaamste redenen waarom Hayek het nooit met zijn belangrijkste opponent John Maynard Keynes eens was, ligt op hun totaal verschillende kijk op de rationele vermogens van het individu. De macro-economische of politieke planner zoals Keynes die ziet, zou over een mate van kennis moeten beschikken die volgens Hayek geen enkel mens zich ooit zou kunnen verwerven. Het besef dat elk individu slechts een fractie bezit van de complexe kennis, waardoor het totale resultaat van maatschappelijke interactie wordt bepaald, vormt namelijk net het fundament van Hayeks economische, sociale en politieke theorieën.

Hayek is ervan overtuigd dat maatschappelijk plannen nooit degelijke resultaten kan opleveren omdat de planners niet in staat zijn het brede veld van individuele voorwaarden in maatstaven te gieten en omdat ze net daardoor maar putten uit een klein deel van de maatschappelijke creatieve processen. Wanneer we dan ook de Europese unie beschouwen kunnen we niet anders dan stellen dat haar beleid enerzijds de menselijke diversiteit moet ontkennen en anderzijds de economische handelingen in de samenleving moet verstoren, wil ze de taken kunnen uitvoeren die men ze voorgeschreven heeft. Omdat één mens in een hoop van enkele honderden miljoenen gelijk is aan een stipje aan de hemel, onbeduidend klein dus, kan, nee moet, men het menszijn ontkennen om de bureaucratische structuren die men opgezet heeft naar behoren te runnen.

De mens wordt in dergelijke democratie als mest op de velden van de vooruitgang, dat laatste gedefinieerd als het aantal woorden dat men mag zeggen op een G8-top. Want het is hem natuurlijk allemaal te doen om macht; het opwegen tegen grootmachten als China en de VS waardoor we, volgens sommigen, genoodzaakt zijn om ons te integreren in het machtsblok dat Europa geworden is. Wat moeten we verwachten van een unie waarvan de voornaamste doelstelling politieke macht is? Net daarom ageren klassiek liberalen tegen deze unie, omdat ze al eeuwen net hetzelfde doen bij elke uitbreiding van de macht van gelijk welke staat. In de nationale staten is die macht nog van controleerbare omvang, in de Europese unie dreigt ze ongrijpbaar of zelfvervullend te worden.

Het probleem is dus niet, hoe men Vaclav Klaus hier ook wil betichten, een gebrek aan democratie, maar eerder de omvang van de democratie. De meest optimale democratie is immers de democratie van de enkeling, want die weet het best hoe hij voor zichzelf moet beslissen. Alle andere collectieve democratieën vallen onder het subsidiariteitsbeginsel. Dat de nationale staten dit beginsel met de voeten treden is al langer geweten, de Europese unie maakt er echter radicaal komaf mee. Er zijn immers nauwelijks tot geen argumenten om bevoegdheden naar dit niveau te brengen. Een Europees landbouwbeleid of een Europese defensie is enkel een samenrapen van al functionerende entiteiten en geen noodzakelijke integratie vanuit het subsidiariteitsbeginsel.

Het integreren van bevoegdheden op het Europese niveau is dan ook niet meer dan het wegtrekken van deze bevoegdheden uit de menselijke sfeer naar een bureaucratische sfeer, omwille van de gemakkelijkere planning op dit niveau, niet omwille van een betere, op de mens afgestemde dienstverlening. Omwille van het creëren van een politiek machtsblok, niet om specifieke problemen van de mens aan te pakken. De politiek past zich niet langer aan, aan de mens, het is de mens die gedwongen wordt zich aan te passen aan de politiek.

Door het ontkennen van het subsidiariteitsbeginsel creëert men bij de burger een zekere onverschilligheid ten opzichte van de politiek omdat hij het gaat beschouwen als een afstandelijke institutie en niet als een vanuit individuele voorwaarden gegroeide organisatie. Die laatste stelling ontkennen, vraagt meer dan wat oppervlakkige argumentatie, gezien de gebrekkige interesse of participatie van de Europese burgers in de Europese unie. In lagere politieke niveaus, zoals de gemeente, kunnen burgers nog participeren of hun politici aanspreken, in het Europese proces wordt de politiek ongrijpbaar en dreigt ze zich verder te distantiëren van de burgers.

Sceptici zouden onterecht beweren dat de Europese unie zich met waanzinnige en nutteloze zaken bezighoudt. Ik kan mij echter niet van die gedachte ontdoen als ik verneem dat de Europese unie de toelaatbare kromming van courgettes en komkommers in handelsnormen vastlegt. Of hoe ze tot in de kleinste gehuchten subsidies uitschrijft voor het renoveren van dorpspleinen. Ik kan mij vergissen, maar ik denk dat dit het laatste is, waar de Europese unie zich mee moet bezig houden. Door die renovatiepremies creëert de Europese unie dan weer wel een mechanisme om de achterban van de partijen tevreden te stellen, aangezien dat binnen grote Europese dossiers niet mogelijk is (elk bestuursniveau zijn eigen soort vriendjespolitiek, niet waar?)

Verder is het hemeltergend dat de grootste bevoegdheid van de Europese Unie nog altijd het massaal verstoren van marktwerking is, door haar overvloedige landbouwsubsidies. Dat interventies van een bureaucratie die zo groot geworden is sowieso marktverstorend zijn is duidelijk, maar dat ze bewust een volledig continent tot structurele armoede veroordeelt, enkel en alleen om enkele kleine belangenorganisaties tevreden te stellen, is toch wel echt immoreel. Waar de gewone burger de participatie in de EU voor zich laat, vullen belangengroepen de leemte op, zodat de Europese unie steeds vaker het toneel wordt van enkele oppervlakkige slogans die maar voor een beperkte groep van tel zijn. Last but not least kunnen we nog verwijzen naar de efficiëntie van de Unie. Dit jaar zou het Europees parlement zijn werkingskosten optrekken naar 1,7 miljard euro, dat is omgerekend 2,3 miljoen euro per parlementair.

Het extra geld wordt (volgens De morgen, allesbehalve een eurosceptische krant) vooral voorzien voor zotte kosten: onder meer bijkomend geld wordt vrijgemaakt om consultants in te huren, geld voor meer werkingsmiddelen voor parlementaire medewerkers en ook de budgetten om snoepreisjes naar Brussel te organiseren voor bezoekers wordt fors opgetrokken. Ik heb van dat laatste zelf mogen meeprofiteren en ik kan alvast zeggen dat zotte kosten hier een terechte verwijzing is. Daarmee valt meteen het argument weg dat het Europese parlement het efficiëntst zou zijn, te meer omdat haar begroting de Belgische overstijgt, terwijl ze er alleen in bestaat om wetten uit te spuwen zonder echt grote en belangrijke bevoegdheden te runnen.

Wanneer ik met het goede been uit bed stap dan zie ik een Europese Unie voor me die zich beperkt tot het beschermen van enkele negatieve rechten. Het probleem is echter dat ze deze bevoegdheid al jaren is overstegen en nu hoofdzakelijk positieve rechten verdedigt. Daardoor is de unie vergroeit tot een superstaat, hét politieke niveau te veel, waar klassiek liberalen terecht zo argwanend tegenover staan. De Franse filosoof Jean Baudrillard zei ooit dat er steeds minder waarheid is, omdat we al onze werkelijkheid baseren op iets wat we zelf (de mensheid) hebben bedacht. Zo is het ook gegaan met de Europese unie; niemand kent er de achterliggende gedachte nog van, maar we berusten erin omdat ze er nu eenmaal is. Daarmee is het beleid van vandaag een bijzonder artificiële, en van de mens vervreemde, constructie. De theoretische gedachte die met de term democratie gepaard gaat, namelijk dat de politiek zich aanpast aan de mens, wordt hier dan ook omgekeerd.

Het huidige systeem is immers zo alomtegenwoordig geworden dat de mens er zich moet aan aanpassen. Het beeld van de authentieke vrije mens lijkt daarmee stilaan naar het verleden verdrongen. Het vraagstuk van de Europese unie gaat dus niet over meer democratie of sloganeske standpunten als een Europese defensie. Dat is immers niet meer dan verschuiven binnen het systeem en het systeem zelf niet bevragen. Het gaat er hem immers over hoe groot een democratie mag zijn wil ze haar burgers kunnen dienen en dan moeten we naast de Europese unie een vraagteken plaatsen.

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>