14 september 2008

Bazaleti Summer School 2008 (Vincent De Roeck)

Op donderdagavond 21 augustus 2008 vertrok ik met een vliegtuig met amper zes passagiers van Lufthansa naar Tbilisi, de door de oorlog met Rusland geteisterde Georgische hoofdstad, om een seminarie van de “Free University of Tbilisi” bij te wonen. Deze “International Summer School on Economic Growth” werd gehouden aan het idyllische bergmeer van Bazaleti in een gewezen Sovjet-vakantiekolonie, veertig kilometer van Tbilisi en zeventig van het nasmeulende Gori, dat door een Joods-Amerikaanse ondernemer recentelijk omgebouwd was tot luxeresort en pas in de lente van dit jaar haar deuren opende.

Het seminarie werd ondersteund door de “New Economic School”, het “Knowledge Fund” en het “Institute for Economic Studies”, en ook de Georgische overheid wou met deze zomerschool aan de internationale studenten bewijzen dat Georgië vandaag al lang niet meer het achterlijke ultrachristelijke bergrepubliekje van weleer is. Maar de oorlog strooide ergens wel roet in het eten. Slechts twee Europeanen, (ikzelf en een Oekraïens meisje) gingen op de uitnodiging van de organisatoren in. En alle gekheid op een stokje: ik heb het mij daar zeker niet beklaagd. Het is inderdaad een schitterend land. En mijn verblijf was er echt één als God in Georgië.


Naar aloude gewoonte was de sfeer op en rond dit seminarie vrij tot zéér relax, zeker dan de uitgebreide middagdiscussies in de majestueuze tuinen van het complex of de avondsessies bij valavond in open lucht aan het meer zelf, of de bezoeken aan de omgeving, de nachtelijke uitjes, de drinkgelagen, de vreetfestijnen en de zwempartijen. Maar dit alles nam natuurlijk niet weg dat er ook hard gewerkt werd door de deelnemers om van deze week een weergaloze ervaring te maken, zowel sociaal als intellectueel.

De schare topprofessoren loste de verwachtingen ruimschoots in, en ook al was het gros van de deelnemers bij aanvang nog niet eens libertarischgezind, tegen het einde hadden velen toch het licht gezien. Ik blijf het opmerkelijk - én bemoedigend - vinden dat één week met libertarische sprekers kennelijk al volstaat om tientallen jaren van etatistische indoctrinatie via overheidsprogramma’s, staatsonderwijs en linkse media teniet te doen. Als de gemakkelijkheid waarmee men mensen van iets kan overtuigen, gekoppeld is aan de waarheidsgraad van de boodschap, dan is het voor mij glashelder en is het libertarisme wel degelijk dé enige echte intellectuele Waarheid.


Professor Pierre Garello van de Universiteit van Aix-Marseille besprak het ontstaan van het recht en marktwerking als spontane processen die maar recentelijk gekaapt zijn door de Staat en eigenlijk geen overheid behoeven in hun werking. In dat kader viel hij ook de argumenten van het Socialistische Calculatiedebat (centrale plannen bieden voordelen) én het Harvardiaans Statisch Paradigma (overheid heeft betere kennis dan individuele burgers) aan, opvattingen die vandaag immers nog steeds de kern van elk Westers overheidsconcept uitmaken. Het minimumloon moest er evenzeer aan geloven, net als de concurrentiewetten, de “nirvana approach” van de socialisten, de illusie van eminent domein (de rechtvaardiging van onteigeningen) en het bedrijvenrecht. Het onderscheid tussen statische neoklassieke modellen en Oostenrijkse praxeologische dynamismen werd voor eens en altijd uitgeklaard, en elke vorm van “social engineering” werd met concrete voorvallen én theoretische beschouwingen nuanceloos verworpen. Ook monetair beleid als hoofdoorzaak van economische crises en het primaat van sterke eigendomsrechten als hoeksteen voor een vrije maatschappij werden door professor Garello naar voren gebracht.

Professor Robert A. Lawson van Auburn University is de man achter de alom geprezen “Economic Freedom of the World Index” van het Amerikaans-Canadese “Fraser Institute” die in alle landen van de wereld door lokale agenten verspreid wordt. In België is dat het “Centre for the New Europe”. Lawson gaf ons niet enkel als primeur (de index voor 2008 kwam immers pas één maand later in eind september uit) de meest belangrijke verschuivingen en tendensen van het laatste onderzoeksjaar, maar besprak ook het onnavolgbare belang van liberale instellingen en een vrijemarktwerking (zowel binnen de eigen grenzen als vrijhandel daarbuiten) om tot duurzame economische groei te kunnen komen, zoals een kleine overheid, een stabiel politiek systeem en zo weinig mogelijk belastingen, reguleringen en bureaucratie. Hij hekelde ook de idee van vele liberalen dat de overheid gemanaged zou moeten worden als een bedrijf en toonde aan de hand van voorbeelden aan dat een bedrijf en een overheid niets gemeen hebben, en dat beide dan ook een totaal andere aanpak vergen. Professor Lawson stelde in dat kader ook dat succesvolle politici vaak mislukken in het zakenleven en vice versa, tenzij dan in landen waar beide sterk met elkaar verweven zijn.


De derde gastprofessor was Simeon Djankov, een gewezen topatleet die Bulgarije onder het communisme ontvluchtte om in de VS te kunnen gaan studeren en het uiteindelijk tot hoofdeconoom van de Wereldbank (divisie “Finance and Private Sector”) wist te schoppen. Djankov is één van de meest geciteerde economen van het moment en de kracht achter de “Doing Business Index” die de gemakkelijkheidsgraad van ondernemen in alle landen op aarde met elkaar vergelijkt. Djankov beschouwt zichzelf naar eigen zeggen niet als libertariër, maar dat zal hoofdzakelijk met zijn functie of zijn kijk op “social issues” te maken hebben, want op economisch vlak kan ik hem geen enkele anti-libertarische opvatting aanwrijven. Djankov analyseerde in zijn lezingen de toegangsbarrières die economieën gesloten houden en ondernemersschap onmogelijk maken, stelde vragen bij de “Convergence Theory” en de idee-fixe van velen dat arme onderontwikkelde landen een grotere groei zouden moeten kennen dan gevestigde economieën, o.a. door het goedkoop kopiëren van elders uitgevonden technologie, besprak tal van concrete oplossingen voor complexe politiek-economische vraagstukken en gaf een hele resem voorbeelden uit zijn rijke carrière bij de Wereldbank als adviseur van buitenlandse overheden. De presidenten Saakasjvili en Uribe zijn persoonlijke vrienden van hem, en ook Vincent Van Quickenborne zou naar verluidt bij hem advies zijn komen vragen over administratieve vereenvoudiging en economische groei.

Door het wegvallen van de Amerikaanse professoren Donald Boudreaux, de decaan van de economische faculteit van George Mason University, en George Selgin van de universiteit van Georgia, die beide door het oorlogsgeweld in de Kaukasus van hun deelname aan deze zomerschool afzagen, werd de Amerikaanse Caroline Freund als extra kracht voor dit seminarie aangetrokken. Zij heeft een verleden aan Columbia University, zat in het bestuur van de “Federal Reserve” en werkte voor het Internationaal Monetair Fonds, alvorens ook naar de Wereldbank over te stappen. Als “senior economist” staat zij er aan het roer van de “Development Research Group” en maakt zij deel uit van het “International Trade Team” van de Wereldbank. Haar verleden in de “Ivy League” drukte wel duidelijk een stempel op haar maatschappelijke visie. Zij was immers met voorsprong de minst libertarische van alle gastprofessoren. Dit nam wel niet weg dat zij naar onze West-Europese maatstaven nog steeds als oerliberaal zou gelden, maar in vergelijking met de anderen was ze dat zeker niet. Freund geloofde bijvoorbeeld in het nut van monetair beleid, verdedigde Alan Greenspan door dik en dun, en beschouwde marktfalen als een reëel iets. Wel was zij tegen “infant industry protection” en stond zij voor absolute vrijhandel zonder overheidsinterventies. Globalisering en exportpromotie waren haar credo’s, maar de overheid kwam in mijn ogen toch net iets te vaak om het hoekje piepen in haar lezingen.


Naast speeches van FUT-directrice Nona Karalashvili, NES-voorzitter Paata Sheshelidze en Giorgi Ugulava, de burgemeester van Tbilisi, en de dagelijkse blitsbezoeken van Georgische politici, waarvan de namen mij eigenlijk onmiddellijk ontgingen, was het vooral het uitgebreide bezoek van Kakha Bendukidze dat mij het meest is bijgebleven. Bendukidze is een oligarch, geldt als de rijkste man van Georgië, heeft met zijn 200 kilogram een wel zéér imposante verschijning en werd door Saakasjvili vorig jaar, na een viertal jaar als Georgisch minister van economie en economische hervormingen gewerkt te hebben, benoemd tot hoofd van de Staatskanselarij. Dat laatste is het nieuw opgerichte koepelorgaan van alle ministeries, ambtenarijen, staatsprojecten en overheidsprogramma’s in Georgië.

Bendukidze is een anarcho-kapitalist van het zuiverste water en wil een 100% private staat verwezenlijken. Volgens hem heeft de staat geen enkele rol te spelen in de economie en moet ook muntconcurrentie mogelijk zijn. In de strijd tegen de politiecorruptie ontsloeg hij collectief alle politieagenten. In de strijd tegen de visumbureaucratie schafte hij alle visa gewoon af. En in de strijd tegen verkeersdoden schafte hij de verkeerspolitie af (klinkt theoretisch belachelijk maar blijkt in de praktijk zéér succesvol). Dit zijn maar enkele voorbeelden van zijn recente radicale hervormingen. Als dollarmiljardair kan Bendukidze het zich permitteren om kosteloos voor de staat te werken, en dat is ook net wat hij doet. Kenners ter plaatse beschouwen hem niet voor niets als de échte sterke man van Georgië, als een schaduwkabinet op zijn eentje.


De week aan het Bazaletimeer was andermaal een schot in de roos. Niet enkel bood de setting in de met kerken en kloosters beladen bergen van Georgië kansen om zowel te netwerken en bij te leren, als om met volle teugen te genieten van de omgeving. Georgië wordt gepromoot als het “land der legenden” en de Georgiërs beschouwen zichzelf als de vriendelijkste mensen in de wereld. En laat ons een kat een kat noemen: mijn bevindingen ter plaatse waren krak dezelfde.

En ook al stond het oorlogsgeweld enkele valleien verder in schril contrast met de rust en het natuurschoon van de omgeving waar ik verbleef, ook al heb ik buiten enkele checkpoints, wat tanks in de straten en af en toe een formatie jets die laag overvliegt niets gemerkt van de oorlog, en ook al zat mijn vliegtuig op terugweg stampvol passagiers, toch besef ik dat de problemen in de Kaukasus nog niet opgelost zijn en dat de Georgische droom - net door de aanwezigheid van slechte buur Rusland - misschien maar van korte duur zal zijn. Georgië staat in alle behandelde economische parameters al wel vele plaatsen boven België, en hun economie kan al vier jaar op rij een groeiratio van 10-12% voorleggen, maar de oorlog heeft dit jaar ongetwijfeld zijn negatieve impact. De prognoses voor 2008 werden tijdens mijn verblijf daar al van 12,7% tot 6% teruggebracht en niemand sloot een verdere terugval uit. Dit alles bewijst in wezen maar één ding: een oorlog kent nooit winnaars.


Meer over deze zomerschool op www.freeuni.edu.ge.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.


3 Comments:

At 14/9/08 23:44, Anonymous Anoniem said...

Kennelijk een interessante figuur die Kaka Bendukitse. Ook al had ik nog nooit van hem gehoord... Na wat gegoogle vond ik dit artikel van de Economist van enkele jaren geleden terug over hem.

http://www.economist.com/people/displaystory.cfm?story_id=2963216

 
At 14/9/08 23:47, Anonymous Anoniem said...

http://www.vrijspreker.nl/wp/2004/08/kakha-bendukidze/

En ook de libertariërs van het Nederlandse Vrijspreker.nl bespraken Bendukitse en noemden hem "de meest kapitalistische minister ooit".

 
At 14/9/08 23:51, Blogger Luc Van Braekel said...

Ik schreef in 2005 een artikel over Kakha Bendukidze: http://lvb.net/item/985

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>