8 juni 2008

Hij herkent zijn land niet meer (victa placet mihi causa)

.
Voor de Belgische Staat is het beroerd, dat zijn laatste verdedigers al te vaak schertsfiguren zijn. De Kwaliteitskrant anderzijds mag het zich als een verdienste rekenen dat hij deze figuren toch nog een tribune geeft. Vrije meningsuiting is bij hen geen ijdel woord, en Tony Mary was voorlopig de laatste in hun rijtje.
U herinnert zich hem nog wel, de kleine wonderboy die Dirk Van Mechelen met een gouden greep, en in geen tijd uit zijn rijk gevulde buidel grabbelde en aan het hoofd van de Publieke Omroep plaatste.

Niemand die tot kort daarvoor van het bestaan van dit gedegen goudklompje op de hoogte was, maar al bij zijn eerste personeelsspeech werd dat anders. Tony sprak daar een waar woord.
Dees is maan laatste job” vertelde hij ter geruststelling aan de personeelsleden – want velen onder hen hadden ondertussen gelezen dat de man die voor hen stond een zogenaamde job hopper was, die het in de grote managementswereld maar voor het uitkiezen had, en die zij bijgevolg snel weer kwijt konden raken.
Natuurlijk, zijn taalgebruik was – ik zal niet zeggen vulgair, maar toch eerder volks, of licht substandard, ondermaats te noemen, en dat deed enkelen de wenkbrauwen fronsen.
Maar kort daarop viel Tony uit een boom – of van een muurtje, dat weet ik niet meer – tijdens een soort bedrijfs-bosspel voor een goed doel, waarin hij zijn jovialiteit en fysieke fitheid wilde demonstreren. Tony brak daarbij iets, of scheurde iets, en was voor enige tijd out, zoals dat heet.
Zijn brein was bij die val gelukkig intact gebleven, en zijn affairistisch instinct ook, en zo kon Tony aan zijn kleermaker – Bishop Tailors van Molenbeeknog een dienst bewijzen door in een Brusselse reclamefolder diens kostuums aan te prijzen. In zijn nieuwe hoedanigheid van CEO van de VRT, kon hij zich geen betere kleermaker voorstellen, lazen wij. Zijn tijd was geweldig kostbaar, want hij werkte zeven dagen op zeven, en 24 u per dag, maar ze hadden daar bij Bishop zijn lichaamsmaten opgeschreven, en als Tony nog maar een stofje uitkoos, leverden zij hem op de tijd van twee-drie dagen zijn gerief.
Nu was er geen mens die dacht dat Tony in ruil voor deze dienst eventueel een klein kostuumpje had gekregen, maar toch hadden velen het gevoel dat onze nieuwe man hier bakens poogde te verzetten, of misschien al een brug te ver was gegaan. Hijzelf vond dat bij nader inzien ook – flexibiliteit! – en per mail verontschuldigde Tony zich bij het voltallige personeel voor zijn onbeschaamdheid, tegelijk de belofte doend dat hij voortaan nóg beter zou inschatten wat de vereisten waren van zijn functie.
Al doende leert men, en fatsoensnormen zullen bij het headhuntersbureau dat hem aan de Omroep had weten te verkopen wellicht niet de eerste vereiste zijn geweest. Vervelend gevolg, zowel van die speech als van die reclamestunt, was ondertussen dat er een bepaald parfum, zelfs een luchtje rond Tony was gaan zweven, en in een culturele instelling moesten vele personeelsleden daar nog even aan wennen.
Om nu te bewijzen dat hij niet van de straat kwam, maar wel degelijk een golden nugget was, een blinkende pepita, gezeefd uit de droesem van de managementswereld, begon Tony een bescheiden cultureel offensiefje. Hij moet al snel tot het besef zijn gekomen dat het veelvuldig gebruik van woorden als “uitdaging”, “opportuniteit”, “crossmediaal” en dergelijke, weinig indruk maakte in zijn nieuw environment, en alleszins niet volstond om zijn blazoen op te poetsen.
Hij gaf zijn mails nu graag een culturele toets mee, en het is allemaal menselijk en begrijpelijk maar Tony beging hierbij meteen een onvoorzichtigheid, door één van die mails te besluiten met een verdacht citaat – hij dacht, afkomstig van Aristoteles.
Ik voelde mij direct geroepen om een antwoordje te schrijven, en dat werd toen nog lacherig besproken in de hoogste organen van het bedrijf. Het is maar een fait-divers, en ik geef het in bijlage.
Goed, onze man verdween al met al nog snel, weliswaar met zijn zakken goed gevuld en met achterlating van enige schade maar, op zijn Brussels gezegd, bon débarras.
Blijven wij, eenvoudige zielen, met de vraag hoe het zover was kunnen komen dat Van Mechelen die nobele onbekende heeft willen aanstellen?
Voor een antwoord hierop, moeten wij een breder tijdskader schilderen, namelijk dat van het toentertijd zo dynamische paarsgroene ploegje.
Bert De Graeve had plots aangekondigd dat hij naar Bekaert wilde, en de man moest snel en kordaat vervangen worden, want bij het brede publiek lag nog vers in het geheugen hoe, ter vervanging van Schouppe, de regering Verhofstadt zich belachelijk had gemaakt met de benoeming bij de NMBS van Christian Heinzmann, van Luxair. Die Heinzmann was na een kleine week alweer naar Luxemburg vertrokken, en Isabelle Durant moest daarop in het Parlement nog hard liegen, over een brief die wel of niet in haar saccoche had gezeten.
De kwestie raakte uiteindelijk, na uitgebreid passen en meten nog gelukkig opgelost, want tot ieders tevredenheid werd Haek stevig vastgemetseld bij het Spoor. Toch beseften de excellenties dat het met de vervanging van De Graeve wat vlotter mocht verlopen, en zij vervielen prompt in het andere uiterste. En zo werd het oude spreekwoord nogmaals bewaarheid: Haast en spoed, zelden goed!

Maar we mogen Tony niet zomaar achterlaten. Deze man herkent zijn land niet meer, op zich dramatisch, maar als hij daar belangstelling voor heeft, dan wil ik hem – in een consult waarvan de prijs best zal meevallen – nog wel enkele zaken opnoemen die hij nooit heeft gekend, laat staan herkend.

.

Labels: , , , , , , ,

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>