30 maart 2006

De zwarte zijde van de grijze OESO-plaat (Politiek Incorrect)

Dat België zowat internationale hoge toppen scheert inzake belastingdruk hoeft al lang niet meer te verbazen. Het wordt een ietwat afgezaagd melodietje, maar het feit alleen maar dat ze zo dikwijls herhaald wordt, bewijst dat het er erg mee gesteld is. En dat melodietje komt al helemaal ironisch over als terzelfdertijd premier Verhofstadt met zijn nationale "notionele intrestcampagne" wil starten.

Het is - weeral eens - de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die gisteren die fiscale kat de bel aanbond. Een kattebel werd het echter niet; doch veeleer een uitgebreid, enkele tientallen bladzijden tellend rapport. De OESO heeft deze keer leerrijk studiewerk verricht naar de belastingdruk op arbeid (dus loontrekkenden). De resultaten - die gebaseers zijn op gegevens van 2005, en dus ook de resultaten van dat jaar weergeven - zijn weeral eens frappant voor België: Het gezamenlijke loon van een gehuwd echtpaar met twee kinderen en een inkomen gelijk aan het gemiddelde Belgische loon, en een tweede loon gelijk aan 67 % van dit gemiddelde, wordt in dit land aan het 'voordelige' tarief van 48,2 % (inkomensbelasting + SZ-bijdragen). Het OESO-gemiddelde bedraagt echter slechts 32,4 %; dat van de EU-15 36,1 %. Hiermee is België absolute koploper in de OESO-rangschikking. Voor een alleenstaande zonder kinderen met een gemiddeld loon ziet de situatie er nog somberder uit: Zijn of haar loon wordt tegen het fiscaal wurgtarief van 55,4 % belast. Ook hiermee scoort België internationaal hoogste munt. Inzake belastingsgraad voor de andere gezins- en loonsamenstellingen, duikt België steeds op in weinig eerbiedwaardige top 5.

Ook over de loonkosten (dus de inkomensbelasting/bedrijfsvoorheffing even buiten beschouwing gelaten) komen we weer een en ander te weten. Zo blijkt dat 33 % van een gemiddeld loon van een alleenstaande zonder kinderen direct naar de sociale zekerheid vloeit via werkgevers- en werknemersbijdragen. Het OESO-gemiddelde bedraagt 24 %.

De vraag is dus nu wat er met deze resultaten zal aangevangen worden. Gezien het dus vooral de SZ-bijdragen zijn die de totale belasting op het loon zo zwaar maken, lijkt een loonkostenverlaging het meest aangewezen. Hierbij is het dus interessant de link te leggen met de actualiteit van het begin van deze week: Toen kwamen de sociale partners na lang beraad over de verslechtering van de Belgische concurrentiekracht met het bericht naar buiten dat er zowel meer geïnvesteerd moet worden in innovatie en onderwijs, alsook dat de Wet ter Vrijwaring van het Concurrentievermogen van 1996 strikter moet worden toegepast. Een verklaring met daarin dus voor elk wat wils, en de vraag is dan nog maar of er aan die hoge loonkost wel iets gedaan zal worden: De vakbonden benadrukken dat ze met concreet overleg pas in het najaar willen starten, omdat dan het jaarverslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) verschijnt, en ook omdat enkele maanden later toch de onderhandelingen over een interprofessioneel akkoord 2007-2008 moet onderhandeld worden. Blijkbaar gaat men er dus vanuit dat dat onheilzaam interprofessioneel (!) overleg in het vervolg zal blijven bestaan...

Voorts zou het verslag van de CRB komend najaar wel eens vol oranje en rode knipperlichten staan. De Duitse rooms-rode regering is immers van plan grote hervormingen in de Duitse ziekteverzekering te doen, alsook de patronale bijdragen op het brutoloon met minstens 3 % te doen dalen. Dat betekent dus dat de loonkosten in Duitsland verder zullen dalen, waardoor de concurrentiehandicap van België tegenover dat land nog verder zal toenemen. En het toeval wil juist dat de door de CRB voorgestelde loonnorm gedefinieerd wordt op basis van de loonevolutie in onze drie buurlanden... Waaronder dus ook Duitsland. Het is dus zo klaar als een klontje dat een oplossing voor het gigantische Belgische concurrentieprobleem nog niet voor vandaag zal zijn.

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>