10 april 2012

Zonder democratie verder?

“De democratie voorbij”, daarover gaat dit hele manifest. Vanuit libertarisch oogpunt wordt de democratie in haar grondslagen bevraagd en schuldig bevonden aan de toegenomen regelneverij en inefficiëntie. De meeste moderne politiek wordt uit naam van de democratie gevoerd en heeft aantoonbaar tot veel meer bureaucratie en overheidsbeslag geleid.




Dat de democratie zelf aangevallen wordt, is een teken des tijds. De democratie gold in de jaren ’90 als een bolwerk tegen “extreemrechts”, dat toen nog met een projectie uit de jaren ’30 werd afgeschilderd als “antidemocratie”. De opkomst van de “populistische” partijen (al is er geen enkele die zich zo noemt) en de herstijling van iet of wat nazi-nostalgische partijen als populistisch, met typisch een keuze vóór het referendum (Vlaams Belang, Front National, British National Party), heeft de hoofdstroom genoopt om de populisten als vijand te kiezen. En “populisme” betekent niets anders dan democratie. Daar waar hoofdstroomkrokodillen zich in de jaren ’90 nog vóór de democratie uitspraken, hebben zij nu minder moeite om zich tegen de volkssoevereiniteit uit te spreken. Zelfs partijen die in de jaren ’90 uitgesproken vóór directe democratie waren, zoals het Nederlandse D’66 en het Vlaamse VLD, zetten het onderwerp nu op de achterbrander.

Maar daar waar opportunisme de hoofdverklaring vormt voor het huidige antidemocratiediscours van de kleurpartijen, die zich nooit om beginselkwesties van democratie bekreund hebben, neemt libertarisch rechts de kwestie van de volkssoevereiniteit ernstig. De libertariërs van de school van Louis von Mises en Murray Rothbard, en vandaag Hans Hermann Hoppe en zijn Hollandse akolieten, hebben altijd al kritiek gehad op de democratie als systeem. Met name ontzeggen zij evenzeer aan de volksmassa als aan een monarch of dictator het recht om te bepalen hoe zij hun leven moeten leiden.

“Democratie = collectivisme” vertaalt zich als volgt: “De parlementaire democratie is onrechtvaardag, werkt bureaucratie en stagnatie in de hand, ondermijnt vrijheid, zelfredzaamheid en dynamiek, en leidt onvermijdelijk tot zelfzucht, behoudzucht,regelzucht, gemakzucht en potverteren.” (p.10-11) Dat is in het kort het antwoord van auteurs Frank Karsten en Karel Beckman op de hoera-sfeer rond volksmacht die nagenoeg alle partijen zeggen te delen.

Na de “dertien mythen van de democratie”, over het vrijheids- en gemeenschapsbevorderende nut van volkssoevereiniteit (p.15-59), komt helaas “de kater na het democratische feest” (p.60-66): de onbetaalbaarheid van het systeem drukt ons met de neus op de feiten, maar wie naar de grondslagen gekeken had, zag de bui reeds hangen. Natuurlijk moedigt de democratie subtiel of minder subtiel het potverteren aan, zodat nagenoeg alle zogenaamd democratische staten vandaag een veelvoud aan schulden en belastingen kennen in verhouding met een eeuw geleden. Eén van de auteurs verhaalt hoe hij een vereniging van skeptici wou oprichten en als allereerste agendapunt de kwestie van de subsidies aanhaalde. Het was niet bij hem opgekomen hoe dit neerkwam op anderen doen betalen voor waar eigenlijk niet zij willen aan meebetalen.

In “naar een nieuw politiek ideaal” (p.67-80) proberen de auteurs een alternatief te formuleren. Er is weinig aan te merken op hun decentraal model met zo min mogelijk staat, al zal het de klant van de ziektewet wel zuur opbreken dat wat nu een recht is, dan een te verdienen gunst zal zijn. Fundamentele kritiek is echter wel gevraagd op hun stilzwijgen over de staat als motor van het rechtsleven. Geestesleven en economisch leven kan men aan het privé-initiatief overlaten, maar het recht is uit de aard der zaak gemeenschappelijk. Daar botst het “individualisme” op zijn noodzakelijke grenzen.

Het voorbeeld van Zwitserland, waaraan de auteurs toch lippendienst bewijzen, toont juist aan dat zekere grenzen aan het machtsbereik der democratie automatisch komen, en dat het schrikbeeld van de socialistische mens die zichzelf voordelen uit de pot der rijkeren toekent, tot het rijk der fabelen behoort. Benjamin Franklin, die (zoals de auteurs ons graag herinneren) tegen dit scenario waarschuwde, heeft het op termijn toch gekregen toen hij de Verenigde Staten met een representatief en als antidemocratisch bedoeld kiesstelsel opzadelde.

Spijts deze kritiek is dit boek een absolute aanrader. In het bijzonder voor degenen die een subsidie uitdenken, dus belastingen heffen, en menen dat ze de samenleving weer eens een dienst bewezen hebben.


Frank Karsten & Karel Beckman: De democratie voorbij, Aspekt, Soesterberg 2012, 87 pp, ISBN-13: 978 90 5911 4524.


Labels: ,

1 Comments:

At 10/4/12 15:56, Anonymous Anoniem said...

A fundamental question that libertarians raise is "how can I follow my own bliss" or maximize individualized "life, liberty, and the pursuit of happiness."

A fundamental question addressed by nationalists is "How can I organize my own group (or people) to resist degradation, economic exploitation, oppression, or even various forms of genocide at the hand of an alien (or predatory or parasitic) group."

The world looks like a very different place depending on which of the two aforementioned "questions" dominates ones thinking. However, there are some interesting "cross-over" or "intersection" points where one question goes hand in hand with the other.

http://www.amfirstbooks.com/IntroPages/NonToolbarTopics/Reconciling_Libertarianism_and_Nationalism/index.html

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>