4 augustus 2009

Het hoofddoekenverbod en het failliet van de staatsgedachte

Het is ondertussen al enkele weken geleden dat de directie van het Koninklijk Atheneum van Antwerpen het besluit nam om vanaf volgend schooljaar het dragen van de hoofddoek door moslimmeisjes te verbieden. Hoewel in de media het stof van het debat al wat is gaan liggen, is het stof van de hoofddoek nog steeds strak gespannen om menig islamitisch vrouwenhoofd. De discussie hieromtrent reikt echter veel verder dan de vraag of de bepaling van het schoolreglement dat het dragen van hoofddeksels tijdens de lessen niet is toegelaten, ook van toepassing is op hijaabs en ander religieus textiel. In wezen oogsten we vandaag echter de zure vruchten van een faliekant proces dat zeer diepe historische wortels heeft. Hoezeer het op het eerste zicht misschien wat abstract moge lijken, kunnen de bronnen van de malaise der multiculturaliteit getraceerd worden tot een uiterst belangwekkende gebeurtenis in de Europese geschiedenis, namelijk de bekrachtiging van de Vrede van Westfalen in 1648. Samen met de gevolgen van de Franse Revolutie een goede eeuw later vormen deze gebeurtenissen de rotte voedingsbodem waarop het fenomeen van culturele en religieuze segregatie van vandaag de dag verder is kunnen groeien.

In wezen gaat het om een tweedelig proces, namelijk de (laïcistische) tendens tot individualisering en privatisering van de religieuze belevingssfeer enerzijds, en anderzijds de gigantische uitbreiding van de staatsmacht vanaf de 17de eeuw. Veel gedetailleerde uitweidingen over de bloedige godsdienstoorlogen en kettervervolgingen van de 16de en 17de eeuw is voor de lezer hier wellicht nogal overbodig, maar vast staat dat het rechtsprincipe van cuius regio, eius religio dat uit de Vrede van Augsburg (1555) is ontstaan en tijdens de congressen van Münster en Osnabrück werd bevestigd, allerminst heeft bijgedragen tot een duurzame pacificatie op het Europese vasteland. Veeleer dient de Vrede van Münster-Osnabrück gezien te worden als een ultieme consolidatie van de tendens van vorsten om hun macht verder uit te breiden, een proces dat werd ingezet tegen het einde van de middeleeuwen met ondermeer de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Vooral Frankrijk bleek, dankzij de performante onderhandelingstactiek van kardinaal Mazarin die toen in naam van de toen nog minderjarige koning Lodewijk XIV de vredesbesprekingen bijwoonde, versterkt uit de Dertigjarige Oorlog te komen, daar het ondermeer enkele Duitse gebieden wist in te lijven. Voor de Habsburgse keizer ging het echter minder voor de wind, daar deze zijn macht grotendeels verloor aan de verscheidene Duitse vorsten binnen het Heilig-Roomse Rijk, welk eveneens dient toegedicht te worden aan het principe van cuius religio, eius religio: dit principe stelt dat de wereldlijke heerser, als soeverein, kan beslissen welke godsdienst de officiële staatsreligie werd. Op die manier zijn de Zuid-Duitse gebieden (o.a. Beieren) katholiek gebleven, en mutadis mutandis, de Noord-Duitse protestants. In Engeland bijvoorbeeld heeft bovengenoemd rechtsprincipe na de Vrede van Augsburg geleid door een heftige protestantenvervolging onder het bewind van de katholieke koningin Maria I (Huis Tudor), bijgenaamd 'Bloody Mary'; waarna enkele jaren later de geweerloop van richting werd verwisseld, en het net de katholieken waren die het ergste dienden te vrezen toen Elizabeth I de Engelse troon besteeg. Een geschienis die voor de Engelsen vlak na Westfalen herhaald werd met de onthoofding van de anglicaanse koning Charles I, en de daaropvolgende dictatuur van Lord Oliver Cromwell.

Politiek gezien valt dus op dat na de vredes van Augsburg/Münster/Osnabrück het vooral wereldlijke leiders waren die de touwtjes stevig in handen kregen. Paradoxaal genoeg was het ook de hogere clerus die dit proces mee in gang heeft gestoken, wat bijvoorbeeld het duidelijkst naar voren komt in een land als Frankrijk waar kardinalen als Richelieu en Mazarin zich stevig genesteld hadden in de Franse hofhouding. In tegenstelling tot wat traditioneel in de geschiedenishandboeken wordt beweerd, is vanaf de Moderne Tijd de schieding tussen Kerk en Staat niet verder bewerkstelligd, maar net teruggedraaid. Daar waar er in de middeleeuwen in navolging van de Tweezwaardenleer van paus Gelasius I (492-296) nog een – toegegeven, op sommige momenten broos – evenwicht bestond tussen de wereldlijke en geestelijke macht, heeft de vorst vanaf de 16de en vooral 17de eeuw het bestuurslaken volledig naar zich toe weten te trekken. De geestelijkheid werd op die manier volledig bestuurlijk impotent gemaakt. Een indicatie die gruwelijk weergeeft hoe de macht van de staat zich almaar verder verbreidde in de Moderne Tijd, is het niveau van belasting. Zo haalde de Franse schatkist in 1560-69 nog het 'bescheiden' bedrag van 10,22 miljoen livres (1) op, wat echter tegen het midden van de zeventiende eeuw vertienvoudigd was tot 126,86 miljoen livres. Aan het einde van het Ancien Régime stak er in de schatkist van de Franse Kroon niet minder dan 421,5 miljoen livres; men zou voor minder zin krijgen het hoofd van de vorst op de guillotine te leggen!(2)

Maar het kan natuurlijk niet ontkend worden dat er nog een tweede belangrijke factor meespeelt in de taning van de macht van de geestelijkheid. Niet alleen de wereldlijke macht, die snakte naar de ultieme hegemonie, zorgde ervoor dat de machtsbalans uit evenwicht geraakte, maar ook de Reformatie zorgde er vanzelfsprekend voor dat de Rooms-Katholieke Kerk niet langer over een geloofsmonopolie binnen Europa beschikte. De meest dominante stromingen van de vele (semi-)protestantse bewegingen neigden overigens naar een sterke 'spiritualisering' van het christendom, wat zich reeds aan het einde der middeleeuwen reeds manifesteerde onder de toenemende populariteit van de kloosteroordes, zoals de franciscanen. Maar ook reformisten als Luther, Zwigli, Wycliff en Calvijn stelden (terug) het primaat van de Bijbel als énige inspiratiebron van het geloof terug naar voren; op het filosofische en theologische gebied werd de klemtoon dan weer gelegd op Gods Almacht in plaats van diens Voorzienigheid en Wijsheid, zoals scholastici als Thomas van Aquino nog pleegden te doen. Na de nominalistische theologie van Willem van Ockham zou alleszins het teleologische wereldbeeld van een mooi geordende kosmos waarin elk zijnde deel uitmaakt van één en dezelfde finale oorzaak, voorgoed aan diggelen liggen.

Het breken van de hegemonie van de Rooms-Katholieke Kerk heeft de invloedrijke 19de eeuwse socioloog Max Weber verleid tot de beroemde stelling over de onttovering van de wereld. Hiermee duidt Weber ondermeer, maar zeker niet uitsluitend, op de tendens die vanaf de late middeleeuwen tot stand komt, om te breken met de 'grote verhalen'. Nu is het zeker niet onze bedoeling denkers als Marsilius van Padua en Willem van Ockham af te schilderen als wegbereiders van het hedendaagse postmodernisme, maar Webers stelling is in die zin juist, dat hij hierin onder andere doelt op de autonomisering en rationalisering van de verschillende maatschappelijke en sociologische domeinen binnen de samenleving. In de vroege en hoge middeleeuwen heerste immers het beeld van één finale oorzaak, God, waaraan alle zijnden deel uitmaakten, en hier ook ontologisch aan deelnamen. Dit bekende dan ook dat allle maatschappelijke domeinen, gaande van wetenschap over politiek tot kunst, in teken stonden van die éne oorzaak. Zo was binnen de positieve wetenschap ondermeer de kosmologie van Aristoteles en de vier-humorenleer van Galenus uitermate populair, omdat zij duidelijk pastten binnen één en hetzelfde referentiekader, zoals dat theoretisch door Aristoteles en Thomas van Aquino was uitgetekend. Ook de kunst stond bijna steeds in dienst van het éne geloof, daar waar de thema's van miniatuurkunstenaars en kathedralenbouwers christelijke vroomheid represtenteerden.(3) Ondermeer door de sterke verstedelijking van de Europese economie, en de groeiende kapitaalkracht van de adel en de (voorzichtig opkomende) burgerij zouden vanaf de 15de eeuw ook meer wereldlijke thema's aan bod komen in de kunst, zoals in de schilderijen van de Vlaamse Primitieven zoals Hans Memling, die buiten de traditionele religieuze thema's ook portretten vervaardigden van Italiaanse kooplieden die in Brugge verbleven.

Vanaf de Renaissance zou dit eenheidscheppend referentiekader echter steeds meer en meer aan betekenis inboeten, temeer omdat de nominalistische filosofie paal en perk wist te stellen aan de pretentie van de rede om sporen van God te vinden in de aan ons verschijnende werkelijkheid. In navolging van de laatmiddeleeuwse boedelscheiding tussen filosofie/wetenschap en religie, volgt dan ook in diverse maatschappelijke, sociale en culturele deelgebieden en tendens tot verwereldlijking. In de literatuur werd het startschot tot deze tendens reeds gegeven in de 14de eeuw door Giovanni Boccaccio, die met zijn Decamerone niet zoals zijn beroemde landgenoot Dante Aleghieri een goddelijke, maar wel degelijk een menselijke komedie wilde neerpennen. Nog meer nadruk op het menselijke en wereldlijke kan gevonden worden in de geschriften van Erasmus, die met zijn Lof der Zotheid een prachtige satire op de mensheid heeft geschreven. De voorbeelden van auteurs als Thomas More, Montaigne, Valerius, Shakespeare, Cervantes en Rabelais zijn legio. Wat zij allen gemeen hebben, is dat zij in hun romans, toneelstukken of gedichten niet meer (expliciet) verwijzen naar één Almachtige God, maar zich veeleer inlaten met subjectieve menselijke gevoelens. Ook binnen de positieve wetenschappen kan een parallel verhaal opgetekend worden, waar reeds vroeg in de 14de eeuw de Franse geleerde Jean Buridan min of meer brandhout wist te maken van de Aristotelische fysica. Vesalius en later William Harvey vallen dan weer de verdienste te beurt het nogal zonderlinge gebruik van het aderlaten, gebaseerd op Galenus' medische systeem, radicaal te verwerpen.

Maar laten we terugkeren naar de kern van ons verhaal: tot nu toe hebben we dus twee oorzaken kunnen opsommen die aan de basis liggen van de hedendaagse worsteling met de multiculturaliteit. Enerzijds dus laatmiddeleeuwse/moderne tendens van wereldlijke heersers om meer macht te verwerven, anderzijds de taning van de rooms-katholieke suprematie binnen Europa, en de neiging van de (christelijke) religie om zich uit de openbaarheid terug te trekken, en vooral een persoonlijke religie te worden, waarbij vooral het individu – en niet de Kerk als instituut – het voornaamste, zo niet het enige, medium wordt in zijn persoonlijke relatie tot God. Voor het geval hieromtrent voor de lezer onduidelijkheid mocht ontstaan: die verinnerlijking, spiritualisering en privatisering van de religieuze sfeer is zeker geen slechte zaak, maar in combinatie met een groeiende staatsmacht – zoals we zo dadelijk nog verder zullen zien – wel zeer gevaarlijk.

Want met onze beschouwingen over de Westfaalse Vrede loopt ons verhaal nog allerminst ten einde. De Moderne Tijd is immers ook die periode die op het gebied van de politieke filosofie de idee van het sociaal contract heeft opgeleverd. Het stond namelijk haast in de sterren geschreven dat een almaar groeiende macht van de vorst op een bepaald moment op zijn grenzen zou stuiten: de kruik gaat maar zo lang te water totdat ze barst. Het lukraak heffen van belastingen, het willekeurig uitzuigen van de plattelandsbevolking en het naar believen sluiten van kloosteroordes: het zijn zaken die op den duur hun prijs hebben. Hoe kun je als vorst in een 'onttoverende wereld' – om Webers terminologie te herhalen – waar God allang niet meer past in een harmonieus, kosmisch wereldbeeld; nog langer volhouden dat net die God jou heeft uitverkoren om met harde, militaristische hand over een bepaald grondgebied te regeren? Dat is onmogelijk, en het is dan ook niet verwonderlijk dat eerst binnen gegoede, intellectuele kringen verzet rees tegen het vorstelijk absolutisme. Het is echter tragisch te moeten vaststellen dat verlichte intellectuelen uit de 17de en 18de eeuw niet de moed hadden te erkennen dat het staatsgezag in zijn geheel niet te legitimeren viel, maar veeleer een andere staatsvorm vooropstelden. John Locke, die ook wel eens de stamvader van het moderne liberalisme wordt genoemd, stelde dat de staat de rechten op leven, vrijheid en eigendom diende te waarborgen; hoewel dit ook volgens Locke door een monarch kon gebeuren. Belangrijk om weten is dat hij in zijn Two Treatises of Government (1689) expliciet een antwoord poogt te bieden op de theorie van Sir Robert Filmer, die een eeuw voor Locke nog het goddelijke heerschappijrecht van koningen op filosofische gronden poogde te verdedigen. Immanuel Kant radicaliseerde Lockes concept een eeuw later nog, door de monarchie voorgoed naar de geschiedenisboeken te verwijzen, en een republiek voor te stellen als ideale staatsvorm, zoals hij in zijn essay Zum Ewigen Frieden.

Hoezeer Kant ook de idee van democratie bestreed (welke hij gelijkstelde aan tirannie, omdat het op termijn individuele rechten op leven en eigendom zou schenden), het was verre van voldoende om het noodlot te keren. Vijftien jaar voor Kants overlijden luidden doodsklokken over het Ancien Régime in Frankrijk, waar paal en perk werd gesteld aan de monarchie. Toen in 1793 het radicaal terreurbewind van de Montagnards onder leiding van Robespierre het roer in handen nam, bleken de ideeën van de Engelsman Locke en de Pruis Kant verre van populair, maar bleken de Franse revolutionairen vooral het idee van de volonté générale, uitgewerkt door le bon Jean-Jacques erg in trek te zijn. De hele filosofie van Rousseau mag van A tot Z dan ook ronduit desastreus genoemd worden voor de verdere ontwikkelingen van de Franse, en indirect bij uitbreiding Europese, poltieke filosofie en praktijk. Een opzwepend egalitarisme vermengd met een vehement republikanisme heeft er immers voor gezorgd dat het vanaf de 19de eeuw nog steiler bergafwaarts ging met de individuele rechten en vrijheden van Europese burgers. Want daar waar 17de en 18de eeuwse vorsten hun gewesten nog leegzogen voor eigen gewin, werd vanaf de 19de eeuw stelselmatig een plundertocht gehouden op het economisch actieve deel van de bevolking ten behoeve van een abstract iets als 'het algemeen belang', een begrip dat vanaf de geleidelijke democratisering van de staatsinstellingen meer en meer in zwang geraakte, maar in feite niets meer of minder was en is dan de optelsom van diverse particuliere belangen die hun kosten proberen te externaliseren op de staat.

De Franse Revolutie is echter ook die periode waarin de zogenaamde 'burgerlijke religie' tot stand kwam, waar kalenders werden hernoemd en katholieke kerken werden omgebouwd tot tempels der rede. En hoewel het concordaat met de Kerk van Napoleon Bonaparte de maar al te groteske en potsierlijke cultus formeel dan toch een halt heeft toegeroepen; toch is met de Franse Revolutie een nieuwe weg bereden die zelfs onder het 17de eeuwse vorstelijk absolutisme nog niet gekend was, namelijk dat van de staat als grote heilbrenger der mensheid. Want daar waar in de Moderne Tijd (die volgens de meeste geschiedkundigen eindigt in 1789) het christendom steeds meer en meer 'geprivatiseerd' werd, daar werd ze in de loop van de 19de eeuw overbodig geacht (zoals o.m. door Claude Henri de Saint-Simon, die de christelijke eschatologie verving door de verheerlijking van de technologische vooruitgang), of zelfs ronduit schadelijk (de Jong-Hegelianen, Marx, Nietzsche), en vervangen door een staatsreligie en/of een cultus rond de Grote Leider, wat stromingen als het communisme, fascisme en het nationaal-socialisme sterk op elkaar deed gelijken.

De tragedie is dus dat het christendom door haar tendens tot verinnerlijking en spiritualisering haar eigen doodsvonnis heeft getekend, doordat aan de andere kant de macht van de staat almaar verder oprukte, en vandaag de dag jammer maar helaas nog steeds in verdere opmars is. Niemand die weet waar dat zal eindigen. Op die manier tekent zich dus vandaag de dag de volgende paradoxale situatie af: gezien de door de eeuwen gegroeide traditie is het voor ons Westerlingen niet meer dan de doodnormaalste zaak dat religie een zaak van private beleving is, maar anderzijds zijn er nog maar ontzettend weinig plaatsen waar die private beleving nog effectief kan 'beleefd' worden. Tenslotte is het staatswezen omnipresent, dus is bijna iedere plaats wel direct (bv. een overheidsloket) of indirect (bv. een gesubsidieerde kerk of moskee) een “publieke” ruimte, waar religie ten stelligste geweerd dient te worden. Dit leidt echter tot enorme frustraties, zoals onlangs dus is gebleken uit het hoofddoekenverbod. De oplossing terzake is dus niet de heropening van het (zoveelste) debat over de scheiding tussen Kerk en Staat, maar wel een volledige restauratie van het principe van private eigendom. Want private godsdienstbeleving, kan alleen maar waarachtig plaatsvinden binnen private, zelf onderhouden (gebeds)ruimten, zonder het alziend oog van de staat, dat thans machtiger is dan dat van God de Vader.

Bij dit alles moet vanzelfsprekend nog, wegens tijdgebrek en enig gebrek aan expertise terzake korte, opmerking gemaakt worden dat de islam – die binnen de hedendaagse Westerse samenleving nogal eens een steen des aanstoots vormt – een ietwat speciaal geval vormt binnen deze hele context: historisch gezien heeft de islam immers niet dezelfde mate van 'verinnerlijking' en 'privatisering' gekend als het christendom, daar de islam net expliciet een wereldlijke godsdienst is, waardoor de scheiding tussen Kerk en Staat – zoals deze van oudsher in het christendom bestond – er slechts een fictie is. Dit botst natuurlijk met de subjectieve waardebeleving die het christendom voorstaat, maar dat is echter een totaal ander verhaal apart, dat buiten het bestek van deze korte analyse valt.

Eindnoten:

(1) Officiële Franse munteenheid tot en met 1795

(2) Bron: Hoffman, Philip en Norberg, Kathryn; Fiscal Crises, Liberty and Representative Government 1450-1789, Stanford: Stanford University Press, 1994, p. 238

(3) Een belangrijke uitzondering binnen de middeleeuwse kunst vormt bijvoorbeeld het tapijt van Bayeux, dat rond 1070 werd vervaardigd, en de slag bij Hastings – of de overwinning van Willem de Veroveraar op de meineed plegende prins Harold – verbeeldt.

13 Comments:

At 4/8/09 23:33, Blogger Xavier Meulders said...

Met mijn excuses voor de naar mijn eigen smaak ietwat uitzonderlijke, gejaagde schrijfstijl, welke te wijten is aan een chronisch tijdgebrek, en het feit dat ik nu nog (23.30u, GMT+1) mijn koffer moet inpakken, om vervolgens om 5u 's ochtends terug op te staan. Niettemin veel leesplezier!

 
At 4/8/09 23:47, Blogger Marc Vanfraechem said...

Deze reactie is verwijderd door de auteur.

 
At 5/8/09 13:05, Anonymous pierre plum said...

@Xavier Meulders

Alweer adembenemend historisch overzicht, naar aanleiding van het hoofdoekenverbod in de Antwerpse scholen.
Je analyse van hoe het allemaal zover is kunnen komen is zeker niet Hegeliaans, het omgekeerde is waar. Waar bij Hegel de moderne staat de incarnatie was van de absolute geest, de neerslag van een lange dialectische beweging, waarin de mens uiteindelijk tot zichzelf kon komen, lijkt het bij u meer op een neergang.
Het evenwicht tussen religie en staat is brutaal verbroken in het voordeel van de staat, en op de duur rest de religie slechts nog de innerlijke ruimte om zichzelf te zijn. Hier moet ik toch zeggen dat hoewel er nog voldoende kerken in ons land zijn, deze nog zeer weinig mensen trekken. Ik denk dus niet dat het probleem van de katholieke godsdienst in België is dat ze onvoldoende ruimtelijke voorziening hebben om missen, vespers,gebedsstonden enz te houden, maar gewoon dat de gelovigen het laten afweten.
Wat betreft de Islam die wel nog vele actieve aanhangers heeft, gaat uw stelling wel op. Aan deze godsdienst meer ruimtes toekennen waar ze helemaal vrij zijn om hun leer te prediken, zou bvb concreet kunnen inhouden dat Islamieten eigen scholen bouwen, met eigen leerkrachten waar de leerlingen en iedereen mag gekleed lopen zoals de Islam dat wil of toelaat.
Dat zo'n scholen een afwijkende moraal van de algemeen Westerse zouden prediken, zou u er op de koop toe nemen. Dat de Koran niet in een historisch perspectief via een rationeel kritische methode zou worden onderzocht, maar gewoon als het woord Gods waar niet op af te dingen valt zou worden gepredikt, is dan voor u geen probleem.
Ieder doet zijn ding maar, vind ik in deze geen goede oplossing.
In die zin blijf ik een mens van de verlichting dat kritisch onderzoek en zelfstandig denken uiterst waardevol zijn, en als deze binnen het onderwijssysteem ontbreken dan staat de deur wijd open voor elke vorm van fanatisme en obscurantisme.
Het gaat hem om op je uitgangspunt terug te komen over wat er met het hoofd onder de hoofddoek gebeurd.
Ofwel is er een minimaal geloof in de waarden van onze moderne Westerse maatschappij, ofwel indien dat er niet is, kan iedereen maar zijn zin doen, en indien hem dat goed uitkomt stellen dat de man het recht heeft om aan zijn vrouw(en) lijfstraffen uit te delen, en de broer de plicht om zijn onteerde dochter bloedig te wreken.
Hoewel geen Hegeliaan, en niet onvoorwaardelijk gelovend in de 'vooruitgang' in de geschiedenis van het Westen, zijn er toch een paar dingen die ik graag als verworvenheden wil aanzien, anders vallen we, vrees ik in de kuil van het cultuurrelativisme, die juist in de kaart van de fanatici speelt.

 
At 5/8/09 13:50, Anonymous pierre plum said...

Nog dit

Ik vind los van elke mogelijke bias, dat je een mooie fresco schildert, erin slaagt om een zgn klein voorval, in een strak historisch perspectief te plaatsen.
Vreemd genoeg , herken ik juist in je schrijven een uitgesproken Hegeliaans trekje. Door het ontwikkelen van de historische omstandigheden die het hoofddoekenbesluit hebben mogelijk gemaakt, komt dat besluit niet meer als een 'vreemd' verschijnsel over, maar als iets dat al vanuit de late middeleeuwen over de renaissance en verlichting, zijn bijna 'gedwongen' weg vond.
Je geeft de lezer eten en drinken, zou ik zeggen, en ook al deel ik je visie niet, ik kan je 'forcing' wel bijzonder appreciëren.

grt pierre plum

 
At 5/8/09 16:07, Anonymous Marc Huybrechts said...

Ook al is dit historisch overzicht inderdaad "adembenemend", toch vrees ik dat deze beschouwingen niet veel duidelijkheid scheppen. Ik vermoed dat maar weinig lezers de discipline zullen opbrengen om dit stuk helemaal te lezen, en dat nog minder lezers het standpunt van de heer Meulders omtrent het hoofddoekenverbod eruit zullen kunnen halen of deduceren. Een betere (in de zin van meer accurate) titel voor dit artikel zou geweest zijn: "Doodsvonnis voor het Christendom".

Verder ga ik akkoord met de heer Plum dat er een "minimaal geloof" (in de zin van voldoende aanhankelijkheid door burgers, in geest en daden) moet zijn in "eigen waarden" van de Westerse maatschappij, opdat die maatschappij zou kunnen overleven. Ik denk niet dat dit zozeer "een volledige restauratie van het principe van private eigendom" vereist, maar wel eerder een duidelijke appreciatie van de respectievelijke (en noodzakelijke) rollen van zowel de private als de publieke sfeer. Dit houdt ondermeer in dat democratische procedures gevolgd worden die de 'eigen Westerse waarden' kunnen afdwingen in de publieke sfeer.

 
At 5/8/09 21:56, Anonymous Steven Devijver said...

Een werveldwind van gebeurtenissen, bewegingen en ideëen maar geen rode draad nog conclusie.

De vrede van Munster, de opkomst van het protestantisme, het verlies aan macht van de kerk kunnen allemaal herleid worden naar twee oorzaken:

- de boekdrukkunst waardoor iedereen met een beetje kapitaal goedkoop zijn of haar ideëen kon verspreiden.

- de opkomst van Nederland als een wereldmacht, met name in de vorm van de VOC.

De realiteit van de 17e eeuw is dat oude machtsvormen zo lek waren als een zeef en dramatisch aan macht verloren. Daardoor de herkenning van Nederland als de eerste moderne natiestaat en de verzekering van godsdienstvrijheid in bepaalde gebieden, twee enorm belangrijke toegegeving aan bewegingen die in 1649 al sterk in opmars waren.

De conclusie is duidelijk: bepaalde ideëen - private onderneming en een persoonlijke godsdienst - zijn te matig om tegen in te gaan. Wat doe je eraan?

Het is wel leuk om dit alles te verwensen maar het is tegelijkertijd ook volledig belachelijk. Zulke fundamentele kenmerken van onze hedendaagse maatschappij verwensen is de totaliteit van onze hedendaagse maatschappij verwensen. Dat is geen interessante filosophische basis voor discussie me dunkt.

Steven

 
At 5/8/09 21:57, Anonymous Dirk Warsligger said...

@ xavier meulders

Volgens mij overschat u de invloed van denkers op de dynamiek van de geschiedenis.

Neem nu Rousseau.

Rousseaus ideeën (of beter: een onherkenbaar verminkte, gekuiste ervan) pasten in het kraam van degenen die eind 18e eeuw meer macht voor zichzelf wilden. Jazeker, Rousseau inspireerde ook de naar vrijheid en gelijkheid smachtende feodale boeren en arme stadsbewoners in revolutionaire tijden, maar die verloren uiteindelijk de strijd om de macht (overal in Europa: in Frankrijk, Duitsland, in België, Polen, Hongarije enz.).

Hetzelfde geldt m.i. voor Luther: zijn leer kwam net op tijd om opgepikt te worden in de machtsstrijd tussen locale en centrale heersers. We zullen het natuurlijk nooit weten, maar het lijkt me uitgesloten dat die strijd zonder Luthers thesen niet had plaatsgegrepen. (Het verschil tussen Luther en bvb. Hus is dat de de laatste zijn ideeën 'te vroeg' formuleerde).

Het wordt allemaal zo veel eenvoudiger als we de geschiedenis van staat en kerk (en hun verhouding) zien als een strijd om de macht, een strijd waarin alle middelen goed zijn voor degenen die hun deelname aan de macht boven rede en ethiek plaatsen. Wie de macht wil, vindt probleemloos een Marx, een Rousseau, een God of een andere Profeet om zich op te steunen. Met één constante: de woorden van die profeten worden altijd verdraaid en verkracht en bijzonder selectief ingeroepen.

In die visie (geschiedenis als strijd om de macht) heeft de Kerk het pleit verloren, net zoals de burgerij (op een kleine bovenlaag na) en de absolutistische vorstenhuizen. De toenmalige aristocratie daarentegen heeft het pleit gewonnen en betrekt de bovenlaag van de 'burgerij' net voldoende bij de staatsmacht om zelf aan het roer te kunnen blijven. De staat is voorlopig nog aan de winnende hand, maar bij gebrek aan profeten (of beter: dank zij de ontwikkeling van de rede, in de hand gewerkt door technologische doorbraken zoals de boekdrukkunst of het internet) krijgt die het alsmaar moeilijker...

Opvallend is dat de verliezende partijen het altijd moeten afleggen tegen nieuwe ideeën. Neen, niet tegen nieuwe denkers (die zijn vervangbaar; had Rousseau niet geleefd had men net zo goed Condorcets ideeën kunnen verdraaien en verheerlijken) maar tegen de vooruitgang van de rede. Luthers ideeën waren redelijker dan die van de gecanoniseerde kerkvaders, Lockes ideeën waren redelijker dan die van Filmer. Ooit zullen historici hetzelfde zeggen over Montesquieu en Rousseau - maar of Mises tot de overwinnaar uitgeroepen zal worden, durf ik betwijfelen... (gelukkig maakt ook Rawls weinig kans)

 
At 9/8/09 09:44, Anonymous Anoniem said...

@Xavier
Heel schone woorden jongen, maar nu daden.
Plak de moslims een postzegel op der reet en stuur ze terug naar waar ze thuis horen, hun zandbakken in Marokko, Turkije en Midden Oosten.
Probleem opgelost met die haatbaarden, kopvodden en kelensnijders.

 
At 9/8/09 10:55, Anonymous Anoniem said...

Een consistent stuk, maar ik denk dat de invloed van ideeen en denkers als Rousseau altijd volgt op ontwikkelingen van de techniek. En dat u dus inderdaad de invloed van denkers te hoog inschat. Rousseau bijvoorbeeld werd pas populair onder de burgerij in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de opmars van industrialisering en nieuwe ontdekkingen op gebied van chemie en elektriciteit al ver gevorderd was.

Het idee van democratie volgde op de noodzaak de burgerij in steeds grotere mate in te schakelen in de economie, die op zijn beurt weer van cruciaal belang was voor het machtsstreven van koningen en de onderlinge wedijver binnen Europa.

Als je kijkt naar meer christelijke landen, zoals Spanje, Italie en Griekenland, dan moeten we vaststellen dat ook die praktisch dezelfde ontwikkeling doormaken als de protestantse landen.

De regeringen van Frankrijk en Engeland die in de negentiende eeuw grote delen van islamitische landen hebben bezet, waren niet christelijk, maar vaak liberaal. Het is dus wel degelijk mogelijk dat liberale politiek hard optreedt tegen vijandige culturen.

De huidige zwakte van Europese regeringen komt m.i. door twee factoren: een te ruime uitleg van het begrip 'universaliteit' op een pseudo-intellectuele manier, en daarnaast de angst voor grote militaire conflicten.

 
At 9/8/09 11:41, Anonymous traveller said...

Het probleem met woorden is dat ze steeds een zeer ruime lading dekken.
Neem bvb het woord "denkers".
Waar hebben we het hier over?
Rousseau: amateur filosoof en salon denker.
Einstein: niet gekend als filosoof maar waarschijnlijk één van de weinige mensen die, zoals Pascal, via echt nadenken de filosofische weg naar de echte wetenschap heeft ontdekt. Ik zou ook durven zeggen dat Einstein als "denker" zijn kleine invloed op de toekomst van het mensdom had.
Verder Erasmus en Luther, ook "denkers" met een zekere invloed.
Er zijn er nog een pak meer in onze geschiedenis.

 
At 9/8/09 13:31, Blogger Unknown said...

Ik ben benieuwd hoe je verder gaat Xavier. Ik ben blij dat je de draad die loopt vanaf de verlichting naar de eeuw van de tirannie zo nauwgezet hebt teruggevolgd. Het idee dat de burgerrechten en het individu niet sterker maar juist zwakker zijn komen staan in Europa door de terugtreding van het geloof is belangrijk, geloof ik. Ergens tussen de 17e eeuw en onze tijd is het misgegaan - maar wat was nu precies de fatale stap?

 
At 9/8/09 14:00, Blogger Unknown said...

O ja - des Pudels Kern: islam neemt een geheel eigen plaats in omdat daar geen scheiding tussen kerk en staat betaat: met zo'n scheiding blijft er van islam weinig of niets meer over. Islam is waar ze ons aangaat geen goddienst maar een politieke ideologie die geen andere ideeen - religieus, moreel of politiek - naast zich duldt. Voor de spirituele uitspraken in de koran doet de heethoofdige ware gelovige het vast niet: dan kan hij net zo goed christen worden, of - God verhoede! - zich tot het jodendom bekeren..
Dus het recht op de hoofddoek bepleiten als te toleren uiting van persoonlijke vrijheid, zoiets als een crucifix of een keppeltje, is een heikele kwestie..:de islam toestaan en accepteren in het openbare domein zoals elke andere religie is zelfs al het begin van het einde voor het westen.

 
At 9/8/09 14:17, Blogger Marc Vanfraechem said...

@Paardestaart: volledig akkoord, islamuitingen hier in het Westen toelaten, heeft minder te maken met vrijheid van godsdienst, dan met het toelaten van een uitgesproken (door henzelf) vijandige politieke kracht.
En hopen op een "Europese islam" kan een Jozef Dewitte misschien wel doen, het is tenslotte zijn roeping, of liever zijn broodwinning om blind te blijven, maar ondertussen worden "polderimams" in Nederland door de gelovigen weggelachen en verworpen.

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>