13 april 2006

Ondernemingszin aangewakkerd en terug uitgeblazen (Politiek Incorrect)

De federale regering is de laatste weken blijkbaar zichzelf aan het hervormen tot de emanatie van de schizofrenie. Eind maart kon het Vlaamse en Waalse ondernemingsleven nog, bij wijze van spreken, de champagne uit het koelvak halen nadat de federale regering had besloten enkele "ondernemingsbevorderende maatregelen" te lanceren. Deze maatregelen bleken achteraf niet veel meer in te houden dan bijvoorbeeld de regionale (Vlaamse) steun voor O&O fiscaal vrij te stellen.

Maar het feest werd amper een goede week later door diezelfde federale regering vergald, nadat ze op de ministerraad van 31 maart laatstleden enkele aanpassingen op de wet van 4 mei 1999 in de steigers had gezet.

Die wet van 4 mei 1999 ofte de 'wet tot invoering van strafrechterlijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen' voorziet - zoals de naam al laat vermoeden - dat ook rechtspersonen zoals vzw's en handelsvennootschappen, net zoals natuurlijke personen, strafrechtelijk vervolgd kunnen worden indien zij een misdrijf plegen. Op die wet valt uiteraard niets aan te merken, en was zelfs een positief initiatief van de toenmalige minister van Justitie Tony Van Parys (CD&V). Sommige verenigingen aka groupuscules in dit land van wie de naam begint met een 'A' en eindigt op een 'V' zouden zich overigens ook beter aan die wet onderwerpen, maar dat even terzijde...

Maar nieuwe tijden, nieuwe zeden. Ondertussen heeft Laurette Onkelinx (PS) het roer op Justitie overgenomen, en zij heeft een zeer vergiftigd geschenk - als er al over een 'geschenk' kan worden gesproken - voor het bedrijfsleven in petto. De aanpassingen aan hoger genoemde wet houden onder meer in dat het principe van de 'decumulatie van de verantwoordelijkheid van de rechtspersoon' wordt opgeheven. Dat principe betekent dat alleen de (rechts- of natuurlijke) persoon die het zwaarste misdrijf heeft begaan wordt veroordeeld, indien er een geïdentificeerde natuurlijke persoon mee verantwoordelijk is voor het misdrijf. Van dit principe wordt afgeweken indien de natuurlijke persoon "wetens en willens" heeft gehandeld: In dat geval worden én de natuurlijke persoon, én de rechtspersoon bestraft.

Dat dit principe nu wordt opgeheven, is een zware opdoffer voor het ondernemingsleven, gezien op die manier de kans veel reëler wordt dat een bedrijf (rechtspersoon) zal moeten boeten voor de capriolen van een individu. Op die manier wordt de ondernemingszin - laat staan de zekerheid van de werknemers - allesbehalve aangemoedigd.

Voorts heeft de regering, en de minister van Justitie in het bijzonder, enkele merkwaardige zaken in het voorstel tot wetswijziging geplaatst. Zo komt een veroordeeld rechtspersoon niet meer in aanmerking voor overheidsopdrachten. Dit is vreemd: Dient een overheid bij de toekenning van overheidsopdrachten niet automatisch een onderneming met een blanco strafregister te kiezen; indien niet vanuit wettelijk, dan toch vanuit deontologisch oogpunt? En zou deze plotse inlassing van dit nieuwe wetsartikel dan soms betekenen dat de (federale) overheid in het verleden reeds in zee is gegaan met bedrijven met een weinig doorlucht verleden?

Maar het meest gekke van al is de nieuwe voorgestelde bepaling die stelt dat een rechter in geval van recidive - nadat de rechtspersoon reeds tot een geldboete van meer dan 132.000 euro is veroordeeld - kan overgaan tot een verbod om activiteit uit te voeren die tot doel van de vennootschap behoort, of - erger nog - tot sluiting van een of meerdere inrichtingen van de rechtspersoon (onderneming); tot zelfs ontbinding. Voor de meeste ondernemingen betekent dit de finale doodsteek. Dat die maatregel niet geheel rechtvaardig is, komt omdat er geen rekening gehouden met de aard en omvang van de recidive. Ook op die manier kan het aantal faillissementen in dit land onmogelijk adequaat de kop in worden gedrukt.

Overigens staat er een kleine vorm van 'discriminatie' (hallo, Centrum-De Witte?) in de wettekst van 1999: In artikel 4 (betreffende de inlassing van een artikel 7bis in het Strafwetboek inzake misdrijven gepleegd door rechtspersonen) staat dat een van de sanctiemiddelen waartoe een rechter kan overgaan tot ontbinding van de rechtspersoon, doch: "...deze kan niet worden uitgesproken ten aanzien van de publiekrechtelijke rechtspersoon." Blijkbaar verheffen de staat en haar staatsbedrijven zich tot onfeilbare entiteiten waar zelfs geen rechterlijk kruid is tegen opgewassen. Wat andermaal de alomwaanzinnige macht van de staat bewijst.

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>