19 april 2006

De Kerk, de Staat en de moord op Joe (LVB.net)

Een juwelier als Wouter Tyberghien die een inbreker op heterdaad betrapt en neerknalt, wordt als een crimineel beschouwd. Hem wordt, bovenop de psychische trauma's die het voorval hem oplevert, nog een juridische lijdensweg aangedaan die zijn leven verwoest en hem uiteindelijk een ander beroep doet kiezen. En de politici zeggen: héla, we zijn hier niet in de Far West hé, de overheid moet het geweldmonopolie hebben! Maar als er in het Centraal Station een roofmoord wordt gepleegd op een jongeman, dan zijn wij plots allemaal, en de voorbijgangers in het bijzonder, de schuldigen. Want wij zijn onverschillig, we hadden moeten tussenbeide komen. Dat zeggen Kardinaal Danneels (letterlijk: "Honderden hebben het gezien hoe hij vermoord werd. Niemand deed iets") en Guy Verhofstadt (letterlijk: "de onverschilligheid die er heerste op het moment van de gruwelijke feiten"). Ik ben het uiteraard volmondig met hen oneens. Net zoals ik het oneens ben met professor Lode Walgrave, die vrijdagavond op het één-journaal doodleuk kwam vertellen dat de daders "kansarme jongeren" waren, lees: dat wij er begrip moeten voor hebben, en dat wij de ware schuldigen zijn.

Danneels, door Jean-Marie Dedecker een "Pontius Pilatus in kardinaalspij" genoemd, is goed op weg om met zijn dwaze gemeenplaatsen de meest irritante burger van het land te worden. Als Deense cartoonisten op volkomen geweldloze wijze de agressieve aspecten van de radicale islam aan de kaak stellen, dan vindt de kerkvader dat niet goed, wat zeg ik, heel slecht. Dan hebben ze nodeloos geprovoceerd. Maar als een bende gewapende allochtonen een jongere besteelt en vermoordt, ho maar, dan zijn wij allemaal in de fout gegaan volgens de kardinaal, want we hadden moeten tussenbeide komen. Ja, we hadden onze vuisten in beweging moeten zetten, we hadden uppercuts moeten toedienen, we hadden messen uit handen moeten slaan. Van een geweldmonopolie voor de Staat is plots geen sprake meer. De Far West lijkt plots een oase van veiligheid. "Ha ja, de politie kan toch niet overal tegelijk zijn", horen we nu.

Wat denken die mensen wel die vinden dat de omstaanders en de voorbijgangers hadden moeten tussenbeide komen, en die ons onverschilligheid verwijten? De ene seconde is zo'n strubbeling nog een onschuldige woordenwisseling, één seconde later zit er al een mes in een borstkas. Kom je één seconde te vroeg tussenbeide, vraag je aan de allochtonen "hé, wat doen jullie, laat die jongen gerust", dan ben je een vuile racist die uitgaat van de veronderstelling dat die blanke jongen die MP3-speler zeker niet gestolen kan hebben van die allochtonen, maar dat de allochtonen de MP3-speler willen stelen van de blanke. Je bent dan een bevooroordeelde die uitgaat van het cliché dat een bruin vel en kroeshaar indicatoren zijn voor crimineel gedrag. Je riskeert een klacht van het CGKR aan je broek te krijgen en veroordeeld te worden. Kom je één seconde later tussenbeide, dan is het onheil al gebeurd en riskeer je zelf ook een dolk in je ribbenkast te krijgen.

Ik ga dus in tegen figuren als Danneels, Walgrave en Verhofstadt die de burger willen culpabiliseren. Integendeel: niet de burger, maar de Staat is hier mede schuldig. Dat de voorbijgangers niet ingrepen, komt ten dele doordat de Staat ons al decennia lang inpepert dat hij, en hij alleen, het monopolie op de uitoefening van geweld heeft, en dat burgers het recht niet in eigen handen mogen nemen. Een tweede element is de sfeer van onzekerheid die gecreëerd werd en wordt door de hedendaagse inquisitie, het CGKR. U weet wel, die instelling die naar mijn bescheiden mening sterk bijdraagt tot de verhoging van de graad van wantrouwen en verzuring in de maatschappij.

Mijn kritiek op de manier waarop het CGKR racisme en discriminatie probeert te bestrijden is eenvoudig: zij komen niet op voor gelijke behandeling, zij willen een gelijkmakende behandeling. Het verschil tussen gelijke behandeling en gelijkmakende behandeling kwam onder meer tot uiting toen Raymond van het Groenewoud in zijn song "Weg met Amerika" gekscherend opriep om Amerikanen een gloeiende pook in hun gat te steken, en alle Engelstaligen beledigde omdat ze een lelijke, knauwende taal spreken. Wat mochten we dan vernemen van de politiek correcten? Dat daar niets mis mee was, omdat de Amerikanen (en Britten, en Nederlanders) nu eenmaal rijk en machtig zijn, maar dat je iets gelijkaardigs niet over Marokkanen mag zeggen (zoals gekscherend een liedje of een monopoliespel over Marokkanen maken), omdat dat nu eenmaal de verdrukte marginalen van onze maatschappij zijn. "De machtspositie van de twee groepen is nu eenmaal niet gelijk", en dat zou dan de twee maten en de twee gewichten verantwoorden. Zij die deze stelling verdedigden, tonen meteen de kern aan van wat er mis is met de hedendaagse discriminatiebestrijding. De bestrijders ijveren er niet voor dat iedereen op een gelijke manier tegen discriminatie en racisme wordt verdedigd. Nee, zij vinden dat de staatsdwang moet gebruikt worden om de machtigen minder machtig te maken, en de machtelozen machtiger te maken. Dat is geen discriminatiebestrijding, dat is niet ijveren voor gelijke behandeling, dat is ijveren voor gelijkmaking. Gelijke behandeling, op zijn minst door de overheid, is een basisprincipe dat in de grondwet zit verankerd: alle Belgen zijn gelijk voor de Wet. Over gelijkmaking daarentegen bestaat geen maatschappelijke consensus, en staat er niets in de Grondwet; het is het credo van één van de ideologische stromingen in onze maatschappij, met name de links-collectivistische. Het is deze uitbreiding van anti-discriminatie van gelijke behandeling naar gelijkmakende behandeling, die ertoe leidt dat blanken a priori schuldig geacht worden, en allochtonen a priori onschuldig geacht worden aan discriminatie en racisme. Het leidt ertoe dat politie en burgers op hun tellen passen: elke daad, zoals het uitspreken van een vermaning tegenover een agressieve allochtoon, of het simpele stellen van een suggestieve vraag, kan opgevat worden als een racistische belediging. Deze door de CGKR-inquisitie tot stand gebrachte mentaliteit draagt bij tot de verdere verrotting van de situatie.

En tenslotte: de Staat is hier, in de persoon van Guy Verhofstadt, weer eens overmoedig geweest en heeft wellicht zijn hand overspeeld door te verklaren dat "deze misdaad niet ongestraft zal blijven". Dat is pure blufpoker. Niets of niemand kan immers garanderen dat de daders gevat kunnen en zullen worden. Dergelijke uitspraken wekken verwachtingen die, wanneer blijkt dat ze niet ingelost worden, tot verdere frustratie bij de burgers leiden én tot gezichtsverlies voor de overheid. Dat hebben we onlangs ook gezien in de zaak-Remmery: ook toen zouden "de daders zeker worden gevat".

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>