31 oktober 2005

175 jaar België: Een reden tot feest? (Politiek Incorrect)


Onderstaande tekst is uiteraard door mijzelf geschreven geweest, en is gepubliceerd op de webstek van Tobias Bos, een kennis van ondergetekende die woonachtig is in het Nederlandse Waalre (bij Eindhoven). Zie hiervoor http://www.tobiasbos.nl/weblog/pivot/entry.php?id=300#body De reden waarom ik die tekst - die handelt over het Belgische Revolutiejaar 1830 - geschreven heb, was om ook de inwoners boven de Moerdijk te informeren over de rampzalige gebeurtenissen van 1830. Maar aangezien het goed mogelijk is dat er hiervoor ook in Vlaanderen waarschijnlijk een lezerspotentieel is, publiceer ik de tekst dan ook in haar oorspronkelijke vorm op deze webstek. De passage waarin staat dat de tekst gericht is aan 'het Nederlandse (internetsurfende) volk, is voor de Vlaamse of elders gelocaliseerde lezer uiteraard niet van toepassing.

-----------------------------------------------------

1. Inleiding

Dit jaar, we schrijven 2005, viert België – het land waar ondergetekende geboren en getogen is – de 175ste verjaardag. Op precies 4 oktober 1830 verklaarde het toenmalige Voorlopige Bewind van de nieuwgeboren Belgische staat als zijnde onafhankelijk. Ikzelf ben woonachtig in Lier, een provinciestadje dat zo’n 20 kilometer ten zuidoosten van Antwerpen is gelegen; en bijgevolg verblijvende in het noordelijke deel van België, Vlaanderen genoemd. Het is dat Vlaanderen dat na die fameuze 4de oktober anno 1830 een 175-jarig bestaan van verdrukking, tegenspoed en ellende gekend heeft, te wijten aan het ontstaan van de artificiële Belgische staat. Ik weet niet in welke mate en op welke manier de Belgische “175-25” vieringen (waarbij 175 verwijst naar het 175-jarig bestaan van België, en de 25 naar het ontstaan van het federalisme, waarbij naast de reeds uit 1970 (cultuur)gemeenschappen ook de persoonsgebonden materies (zoals bv. ruimtelijke ordening) van het federale beleidsdomein werden afgesplitst, en op die manier de gewesten ontstonden) in de Nederlandse media zoal worden gebracht, maar deze bijdrage op deze Nederlandse webstek, gericht aan het Nederlandse (internetsurfende) volk, dient alleszins om de minder fraaie aspecten van de Belgische Omwenteling aan het licht te brengen. En het weze gezegd: Als het van de Vlaamse beleidsmakers uit de vroege 19de eeuw had afgehangen, zou het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot op vandaag de dag nog steeds hebben bestaan. Het is echter allemaal anders verlopen. Helaas.

2. Geschiedenis der Nederlanden voor 1815

Maar vooraleer we komen tot de constructie van de Belgische artificiële staat, dienen we eerst enkele zaken te zeggen over de geschiedenis van beide Nederlanden voor het ‘memorabele’ jaar 1830. De Nederlanden, en hiermee bedoel ik de gebieden die zich uitstrekten van Luxemburg tot de Waddeneilanden, hadden reeds geruime eeuwen een gemeenschappelijke geschiedenis. Aan het begin van de 15de eeuw wist de Bourgondische Hertog Filips III De Goede de wars van elkaar functionerende hertogdommen en graafschappen die de Nederlanden domineerden min of meer te verenigen in één rijk. Tegen 1451 aan, regeerde Filips De Goede over een gebied dat Bourgondië (nabij de Franse Elzas), Vlaanderen (het huidige West- en Oost-Vlaanderen), Artesië (noordwest Frankrijk), Namen, Luxemburg, Brabant, Limburg, Henegouwen, Zeeland en Holland omvatte. Later zou een van zijn opvolgers, de wel gekende keizer Karel V, in de 16de eeuw de eenheid der Nederlanden nog verder consolideren. Dit kon echter alleen door het ondertekenen van het Verdrag van Kamerrijk (1529), waardoor Vlaanderen en Artesië uit hun leenverband met Frankrijk werden gerukt. Ook zorgde Karel V ervoor dat de Nederlanden steeds één en onverdeeld overgeërfd zouden worden op zijn opvolgers. Maar, en dit is toch wel essentieel te moeten onderstrepen, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van 1815 was wel degelijk een artificiële staat, omdat het minder rekening hield met de besognes van voornamelijk de inwoners uit het ‘zuiden van het zuiden’. De Nederlanden onder de Bourgondische hertogen waren dit niet, omdat er steeds een ruime autonomie werd verleend aan de deelgebieden. Hier kom ik later echter nog wel op terug.

Helaas heerste Karel V niet alleen over de Nederlanden, maar ook over Oostenrijk, Bourgondië, Zuid-Italië, de Bohemen en Spanje. Het zijn de autoriteiten van dat laatste gebied die tot de verwoestende scheiding der Nederlanden hebben geleid. In 1556 volgde Filips II – de enige zoon van Karel V – diens vader op. De Habsburgse gebieden (Oostenrijk dus), speelde Filips II weliswaar kwijt, maar hij regeerde toch nog hoofdzakelijk over de Nederlanden en Spanje. In tegenstelling tot diens vader, regeerde Filips II over de Nederlanden als een heuse tiran. Het was de tijd van het sterkhoudende Katholicisme, de oprichting van de Inquisitie en de Bloedraad van Alva. Het spreekt voor zich dat, vooral in de Nederlanden, hiertegen radicaal verzet werd geleverd. Het waren de tijden dat figuren als Willem van Oranje – ook bekend als Willem de Zwijger – hun opwachting maakten, en de zogenaamde Tachtigjare Oorlog tegen het Spaanse bewind begon. In 1648 resulteerde deze oorlog zich in de zogenaamde Vrede van Münster, waardoor de Noordelijke Nederlanden zich formeel afscheurden van het Rijk van ondertussen reeds Filips IV. Vanaf 1648 zou het tot aan de Franse Revolutie duren tot de Nederlanden terug herenigd zouden worden. In de zuidelijke Nederlanden heersten vanaf toen alternerend Spanjaarden en Oostenrijkers; terwijl de zogenaamde ‘Zeventien Provinciën’ vanaf dat jaar hun ‘gouden eeuw’ konden beleven. Ook hier is het markant te moeten wijzen op de gedecentraliseerde structuur van Noord-Nederland die tijd, die geleid heeft tot een explosieve welvaartsgroei, terwijl de zuidelijke Nederlanden armoede en ellende kenden onder centralistische en vreemde mogendheden.

Memorabele momenten in de geschiedenis van de Nederlanden dienen echter opgetekend te worden na de Franse Revolutie. In 1795 worden de Nederlanden – zowel in het zuiden als in het noorden – ingelijfd bij Frankrijk, na de machtsovername van Napoleon Bonaparte zelfs het Franse Keizerrijk. Deze situatie bleef duren tot 1815. Wanneer Napoleon uiteindelijk finaal wordt verslagen door de geallieerde troepen bij Waterloo, wordt hierna het Congres van Wenen opgericht. Dit congres; voorgezeten door de Oostenrijkse prins Klemens von Metternich, besliste dat het Franse territorium terug diende te worden gedrongen naar de grenzen van voor de Franse Revolutie. En Frankrijk diende omringd te worden door krachtige bufferstaten, die erover dienden te waken dat de Fransen geen kans meer zouden krijgen ook maar één morzel grond te heroveren. De creatie van die bufferstaten resulteerde tot de oprichting van bijvoorbeeld het ‘eengemaakte’ Pruisen, en ten noorden van Frankrijk… Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden!

3. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van Willem I

Waarom heb ik in het tweede, hierboven vermelde deel, van deze tekst deze kroniek van de geschiedenis der Nederlanden gegeven? De reden is dus eenvoudig: Het diende om aan te geven dat er ook voor 1815 reeds historische banden bestonden tussen Noord- en Zuid-Nederland. En ja, dit impliceert ook de gebieden die vandaag de dag België omvatten. Maar één ding dient er wel bij gezegd te worden: Gezien de vroegere heersers eerder gebruik maakten van gedecentraliseerde bestuursmodaliteiten, bestond een echt ‘nationaal’ ‘Nederlands’ en/of ‘Belgisch’ identiteitsbesef hoegenaamd niet. Het Belgische nationaliteitsbesef is hoe dan ook, ook na 1830, een fetisj te noemen.

Maar terug naar het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden; in het verdere verloop van deze tekst VKN afgekort. De autoriteiten van het congres van Wenen stelden de erfstadhouder Willem VI, prins van Oranje-Nassau, aan als nieuwe vorst van de nieuwbakken staat. Hij zou als vorst door het leven gaan onder de naam Willem I. Ik heb het doorheen deze tekst al reeds meerdere malen gehad over de ‘artificiële staat’. Het is misschien eens nuttig eindelijk uit te leggen wat dit concreet inhoudt: Een artificiële staat is een staat die ontstaan is hetzij uit territoriale expansiedrang, hetzij aan een conferentietafel. Kenmerkend voor de meeste artificiële staten is dat zij meestal een staatshoofd heeft die zijn of haar beleid zeer centralistisch voert, geen rekening houdt met de culturele en/of religieuze diversiteit in het land, en deze minderheden in de meeste gevallen zelfs gewoon onderdrukt; en bijgevolg heeft de artificiële staat meestal een lak aan democratie. Een democratisch functionerende staat werkt meestal op zeer kleinschalig niveau, en diens territoriale grenzen lopen meestal parallel met die van een duidelijk definieerbare gemeenschap.

Het is vanuit deze optiek dan ook dat er inderdaad gesteld kan worden dat het VKN een artificiële staat was: Zij hield namelijk geen rekening met voornamelijk de religieuze verschillen tussen Katholieken in het Zuiden, en protestanten in het Noorden. Hoewel ook de algemene geschiedschrijving ook hier terzake iets te streng is voor koning Willem: De acht artikelen van Londen van 21 juni 1814 regelden namelijk de totale godsdienstvrijheid in het nieuwe VKN. Doch, Vlaanderen – dit gebied werd toen nog niet zo genoemd, maar ik bedoel hiermee het huidige gebied gaande van Oostende tot Maaseik – had nog zekere affiniteit met de gezagvoerders uit Den Haag: de taal. In het ‘zuiden van het Zuiden’ (wat we nu dus Wallonië zouden kunnen noemen) waren er hoegenaamd geen enkele congruenties met het nieuwe bewind: De bevolking was er Katholiek en Franssprekend.

Economisch had het Zuiden in het algemeen en Vlaanderen in het bijzonder echter zeker niet te klagen over de bewindvoering van Willem I. Het is namelijk niet voor niets dat men hem ‘de koning-koopman’ noemde. Willem had namelijk meer dan aandacht voor de economische heropleving van het land. Zo richtte hij de ‘Algemene Maatschappij ter Begunstiging van de Volksvlijt’ op, een maatschappij die investeringen in nieuwe industrieën bevorderde in ruil voor aandelen in deze nieuwe industrieën als borgstelling voor de staat. Het bewind van Willem I had bijvoorbeeld tot gevolg dat de scheepvaart in de haven van Antwerpen floreerde: in 1818 voerden nog 585 schepen handel met deze haven op jaarbasis; tegen 1829 was dit getal reeds tot 1.028 opgelopen. De Antwerpse haven was tegen die tijd meer dan twee keer zo productief dan die van Rotterdam of Amsterdam. Bovendien was er sinds 1815 voor het Zuiden een enorm groot economisch probleem: Het vernederde Frankrijk gedroeg zich in het post-napoleonistische tijdperk uitermate protectionistisch; waardoor de grootste afzetmarkt voor het Zuiden wegviel. Dit probleem werd met de hereniging der Nederlanden echter opgelost; gezien het op de Nederlandse overzeese kolonies (zoals Indonesië) kon rekenen op een gigantische afzetmarkt. Ook inzake onderwijs verrichte koning Willem puik werk: Tussen 1815 en 1830 werden er in het Zuiden zo’n 1.500 nieuwe scholen opgericht. De universiteit van Gent werd ten tijde van het VKN opgericht (het zou wel tot 1930 duren vooraleer dit ook een Nederlandstalige universiteit zou worden), en ook het kanaal Gent-Terneuzen werd met Hollands geld gegraven. Ook voor Wallonië was er goed nieuwe: De onderhandelingen van koning Willem I met de Britse industrieel John Cockerill liepen gesmeerd, en weldra zou er in het Luikse Seraing een gigantisch bedrijvenimperium, genoemd naar hem, opgericht worden. Kortom, zowel Vlaanderen als Wallonië vaarden wel bij de politiek van de nieuwe staat, hoewel er ook gezien de artificiële constructie ervan nog wat mankementen waren, zoals bijvoorbeeld inzake volksvertegenwoordiging in de Staten-Generaal.

4. Het drama van 1830: Wat liep er mis?

Ondanks de economische zegening die het latere België zou hebben meegekregen, heeft het VKN het toch maar 15 jaar lang kunnen uithouden. De taalpolitiek van Willem I was er namelijk een van de allergrootste tolerantie: In Vlaanderen werd Nederlands de bestuurstaal, en in Wallonië kon men naar believen het Frans hanteren. Die ‘vernederlandsingspolitiek’ in het Zuiden was echter niet naar de zin van een burgerlijke elite. Deze elite waren voornamelijk oud-ambtenaren en –militairen die nog onder Napoleon gestreden hadden, die ten tijde van de Franse overheersing op Nederland hier waren blijven hangen. Deze elite had maar een doel voor ogen: De ‘heraansluiting’ van gans het VKN, en indien dat niet kon, dan tenminste toch van België, bij Frankrijk. Zij waren dus niets meer of niets minder dan adepten van de Groot-Franse gedachte. Het was dan ook deze ‘elite’ die de basis vormde van het corps van de Belgische revolutionairen. In 1828 reeds kwam bijvoorbeeld het zogenaamde ‘unionisme’ de kop op steken: Een monstercoalitie van liberalen en Katholieken diende het bewind van Willem I omver te werpen. Hun leiders: Charles Rogier, een advocaat uit Luik die een immigrant uit Frankrijk bleek, Felix De Merode: was Frans senator onder het bewind van Napoleon en Alexandre Gendebien, wiens vader volksvertegenwoordiger was in het Frans parlement. De weinig Nederlandstalige namen op zich al laten raden dat de Belgische Revolutie er vooral gekomen was op aandrang uit Wallonië.

In 1830 zag men echter de kans schoon liggen om van de Belgische Revolutie werk te maken: In Frankrijk was namelijk een nieuwe revolutie aan de gang, toen koning Charles X van zijn troon werd ontzet, en vervangen door ‘de burgerkoning’ Louis-Philippe d’ Orléans. In Frankrijk hoopte men dat deze nieuwe koning de Franse glorie van weleer zou herstellen, wat dus een nieuwe expansiedrift vanuit Frankrijk zou impliceren. De Belgische revolutionairen dachten er hetzelfde over. De spanning in de Zuidelijke Nederlanden was te snijden. Op 25 augustus 1830 was het dan zo ver: In de Brusselse Muntschouwburg werd het stuk ‘La muette de Portici’ opgevoerd (ook al in het Frans!), een stuk waarin de opstand van de Napolitanen tegen de Spaanse bezetter in 1647 werd verheerlijkt. En – hoe kon het ook anders? – het stuk werd geschreven door Daniel Auber… En Fransman! De opgehitste – natuurlijk Franstalige – “Belgen” konden maar niet genoeg krijgen van de vergelijking te maken tussen die Spaanse bezetter in koning Willem. Hierop stormde een door het dolle heen gedraaide menigte de operazaal uit, en die nacht ging in als de nacht van protest tegen het huis van Oranje: In Brussel werden krantenredacties overvallen en geplunderd, het huis van de Brusselse politie en het ministerie van Justitie werden platgebrand, vermeende orangisten werden gelyncht, en eensklaps werd aan het Brusselse stadhuis de Franse tricolore gehesen. Prompt stuurde koning Willem hierop zijn militaire troepen, geleid door zijn zoon en kroonprins Willem (de latere Nederlandse koning Willem II). Helaas, kroonprins Willem had andere plannen: Hij vond de Nederlanden maar wat “te plat” en wenste zichzelf liever aan het hoofd van een groot Frans-Belgisch Rijk. Bijgevolg liet hij zijn troepen gewoon achter in Vilvoorde, een dorp zo’n 20 kilometer ten noorden van Brussel, zonder de orde in deze stad te herstellen. Zijn plannen om zichzelf monarch te maken van Frankrijk-België zijn uiteraard nooit voltooid geraakt.

Opvallend hierbij was echter dat de Belgische Revolutie genoeg gehoor vond in het zuiden des lands, maar men in Vlaanderen toch trouw bleef aan koning Willem. In Luik trokken zi’n 40.000 manifestanten door de straten, in Verviers werd het stadhuis vernield en in Henegouwen werd geplunderd. In het Nederlandse leger deserteerden de Franstalige militairen onmiddellijk, de Vlaamse bleven steeds paraat. Zo mocht ook luitenant-generaal Jozef Van Geen ondervinden. Hij was namelijk opperbevelhebber van het militair commando van Namen. In september 1830 schreef hij aan koning Willem I: “Ik kan alleen nog maar rekenen op Hollandse, Vlaamse en Luxemburgse soldaten. De Walen deserteren echter massaal.” Antwerpen was in diepe rouw nadat de Nederlandse garnizoenen op 27 september 1830 de aftocht dienden te blazen in Brussel; Mechelen richtte een burgerwacht op tegen (!) de Belgische revolutionairen, Gent pleitte voor een Nederlands-Belgische confederatie onder leiding van het Huis van Oranje en de burgemeester van Turnhout smeekte de Hollandse militairen te blijven om de stad te beschermen tegen de Belgische heethoofden. Alleen Leuven vormde een uitzondering in Vlaanderen, waar de jonge journalist Adolph Roussel de gemoederen nog enigszins had opgehitst.

Het feit dat ondanks de Belgische revolutie er voornamelijk een was van Francofone muiters, en Vlaanderen willens nillens toch mee in de Belgische constructie werd opgenomen, was een combinatie van twee spijtige elementen: Enerzijds hadden de Belgische revolutionairen Vlaanderen als het ware ‘ingepalmd’ – al dan niet met steun vanuit Frankrijk. Zo werd generaal De Pontecoulant met een militaire troepenmacht in 1830 in opdracht van de Belgische revolutionairen naar Gent gestuurd om de stad er te bezetten – want men wist dat na de forse investeringen van Koning Willem in Vlaanderen, dit gebied economisch veel te bieden had. Bovendien beschikte het over een haven (die van Antwerpen) die eventueel nuttig gebruikt zou kunnen worden in een eventuele strijd van Frankrijk met Groot-Brittanië (Napoleon noemde de haven van Antwerpen reeds “een pistool dat gericht is recht in het hart van Engeland”, omdat men er makkelijk een militaire vloot kon herbergen die in één nacht tijd de Theems, en zo dus ook Londen, kon bereiken). En daarenboven beslisten de grootmachten na de Belgische onafhankelijkheid om de demarcatielijn van na de Vrede van Münster (1648) te nemen als Belgisch-Nederlandse grens, en werd ook de provincie Limburg in twee gesplitst. Koning Willem kon nog wel beschikken over het Groot-Hertogdom Luxemburg. Vlaanderen was voor de ‘Belgische revolutionairen’ dus niets meer of minder dan louter een wingewest. Maar vooral Wallonië zou profijt moeten kunnen halen uit het onafhankelijke België.

Dat bleek ook zo na de onafhankelijkheid van België: de katoenproductie in Gent daalde in de periode 1829-1833 met maar liefst 73%; in de haven van Antwerpen kwamen plotsklaps nog maar 398 schepen per jaar binnen: Een daling van ongeveer 60%. Ook het aantal scholen in Vlaanderen werd na de Belgische onafhankelijkheid zowat gehalveerd. Maar het ergste van al was dat de toekomst van het Nederlands in Vlaanderen bijna teloor was gegaan. Het Nationaal Congres van de nieuwbakken Belgische staat had namelijk een grondwet goedgekeurd waarin de ‘vrijheid van taalgebruik’ werd opgenomen. Maar die vrijheid was er niet alleen voor burgers, maar ook voor overheidsinstanties. En op die manier geraakten de meeste instellingen in Vlaanderen dan ook sterk verfranst. Het is dan ook te danken aan Vlaamse taalstrijders in de loop van de negentiende eeuw zoals Albrecht Rodenbach, Jan-Frans Willems, Hendrik Conscience en Guido Gezelle dat het Nederlands toch nog heeft kunnen (!) overleven in Vlaanderen. Het duurde echter nog tot 1898 vooraleer de fameuze ‘gelijkheidswet’ er kwam, die regelde dat het Nederlands naast het Frans ook een officieel erkende taal was. En pas in 1960 (!!) kregen we de eerste vertaling naar het Nederlands van de Belgische grondwet!! En tot op de dag van vandaag denkt men ten zuiden van de taalgrens nog altijd dat Vlaanderen ooit wel eens horig zal zijn aan de taal van Molière: denken we maar aan de nog steeds ongesplitste kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de faciliteitengemeenten (waarbij Franstaligen in enkele Vlaamse gemeenten hun officiële documenten in het Frans kunnen verkrijgen) En over de rol van Vlaanderen als economisch wingewest na de ramp van 1830, valt heel wat interessants te lezen in een studie van de Leuvense professor Juul Hannes over de financiële transfers tussen 1830 en 1912. De geïnteresseerden onder u kunnen deze studie raadplegen via volgende link: http://www.trends.be/CMArticles/ShowArticleExtra.asp?articleID=36712&SectionID=1233

Veel meer nog dan het VKN, was België dus het schoolvoorbeeld van de artificiële staat. Opvallend is dus dat de meeste van deze artificiële staten in de loop van de 20ste eeuw in Europa verdwenen zijn: de Sovjetunie, Tsjechoslowakije en Joegoslavië zijn allen landen die uiteen zijn gevallen in kleinere entiteiten. In landen als Spanje zien we dat de Catalanen langzamerhand streven naar zelfstandigheid. Alleen België is als een kwaadaardig kankergezwel nog waar te nemen op de Europese landkaart der artificiële staten. Vaak wordt België vergeleken met Zwitserland: Dit is een land dat eveneens een federale staatsstructuur kent, en waar ook meerdere taalgroepen in verenigd zijn. Deze vergelijking is echter volledig onjuist. De Zwitserse federatie (let op dit woord!) werd in 1291 opgericht als buffer tegen de imperialistische mogendheden uit Frankrijk, het Habsburgse Rijk en het Heilig-Roomse Rijk. Later traden ook kantons uit Frankrijk en Italië toe tot deze federatie. Zwitserland was dus gebouwd op de wil van het volk: De verschillende taalgemeenschappen sloten een wederzijds contract met elkaar om zich te beschermen tegen vijandige mogendheden. Voor de rest werd een heel pakket van bevoegdheden aan de kantons afgedragen. Dit is dus het grote verschil met België: Hier werd direct bij aanvang een unitaire, verstikkende structuur opgericht, en bestond er helemaal geen ‘wederzijds contract’ tussen de taalgemeenschappen; maar werd Vlaanderen gewoonweg onder de voet gelopen van een imperialistische francofiele mogendheid.

Het is dus duidelijk dat na al dit gezegd zijnde, er voor de Vlamingen dit jaar alleszins maar zeer weinig te vieren valt. Ik heb in dit artikel dan nog maar alleen de revolutie ‘an sich’ belicht, maar dat waren gebeurtenissen die plaats vonden op hoogstens enkele maanden tijd. Ik zou echter pagina’s tekort komen om ook de 175 verschrikkelijke jaren die hier nog op volgden te beschrijven.

5. De relatie Vlaanderen-Nederland vandaag

Zoals ik dus reeds enkele alinea’s eerder gezegd heb: Mocht het aan de Vlamingen gelegen hebben, zou de federatie met Oranje tot vandaag nog steeds voort hebben geleefd. De vraag is echter of zulk een ‘hereniging’ van Vlaanderen met Nederland vandaag de dag nog mogelijk zou zijn. De scheuring van 1830 heeft er voor gezorgd dat bijvoorbeeld cultureel Vlaanderen en Nederland twee aparte entiteiten vormen. In Vlaanderen zullen er bijvoorbeeld maar weinigen zijn bij wie de naam André Van Duin iets zegt; terwijl hoogstwaarschijnlijk vele Nederlanders de wenkbrauwen zullen fronsen bij het horen van namen als Geert Hoste. Nochtans zou vanuit politiek oogpunt gezien zo’n Vlaams-Nederlandse federatie een schitterend iets zijn: Met 21 miljoen inwoners zou dit nieuwe ‘VKN’ bijvoorbeeld een wichtige stem hebben in bijvoorbeeld de Europese instellingen. We zouden groter zijn dan landen als Oostenrijk, Zweden, Tsjechië of Griekenland. Bovendien blijkt dat ook vandaag de dag de afscheiding van België en Nederland tot soms wel enkele problemen kan leiden: Denken we maar aan de uitdieping van de Westerschelde en de heraanleg van de Ijzeren Rijn. Twee dossiers waartegenover de Nederlandse overheden uitermate sceptisch tegenover staan.

Maar of zo’n reunie van Vlaanderen en Nederland er ooit van zal komen, is maar de vraag. Zoals reeds eerder gezegd, kan een democratisch functionerende staat er alleen maar komen indien hiervoor de nodige volkswil bestaat. Bijgevolg dient de kwestie hoe dan ook onder de vorm van een referendum aan zowel het Vlaamse als het Nederlandse volk voor te worden gelegd. En op dit moment is de grootste prioriteit die de Vlaamse beweging te wachten staat in Vlaanderen de publieke opinie te winnen voor een onafhankelijk Vlaanderen. Iets wat op dit moment nog eens zo cruciaal is dan een Groot-Dietsland. Op dit moment is een minderheid der Vlamingen hier voor te vinden, maar toch vindt reeds een goede 60% van de Vlamingen dat Vlaanderen meer autonomie dient te krijgen. Er is dus nog een lange weg af te leggen, maar we zitten toch reeds op het goede spoor.

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>