3 maart 2008

De politieke nalatenschap van William F. Buckley (Vincent De Roeck)

Groot was mijn verbazing toen ik gisterenavond in het vliegtuig van Turijn naar Brussel via “The Economist” moest vernemen dat William F. Buckley vorige week op 27 februari overleden is in de Verenigde Staten. Buckley is 82 jaar oud geworden. Het heengaan van deze intellectuele voorman van het moderne libertarisch-conservatisme ging niet enkel onopgemerkt voorbij aan onze eigen mainstream-media (wat mij al lang niet meer de wenkbrauwen doet fronsen) maar ook aan alternatieve conservatieve media zoals “The Brussels Journal” van paleoconservatief Paul Beliën die volgens mij nochtans, zeker gezien de sterke overeenkomsten wat overtuiging betreft, een enorme fan van Buckley geweest moet zijn. En ook al heeft Buckley dan misschien maar weinig van doen met het islamfundamentalisme dat tegenwoordig de berichtgeving van TBJ domineert (tot grote ergernis trouwens van libertarische intellectuelen zoals Stephen Pollard van het CNE die TBJ op de website van “The Spectator” geregeld hard aanpakt), toch had een bericht over zijn overlijden op Beliëns blog zeker niet misstaan.

William F. Buckley was de eerste intellectueel binnen de conservatieve traditie die het zéér hoge “crackpot”-gehalte van Amerikaans rechts in de jaren 1950 (zoals de John Birch Society en Joseph McCartney die blinde jagers op fantoomcommunisten werden) wist te overstijgen met een coherente én moderne kijk op de samenleving, de politiek en de economie. In 1951 verscheen zijn eerste boek onder de titel “God and Man at Yale” waarin hij zich het liberale individualisme toe-eigende als steunpilaar voor zijn nieuwe conservatieve filosofie. Ook door de Keynesiaanse economie te bestrijden en het secularisme resoluut af te zweren kon het Buckleyaanse conservatisme zich van de oudere varianten onderscheiden. Vier jaar later, in 1955 dus, was hij de oprichter van het magazine “National Review” dat vandaag nog steeds bestaat en mettertijd uitgroeide tot één van Amerika’s meest prestigieuze tijdschriften en tot dé spreekbuis van de conservatieve intellectuele kaste in de VS. Ook zou Buckley vanaf 1966 gedurende 33 jaren onafgebroken de televisieshow “Firing Line” presenteren en becommentariëren, met niet enkel een Emmy in 1969 tot gevolg, maar vooral een ongezien forum voor zijn conservatieve boodschap.

In “The Economist” van deze week klinkt het als volgt:
Few intellectuals change the political weather. Even the most successful usually tilt into the prevailing wind and enjoy the sail. William F. Buckley, who died in his study last weak, was a weather-changer. When Mr Buckley decided to make his name as a conservative intellectual the phrase was an oxymoron. Dwight Eisenhower's GOP was as adamantly middle-of-the-road as it was middle-brow. Ike did not take it as an insult when people said of him that “his smile was his philosophy”.
William F. Buckley bracht het oude conservatisme in contact met het paleolibertarisme, het economische libertarisme en het sterke anti-communisme van na de Tweede Wereldoorlog, en stond later mee aan de wieg van het paleoconservatisme als reactie tegen het opkomende neoconservatisme in de Verenigde Staten, ook al werd hij tegen zijn levenseinde een groter pleitbezorger van een sterk interventionistisch beleid. Buckley wist het conservatisme ook te verrijken met enthousiaste denkers en doeners uit de linkse hoek van het politieke spectrum die de conservatieven de voorliefde voor de burgerlijke vrijheden wisten aan te praten. Buckley was een persoonlijke vriend van Barry Goldwater en Ronald Reagan, en gold als één van de drijvende krachten achter de intellectuele onderbouw van hun campagnes, met alle succes van dien. Ook al was hij zelf geen begenadigd politicus (hij nam één maal deel aan de burgemeesterverkiezing van New York maar kon toen geen vuist maken) of diplomaat (hij diende enkele jaren als Amerikaans ambassadeur bij de VN maar kon ook daar de verwachtingen niet inlossen), toch werd Buckley in conservatief Amerika een held die tot aan zijn dood het intellectuele debat mee vorm wist te geven.

Volgens “The Economist” zijn alle conservatieven Buckley’s kinderen:
Mr Buckley lived long enough to see the movement that he founded not just flourishing but ascendant. He saw two avowedly conservative presidents in the White House: Ronald Reagan, who was a close friend, and George H.W. Bush, who describes today's conservatives as “Bill's children”. He saw his fellow conservatives create a network of institutions from think-tanks to rival conservative magazines such as the Weekly Standard. The lone prophet became the father of a new establishment.
Los van de buitenlandse politieke beslissingen van George W. Bush kon William F. Buckley zich steeds minder herkennen in het beleid van de Bush-regering en riep hij uiteindelijk zelfs op om Bush tot presidentieel ontslag te dwingen. Buckley was trouwens ook sterk gekant tegen de Irakoorlog, maar dan wel niet zozeer op vlak van theoretische dan wel praktische bezwaren. Het Buckley-effect lijkt voorbij te zijn, zoals “The Economist” stelt, want de waarden en normen waarvoor Buckley zijn ganse leven gestreden heeft, zijn nog nooit zo afwezig geweest in het politieke debat binnen de GOP dan vandaag. Terwijl de conservatieven onder Ronald Reagan (jaren 1980) en Newt Gingrich (2de helft jaren 1990) de wind in de zeilen hadden, zowel politiek-maatschappelijk als intellectueel, weten ze vandaag, vervreemd van de neocons, geen weg meer met hun verzuchtingen.

Volgens “The Economist” lijdt Amerikaans rechts aan “intellectuele uitputting” en zijn de crackpots van weleer, die door Buckley binnen de conservatieve beweging de deur gewezen werden, stilaan terug in een positie gekomen om de koers van het conservatisme opnieuw te gaan bepalen, en dat zou zéér nefast zijn voor Amerika en de wereld. Ik kan mij dan ook volledig scharen achter de eindconclusie van “The Economist”: de libertarisch-conservatieve beweging heeft nooit meer nood gehad aan een nieuwe William F. Buckley dan vandaag.


Meer over Buckley's nalatenschap op www.nationalreview.com.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.


14 Comments:

At 3/3/08 18:29, Anonymous Anoniem said...

David Boaz van het Cato Institute reageerde het meest gepast op het overlijden van Bill Buckley: "RIP American Conservatism" ...

http://www.cato.org/pub_display.php?pub_id=9245

 
At 3/3/08 18:51, Anonymous Anoniem said...

Toont goed aan dat TBJ niet de voice of conservatism is.

 
At 3/3/08 20:22, Anonymous Anoniem said...

@ Nicolas Raemdonck

Dit artikel van Vincent De Roeck gaat wel over iets meer dan uit jouw cassante en totaal misplaatste blijkt. Vincent haalt TBJ enkel in zijn inleiding aan, inderdaad met een weinig verhulde kritiek op de alomtegenwoordige islam in hun artikels, maar meer toch ook weer niet. En om nu uit het niet-vermelden van de dood van WFB af te leiden dat TBJ "niet de voice of conservatism is" slaat al helemaal op niets. Wat denk jij over Buckley? Dat zou het thema van de commentaardiscussie moeten zijn, en niet jouw irrationele aversie voor een degelijke journalistiekwaardige weblog (die inderdaad, zoals Vincent al aanhaalde, natuurlijk ook zijn "flaws" heeft).

 
At 3/3/08 20:24, Anonymous Anoniem said...

Oeps, sorry, iets te snel opgeslagen. De eerste zin moet natuurlijk zijn: "Dit artikel van Vincent De Roeck gaat wel over iets meer dan uit jouw cassante en totaal misplaatste REACTIE blijkt."

 
At 3/3/08 20:45, Anonymous Anoniem said...

Is inderdaad maar weinig over gesproken in de omgeving van Paul Belien. Ook diens medestrijder Jan Lievens (AmCon.be) heeft niets over de dood van Buckley op zijn blogje staan.

 
At 3/3/08 21:46, Anonymous Anoniem said...

Thomas: geeuw... Als ik vind dat ik op een inleiding van een artikel van Vincent kort een bonding mag reageren, dan doe ik dat.

at jij mijn aversie voor TBJ aanziet als irrationeel, laat ik echt voor jouw rekening. TBJ is het project van Paul Beliën en is dus niet de ultieme voice of conservatism. Ik lees bijvoorbeeld zeer graag National Review of the Weekley Standard, The Spectator enzoverder. En er is echt een verschil van toonzetting en onderwerpen.

En de over de nalatenschap van Buckley. Ik vind het heengaan van deze man zeer jammer. Zeker omdat hij de peetvader van de revival was van het Amerikaanse conservatisme in de USA. Een conservatisme dat ik zeker niet (altijd) terug vindt in TBJ. Ik wilde er nog een artikel overschrijven maar Vincent heeft dat mooi gedaan.

En uiteraard bericht de nationale pers er niet over. De journalisten kennen die man niet eens, waarom dan nog verwachten dat ze over zijn dood berichten.

(maar als je natuurlijk enkel TBJ en het VB voorgeschoteld krijgt als exponenten van het conservatisme, dan zal je zeker niet over deze man berichten, wat uitermate jammer is, want de nalatenschap van deze man verdient dat niet in Europa.

 
At 3/3/08 23:31, Anonymous Anoniem said...

Proficiat, Vincent, niet alleen voor de inhoud van dit artikel, maar voor de idee zelf er van. Het is spijtig dat maar weinig Europeanen zelfs ooit van Bill Buckley zouden gehoord hebben, laat staan iets van zijn ideeen en boeken zouden kennen.

Samen met Milton Friedman (in de economische wetenschap) heeft Buckley de intellectuele grondvesten gebouwd (in een ruimere culturele zin) voor de moderne conservatie beweging, die geleid heeft tot de Thatcher en Reagan 'revoluties' van de 1980's, na een kwarteeuw van triomfalistisch postwar 'socialisme' in het Westen.

Er zijn twee relatief-kleine 'fouten' geslopen in je betoog:

1) Het is waar dat Buckley afrekende met sommige 'minder sympathieke' aspecten van Amerikaans "rechts" (en van "links" ook!) uit de 1950's, maar jouw gebruik van de term "fantoomcommunisten" is ongepast. Joseph McCarthy is al geruime tijd aan een soort 'rehabilitatie' toe (in de geschiedschrijving), niet zozeer zijn methodes, maar wel de inhoud van zijn beschuldigingen, waarvan een groot aandeel achteraf 'correct' bleken te zijn. Het ging niet om "fantomen"! Spijtig genoeg zal het nog wel wat langer duren vooraleer de dominante 'linkse Academie' in Europa daar ruchtbaarheid zal aan geven, want....past niet in hun gangbare ideologische wereldbeeld.

2) Voor Amerikaanse intellectuelen zou het wel eigenaardig overkomen van Buckley te zien beschreven worden als een "paleoconservatief". Dat etiket blijkt men in Belgie (en mischien elders in Europea ook) veel te vlug te plakken op al wat niet "neoconservatief" wordt geacht. In de US wordt die term "paleoconservatief" doorgaans enkel geplakt op mensen die obsessief 'nativistisch en raciaal' denken (gelijk Buchanan bijvoorbeeld), en in zekere mate ook op 'extreem ethisch-conservatieven'. Buckley beantwoordt NIET aan die criteria. Hij had zelfs een zekere reputatie als iemand die sterk van de 'fijnere' aspecten van het leven kon genieten en die levenslange vriendschappen onderhield met ideologische opposanten (gelijk John Kenneth Galbraith bijvoorbeeld). Hij had ook een consistente spirituele kant, en was een tolerante representatieveling voor het beste uit de 'klassieke' Rooms-katholieke traditie. Ook al was hij een grote voorstander voor individuele vrijheid en een opposant van velerlei vormen van overheidsingrijpen, hij had zeker weinig of geen 'sympathie' voor wat men vandaag in Belgie verkeerdelijk als ethische 'vrijheden' of verworvenheden zou omschrijven.

Tenslotte, als er 1 aspect van Buckley's leven over het hoofd werd gezien in je lofrede, dan is het zijn sympathieke en nonpartijdige karakter. Hij was niet enkel een 'intellectuele' tribuun op het politieke en culturele vlak, maar ook een romanschrijver, polyglote, enthoesiaste zeiler en skier, en jaarlijkse vacantieganger naar zijn huis in Zwitserland. De Zwitserse 'directe' democratie, van referenda op kantonaal vlak over van alles en nog wat, was een van zijn stokpaardjes.

Na zijn overlijden verschenen er mooie lofredes van de hand van Mona Charen en George Will in de Washington Post, en van Peggy Noonan in de Wall Street Journal.

Misschien dat het zelfs Marc Vanfraechem zou kunnen aanzetten van zich vertrouwd te maken met de poesie van de Engelse dichter Ernest Dawson (geboren in 1867) in zijn 'Vitae Summa Brevis'.


...
They are not long, the days of
wine and roses:
Out of a misty dream
Our path emerges for a while,
then closes
Within a dream.
...

 
At 4/3/08 01:05, Anonymous Anoniem said...

Ik vind dat Huybrechts betoog eigenlijk aantoont dat we niet in hokjes moeten denken. Paleo, Neo. Je kan moeilijk complexe persoonlijkheden als Buckley er mee typeren.

 
At 4/3/08 17:17, Anonymous Anoniem said...

Een kritische kijk op Buckley:
http://www.lewrockwell.com/gordon/gordon35.html

 
At 5/3/08 11:45, Anonymous Anoniem said...

Kritisch zijn is goed Simon, maar kritisch zijn om kritisch te zijn, is belachelijk. Als zelfs Reason Magazine (met voorsprong hét beste, grootste en meest kwaliteitsvolle libertarische magazine van de wereld) een lofrede over WFB publiceert en hem daarin het libertarisme toedicht, doet de mening van de bebaarde Llewellyn er in mijn ogen niets toe. Het enige wat die persoon tegenwoordig nog kan doen is iedereen afbreken, terwijl Lew Rockwell ook NIET het monopolie heeft op het libertarisme.

http://www.reason.com/news/show/125210.html

 
At 5/3/08 11:51, Blogger Luc Van Braekel said...

Ik vond dat artikel op Lew Rockwell zeer interessant. Als zij ergens tegen zijn omwille van standpunten van buitenlandse politiek, dan ben ik er meestal voor. Volgens Gordon was Buckley eerder een neocon (avant la lettre) dan een paleocon, want paleocons zijn isolationistisch.

 
At 5/3/08 14:59, Anonymous Anoniem said...

@mick: het artikel is van David Gordon, niet van Lew Rockwell.

Ik denk dat de meeste van de "Old Right" wel fan waren van de jonge Buckley als praktisch enige rechtse intellectueel in een zee van links. Wel zijn ze teleurgesteld door zijn (en die van NR) beweging naar links in de jaren 70tig.

 
At 9/3/08 15:08, Anonymous Anoniem said...

Op 28 februari heb ik op Iskander het artikel van Judis over Buckley geplaatst. Indien ik niet op congres was deze week, had ik er zelf ook over geblogd. Maar de eer aan Vincent die op zijn minst de moeite heeft gedaan het belang van Buckley onder de aandacht te brengen.

 
At 10/3/08 22:34, Blogger Marc Vanfraechem said...

@ Marc Huybrechts:
Ernest Dawson heb ik inderdaad nog niet gelezen, beste, ik kende de naam niet eens ...maar als die dichter de regel "days of wine and roses" heeft geschreven, dan heeft hij inderdaad iets toegevoegd aan de Engelse taal.
Wijn en rozen zijn verbonden geraakt, bijna zoals melk en honing. Of skittles and beer ;-)
Ik had me nooit afgevraagd waar die zin vandaan kwam, hij wás er gewoon ...en zo hoort voor een dichter. Ook vele dingen van, neem Kipling of Housman (over Shakespeare zwijgen we natuurlijk), zijn niet meer van hen.
Ik zal eens een bundeltje bestellen.

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>